• No results found

Een netwerk dat werkt!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een netwerk dat werkt!"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

Een netwerk dat werkt!

Terugblik netwerkdag PSH GOR 9 november

‘Een netwerk dat werkt!’. Dit thema van de tweede Netwerkdag PSH GOR 9 november 2017 is meteen ook een goede samenvatting van de dag. De grote opkomst bevestigt de kracht en diversiteit van het PSH GOR netwerk. Zo’n 70 mensen uit heel het land die een rol vervullen in de psychosociale hulpverlening (PSH) of gezondheidsonderzoek na rampen (GOR), komen samen bij het RIVM om te praten met- en leren over samenwerkingspartners. De organisatie van de netwerkdag was in handen van RIVM, GGD GHOR Nederland en Impact/Arq.

Dagvoorzitter Sander Banus, (tot voor kort) afdelingshoofd Milieu, Nazorg en Security bij RIVM, heet iedereen welkom en trapt af met een ludiek opwarmertje: een

samenwerkingsopdracht met bamboestokken. Het is de bedoeling per groep een cirkel van aan elkaar geknoopte bamboestokken op de middelvinger te leggen en deze zo snel

mogelijk, zonder te praten en zonder het contact met het netwerk te verliezen, naar de grond te brengen. Hoe groter het netwerk, hoe ingewikkelder dat blijkt te zijn. Hier maakte de cartoonist, die de dag vastlegt in komische tekeningen, gretig gebruik van zoals te zien in de tekening op de voorpagina.

Deze opdracht vormt het bruggetje naar het thema van de dag: goede samenwerking in moeilijke

situaties is cruciaal. Sander geeft aan dat een dag als deze bijdraagt aan het bouwen van goede samenwerking in netwerken. Dat gaat toch altijd het beste door face-to-face contact.

René Stumpel, Directeur Publieke Gezondheid Gooi en Vechtstreek, geeft als voorzitter Programmacollege PSH aan hoe zeer hij het PSH en GOR veld de afgelopen jaren heeft zien ontwikkelen en de PSH, GOR en MMK pijlers naar elkaar toe ziet groeien. René toont een overzicht van alle ketenpartners die om de GGD heen liggen. Hij laat zien hoe de verschillende partijen op het terrein van Publieke gezondheid en veiligheid (VWS),

Bevolkingszorg (J&V) en Slachtofferzorg (J&V) overlappen en elkaar aanvullen. “In tijden van narigheid is het de uitdaging voor alle partijen de best mogelijke zorg en ondersteuning neer te zetten. Dat is wat ons allen verenigt” sluit René af.

(3)

3 Marleen Kraaij, arts Maatschappij

en Gezondheid bij cGM/RIVM, daagt deelnemers uit aan de hand van twee scenario’s hun eigen netwerk inzichtelijk te maken gedurende de dag. Eén scenario gaat over een groot aantal zieken tijdens het LowLands festival. “Wat betekent het voor jouw rol en die van je samenwerkingspartners als één van deze scenario’s

werkelijkheid wordt?” vraagt Marleen de deelnemers.

De rest van de ochtend is ingeruimd voor de interactieve presentatie van

samenwerkingsexpert Dr. Wilfrid Opheij. Hij vertelt over de

noodzaak van het optimaal

benutten en versterken van het eigen netwerk voor goede samenwerking. Met veel

voorbeelden en acteerwerk neemt hij de deelnemers mee in de condities voor succesvolle samenwerking. “In dit veld is samenwerking in het kwadraat nodig. Dit is lastig wanneer elke organisatie de neiging heeft door een rietje naar de wereld te kijken. Stel jezelf de vraag, hoe werkt de samenwerking tijdens een ramp? Wie heb je nodig om de gelegenheidspuzzel te leggen? Die samenwerking vraagt altijd onderhoud.”. Wilfrid vertelt dat er vijf cruciale aspecten zitten aan een goede samenwerking: gedeelde ambitie, oprechte interesse in elkaars belangen en ontdekken hoe die te verbinden, een constructieve relatie met wederzijds vertrouwen, een professionele organisatie en een betekenis gevend proces.

Deelnemers krijgen ieder een netwerk ‘placemat’ waarop ze in groepen, aan de hand van de scenario’s, kunnen uitdenken wie samenwerkingspartners zijn en wat men bij die partners kan halen maar ook wat men kan brengen in de samenwerking.

De lunch geeft direct gelegenheid het netwerk op de placemat aan te vullen en daarmee niet alleen op papier maar ook in werkelijkheid het eigen netwerk uit te breiden. Er wordt druk gediscussieerd over de scenario’s. Na de uitgebreide lunch volgen twee workshopsrondes, waarin diverse partners aan de hand van verschillende casussen allerlei vormen van samenwerking belichten.

Workshops:

1. Zorg voor slachtoffers: Netwerkpartners en hun wettelijke kaders en taken 2. Last van Hinder

3. Wat heeft ú aan het LOCC? Leer het LOCC kennen 4. Komt een Q-koorts patiënt bij de dokter

5. Lessons learned van samenwerking tijdens crises 6. Zorg voor de ander begint bij zorg voor jezelf!

De dag eindigt met een borrel, waarbij onder leiding van Sander nog enkele impressies van de dag gedeeld worden, en er natuurlijk volop verder genetwerkt kan worden. De ironische tekeningen van de cartoonist geven een mooie samenvatting van de dag en zijn aanleiding ook elkaar te bevragen over de workshops.

Hieronder kunt u meer lezen over de inhoud van de workshops, met een link naar de betreffende presentatie.

(4)

4

1. Zorg voor slachtoffers: Netwerkpartners en hun wettelijke kaders en taken

Workshopleider: Rob Sardemann

Verslag: Linda van den Berg en Diane Houweling

ppt presentatie van deze workshop downloaden

Bij de zorg voor slachtoffers na een ramp of crisis zijn partners vanuit verschillende kaders en taken betrokken. Deze workshop heeft tot doel overzicht te geven van de wettelijke kaders van waaruit bevolkingszorg, slachtofferhulp en de GGD werken:

1. Bevolkingszorg (BZ) gaat over rampenbestrijding en crisisbeheersing, nl.

crisiscommunicatie, acute bevolkingszorg, herstelzorg. Dit is vastgelegd in de Wet Veiligheidsregio’s en het onderliggende Besluit Veiligheidsregio’s.

2. Slachtofferzorg (SZ) gaat in op de slachtofferrechten zoals ondersteuning, informatievoorziening en schadevergoeding na een (grootschalig) misdrijf – vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering en in aanwijzingen van het OM.

3. Psychosociale nazorg vanuit de publieke gezondheidszorg (PG) zijn alle

gezondheidsbeschermende en -bevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen, incl. PSH. Dit is geregeld vanuit de Wet Publieke Gezondheid en belegd bij GGD’en.

Betrokken partijen zijn ieder vanuit de eigen wettelijke kaders en taken bezig met de zorg van slachtoffers. Dit biedt kansen om elkaar te versterken in de uitvoering van deze taken.

De inzet van familierechercheur, casemanager en zaakcoördinator in het kader van

slachtofferzorg, kan immers tevens een belangrijk onderdeel zijn van het proces PSH van de GGD en het proces Nafase van de gemeente. Het is de kunst elkaar te vinden in de taken die een toevoeging zijn op- en een versterking van de PSH.

Rob vertelt dat de EU richtlijn minimumnormen (2012) een éénloketfunctie aanbeveelt die tegemoet komt aan de diverse behoeften van slachtoffers die bij een strafprocedure

betrokken zijn. Een voorbeeld is het Informatie Verwijs Centrum (IVC), opgezet na de MH17 ramp. De EU richtlijn voor terrorismegevolgbestrijding (2017) haakt hierop aan met het advies voor één centrale website om zo te voldoen aan de informatievoorzieningstaak. Rob geeft aan dat de koude fase benut kan worden om afstemming te vinden met alle betrokken partijen over de behoefte en het gebruik van een éénloketfunctie.

Beide richtlijnen benadrukken dat er grensoverschrijdend samengewerkt moet worden, zowel bij individuele misdrijven als bij terroristische aanslagen. Slachtoffers moeten psychosociale en juridische ondersteuning krijgen bij terugkeer in het land van verblijf na een misdrijf in een ander EU land.

Crisisbeheersing lijkt inmiddels belangrijker te zijn dan de rampenbestrijding in de

bevolkingszorg en publieke gezondheidszorg. Rob vraagt om reacties op de stelling: ‘“Het wordt steeds moeilijker MMK, GOR, PSH en IZB van elkaar te onderscheiden.” Gaan we naar ‘public health’ adviseurs crisisbeheersing?’ (DuPont, Q-koorts, zedenzaken, etc.). De meningen zijn verdeeld. Een reactie hierop: ‘Het is onmogelijk al deze expertises onder één functie te scharen. Verschillende problematiek vraagt om verschillende specialisten’.

De workshop eindigt met de conclusie dat het wellicht goed is meer multidisciplinair te oefenen met ingrijpende gebeurtenissen waarin een taak is weggelegd voor zowel

slachtofferzorg als de publieke gezondheidszorg en de bevolkingszorg. Het is van belang elkaars (wettelijke) taken goed te kennen in de voorbereiding op een ramp of crises.

(5)

5

2. Last van Hinder

Workshopleiders: Irene van Kamp en Marleen Kraaij Verslag: Jorien Holsappel

ppt presentatie van deze workshop downloaden

In de workshop ‘Last van hinder’ gaan we op zoek naar de verbindingen tussen psychosociale hulpverlening, gezondheidsonderzoek en medische milieukunde. In de

presentatie van Irene van Kamp staat de vraag centraal welke factoren een rol spelen bij het ontstaan en de instandhouding van bezorgdheid of symptomen na (feitelijk of vermeende) blootstelling aan bijvoorbeeld een ingrijpende gebeurtenis, geluid, elektromagnetische velden of een bepaalde stof.

Lichamelijke klachten die mensen aan deze blootstelling toeschrijven, zijn lang niet altijd daadwerkelijk daaruit te verklaren. Desalniettemin kunnen deze klachten langdurig aanhouden en grote impact hebben op de levens van de mensen die het betreft. Het blijft vooralsnog zoeken naar goede manieren om hen te helpen. Ook hulpverleners bij de GGD kunnen daar hun steentje aan bijdragen.

Aan de hand van inzichten uit het

gezondheidsonderzoek na de vuurwerkramp in Enschede, onderzoek naar het gezondheidseffect van de uitbreiding van Schiphol en onderzoek naar gevoeligheid voor elektromagnetische velden, laat Irene zien dat er steeds meer aandacht is voor de verwevenheid van

lichamelijke en psychische symptomen. Tegelijk is de kennis daarover en over perceptie en beleving van risico’s nog beperkt en verbrokkeld over verschillende domeinen. Bij Schiphol bijvoorbeeld, gaat het voor een deel over herrie, maar vooral ook over grip, handelingsperspectief en een gevoel van onrecht. Interventies op het managen van verwachtingen zijn dan ook effectiever dan interventies uitsluitend gericht op het reduceren van het geluid zelf. Ondanks berichten over afname van de hinder, zijn wantrouwen, onrust en verontwaardiging nog steeds groot.

Dergelijke problemen vragen om een multidisciplinaire benadering waarbij kennis over blootstelling, perceptie en zorgvuldige monitoring samenkomen en waarbij door die

verschillende brillen naar oplossingen gekeken wordt. Dat zien we ook in de scenario’s die in de ochtend zijn uitgereikt en waarover de workshopgevers met de 15 deelnemers verder in gesprek gaan. Bij het Lowlands-scenario is het niet alleen van belang de bron te achterhalen om effecten van besmetting in te schatten, maar ook om na te gaan of het nodig is (of juist onrust veroorzaakt) onderzoek te doen onder de festivalgangers; en om bijv. via sociale media te volgen hoe mensen reageren en of er sprake is van angst en onrust.

Naar aanleiding van scenario 2 gaan de deelnemers vooral in op de vraag of onderzoek iets zou opleveren. Er worden voorbeelden genoemd (Haaksbergen, Zaandam) waarbij

onderzoek informatie gaf over behoeften van betrokkenen en over mogelijk kwetsbare groepen. In de discussie worden de verschillende aspecten uit de casussen ook verbonden met betekenisgeving: Hoe mensen uiteindelijk een risico inschatten hangt vaak samen met betekenissen die zij toekennen (positief of negatief). Voor mensen met SOLK is een verklaring vaak belangrijker dan genezing, sluit Irene af.

(6)

6

3. Wat heeft ú aan het LOCC? Leer het LOCC kennen

Workshopleider: Kiki Capello Verslag: Sjef Timmermans

ppt presentatie van deze workshop downloaden

Kiki Capello is senior beleidsmedewerker en kolomvertegenwoordiger GGD GHOR bij het LOCC/landelijk operationeel coördinatie centrum. Deelnemers krijgen van Kiki Capello een

‘mini college’ in de ins en outs van het LOCC. Wat is het? Wat doet het? En hoe kan het LOCC ondersteunend zijn aan de regio’s?

De eerste slide onderstreept direct het veelzijdige takenpakket van het LOCC. Wat opvalt is dat op het LOCC niet alleen een beroep gedaan kan worden ten tijde van opschaling en crisis maar evenzeer ten behoeve van de coördinatie bij crisisopvang van vluchtelingen of de coördinatie van nabestaandenbijeenkomsten, bijvoorbeeld in het kader van de MH17

vliegramp. Ook heeft het LOCC bemoeienis met het opstellen, delen en beschikbaar stellen van procedures en handreikingen zoals de operationele handreiking Terrorisme

Gevolgbestrijding of procedures omtrent Ebola of vogelgriep. Kiki legt uit dat het LOCC als het ware gezien kan worden als een 26ste regio maar dan voor bovenregionale coördinatie bij bijstandsaanvragen en het samenstellen van een multidisciplinair operationeel beeld. Het wettelijk kader wordt gevormd door de wet Veiligheidsregio’s, artikel 51, waarin is vastgelegd dat het LOCC in het leven is geroepen ten behoeve van ‘inzetten van bijstand en

capaciteitsmanagement’.

Het LOCC is (momenteel nog steeds) onderdeel van het NCTV, de Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding en is als zodanig onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De structuur zal binnen afzienbare tijd wijzigen, maar ze zal onderdeel blijven vormen van het ministerie van J&V. Daarmee blijft ze ondersteunend aan alle GGD en GHOR regio’s.

Op de vraag of het LOCC zicht heeft op de medische behandelcapaciteit en

gewondenspreiding ten tijde van rampen is niet een eenduidig antwoord mogelijk. Daarvoor is de kwaliteit van de gegevens tussen de regio’s niet zonder meer vergelijkbaar en is het nog best een exercitie om daar uniformiteit in te krijgen. Daarbij is het ook zo dat de MBC van ziekenhuizen behoorlijk kan verschillen per etmaal en is men vaak afhankelijk van ad hoc beschikbare informatie.

(7)

7

4. Komt een Q-koorts patiënt bij de dokter

Workshopleiders: Annemieke de Groot en Clementine Wijkmans Verslag: Sjef Timmermans

ppt presentatie van deze workshop downloaden

Annemieke de Groot, directeur Q-support, geeft in haar introductie aan Q-koorts te gebruiken als voorbeeld voor een discussie die verder gaat dan deze casus. Na een paar feiten over o.a. het aantal personen dat besmet is geraakt sinds de Q-koorts uitbraak in 2007 (50.000 tot 100.000) en het aantal personen dat daadwerkelijk klachten heeft ontwikkeld (4200 personen bekend bij de GGD‘en) stelt ze de vraag hoe de samenwerking tussen de verschillende ondersteunende diensten verbeterd kan worden.

Clementine Wijkmans, arts M&G, vertelt over de 14 onderzoeken die zijn uitgevoerd naar aanleiding van de Q-koorts-uitbraak en hoe bij deze trajecten nadrukkelijk de input van de patiëntengroep zelf is meegenomen. Ze vertelt dat er op de ‘PSH-kant’ weinig belangstelling was, zowel vanuit onderzoekers als vanuit de patiënten. Patiënten hadden vooral behoefte aan antwoorden op vragen als: ‘Waar komt het vandaan?’ en ‘Waarom word ik er zo ziek van?’ Vanuit de gedachte dat men snel weer zou herstellen was er weinig interesse in onderzoek naar perspectieven op de arbeidsmarkt of naar het netwerk rondom het ziektebeeld en zoönose in het algemeen.

In totaal zijn inmiddels 71 mensen overleden aan de gevolgen van deze ziekte. Van de mensen die besmet raken, herstelt 75%

spontaan. 1 tot 2% ontwikkelt chronische Q- koorts, niet overdraagbaar van mens op mens. Daarnaast ontwikkelt een substantieel deel (tussen de 1200 en 2400 mensen in NL) QVS, het Q-koorts Vermoeidheidssyndroom.

Er is voorgesteld om een landelijk steunpunt zoönose in te richten. Helaas voelt de minister daar niets voor. Dit wordt zeer betreurd - temeer omdat getroffenen vaak met vragen zitten die niet of nauwelijks door de reguliere kanalen opgepakt kunnen worden door het gebrek aan ervaring. Clementine vult aan dat het ‘reguliere circuit’ weinig bekend is met zoönose.

In kleinere groepen discussiëren de deelnemers over de PSH in relatie tot een grote

zoönose uitbraak. Uitgangspunt is daarbij de doelstelling van PSH zoals die in de Brabantse GGD’en wordt gehanteerd: “Het bevorderen van het herstel van de getroffenen en de

omgeving bij een ramp, crisis of ingrijpende gebeurtenis door psychosociale ondersteuning, waarbij hulpverlening wordt verricht vanuit een steunend en/of klinisch perspectief”.

Genoemd wordt dat de regionale structuren met name zijn ingericht op een acute situatie, wat de vraag oproept of de huidige structuren wel toereikend zijn voor dit type

aanhoudende/sluimerende incidenten (vergelijkbaar met milieuproblematiek of de gevolgen van de gaswinning in Groningen). Ook dergelijke langdurige trajecten of klachten die pas jaren nadien naar boven komen, zouden PSH-structuren goed moeten kunnen ondervangen.

(8)

8

5. Lessons learned van samenwerking tijdens crises

Workshopleider: Wera van Hoof

Panel: Vanessa Wenners en Annemiek Brugman Verslag: Diane Houweling en Theo Kerckhoffs ppt presentatie van deze workshop downloaden

Twee heel verschillende casussen worden besproken waaruit inzichten voortkomen over de samenwerking, de geleerde lessen en het evaluatieproces. Vanessa Wenners van GGD Hollands Noorden bespreekt een zedenzaak en Annemiek Brugman, GGD Brabant- Zuidoost, vertelt over het busongeluk in Noord Frankrijk waarbij scholieren uit Geldrop betrokken waren.

De zedenzaak trok veel media aandacht. De GGD werd ingezet vanwege maatschappelijke onrust die dit met zich mee bracht. In de

samenwerking bleek afstemming tussen alle partijen een uitdaging vanwege de vele crisisteams.

Vanessa geeft verschillende lessen mee. Bijvoorbeeld dat het belangrijk is alle betrokkenen in beeld te hebben en contact met hen te houden, zelfs als er geen noemenswaardige ontwikkelingen zijn. Dit brengt het belang van goed monitoren naar voren. Deelnemers discussiëren over welke partij deze taak op zich dient te nemen. Is dat maatschappelijk werk, de jeugdarts,

slachtofferhulp of een case manager? Er wordt geconcludeerd dat dit per situatie en regio kan verschillen.

Annemiek vertelt dat het busongeluk maatschappelijke onrust met zich mee bracht vanwege de snelle (deels onjuiste) berichtgeving in de media. Behalve de buschauffeur raakten er vier docenten ernstig gewond en het merendeel van de leerlingen liep letsel op. De fysieke afstand van het samengestelde calamiteitenteam tot het ongeval en de opvanglocatie aldaar maakte het tot een uitdaging een accuraat beeld van de situatie te krijgen. Uit de evaluatie kwam o.a. naar voren dat men graag een persvoorlichter ter plaatse had gehad om

slachtoffers van de pers af te schermen. Wat betreft de samenwerking bleek er, ondanks de initiële verwarring tussen partijen over de taakverdeling, sprake van gedeelde regie in een situatie dat het karakter had van een GRIP-opschaling.

De les achteraf is om regelmatig tijdens het PSH-proces proactief te overleggen met de ambtenaar rampenbestrijding over de mogelijke scenario’s en evt. opschaling binnen een niet-GRIP situatie en daar waar mogelijk aan te sturen op het inzetten van een gemeentelijk sociaal calamiteitenteam. De PSH-coördinator richt zich voornamelijk op het inschatten van zorgbehoeften en het vormgeven van de nazorgfase.

(9)

9 Er ontstaat een discussie over hoe outreachend de GGD dient te zijn in de PSH taak.

Andere lessen die benoemd worden gaan over oog hebben voor het welzijn van jezelf en van collega’s tijdens een incident of calamiteit (Wie is verantwoordelijk de vraag te stellen:

‘Hoe gaat het met je?’), over het helder krijgen van de rollen en taken van alle samenwerkingspartijen in de ‘koude fase’ en over evaluatie na een casus.

Iedereen is het er over eens dat een tijdige evaluatie gewenst is, zowel intern als extern. Dit kan helpen bij het verbeteren van de PSH. Lessons learned uit andere regio’s dragen hier aan bij. Een streven is daarom ervoor te zorgen dat deze kennis wordt verspreid waardoor iedereen er van kan leren.

(10)

10

6. Zorg voor de ander begint bij zorg voor jezelf!

Workshopleider: Natascha Ritfeld Verslag: Jannie van der Helm

ppt presentatie van deze workshop downloaden

Inzet bij een incident of crisis kan een behoorlijke belasting met zich meebrengen voor jezelf of voor medewerkers die je aanstuurt. Weet je eigenlijk wat je zelf nodig hebt op zo’n

moment? Herken je dat het makkelijker is te benoemen waar je energielek zit dan waar je energie van krijgt? Zorg voor de ander begint bij zorg voor jezelf.

Een goede samenwerking begint ook bij nadenken over wat je zelf nodig hebt. Deze

workshop gaf inzicht in de eigen energievreters en energiegevers. En stond stil bij wat en wie kan helpen in moeilijke tijden. Met als doel deze kennis in te brengen in de zorg voor- en samenwerking met anderen.

Natascha geeft uitleg over drie typen stress: dagelijkse stress, stapelstress en traumatische stress. Tijdens deze workshop gaan we dieper in op stapelstress, ook wel cumulatieve stress genoemd. Bij stapelstress komt de stressdrempel aan het einde van de dag niet meer uit op

‘nul’. Dit gaat vaak vrij sluipend en kan uiteindelijk leiden tot een burn-out. Het gegeven is dat je wat er op je afkomt (verhuizing, reorganisatie op werk, etc.) zelf moet dragen, maar dat je met zelfzorg invloed kunt uitoefenen op hoeverre de stress zich opstapelt.

De deelnemers gaan zelf aan de slag met de vraag in hoeverre ze stapelstress herkennen en hoe de balans er op dit moment voor staat. Zij maken de balans op die enerzijds draagkracht weergeeft

(geestelijke sterkte in werk en privé,

lichamelijke sterkte, sociale steun en coping vaardigheden), en aan de andere kant de draaglast (eisen/verplichtingen,

levensgebeurtenissen, problemen/uitdagingen).

Vervolgens brengen ze in kaart waar ze zelf last van krijgen als de weegschaal uit balans is. Op vier niveaus kun je last krijgen als jouw weegschaal uit balans is, namelijk:

lichamelijk, mentaal (gedachten), emotioneel (gevoelens) en gedrag.

Waaraan merk je zelf of merkt de ander dat jouw weegschaal uit balans is of dreigt te raken? Wat en wie heb je dan nodig? Door tijdig te herkennen dat de balans uit

evenwicht is, kun je door voor jezelf te zorgen tijdig ingrijpen om de balans te

herstellen, bijvoorbeeld door actief te ontspannen (wandelen, lezen, telefoon uit, etc.).

De uitwisseling met elkaar geeft de deelnemers een hernieuwd zelfinzicht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Routering van spraak in IP omgeving: noodzaak tot een efficiënt onderscheid tussen VoIP verkeer bestemd voor aansluitingen op:. •

Met dit wetsvoorstel wordt daarnaast een grondslag gecreëerd voor de in artikel 2.2, eerste lid, genoemde instanties om bij signalen van fraude in de zorg (bijzondere categorieën

Het contact met gemeenten is er vóór het moment dat een locatie in gebruik wordt genomen. Het COA opent pas een locatie, nadat het gemeentebestuur hier mee heeft ingestemd en

Dit komt omdat gemeenten op basis van de Wmo zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen (zie art. Door middel van de bevoegdhe- den van

zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzeker- ingswet,

In paragraaf 2 wordt een toetsingskader opgesteld waaraan wetten kunnen worden getoetst om te zien of ze van toepassing zijn op Flyhome.. Op basis hiervan komen we tot een

Daarbij zou ook gekeken moeten worden naar verschillende doelgroepen: welke methoden zijn effectief om het sociale netwerk van ouders in het algemeen te versterken, wat is

Bij die vormen van participatie waarbij de reacties worden benut voor de besluitvorming in college en/of raad worden zowel alle reacties van de deelnemers als het antwoord van