• No results found

(INGEZONDEN.) do Gebroeders VAN CLEEF, 1875

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "(INGEZONDEN.) do Gebroeders VAN CLEEF, 1875"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

178

Wij moeien ons vooralsnog van een oordeel over den beschreven chrono- graaf onthouden , omdat de bron waaruit we geput hebben , ons alle mede- deelingen omtrent de uitkomsten van daarmede genomen proeven onthoudt.

Alleen mei ken wij op, dat de toestel, wat eenvoudigheid van samenstelling betreft, achterstaat o. a. bij den chronograaf van LE BOULENGÉ en den chronoscoop van NAVEZ—LEURS, en dat dit nadeel alleen vergoed kan worden door meer nauwkeurigheid in de uitkomsten.

C. L. VAN PESCH.

NAAR AA11WX8 VA^ m 0PE\ BRIEF.

(INGEZONDEN.)

Open brief aan den belangstellenden toeschou K o n i n k l i j k e M i l i t a i r e Academie". (Milil. Spec venhage, do Gebroeders VAN C L E E F , 1875

n u u w , schrijver v a n »De

?pecj. Aflev. Ï.Ï878.J 's Gra-

Ofschoon het een maatschappelijk gebruik is, dat men brieven met bepaalde aanwijzing van adres, niet onbeantwoord laat, zoo hebben wij in dit geval toch lang geaarzeld alvorens te beslissen, wat wij met het geschrift, onder den hierboven vermelden titel bedoeld, behoorden te doen. Die aarzeling zal zich wellicht laten verklaren, wanneer men bedenkt, dat het evenzeer ge- bruikelijk is, om in toon en in vorm van het antwoord niet te zeer af te wijken van het stuk, waarop dat antwoord betrekking heeft, maar bovenal dat die toon en die vorrn in overeenstemming dienen te wezen, met de waar- digheid van het onderwerp dat men behandelt. Elet is moeilijk, den hier besproken brief zoodanig te beantwoorden, dat aan beide eischen gelijktijdig wordt voldaan. Zoo men de eene voorwaarde wil vervullen, dan sluit men de andere nagenoeg uit.

Wij hebben onze aarzeling echter overwonnen, en de overweging van het hooge belang dat het Vaderland en het leger beiden hebben, bij een goede regeling van het onderwijs der Koninklijke Militaire Academie, heeft ons doen besluiten nogmaals met een kort woord die aangelegenheid ter sprake te brengen. Indien die bespreking niet in alle opzichten als een wederlegging van den »0pen brief" kan worden aangemerkt, dan hebbe men dit toe te schrijven aan de omstandigheid, dat wij ons ongaarne bewegen op het terrein der invectieven; — wij meenen, in tegenstelling, naar het schijnt, met den Schrijver van den »0pen briet", dat, ook in openbare geschriften, goede manieren de voorkeur verdienen boven minder beschaafde vormen.

Wanneer men ons opstel »De Koninklijke Militaire Academie" leest, dan gelooven wij te mogen aannemen, dat men tot de ervaring zal komen, dat hetgeen wij daarin hebben meegedeeld, over het algemeen omkleed is met

(2)

lessen der ondervinding of getoetst aan de regels der wetenschap, — en dat daar, waar wij twijfel hebben geopperd, de motieven tevens zijn opgegeven, waarop die twijfel zich grondde. Indien de Schrijver van den »0pen brief"

zoodanige behandeling van zaken, berekening op effect noemt, dun willen wij hem wel zeggen, dat het steeds ons streven zal blijven, om te trachten door goede redenen instemming met onze denkbeelden te verkrijgen. Zoo hij soms mocht rneenen, dat het stelsel der ongemotiveerde uitspraken en dat der groote woorden, beter past aan de behandeling van een zoo ernstig on- derwerp, dan kunnen wij hem voorspellen, dat het zijn uitwerking zal zien verminderen, naarmate beschaving en ontwikkeling zich uitbreiden, en dan moeten wij er tevens bijvoegen, dat bij zich dan een anderen kring van lezers heeft voorgesteld, dan dien waarop wij hebben gerekend.

In verband daarmede zal hij dan ook begrijpen, dat het niet in onze be- doeling kan liggen, te twisten over de stelling, of, over de regeling van hot onderwijs der Koninklijke Militaire Academie, niet de overgroote meerderheid der officieren, die met de tegenwoordige inlichting geen vrede heeft, dient gehoord te worden. Het denkbeeld is zeker nieuw, om de beslissing van vraagstukken van groot Staatsbelang, afhankelijk te stellen van het gevoelen der groote menigte. Of dat uu wellicht de toepassing is van een dogma, ontleend aan de nieuw ontdekte «Staathuishoudkunde van Nederland", durven wij niet beslissen, maar wel weten w i j , dat het tot nog toe als een plicht der Regeering werd beschouwd, om, bij de regeling van groole belangen, fle openbare meening te leiden in plaats van haar te volgen, — dat het als een algemeene regel van goed staatsbeleid werd aangezien, niet orn toe te geven aan een volks waan van den dag, maar wel om steun en voorlichting te zoeken bij zaakkundige en onbevooroordeelde personen. Uit hetgeen na de verschijning van ons opstel, door openbare geschriften is kenbaar geworden, zou aanleiding gevonden kunnen worden tot het vermoeden, dat de samen- stellers van het hier bedoeld wetsontwerp in dat opzicht niet den weg der bedachtzaamheid hebben gevolgd.

Hoewel wij ons hebben voorgenomen , zoomin mogelijk te antwoorden op beschuldigingen , die in weinig betamelijken vorm door den Schrijver tot ons Worden gericht, zoo meeneu wij ten dien aanzien een uitzondering te moeten maken, op een door den Schrijver geïncrimineerden volzin, waarin hij den toeleg bespeurt, om verdienstelijke en achtingswaardige personen in klein- achting te brengen. Wij wijzen die beschuldiging met verontwaardiging af.

Het gevoel van (ierheid is bij ons hoog genoeg ontwikkeld, orn daar waar

WÜ ons in het strijdperk begeven , geen anderen dan een edelen strijd met ridderlijke wapenen te aanvaarden, en wanneer het in onze bedoeling hadde gelegen , om bepaalde personen in het licht der waarheid te doen kennen, dan zou het stelsel van verdachtmaking daartoe zeker niet door ons zijn gebezigd.

(3)

t HO

Er behoort dan ook heel wat gooden wil en moei toe, om zulk een weinig vleiende beschuldiging te kunnen disiilleeren uit een paar regels, die in geen enkel opzicht het kenmerk van kwaden toeleg bezitten. Wanneer de Schrijver kracht meent te kunnen putten uit zoodanig stelsel van handelen , dan pleit zulks niet voor den rijkdom zijner argumenten — en dan m.ig dat voorwaar genoemd worden «streven naar effect", niet dooi' hot stelsel van deugdelijke redenen , maar door dat der pathetische ontboezemingen.

Thans tot het eigenlijke onderwerp overgaande , stellen wij voorop , dat do heide redenen , die Je memorie van toelichting aanvoert, om het aanhangige ontwerp aan te bevelen, zich niet van elkan Ier laten scheiden. Indien, /ooals de Schrijver van den «Open brief" aanneemt, de grief tegen de bestaande regeling, onder '2 der memorie van toelichting aldus vermeld :

Onvoldoende kennis der cadetten, om daarop met vrucht te kunnen voortbouwen, waardoor aan de Academie niet genoeg ruimte van tijd beschikbaar blijft voor hel onderwijs der voor den officier onmisbare krijgskundige vakken ,

zou k u n n e n wegvallen, als meer in schijn dan in werkelijkheid bestaande, dan zouden wij gerechtigd zijn tot de vraag: Is het een bewijs van nauwge- zette behartiging van zulk een uitnemend groot belang, wanneer bladzij len eener memorie van toelichting worden gevuld met beschouwingen, gegrold op een stelling die den toets van het onderzoek niet kan doorstaan ? Het antwoord op die vraag kan niet wel anders dan ontkennend gegeven worden, maar dan ligt daarin tevens opgesloten , d a t , bij het wegvallen der '2de grief, de ont- werpwet met zoo groote luchthartigheid zou zijn samengesteld, dat zij daarom alleen reeds geen aanspraak op vertrouwen zou kunnen verdienen.

Wij achten het van groot belang, dat duidelijk uitko.ne , in hoeverre de samenstellers der wet het met den Schrijver in dat opzicht eens z i j n , en zulks, omdat hij, bij verschillende gelegenheden , met zooveel zelfvertrouwen mededeeling doet van de bedoelingen dei' Regeering en van de wijzigingen , die haar denkbeelden zouden kunnen ondergaan , Jat daardoor onwillekeurig het vermoeden wordt gewekt, dat hij zich bevindt op het standpunt v'an man- dataris der samenstellers van het wetsontwerp. Zoo hij inderdaad reoht heeft dat standpunt in te nemen, dan laten wij hel aan an leren over, te beslissen in hoever daardoor de innerlijke waarde van het wetsontwerp zou worden verhoogd.

Maar ook al aannemende, dat in het gebrek aan een voldoend aantal cadetten, het zwaartepunt ligt voor de waardeering van het ingediende ontwerp van wet, dan zou op meer overtuigende gronden, dan door de mer.iorie van toelichting en den Schrijver van den »Opcn brief" is geschied, moetea worden aangetoond , dat de wijziging in den voorgestelden geest of liever de terug- keer tot vroegeie toestanden, het verlangde resultaat werkelijk zal opleveren.

En juist dit n u , meenen wij op de in ous opstel neergelegde gronden sterk

(4)

Ie moeten betwijfelen. De adspiranten voor de Koninklijke Militaire Academie zullen voor de overgroote meerderheid, hun opleiding moeten blijven ontvangen op de hoogere burgerscholen , en welke illusiën men zich ook moge rnaken van de oprichting van bijzondere inrichtingen van onderwijs, wier strekking het zou z i j n , voor te bereiden voor de Militaire Academie, wij kunnen nie inzien , dat daaraan dan veel hoop op succes zou mogen worden verzekerd.

Wij gelooven niet, dat ei' nog veel ouders zouden gevonden worden, kort- zichtig genoeg, om zich te laten verleiden, aau hun zonen een opleiding te doen geven , zoozeer afwijkende van hetgeen de hedendaagsche maatschappij van haar leden vordert, dat allen die een dei-gelijke opleiding in hun jeugd genoten hebben — en toen men uit den aard der zaak daartoe zelfs over beter hulpmiddelen kon beschikken, dan thans liet geval zou zijn — de leemten en gebreken daarvan voortdurend op onaangename wijze ondervinden. Hoe ver- leidelijk men den toegang tot die inrichtingen ook zou wenschen te maken , ze zullen onbevolkt b l i j v e n , omdat over het algemeen in ons vaderland het bewustzijn levendig is, dat ouders geen edeler doel kunnen nastreven, dan door een deugdelijke opleiding hunner kinderen , zich rechtmatige aanspraken te verwerven op hun dankbaarheid

De Academie zal dus in den toevoer harer adspiranten , zooals trouwens de Schrijver van den »0pen brief" ook erkent, bijna geheel beperkt blijven tot de hoogere burgerscholen, maai' dan wordt ook het aantal plaatsen, waar gelegenheid tot opleid ng voor die inrichting zal be4ian , do.>r het ontwerp van wet, niet noemenswaard vergroot. Hoe gunstig nu < o c al de verhou- ding moge wezen, tusschen de aantallen leerlingen van d.' 3de en 5de klassen der hoogere burgerscholen, wij worden daardoor niet overtuigd, dat aan de Academie een voldoend aantal adspiranten zou kunnen wor en verzekerd, door aan de leerlingen der 3de klasse toegang tot haar- te verschaffen

Het aantal goede, aanbevelingswaardige gelegenheden tot op eiding wordt er niet merkbaar door uitgebreid ; alleen de d u u r der oplei linj; >nder.>'iit verkorting.

Maar nu komt het ons voor, dat zij bij wie het wezenlijk ern-*t is, om de militaire loopbaan te betreden, zich daarvan over het algemee i niet zullen laten weerhouden door een omstandigheid van zulk betrekkelijk gering gewicht.

Zij , aan wie de moed ontbreekt , om hun studiën aan de hoogere burgerschool te voleindigen , zullen om die/elfde reden, en in nog hooger mate, afgeschrikt wor- den voor de Militaire Academie; de inspanning en moeite, die zij zich hebben te getroosten, zouden er bij grooter omvang, slechts door worden verplaatst.

Het overzicht dat de Schrijver van den »0peu brief" geeft van het aantal

«idspiranl-cadetten voor de Militaire Academie sedert 1862, heeft, dunkt ons, weinig kracht van bewijs. Daaruit blijkt alleen, dat sedert '1866 dat aantal

zeer aanzienlijk is verminderd, maar ons komt het onwaarschijnlijk voor, dat

•nen de aanleiding tot de sterke vermindering in de jaren 1868, '69 en '70, hoofdzakelijk zou hebben te zoeken in het toch overigens zoo weinig ingrij- feit, dat in die jaren, de niinimun-leeftijd van 15, op dien van 1 6 jaren

(5)

18'2

was gebracht. In het oog houdende , dat in 1867 geen toelatingsexamen voor de Militaire Academie werd afgenomen, achten wij het integendeel meer waar- schijnlijk, dat sedert 1866 hoofdzakelijk andere omstandigheden hierbij him invloed zullen hebben doen gelden.

Bovendien kan dat overzicht ons niet bevredigen, omdat het ons niet in staat stelt, de feiten in het zuivere licht dei' onpartijdigheid te kunnen beoor- deelen. Daartoe zou het noodig zijn te weten, niet alleen hoeveel adspiranten voor de Militaire Academie zich in de jaren '!868/70 hebben aangemeld, maar ook hoe groot het aantal was van hen , dat in die jaren aan de gestelde eischen heeft voldaan. Indien onze herinnering ons niet al te zeer bedriegt, dan rneenen wij, dat juist in die jaren, het aantal van hen, die wegens onvol- doende kennis moesten worden afgewezen , zóó groot was, dat noch vóór, noch na dat tijdperk daarvan in die mate een voorbeeld is aan te wijzen.

Vergelijkt rnen uu de schets voor het toelatingsexamen, die ons in de memorie van toelichting wordt meegedeeld , rnet de eischen , die in de hierbesproken jaren werden gesteld, dan behoort er waarlijk niet veel profetische gave toe om te voorspellen, dat de oogst, bij de voorgestelde regeling, bitter schraal zal zijn, — zelfs al bedroeg het aantal adspiranteu , wat wij lang niet zeker achten, ook nu weder een honderdtal.

Indien men nu dit alles rnet bezadigdheid en in kalmen ernst overweegt, dringt zich dan niet de overtuiging bij ons op, dat het een gewaagde proef- neming zou wezen , orn zich te begeven op den weg, dien het wetsontwerp aanwijst? Maar die gewaagde proefneming wordt onverantwoordelijk, als rnen daarbij tevens bedenkt, hoezeer het gehalte der wetenschappelijke vorming onzer toekomstige officieren bij het bewandelen van dien weg zou moeten dalen, ou zulks juist op een tijdstip, waarop hooger ontwikkeling een dringende eisch voor hel leger wordt. Het mag toch een ongerijmdheid heeten te willen onder- stellen , dat men, de beide hoogste klassen der hoogere burgerscholen naar de Academie overbrengende, ook maar een eenigsziris degelijke richting aan het onderwijs dier inrichting zou kunnen geven; al ware het alleen maar, omdat een tijdsbestek van 4 jaren dan in niet de minste verhouding staat tot de veelheid en den omvang der stof, die noodwendig moet worden behandeld.

De Academiecursus voor de officieren der artillerie en genie neemt thans een tijdruimte in van 3 jaren , en de memorie van toelichting op het aangeboden wetsontwerp brengt ons de mare aan, dat nu reeds de behandeling van onder- scheidene leervakken, niet met de gewenschte grondigheid en vooral niet in den daartoe vooraf aangewezen tijd kan geschieden: dit ontwerp brengt den duur van den cursus voor die wapens feitelijk terug tot 2 jaren, en de Schrijver van den »0pen brief" vindt het, met de memorie van toelichting, volstrekt niet ongerijmd orn aan te nemen, dat dan de wetenschappelijke opleiding onzer toekomstige officieren in voldoende mate zou verzekerd zijn. Dit is een logische gedaehtengang van zulk bijzonder gehalte, dat wij een nadere ont- ledin» daarvan overbodig mogen achten.

(6)

Wij gelooven veeleer te inogeu aannemen, dat, onder zoodanige omstan- digheden , de Academie zal worden een kweekschool voor oppervlakkigheid niet alleen, rnaar wat erger is, een inrichting die nadeelig werkt op de ge- zonde ontwikkeling van het verstand , de hoogste gave die de rnensch bezit.

In plaats van te zijn een edel gewas, waarop het Vaderland en het leger met trots zouden kunnen wijzen, zou zij voor vele van de beste en meest opge- klaarde verstanden een parasietische plant kunnen worden, die verstikte en ten onder brengt; want zij, die met zulke verstanden begaafd zijn, hebben op jeugdigen leeftijd, ter hunner ontwikkeling een andere richting noodig, dan aan militaire kweekscholen kan worden gegeven. En toch heeft juist de Staat in de eerste plaats, bij het behouden en de ontwikkeling van zulke individuen het grootste belang. Zij vergoeden in hoedanigheid, wat door het aantal van vele middelmatighederi zelden kan worden goedgemaakt.

Wij zouden in herhaling vervallen, indien wij opnieuw wilden uitweiden over het weinig begeerlijke stelsel van opvoeding, dat de Academie bij de invoering van het aangeboden wetsontwerp als vanzelf zou hebben te volgen.

Dat stelsel zal, in hoofdzaak, een afspiegeling zijn van datgene wat vroeger aldaar heeft gehcerscht, cii wanneer men zichzelf geruststellende verzekeringen geeft, gegrond op algemeenheden en m het denkbeeld, dat men de gebreken, die vroeger bestonden en die tot zulke onrustbarende hoogte waren geklom- men, thans zal weten te vermijden, dan verheugt men zich met een bedrie- gelijken schijn, omdat de gebreken en bedroevende gevolgen van zoodanig stelsel, een noodwendig uitvloeisel zijn van den grondslag waarop het rust.

Het is niet genoeg, om, zooals de Schrijver van den »0pen brief" doet, in aangelegenheden van zulke wijde strekking, en die voor den Staat van hoog ingrijpend belang zijn, ongemotiveerde verwachtingen op te wekken, evenmin als het zou kunnen worden verdedigd, een donkere schildering te geven van de vermoedelijke uitkomsten, zonder het aanvoeren van deugdelijke gronden.

In dat opzicht moeten wij ons oordeel doen leiden door de lessen van de geschiedenis en der ondervinding. Die lessen leeren ons, dat het ten allen tijde als een nadeelige omstandigheid voor de ontwikkeling van verstand en karakter is beschouwd, orn jongelingen op jeugdigen leeftijd en in grooten getale, gestadig bijeen te houden, te bewaken en aan denzelfden leefregel te onderwerpen. Verscheidenheid in opvoeding, tot op zekeren leeftijd althans, is zelfs, in het belang van den Staat, ten allen tijde en overal aanbevolen.

Mannen, die in hun kindsheid gekneed zijn naar eenzelfde model, en wier denkbeelden in eenzelfde richting zijn voortgestuwd, mogen oogenschijnlijk wellicht gemakkelijk tot hun plicht worden gehouden, maar het is een be- driegehjke kalmte, die, onder zoodanige omstandigheden, door blinde ge- hoorzaamheid wordt aangebracht. De geringste aanleiding tot verzet wordt gelijktijdig door allen aangegrepen, doordien de ingeprente begrippen, die bij allen op gelijken grondslag steunen, daardoor als het ware gelijktijdig ten prooi zijn aan denzelfden aanval. Meestal vatten zij elke aanleiding tot verzet

(7)

18 't

gretig aan. Geestdrift voor het vreemde en /onderlinge deelt zicli uiterst gemakkelijk rnede aan do gemoederen van heu, die niet op jeugdigen leeftijd gewoon zijn geworden, om de meeningen die hun worden voorgedragen rijpelijk te overwegen. De ondervinding heeft bewezen, dat op gelijken leeftijd en bij overigens gelijke bekwaamheden, zij die met een zekere mate van vrijheid en onafhankelijkheid waren opgevoed, over het algemeen een meer ontwikkeld oordeel en meer mannelijk karakter bezaten, dan de kweekelingen van groote pensionnaten.

Naar aanleiding van den tot ons gerichten »0pen brief", hebben wij thans opnieuw onze meening aangaande het voorgestelde ontwerp van wet tot regeling van het onderwijs bij de Koninklijke Militaire Academie meegedeeld, niet op losse gronden, maar, naar wij hopen, toegelicht door goede redenen. Wij hebben ons gedrongen gevoeld dat ontwerp te bestrijden, en daarom was onze taak niet aanlokkelijk, want, over het algemeen, is het aangenamer te kunnen loven, clan te moeien afkeuren. Wij hebben die laak evenwel op ons genomen, niet uit zucht tot afkeuren maar uit innige belangstelling voor het onderwijs, een der hoogste belangen voor alle samen- stellende deelen van den modernen Staat, dus ook voor het leger.

Onze inzichten, aangaande de wijze, waarop de hoogste inrichting van onderwijs tot vorming van den officier, in ons land behoort te worden in- gericht, wijken zoozeer af van de beginselen waarnaar het aangeboden wets- ontwerp is samengesteld, dat wij liet niet mogelijk achten in den tegenwoor- difrcn stand dei' zaak, tusschen die twee zooveel uiteenloopende meeningen, een eeriigszins bruikbare brug te kunnen aanbrengen. Ware zulks niet het geval, dan zouden wij hebben getracht, door formuleering onzer denkbeelden, ecnige gegevens tot mogelijke verbetering van het ontwerp, aan het oordeel van de bevoegde machten te onderwerpen.

Thans moeien wij ons troosten met het denkbeeld, dat onze beschouwingen, bij de samenstellers der wet, mogelijk het bewustzijn zullen hebben doen ontwaken, dat, bij aanneming dier wet, teleurstelling allicht de vrucht zou kunnen worden een er voordracht, die niet behoorlijk schijnt voorbereid en waarvan zij de mogelijke gevolgen niet in alle deelen hebben overzien.

Konden wij ons vleien met zoodanige uitwerking, dan zou het gemeen overleg tusschen de Regeering en de Volksvertegenwoordiging er misschien toe kunnen leiden, om evenals zulks, kortelings geleden, meteen ander groot nationaal belang heeft plaats gevonden, de ingediende voordracht aan een herziening te onderwerpen en dan zonden wij meenen, dat een commissie, gevormd uit zaakkundige en verlichte mannen, aan de Regeering voorlichting en steun genoeg zal kunnen verschaffen, om de Koninklijke Militaire Academie te kunnen inrichten naar de eischen van den tijd en overeenkomstig de be- hoeften van het leger.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vandaag kregen we een nieuwe excursie leider.Martin Guers.Hij stond uit te leggen wat we gingen doen en ik stond daar maar

The need for reading material and problems with resources have also been identified in this study and it is thus a fact that the need to have jobs in this country be

De Gouverneur had zich er door consultaties van kunnen en moeten vergewissen welke opvattingen in het parlement leefden, vooraleer te concluderen of de mi-

Voor de berekening van de beslisgrenzen moet gebruik worden gemaakt van intra-individuele variatie plus de inter-laboratorium variatie zoals voor CDT be- schreven werd door Punt et

Het oorspronkelijke doel en de definitie van binnen- en buitengrenzen van een populatie (volgens Rümke en Bezemer) zijn anders dan weergegeven door Wiel- ders: het gaat daar

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

ter en wethouders, den .choolopziener gehoord, worden geschorst. BUrgemeester en wethouders geven zoo spoedig mogelijk rekenschap van hun besluit aan den raad. De

Het is zeker geen boude uitspraak, te stellen, dat, hoewel tussen de beide wereldoorlogen veel aandacht werd gewijd aan de gedachte van publiekrechte- lijke