• No results found

NMR 30. Grote berg. 1 Het bezoek aan India vond plaats van 6 16 februari 1979.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NMR 30. Grote berg. 1 Het bezoek aan India vond plaats van 6 16 februari 1979."

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NMR 30 Grote berg 1.

Nichiren Daishonin verklaarde: “Ik koester de wens dat al mijn leerlingen een grote gelofte afleggen.” (GND-I, 180) En hij zei: “De ‘grote gelofte’ verwijst naar de verspreiding van de Lotus Soetra.” (OTT, 82) Hij voorspelde ook dat “De grote zuivere Wet van de Lotus Soetra wijd en zijd over (…) Jambudvipa [de hele wereld] zal worden verspreid” (WND-I, 550).

Wij, de leden van de Soka Gakkai, gaan met een onwankelbare toewijding verder op ons pad naar het realiseren van wereldwijde kosenrufu. Het is onze wens om geluk te brengen aan iedereen in ons leven, onze familieleden, onze naasten, vrienden, collega’s, buren en anderen in onze samenleving. Door onze band met anderen kunnen we onszelf ontwikkelen en groeien, van elkaar leren, elkaar helpen en ondersteunen en echte menselijkheid ontwikkelen. Daarom kunnen we in ons eentje niet gelukkig zijn. Echt geluk is als we het met anderen kunnen delen.

De moeite nemen om een ander te vertellen over het Nichiren Boeddhisme is een uiting van onze wens voor hun geluk. Door onze oprechte, serieuze inspanningen om vanuit het diepst van ons hart persoonlijke gesprekken over onze boeddhistische beoefening te voeren met mensen om ons heen, vergroten we ons netwerk van geluk en openen we de weg naar vrede. Shin’ichi Yamamoto en de leden van de Soka Gakkai-delegatie die India1 hadden bezocht, vertrokken uit Calcutta (het huidige Kolkata) op de avond van 16 februari 1979 en kwamen na tien uur ’s avonds in Hongkong aan. Shin’ichi was achttien jaar daarvoor aan zijn reizen voor kosenrufu in Azië in Hongkong begonnen en nu rondde hij daar zijn laatste overzeese reis af voor het einde van de Zeven Bellen2(op 3 mei 1979).

Toen Shin’ichi de volgende ochtend, op 17 februari, keek naar de zon die in het oosten opkwam boven Hongkong – de ‘haven van vrede’ van kosenrufu in Azië – hernieuwde hij zijn beslissing en definieerde hij zijn visie voor de toekomst van wereldwijde kosenrufu. Die avond woonde hij met de leden van de delegatie een welkomstdiner bij op uitnodiging van rector magnificus Ma Lin van de Chinese Universiteit van Hongkong. Shin’ichi gebruikte deze gelegenheid om te bespreken hoe de Soka Universiteit en de universiteit van Hongkong een academische en educatieve uitwisseling tussen de twee instellingen konden bewerkstelligen en ontwikkelen.

Het was Shin’ichi’s bedoeling om veel educatieve en culturele uitwisseling op te bouwen met andere landen, in de overtuiging dat dit van cruciaal belang was voor de 21eeeuw en voor wereldvrede. De toekomst is al op dit moment aanwezig. Hoe we op dit moment en elke voorbijgaande dag handelen en leven bepaalt de toekomst. In een soetra staat: “Als u wilt weten welke gevolgen in de toekomst zichtbaar zullen zijn, kijk dan naar de oorzaken die in het heden aanwezig zijn.” (GND-II, 202) “Het is nu of nooit! Laat dit kostbare moment niet verloren gaan!”, zei Shin’ichi tegen zichzelf.

2.

Op 18 februari woonde Shin’ichi een conferentie bij van afgevaardigden van de Soka Gakkai Zuidoost-Azië in een hotel op het eiland Hongkong. Er waren vijfenzestig leden bij elkaar

2Zeven Bellen: Zeven opeenvolgende periodes van zeven jaar in de ontwikkeling van de Soka Gakkai, vanaf de oprichting in 1930 tot en met 1979. Op 3 mei 1958, kort na het overlijden van president Toda (op 2 april), introduceerde meneer Ikeda, de toenmalige stafchef van de jeugddivisie van de Soka Gakkai, het concept van de Zeven Bellen en kondigde hij doelen aan voor opeenvolgende periodes van zeven jaar.

1Het bezoek aan India vond plaats van 6 – 16 februari 1979.

(2)

gekomen uit negen landen, waaronder Singapore, Maleisië, de Filippijnen en Indonesië, en de twee gebieden Hongkong en Macau. Veel van hen waren voor deze gelegenheid gekleed in kleurrijke klederdracht, ter viering van het hoogtepunt van de Zeven Bellen en als aanduiding voor een nieuwe start voor kosenrufu in Zuidoost-Azië.

Alle leden hadden grote obstakels overwonnen om in hun land of gebied de weg te openen voor kosenrufu. Veel van hen waren Japanners die daar waren gaan wonen zonder enige kennis van de plaatselijke taal, maar met gebaren en de weinige woorden die ze hadden kunnen leren, probeerden ze oprecht de boodschap van het Nichiren Boeddhisme aan anderen over te brengen. De Japanse krijgsmacht was tijdens de Tweede Wereldoorlog de landen van Zuidoost-Azië binnengevallen en er heerste nog steeds een diepgeworteld anti-Japans sentiment. Veel mensen reageerden openlijk vijandig wanneer ze hoorden dat de Soka Gakkai een organisatie was die in Japan was ontstaan.

Maar de leden uit die begintijd weigerden een stap terug te doen, hoe angstaanjagend de muren van onbegrip en verkeerde beeldvorming die hen tegenhielden ook waren. Ze waren vastbesloten door hun boeddhistische beoefening gelukkig te worden in het land waar ze nu woonden. Als de enige leden van de Soka Gakkai daar, wisten ze dat de ontwikkeling van kosenrufu in hun gebied volledig afhing van hun inspanningen. Deze persoonlijke toewijding om op te staan en actie te ondernemen is de drijfveer voor kosenrufu. Hoe de tijden ook mogen veranderen, er zal geen vooruitgang zijn zonder een dergelijke toewijding.

Ook al waren het religieuze klimaat, de gebruiken en tradities heel anders dan die van hen, toch bleven de Japanse leden die in Zuidoost-Azië woonden zich volhardend inspannen door het voeren van dialogen en het vergroten van de kring van medeleden. Eerst met één persoon, dan twee, tientallen, honderden en uiteindelijk duizenden mensen. Nichiren Daishonin verklaart dat de grote Bodhisattva’s van de Aarde verschijnen “aan het begin van het Laatste Tijdperk van de Wet om alle levende wezens van dit werelddeel van Jambudvipa [de hele wereld] te leren om de vijf karakters3van Nam-myoho-renge-kyo te reciteren, die de kern vormen van het hoofdstuk ‘Levensspanne’ van de essentiële leer [van de Lotus Soetra].”

(WND-II, 688)

Alle leden in Zuidoost-Azië waren onbekende, gewone mensen die de weg openden naar kosenrufu terwijl ze worstelden met allerlei persoonlijke problemen en strubbelingen. Ze waren niemand anders dan de Bodhisattva’s van de Aarde, de afgezanten van de Boeddha met een grote missie voor kosenrufu, die in deze woelige tijd van het Laatste Tijdperk van de Wet waren verschenen. Toen Shin’ichi naar de bijeengekomen leden keek, had hij het gevoel dat hij een verzameling boeddha’s voor zich zag en hij drukte zijn diepste waardering, respect en lof voor hen uit.

3.

Op de conferentie met afgevaardigden van Zuidoost-Azië sprak Shin’ichi Yamamoto over de kwaliteiten die de leden zouden moeten ontwikkelen als verantwoordelijken voor kosenrufu in hun land en gebied: “Sommige mensen leiden hun leven zonder een bijdrage te leveren aan de samenleving, ze zijn alleen bezig met hun eigen welzijn. Anderen spannen zich met hun boeddhistische beoefening oprecht in om de leerstellingen van het Nichiren Boeddhisme te verspreiden en blijvend geluk te creëren voor zichzelf en anderen. Weer anderen beweren dat ze in de Mystieke Wet geloven, maar doen net alsof en spannen zich niet met hun hele hart in voor het realiseren van kosenrufu.

3Myoho-renge-kyo wordt geschreven met vijf Chinese karakters, terwijl Nam-myoho-renge-kyo wordt geschreven met zeven karakters (nam of namu bestaat uit twee karakters). In zijn geschriften gebruikt de Daishonin vaak Myoho-renge-kyo naast Nam-myoho-renge-kyo.

(3)

“Ook al slagen jullie er misschien in om anderen voor de gek te houden, niemand kan ontkomen aan de boeddhistische wet van oorzaak en gevolg, die strikt en compromisloos is.

De gohonzon is zich van alles bewust. Daarom zijn, gezien vanuit het boeddhisme, jullie bijdragen om op een prachtige manier nieuwe wegen te openen als pionier van kosenrufu in Azië, van onschatbare waarde en de voorspoed die jullie hierdoor vergaren in jullie leven is werkelijk enorm groot.

“Nichiren Daishonin schrijft: ‘Blijf uw geloof tot op het laatste moment van uw leven toegewijd polijsten. Anders zult u spijt krijgen.’ (GND-I, 184) Daarom zou ik graag zien dat jullie allemaal vol trots een leven leiden dat is toegewijd aan het verspreiden van de Mystieke Wet. Als jullie tot het allerlaatste moment volharden in je boeddhistische beoefening, zullen jullie zeker een onverwoestbaar geluk opbouwen en van een leven vol voorspoed kunnen genieten.”

Vervolgens noemde Shin’ichi drie punten waar ze aan moesten denken als verantwoordelijken van de wereldwijde beweging voor kosenrufu. “Ten eerste, denk eraan dat al onze leden de achtenswaardige levensstaat van boeddhaschap bezitten. En al zijn er verschillende verantwoordelijkheden in de Soka Gakkai die zorgen voor het goed functioneren van de organisatie, we zijn allemaal gelijkwaardig als mens. Niemand is meer of minder dan anderen. Denk nooit dat jouw rol als verantwoordelijke in onze organisatie je het recht geeft om op een gevoelloze manier of zonder enig respect tegen anderen te praten.

“Ten tweede, laat najagen van persoonlijke belangen nooit toe tot de wereld van geloof en breng de Soka Gakkai niet in problemen door belangenconflicten. Ten derde, bedenk dat het geluk van de leden ons doel is en dat de organisatie niet meer dan een middel is om dit te bereiken. In dit opzicht is het prima om strikt te zijn over dingen als je houding ten opzichte van geloof, maar probeer bij jullie activiteiten als verantwoordelijken in de organisatie altijd de mening van iedereen te vragen, de autonomie van elk individu te respecteren en je te richten op het opbouwen van een democratische en harmonieuze organisatie.”

4.

Shin’ichi dacht bij zichzelf: “Iedereen die hier vandaag bijeen is gekomen heeft de verheven missie om licht te brengen in Azië, het licht van geluk aan mensen door het Nichiren Boeddhisme van de zon met hen te delen. Hun acties en ontwikkeling zal bepalend zijn voor het succes van kosenrufu in hun land en gebied. Ik wil dat iedereen zijn of haar kwaliteiten nog verder verfijnt en dat ze zich ontwikkelen tot wijze en moedige verantwoordelijken van kosenrufu – waarbij ze de kracht van wel duizend mensen bezitten.”

Hij bleef met grote nadruk praten: “We leven in de wereld van geloof. Daarom moeten we eenheid creëren op basis van de gohonzon, met geloof als onze belangrijkste richtlijn. Als we ons laten overheersen door onze emoties, zal er zeker jaloezie en conflict ontstaan. Dit is een teken dat de duivelse functies in ons leven de controle hebben overgenomen en dat we zijn afgedwaald van de leerstellingen van het boeddhisme. Samen eenheid creëren is een strijd tegen deze innerlijke duivels, en het bereiken van doelgerichte eenheid is het bewijs dat we onze menselijke revolutie realiseren, zelfbeheersing hebben ontwikkeld en ons eigen negativiteit hebben overwonnen.

“Ik hoop dat jullie, als verantwoordelijken, een groot hart zullen hebben, heel veel om jullie leden geven, respect hebben voor jullie samenleving en houden van het land waarin jullie wonen. Kosenrufu betekent dat ieder van jullie die zijn of haar leven baseert op de hoogste leer van het Nichiren Boeddhisme, een spirituele steunpilaar van vertrouwen en sociaal bewustzijn wordt in jullie land en gebied. Er zullen zeker talloze moeilijkheden en obstakels

(4)

zijn op de weg naar kosenrufu. We kunnen tegenwerking ondervinden en vervolging ondergaan als gevolg van de onwetendheid en de verkeerde indruk van anderen over de Soka Gakkai. Sommige leden laten misschien hun geloof vallen, ze kunnen zelfs de organisatie verraden en proberen verdeeldheid te zaaien in de organisatie. Het doel van de duivelkoning van de zesde hemel is altijd om de beweging voor kosenrufu te vernietigen op manieren die we niet kunnen voorzien.

“Maar wat voor problemen zich ook voordoen, geloof in de gohonzon en wijd je leven aan kosenrufu, samen met de Soka Gakkai, de organisatie die zich inzet in overeenstemming met de wil en intentie van de Boeddha. Door ons in te spannen om grote moeilijkheden te overwinnen, zullen jullie grenzeloze voorspoed verkrijgen en een onverwoestbare basis leggen voor geluk. Het zal ook leiden tot een opmerkelijke vooruitgang in de ontwikkeling van kosenrufu in jullie land. Geloof is moed. Ga alsjeblieft moedig vooruit met het hart van een leeuwenkoning. Ik vraag jullie om het boeddhisme van de zon met anderen te delen, met een geloof als stralend zonlicht, en om de weg te openen voor wereldwijde kosenrufu.”

Het was een oproep op basis van op zijn gebed, die regelrecht uit zijn hart kwam.

5

Op de ochtend van 19 februari bracht Shin’ichi Yamamoto een beleefdheidsbezoek aan de gouverneur van Hongkong, Sir Murray MacLehose, in zijn officiële residentie. De gouverneur had over Shin’ichi gehoord in de brieven van zijn vriend, de Britse ambassadeur in Japan Sir Michael Wilford, en hij keek uit naar hun ontmoeting. Shin’ichi en de gouverneur hadden een levendige conversatie waarin ze spraken over het succesvolle beleid en het sociale welzijn in Hongkong, dat steeds meer welvaart kende.

De gouverneur was ook de rector van de Chinese Universiteit van Hongkong en dus kwam het onderwerp van de educatieve uitwisseling tussen deze universiteit en de Soka Universiteit ter sprake. Shin’ichi sprak zijn diepe dankbaarheid uit voor de steun van de gouverneur als rector van de universiteit en hij deelde zijn gevoelens vrijuit met hem: “Ik denk dat de educatieve uitwisseling tussen onze twee universiteiten erop gericht moet zijn jonge mensen in staat te stellen vriendschappen op te bouwen en zich gezamenlijk te ontwikkelen door hun onderlinge samenwerking.

“Door een dergelijke uitwisseling wil ik capabele mensen trainen die, doordat ze hun onderlinge verschillen in nationaliteit, ras, religie, gebruiken en tradities overstijgen, ze hun grote problemen, lijden en vreugde met elkaar kunnen delen als medemensen, en samen kunnen werken voor gezamenlijke doelen.” De gouverneur was het hier hartgrondig mee eens. In de wereld komt het tenslotte toch neer op menselijke relaties. Als we eraan denken dat we allemaal mens zijn, moeten we met elkaar kunnen communiceren, elkaar kunnen begrijpen en compassie voor elkaar voelen. Over nog maar iets meer dan twintig jaar zou de 21e eeuw beginnen. Er waren veel zaken die naar het gevoel van Shin’ichi dringend aangepakt moesten worden voor wereldvrede en de toekomst van de mensheid. Hij wilde alleen dat hij meer tijd had. Het leven is een gevecht tegen de tijd.

Die middag woonde Shin’ichi met zijn delegatie in de aula van de universiteit in Kowloon een cultureel festival bij, georganiseerd door de leden van Hongkong. In totaal deden er 556 leden mee aan het festival en ze drukten vol passie hun verlangen naar vrede in Azië uit, met kleurrijke en meeslepende optredens, waaronder een traditionele Chinese hofdans, een oogstdans, een leeuwendans, en muziek en koorzang. De levendige energie van mensen die zich willen inzetten voor het geluk van anderen is de creatieve bron waaruit kunst en cultuur ontstaan.

(5)

6.

Degenen die optraden op het festival hadden verschillende culturele achtergronden, onder andere Chinese, Britse en Japanse. In de finale kwam iedereen op het toneel – zelfs de toneelploeg met hun veiligheidshelmen en de andere ploeg ondersteuners – en arm in arm zongen ze enthousiast ‘Het lied van kosenrufu in Hongkong’. Voor Shin’ichi was het een toonbeeld van oprechte menselijke harmonie. In de achttien jaren nadat het eerste Soka Gakkai-district was opgericht in Hongkong, was het ledenaantal zo gegroeid dat ze zo’n groot en schitterend cultuurfestival konden houden.

Shin’ichi wilde zich nog meer inspannen voor de ontwikkeling van de organisatie over de hele wereld. Maar hij had het zo druk dat het erg moeilijk was tijd te vinden in zijn overvolle agenda om reizen te maken buiten Japan. “Als ik me nu echt kon concentreren op elk land”, dacht hij, “zou het realiseren van kosenrufu, wereldvrede, enorm vooruit kunnen gaan. Ik mag deze kans niet voorbij laten gaan!”

Shin’ichi die in het publiek zat, stond op om te spreken. “Alle mensen zijn gelijk; ze horen allemaal tot de menselijke familie. Dit is de leer van het Nichiren Boeddhisme dat wij beoefenen en ik geloof er sterk in dat de optredens van vandaag symbool staan voor die waarheid. We beoefenen het boeddhisme om gelukkig te worden, om blijvende vervulling te vinden. Daarnaast beoefenen we om vriendschappen op te bouwen met anderen in onze samenleving en om ons netwerk voor vrede te vergroten. Jullie vreugdevolle en energieke optredens vandaag weerspiegelen jullie geluk en doelgerichtheid. Jullie sterke eenheid is een microkosmos van vrede, die is ontstaan door vriendschap. Ik verklaar dat het mijn wens is dat iedereen dit hoort!

“Het opbouwen van wereldvrede is onze missie als beoefenaars van het Nichiren Boeddhisme. Maar vrede is niet iets abstracts of iets dat ver van ons af ligt; ze is te vinden in het vergroten van onze kring van vriendschap en het vertrouwen dat de mensen in onze omgeving en in onze samenleving in ons hebben, en daar een model van menselijke harmonie te creëren. Ik hoop dat jullie hier, vanuit Hongkong, de zon van een eeuw van vrede laten opkomen.” Shin’ichi was ervan overtuigd dat er een baken van vrede in Hongkong was gecreëerd dat de 21eeeuw zou verlichten.

7.

Shin’ichi Yamamoto en de Soka Gakkai-delegatie die hem vergezelde kwamen na hun reis naar India en Hongkong op 20 februari om zeven uur ‘s avonds aan op de internationale luchthaven Narita.

Shin’ichi dacht: “Al gauw zullen de Zeven Bellen voorbij zijn en begint er een nieuwe fase van vier periodes van vijf jaar tot aan de 21eeeuw. Dit is de tijd om een krachtige, vliegende start te maken! We moeten met volle kracht versnellen om opnieuw onze vleugels uit te slaan.

Daarom is het des te belangrijker dat we op ons hoede blijven en de zeer nauwkeurig aandacht geven aan elk detail. Ik ga me nog meer inspannen in het aanmoedigen van leden, zodat ze zich eensgezind kunnen voelen en vol hoop verder kunnen gaan. Ik ga zoveel mogelijk leden ontmoeten en met hen de Soka-spirit van een leven van toewijding aan kosenrufu delen!”

Op 21 februari, de dag na zijn terugkeer in Japan, concentreerde Shin’ichi zich op het schrijven van artikelen over zijn reis naar India, waar verscheidene dagbladen om hadden gevraagd. Op 22 februari vertrok hij, nadat hij leden uit Scandinavische landen had aangemoedigd die een bezoek brachten aan Japan, naar de prefectuur Chiba om daar raad te

(6)

gaan geven. Op 25 februari nam hij foto’s ter herinnering aan de bijeenkomst met leden van de prefecturen Yamanashi en Ibaraki die bijeenkwamen in het Soka Cultureel Centrum in de wijk Shinanomachi in Tokio.

Twee dagen later, op 27 februari, reisde hij naar de prefectuur Kanagawa om deel te nemen aan een bijeenkomst met groepsverantwoordelijken (later districtsverantwoordelijken) van de vrouwendivisie van de regio Shonan in het Cultureel Centrum in de stad Fujisawa. Daarna deed hij gongyo en gaf hij raad op een herdenkingsbijeenkomst – die uit drie afzonderlijke sessies bestond – ter gelegenheid van de 16eoprichtingsdag van de afdeling Fujisawa en deze zou ook in het Cultureel Centrum worden gehouden. De volgende dag woonde hij twee gongyo-sessies bij ter gelegenheid van de opening van het Cultureel Centrum. Shin’ichi ging elke dag op volle snelheid vooruit, zonder een moment een adempauze te nemen.

Omstreeks die tijd waren de priesters van Nichiren Shoshu in het hele land opnieuw begonnen met het aanvallen en bekritiseren van de Soka Gakkai. Shin’ichi spande zich tot het uiterste in om te kijken wat er gedaan kon worden om de leden te beschermen. Op de bijeenkomst van afgevaardigde verantwoordelijken van de Soka Gakkai ter herdenking van het 48-jarig bestaan van de lekenorganisatie, die op 7 november van het jaar daarvoor4was gehouden, hadden de Soka Gakkai en Nichiren Shoshu hun verplichting tot harmonie tussen de priesterorde en de lekengelovigen opnieuw bevestigd. Er werd verwacht dat deze stap de situatie op zou lossen, maar kort na die bijeenkomst publiceerden enkele Japanse roddelbladen verhalen waarin werd gesuggereerd dat de inspanning van de Soka Gakkai voor verzoening een schijnvertoning was. Achter deze artikelen zat een complot om aanvallen op de Soka Gakkai te ontketenen. Het pad van Soka leeuwen is altijd steil en verraderlijk.

8.

De priesters van Nichiren Shoshu waren wanhopig op zoek naar alles wat ze maar konden gebruiken om hun aanvallen op de Soka Gakkai te rechtvaardigen. Begin 1979 citeerden ze een verantwoordelijke van de studentendivisie die leden zou hebben opgeroepen om

“duidelijk aan te tonen dat de Soka Gakkai correct en rechtvaardig is”, als bewijs dat de Soka Gakkai helemaal niet berouwvol was.

Op 28 januari werd de tweede Landelijke algemene bijeenkomst van dantoleden – lekengelovigen van Nichiren Shoshu die kritiek hadden op de Soka Gakkai – gehouden in de hoofdtempel, Taiseki-ji. Op de bijeenkomst waarbij ongeveer tweehonderddertig priesters en vijfduizend dantoleden aanwezig waren, werd beweerd dat de Soka Gakkai zich schuldig maakte aan het belasteren van de Wet en dat er daardoor geen sprake kon zijn van verzoening of een compromis met deze organisatie. De Soka Gakkai bleef echter heel geduldig en tolerant om de harmonie te bewaren en wanneer ze te maken had met de priesterorde handelde ze uiterst voorzichtig en toonde veel zelfbeheersing.

Toen belde er begin maart een priester met de functie van secretaris van de hogepriester naar vicepresident Eisuke Akizuki van de Soka Gakkai en zei: “Vicepresident Genji Samejima van de Soka Gakkai heeft allerlei verklaringen afgelegd over de problemen tussen de priesterorde en de Soka Gakkai. De hogepriester en velen van ons zijn verbaasd over zijn opmerkingen. We zullen hierover schriftelijk vragen stellen en we verzoeken u hierop te antwoorden.”

De priesterorde verwees naar de onverantwoordelijke opmerkingen die Samejima op 6 maart had gemaakt tijdens een bijeenkomst in Omuta in de prefectuur Fukuoka om de

4Deze bijeenkomst staat (in een voorlopige Engelse vertaling) gedetailleerd beschreven in De nieuwe menselijke revolutie, deel 29, hoofdstuk 1 ‘Eeuwige vreugde’.

(7)

harmonie tussen de Soka Gakkai en de priesterorde te bevorderen. Bij verschillende gelegenheden in het verleden had Samejima de oprechte leden van Kyushu ook veel leed bezorgd met zijn onnadenkende woorden en acties. Op de desbetreffende bijeenkomst had hij dingen gezegd als: “De hoofdtempel is niet veel meer dan een groot toeristenverblijf,” en

“De kritiek van de priesterorde op de Soka Gakkai is niets anders dan een ongegronde verdachtmaking veroorzaakt door jaloezie.” Hij deelde zijn persoonlijke ideeën niet alleen op een onbezonnen manier, maar hij verklaarde ook dat het de mening van alle vicepresidenten van de Soka Gakkai was.

Dit werd doorgegeven aan de priesterorde en veroorzaakte natuurlijk ophef. Met de verklaring dat de opmerkingen van Samejima beledigend waren, stuurden zowel het Bestuurskantoor van Nichiren Shoshu als de Afdeling Interne Zaken brieven aan de Soka Gakkai waarin ze navraag deden naar deze kwestie. Nichiren Daishonin schrijft: “Ongeluk komt uit iemands mond en richt hem te gronde, maar voorspoed komt uit iemands hart en maakt hem achtenswaardig.” (GND-I, 201-02) Arrogantie en onverschilligheid veroorzaken ongeluk dat niet alleen tot je eigen ondergang kan leiden, maar de beweging voor kosenrufu ook kan vernietigen. Deze bijzonder onbezonnen opmerkingen van een enkele verantwoordelijke van de Soka Gakkai gaven de priesters die controle probeerden te krijgen over de lekengelovigen en hen te onderwerpen, de perfecte aanleiding om de Soka Gakkai aan te vallen. De reis van kosenrufu gaat altijd over stormachtige zeeën.

9.

Aangezien Genji Samejima een vicepresident van de Soka Gakkai was, werd Shin’ichi als president van de organisatie het belangrijkste doelwit van het protest van de priesterorde.

Priesters van Nichiren Shoshu beweerden luidkeels dat uit de opmerkingen van Samejima duidelijk bleek dat noch de Soka Gakkai, noch president Yamamoto enig berouw voelden over wat er was gebeurd en dat ze nooit enige intentie hadden gehad om de priesterorde oprecht te ondersteunen. De Soka Gakkai probeerde uit alle macht deze situatie op te lossen, maar nu waren al hun oprechte inspanningen voor niets geweest.

Shin’ichi bekleedde de positie van hoofdvertegenwoordiger van alle Nichiren Shoshu lekenorganisaties en de priesters begonnen te eisen dat hem gevraagd zou worden die functie neer te leggen. Sommigen stuurden zelfs brieven met openlijke beschuldigingen tegen hem. Toen riep eind maart 1979 de Hokkeko Federatie, een organisatie van Hokkeko leken-groeperingen die in heel Japan verbonden was met Nichiren Shoshu, haar directeuren bijeen voor een spoedvergadering, waarin ze een advies uitbrachten om de Soka Gakkai-president op te roepen om af te treden als de hoofdvertegenwoordiger van alle Nichiren Shoshu lekenorganisaties. Vervolgens stuurden ze hem een brief met woorden van die strekking. Daarnaast deden ex-Soka Gakkai-leden die nu dantoleden waren geworden, actief een beroep op president Yamamoto om volledig zijn verantwoordelijkheid te nemen door af te treden.

Op 2 april was het eenentwintig jaar geleden dat de tweede president van de Soka Gakkai, Josei Toda, was overleden. Er werden herdenkingsdiensten gehouden in het Hoofdbureau van de Soka Gakkai in Tokio en in de grote Culturele Centra van de Soka Gakkai in elke wijk en prefectuur van heel Japan. De kersenbloesems bloeiden welig en bewogen sierlijk heen en weer in het lentebriesje.

Shin’ichi nam deel aan de herdenkingsdienst in het bijgebouw van het Soka Gakkai Hoofdbureau in de wijk Shinanomachi in Tokio, samen met bestuursvoorzitter Kiyoshi Jujo, vicepresident Eisuke Akizuki en de naaste familie van Toda. Deze herdenking vond plaats in

(8)

een tijd waarin de Soka Gakkai middenin een grote staat van beroering verkeerde. Maar omdat hij wist dat hij alle dromen van zijn leermeester had gerealiseerd, was Shin’ichi’s hart zo zuiver en helder als de blauwe lucht. Hij was tevreden over de manier waarop hij zijn leven tot dan toe had geleid als leerling van Toda. Echte leerlingen zijn altijd in staat om hun leermeester diep in hun hart vol trots en vreugde onder ogen te komen.

De zevende periode van de Zeven Bellen, de reeks opeenvolgende periodes van zeven jaar van ontwikkeling die zijn leermeester onder woorden had gebracht, liep teneinde. Als een rivier die uitmondt in de zee was, stroomde de grote stroom van kosenrufu naar de hele wereld. Er was een stevige basis belegd zodat de Soka Gakkai de 21eeeuw in kon vliegen, en de organisatie ging een nieuwe fase in. Shin’ichi herinnerde zich er strikt aan dat hij klaar moest zijn voor de nog grotere aanvallen van duivelse functies die zeker zouden verschijnen als kosenrufu zich steeds verder bleef ontwikkelen.

10.

Terwijl hij chantte voor zijn leermeester tijdens de herdenkingsdienst, zag Shin’ichi in gedachten voor zich hoe Toda naar hem keek. Hij hoorde zijn leermeester zeggen: “Shin’ichi, ik reken erop dat jij wereldwijde kosenrufu realiseert! Wees niet bang! Volg moedig het grote pad van je missie!” Er kwam moed omhoog in zijn hart. Hij voelde een golf van kracht door zijn lichaam stromen. “Ik ben meneer Toda’s leerling! Ik ben de erfgenaam van deze heldhaftige leeuwenkoning die in zijn eentje opstond voor kosenrufu! Wat er ook mag gebeuren, ik zal het Nichiren Boeddhisme en de spirit van de Soka Gakkai trouw doorgeven!

Ik zal vechten om de leden te beschermen, de nobele kinderen van de Boeddha!”

Toen Shin’ichi na de herdenkingsdienst thuiskwam, dacht hij na over de problemen tussen de Soka Gakkai en de priesterorde van Nichiren Shoshu. De Soka Gakkai had altijd haar uiterste best gedaan om Nichiren Shoshu te beschermen en te ondersteunen, wat leidde tot hun bloei. Daarnaast had de Soka Gakkai veel energie gestoken in het op grote schaal verspreiden van de idealen en beginselen van het Nichiren Boeddhisme in de samenleving, met het realiseren van kosenrufu als doel. Maar de Nichiren Shoshu priesters keken neer op de Gakkai-leden en leverden steeds weer kritiek op de organisatie en vielen haar aan. Ze bekritiseerden alles wat de leden hadden gezegd of gedaan en beweerden dat de Gakkai de leerstellingen verdraaiden of de Wet belasterden. Er zat niet de minste compassie in hun acties.

De leden van de Soka Gakkai verdroegen de hooghartige, respectloze behandeling van de priesters en lieten hun verontwaardiging en frustratie niet blijken. Wanneer hij hieraan dacht, kon Shin’ichi niet rustig blijven zitten en niets doen. Om de harmonie te bewaren tussen de priesterorde en de lekengelovigenen om haar leden te beschermen had de Soka Gakkai al het mogelijke gedaan om de situatie op te lossen. Ze had geduldig geluisterd naar de beweringen van de priesters en die geaccepteerd. Toch ging de priesterorde hardnekkig door met zijn aanvallen op de lekenorganisatie.

Er was een diepgewortelde cultuur in Nichiren Shoshu ontstaan, gevoed door het eeuwenlange priester-systeem in de tempels5 in Japan, waarin de priesters superieur waren aan de lekengelovigen. Vanaf de begintijd van de Soka Gakkai zwaaide de priesterorde dreigend met zijn priesterlijk gezag waardoor de leden van de Gakkai bij talloze gelegenheden erg hadden geleden. Dit ging volledig in tegen de spirit van Nichiren Daishonin. Met uitspraken als: “Alle leerlingen en lekenaanhangers van Nichiren (…) boven alle onderlinge verschillen uitgroeien,” (vgl. GND-I, 45) verklaarde de Daishonin in al zijn

5Zie SGI Nieuwsbrief 9250 (Afleveringen 7-8 van hoofdstuk ‘Gerechtigheid’ van De nieuwe menselijke revolutie, deel 27).

(9)

geschriften dat priesters en lekengelovigen allemaal gelijk zijn. Het Nichiren Boeddhisme is een leer van gelijkwaardigheid die discriminerende barrières verwerpt.

11.

Nichiren Daishonin leert ons dat alle mensen de boeddhanatuur in gelijke mate bezitten en hij onthulde de manier waarop iemand verlichting kan bereiken, dat wil zeggen een levensstaat van absoluut geluk vestigen. Hij lichtte de kernbegrippen toe van menselijke gelijkwaardigheid en respect voor de waardigheid van het leven. Dit maakt het Nichiren Boeddhisme tot een universele leer die als basis dient voor het creëren van vrede voor de hele mensheid. Shin’ichi had het gevoel dat de dominerende houding van de priesters naar de lekengelovigen een angstaanjagend verraderlijk karakter had.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de autoritaire gezaghebbers van Japan steeds meer gedachtecontrole probeerden uit te oefenen op de bevolking, stemde Nichiren Shoshu ermee in om de Shinto-talisman aan te nemen die is toegewijd aan de Zonnegodin. De eerste en tweede president van de Soka Gakkai, Tsunesaburo Makiguchi en Josei Toda hielden echter standvastig vast aan de correcte leerstellingen en beginselen van het Nichiren Boeddhisme. Als gevolg hiervan werden ze door de militaristische regering gevangengezet en Makiguchi stierf later in de gevangenis vanwege zijn geloof. De priesterorde reageerde op deze ontwikkelingen met talloze schaamtevolle maatregelen tegen de Soka Gakkai, zoals het uitsluiten van haar leden van deelname aan pelgrimages naar de hoofdtempel.

Toch bleef de Soka Gakkai, ondanks die geschiedenis, na de oorlog oprecht al het mogelijke doen om Nichiren Shoshu te ondersteunen en te beschermen, omdat ze geloofde dat dit kosenrufu ten goede zou komen. Maar de priesters, die beweerden de leerlingen van Nichiren Daishonin te zijn, vielen de Soka Gakkai voortdurend aan en onderdrukten de organisatie, die volhardend doorging met het onzelfzuchtig verspreiden van de Wet, precies volgens de opdracht van de Daishonin. Deze onvoorstelbare situatie bleef sinds de periode van vlak voor de oorlog blijven bestaan.

Als we dit op grond van het boeddhisme bekijken, is de situatie heel duidelijk. De Daishonin vertelt ons wie het boeddhisme zullen vernietigen: “Noch niet-boeddhisten noch de vijanden van het boeddhisme kunnen de correcte leer van de Aldus Gekomene vernietigen, maar de leerlingen van de Boeddha kunnen dat zeer zeker. Zoals in een soetra staat, zullen alleen de parasieten in de ingewanden van de leeuw zelf zich tegoed doen aan hun gastheer.” (GND-I, 54)

De volgelingen van het boeddhisme zullen het vernietigen en niet de niet-boeddhisten en anderen die het boeddhisme openlijk afkeuren. In de Lotus Soetra staat dat “kwaadaardige demonen bezit zullen nemen van anderen” (LSOC13, 233), met de beschrijving hoe de duivelkoning van de zesde hemel6 priesters in zijn macht krijgt, die dan verwarring en onenigheid gaan zaaien onder gelovigen. In dit scenario zullen degenen die priestergewaden dragen het gedachtegoed van de Daishonin vertrappen en kosenrufu tegenwerken.

Zo kwam het dat ook tijdens het leven van Toda de Soka Gakkai onredelijke aanvallen van de priesters van Nichiren Shoshu te verduren kreeg. Dit deed Shin’ichi denken aan een strikte

6Duivelkoning van de zesde hemel: ook wel duivelkoning van de zesde hemel of hemelduivel. De koning der duivels die in de hoogste of de zesde hemel van de wereld van verlangen verblijft. Hij wordt ook wel ‘Vrijelijk genietend van dingen die door anderen zijn verricht’ genoemd, de koning die voor zijn eigen plezier vrij gebruik maakt van de vruchten van andermans inspanningen. Talloze slaafse volgelingen dienen hem bij het verhinderen van de boeddhistische beoefening en hij schept er plezier in de levenskracht van andere wezens te ondermijnen, een uitingsvorm van de fundamentele duisternis die inherent is aan het leven. De duivelkoning is de personificatie van de negatieve tendens om anderen, koste van het kost, aan zijn wil te onderwerpen

(10)

waarschuwing van zijn leermeester: “Kosenrufu zal nooit vooruitgaan zonder de Soka Gakkai.

Degenen die de Soka Gakkai, een eensgezinde gemeenschap van beoefenaars, proberen te vernietigen, houden in feite kosenrufu tegen!”

12.

Nadat hij had nagedacht over het grote pad van de correcte beoefening dat de Soka Gakkai volgde, richtte Shin’ichi Yamamoto zijn aandacht op het dringende probleem waar de organisatie nu mee te maken had. Hij dacht: “Het moet onze topprioriteit zijn op dit moment om de verwerpelijke aanvallen van de priesters te stoppen en de leden te beschermen.

Daarom hebben we tot nu toe de eisen van de priesterorde geaccepteerd en ons keer op keer toegeeflijk opgesteld.”

Iedere keer dat hij hoorde dat arrogante priesters in verschillende delen van het land zich op een beledigende manier gedroegen naar de leden van de Soka Gakkai, brak zijn hart. Hij kon zich de gezichten voorstellen van de gekwelde leden die daaronder moesten lijden en hij kon hun kreten van verdriet en woede horen. Alles wat de Soka Gakkai had gedaan om deze situatie te doorbreken was nu tenietgedaan door de onverantwoordelijke woorden van vicepresident Genji Samejima. Shin’ichi dacht: “De Soka Gakkai is de organisatie waarvan meneer Toda heeft gezegd dat ze kostbaarder is dan zijn eigen leven. Ik moet de Soka Gakkai en haar leden absoluut beschermen. Wat is de beste manier om dit te doen?”

Hij was niet bang om de volle laag van de aanvallen van de priesters over zich heen te krijgen als dit betekende dat hij hiermee zijn geliefde medeleden beschermde. Hij had vanaf de dag van zijn inauguratie als derde president de gelofte gedaan om volledig de verantwoordelijkheid op zich te nemen als er iets gebeurde. Die gelofte bleef onveranderd.

De Soka Gakkai maakte een periode van ongekende ontwikkeling door. Ze was, in naam en in werkelijkheid, de “koning van de religieuze wereld” in Japan geworden, en een sterke en zekere macht voor vrede. Het netwerk van gewone mensen van de leden van de Soka Gakkai had zich over de hele wereld verspreid.

Door hun boeddhistische studie, die de praktische betekenis van het boeddhisme in het dagelijks leven benadrukte, namen de leden de beginselen van het Nichiren Boeddhisme als hun leidende filosofie en norm voor hun leven. Er verschenen veel capabele personen en zij speelden een actieve rol in elke sector van de maatschappij, geïnspireerd door een diepgaande toewijding aan kosenrufu. Daarnaast begon de veelzijdige, maatschappelijk betrokken beweging van de Soka Gakkai voor vrede, cultuur en onderwijs op basis van het boeddhisme, wijdverspreid erkenning te krijgen en de groep mensen die begrip en lof hadden voor de organisatie nam enorm toe.

Onder deze omstandigheden ging de Soka Gakkai 1979 in, het jaar waarin de Zeven Bellen tot een einde zouden komen, en de organisatie kende een weergaloze ontwikkeling. Shin’ichi had naar dit succes toegewerkt en hij was er trots op dat hij altijd triomfantelijk verslag had kunnen doen aan zijn leermeester Josei Toda. Zijn toewijding om aan de wensen van zijn leermeester te voldoen was hiervoor zijn drijfveer.

13.

Shin’ichi had er al een tijdje over gedacht de teugels van het Soka Gakkai-presidentschap in handen van iemand anders te leggen. Wanneer een persoon al langere tijd verantwoordelijkheid draagt kan het voor opvolgers moeilijk zijn om zich te ontwikkelen. Om de eeuwige overdracht van de Mystieke Wet zeker te stellen wilde hij zonder uitstel een stroom van opvolgers creëren. In 1970, nadat hij net iets meer dan tien jaar president was

(11)

geweest, had hij de leden van de raad van bestuur al enkele keren op de hoogte gesteld van zijn intentie om op een bepaald moment een stap terug te doen. Maar ze waren tegen dit idee geweest en beweerden met klem dat het presidentschap een benoeming voor het leven was.

Vervolgens droeg hij in 1974 zijn functie van afgevaardigd directeur van de Soka Gakkai als een religieuze organisatie over aan de bestuursvoorzitter van de Soka Gakkai. Bij die gelegenheid, en later in 1977, bracht hij het onderwerp van het overdragen van de functie van president van de Soka Gakkai opnieuw ter sprake, maar beide keren drongen de leden van de raad van bestuur erop aan dat hij aan zou blijven. Nu kwam de 19eherdenkingsdag van zijn inauguratie dichterbij en de periode van de Zeven Bellen liep ook teneinde. Hij zat er opnieuw aan te denken om de functie van president over te dragen aan een nieuw iemand als de juiste tijd daarvoor was gekomen. Hij was net eenenvijftig en gelukkig nog in goede gezondheid. Hij kon iedereen nog steeds ondersteunen en aanmoedigen nadat hij een stap terug had gedaan.

Wanneer Shin’ichi als boeddhist nadacht over de wereldsituatie, was het hem duidelijk dat hij nog veel werk te verrichten had. Hij wilde meer fundamentele en grootschalige actie ondernemen voor wereldvrede. Hij voelde dat het belangrijk was om veel meer wereldleiders te ontmoeten en met hen een dialoog te voeren. Hij wilde nog meer energie stoppen in het bevorderen van cultuur en onderwijs op basis van de idealen van het Nichiren Boeddhisme. Vooral had hij het gevoel dat de tijd was gekomen om de wereldwijde beweging voor kosenrufu nu serieus te gaan ontwikkelen.

Maar als hij een meer internationale rol zou gaan spelen, zou de volgende Soka Gakkai-president en de rest van de raad van bestuur aan wie hij het stokje van kosenrufu in Japan zou overdragen, over ruwe zeeën moeten navigeren. Hoewel de Soka Gakkai in die tijd een ongekende groei doormaakte, hingen er dreigende, donkere wolken boven hen en er waaiden stormachtige winden. Het zou geen makkelijke reis zijn. Het doorstaan van beproevingen zou onvermijdelijk zijn. De verantwoordelijken die na hem doorgingen, zouden duivelse krachten moeten kunnen herkennen met de heldere ogen van geloof, en de vastberadenheid moeten hebben en initiatief moeten nemen om die krachten moedig te bevechten en door te gaan. Shin’ichi wilde dat iedereen daar nu meer dan ooit de moed voor had. Seneca, de filosoof uit de Romeinse oudheid, zei: “De aanvallen van tegenspoed doen de geestkracht van een moedig [persoon] niet verslappen.”7

14.

Shin’ichi Yamamoto woonde op de middag van 3 april een bijeenkomst bij van distributeurs van de Seikyo Shimbun. Al kreeg de Soka Gakkai zware problemen te verduren, toch bleef Shin’ichi zich onverschrokken inspannen. Met de wens dat deze leden met hun nobele missie trotse overwinnaars in het leven zouden worden sprak Shin’ichi de aanwezigen toe: “Jullie werk begint voor zonsopgang en ik weet vrijwel zeker dat jullie meestal weinig slaap krijgen.

Maar doe alsjeblieft je best om goed voor je gezondheid te zorgen, zodat jullie elke dag je missie veilig kunnen uitvoeren.

“De sleutel tot het vermijden van ongelukken ligt in het naleven van de basiszaken, zowel in geloof als in het dagelijks leven. Het veronachtzamen van de basiszaken is een teken van zorgeloosheid en komt eigenlijk voort uit arrogantie. Vooral op het gebied van geloof worden mensen die de basiszaken veronachtzamen verteerd door een verlangen naar roem en

7Seneca, “On Providence,” in Seneca in Ten Volumes: Moral Essays, vert. John W. Basore (Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 1928), deel 1, p.7. (“Over voorzienigheid,” in Seneca in tien delen: Ethische Essays).

(12)

fortuin, en mensen die proberen dingen te doen met de minste inspanning komen uiteindelijk altijd ten val. Maar vergeet niet dat, ook al kunnen ze anderen voor de gek houden, niemand kan ontkomen aan de strikte boeddhistische wet van oorzaak en gevolg.

“Ik hoop dat jullie toegewijd de basisbeginselen toepassen op elk gebied, dat jullie je niet laten meeslepen door de omstandigheden en oprecht, serieus en van ganser harte aandacht geven aan elk probleem dat jullie tegenkomen, en in alles overwinnen. Als jullie dit proces steeds herhalen, zal je leven helder beginnen te stralen. Ik wil graag dat jullie hierin vertrouwen hebben.

“Het runnen van een plaatselijk distributiecentrum is moeilijk, onaantrekkelijk werk dat vaak onopgemerkt blijft en je zelden toestaat om vakantie te nemen. Bovendien zit er een zware verantwoordelijkheid aan vast. Maar vanwege jullie inspanningen en die van de leden die de krant bezorgen, kunnen mensen de Seikyo Shimbun lezen en komt kosenrufu dichterbij.

Terwijl jullie blijven doorgaan met je werk, in het vertrouwen dat de boeddha’s en hemelgoden zich bewust zijn van al jullie inspanningen, chant ik elke dag voor jullie welzijn en veiligheid, met het grootste respect en bewondering.”

Waar er ook oprechte leden waren, Shin’ichi aarzelde nooit om hen aan te moedigen, hoe vermoeid hij ook was. Hij had besloten zijn leven toe te wijden aan het aanmoedigen van mensen en met hen het boeddhisme te delen, ongeacht de situatie waarin hij zich bevond.

15.

Op de avond van 4 april kreeg Isamu Nomura, de verantwoordelijke van de jeugddivisie, een telefoontje van advocaat Tomomasa Yamawaki, die de contactpersoon was tussen de priesterorde en de Soka Gakkai. Yamawaki zei dat hij dringend een update van de stand van zaken wilde geven wat betreft de priesterorde. Nomura had samen met bestuursvoorzitter van de Soka Gakkai Kiyoshi Jujo een ontmoeting met Yamawaki om te horen wat hij te zeggen had.

Met een ogenschijnlijk verontruste blik in zijn ogen begon Yamawaki: “Vanwege de verklaringen van vicepresident Samejima is de priesterorde bezig met de voorbereidingen voor een algehele aanval op de Soka Gakkai. Om de situatie op te lossen zal er natuurlijk moeten worden opgetreden tegen meneer Samejima maar dat zal niet genoeg zijn. President Yamamoto zal hoogstwaarschijnlijk moeten aftreden, niet alleen als het hoofd van alle Nichiren Shoshu lekenorganisaties, maar ook als president van de Soka Gakkai. De jonge priesters die kritiek hebben op de Soka Gakkai zullen niet stoppen met hun aanvallen als hij dit niet doet. Denk eraan wat er zal gebeuren als de woede van de priesterorde blijft toenemen. Jullie moeten op het ergste zijn voorbereid. Hogepriester Nittatsu is ook erg geschokt door dit meest recente voorval.”

De woorden “op het ergste voorbereid” doorboorden Jujo’s hart. De ondoordachte opmerkingen van Samejima hadden alle oprechte inspanningen van de Soka Gakkai voor harmonieuze relaties met de priesterorde vernietigd, en ze waren een makkelijk doelwit geworden door degenen die samenspanden om controle te krijgen over de Soka Gakkai. Jujo nam contact op met Shin’ichi en gaf in het kort weer wat Yamawaki had gezegd, en hij deed het verzoek voor het bijeenkomen in een noodvergadering van directeuren.

Een dik wolkendek hing boven de aarde maar de kersenbomen stonden daar met een koninklijk allure, de uitgestrekte takken in volle bloei. Op de ochtend van 5 april woonde Shin’ichi een vergadering bij van Soka Gakkai-directeuren in het Culturele Centrum Tachikawa in Tokio. Het doel hiervan was te bespreken hoe ze de voortdurende problemen

(13)

met de priesterorde moesten aanpakken. Jujo was er, samen met verscheidene andere topverantwoordelijken. Ze zagen er allemaal neerslachtig uit.

De vergadering begon met een verslag van de beoordeling van de stand van zaken die Yamawaki had gegeven, gevolgd door een update van de recente acties van diverse priesters van Nichiren Shoshu. Shin’ichi dacht dat de duivelse functies uiteindelijk hun kaarten hadden laten zien. Het was een complot om hem ertoe te dwingen af te treden als president en om een wig te drijven tussen hem en de leden, tussen de leermeester en zijn leerlingen. Het was uiteindelijk niets anders dan een poging om de Soka Gakkai te vernietigen, de organisatie die kosenrufu bevorderde in exacte overeenstemming met de wens en de bedoeling van de Boeddha. Het is van cruciaal belang om door de slinkse handelwijze van duivelse functies heen te kijken met de ogen van geloof.

16.

Shin’ichi Yamamoto keek elk van de aanwezige verantwoordelijken strak aan. Ze leken allemaal erg bezorgd, maar niemand zei iets. Er viel een lange stilte. Toen Shin’ichi hem om zijn mening vroeg mompelde een van de verantwoordelijken uiteindelijk: “Je kunt niet tegen de stroom van de tijd ingaan.” Shin’ichi voelde een scherpe pijnscheut in zijn hart – “Wat een lafheid!” dacht hij. Shin’ichi was bereid om ter verontschuldiging voor de priesterorde te buigen als dit een einde zou maken aan alle ophef. Hij realiseerde zich dat hij misschien geen andere keus had dan af te treden. Hij wist ook hoe hard iedereen had geprobeerd de situatie op te lossen. Toch vond hij het betreurenswaardig dat ze de opeenvolgende gebeurtenissen nu zagen als “de stroom van de tijd.”

“Als we ons mee laten slepen door de omstandigheden”, dacht hij, “wat is er dan gebeurd met de Soka Gakkai-spirit?! Het gaat om de krachtige innerlijke beslissing om de Soka Gakkai met ons leven te beschermen, omwille van kosenrufu!” Shin’ichi verbrak het voortdurende stilzwijgen en zei strikt: “Goed, ik zal aftreden als het hoofd van alle Nichiren Shoshu lekenorganisaties en als president van de Soka Gakkai. Ik zal de verantwoordelijkheid volledig op me nemen. Dat geven jullie toch aan? Daarmee is dan alles geregeld, toch? Maar het moet de Soka Gakkai zijn, niet de priesterorde, die besluit wanneer de president aftreedt.

Mijn aftreden als president is iets waar ik al lange tijd over nadenk met het oog op het openen van de weg naar de toekomst van de Gakkai.”

Shin’ichi was van mening dat dit voor de priesterorde niet de aanleiding mocht zijn te denken dat ze een president van de Soka Gakkai onder druk konden zetten om af te treden. Hij had ook het gevoel dat, als dit zou gebeuren, het een eeuwige smet zou zijn op de geschiedenis van de priesterorde. Het was toch de Soka Gakkai die, met haar oprechte ondersteuning, de priesterorde in de naoorlogse periode had gered van hun eigenlijke ondergang. En nog belangrijker was het dat de Soka Gakkai, onder het leiderschap van Shin’ichi, echt de enige organisatie was die handelde in overeenstemming met de wens en de bedoeling van de Boeddha – het bevorderen van kosenrufu met een onzelfzuchtige toewijding, precies zoals de Daishonin had onderwezen, en het verspreiden van de Mystieke Wet over de hele wereld.

Een verantwoordelijke die overmand werd door emoties bij Shin’ichi’s woorden, zei: “Sensei!

Het spijt me zo.” Het pad van kosenrufu houdt een intensieve en meedogenloze strijd in tegen de duivelkoning van de zesde hemel.8 Juist omdat de Soka Gakkai door geloof in de Mystieke Wet in staat is geweest om de manier waarop de duivelkoning te werk gaat te herkennen, ertegen te vechten en te laten mislukken, is ze erin geslaagd om een grote stroom van kosenrufu op gang te brengen.

8Zie voetnoot 6.

(14)

17.

Kort voor zijn dood had Josei Toda zijn leerlingen opgedragen om de derde president hun hele leven lang te beschermen. Als ze dit deden, zei hij, zou het bereiken van kosenrufu een zekerheid worden. Het was de sleutel tot de eenheid die de weg zou openen naar een voortdurende overwinning. Het ging er niet om dat Shin’ichi Yamamoto beschermd wilde worden, maar hij was diep geschokt dat iedereen deze spirit, die hun leermeester hen omwille van kosenrufu had geleerd, vergeten leek te hebben.

Denkend aan de toekomst en met een gebed in zijn hart, zei Shin’ichi tegen de aanwezige topverantwoordelijken: “Ik ben een leeuw! Ik ben nergens bang voor. Jullie moeten ook leeuwen zijn! Anders zullen de leden lijden. Bewandel het grote pad van leermeester en leerling van Soka met een onbevreesde moed en een sterke strijdlust. Als jullie die sterke toewijding hebben, zal niets de Soka Gakkai ooit aan het wankelen brengen. President Toda kijkt toe!” Vervolgens stond Shin’ichi op en verliet de kamer. Door een raam zag hij de kersenbloesems dansen in een briesje. Hij bleef staan om ernaar te kijken en dacht terug aan de zware strijd die Tsunesaburo Makiguchi en Josei Toda als leermeester en leerling hadden geleverd.

In juni 1943 drong Nichiren Shoshu, uit vrees voor vervolging door de militaristische gezaghebbers die in hun oorlogsinspanning probeerden het land te verenigen onder het staatsshintoïsme, er bij de Soka Kyoiku Gakkai (voorloper van de Soka Gakkai) op aan om, al was het maar ogenschijnlijk, toe te geven aan de eis van de regering om een shinto-talisman gewijd aan de Zonnegodin in een schrijn te installeren.

Makiguchi weigerde dit en bereidde zich erop voor om bij de gezaghebbers te protesteren, klaar om de onvermijdelijke vervolging als gevolg hiervan onder ogen te zien. In die tijd nam ook zijn leerling Josei Toda de sterke beslissing om de Mystieke Wet te blijven verspreiden, zelfs met gevaar voor zijn leven. Toda werd later gearresteerd en samen met Makiguchi gevangengezet. In zijn eenzame gevangeniscel bad hij er vurig voor dat het grootste deel van alle aanklachten tegen hem gericht zouden zijn, zodat Makiguchi zo snel mogelijk vrijgelaten zou worden.

Terwijl Nichiren Shoshu wegzonk in de onzuivere stroom van belastering van de Wet, stelde de spirituele eenheid van leermeester en leerling van Makiguchi en Toda de correcte leerstellingen van Nichiren Daishonin veilig. Makiguchi stierf in de gevangenis, maar Toda bleef in leven en werd vrijgelaten. Hij voerde de oprechte wens van zijn leermeester uit en hervormde de Soka Gakkai, en baande zo een weg voor de eeuwige verspreiding van het Nichiren Boeddhisme.

De leermeester in de Soka Gakkai is de leider van de Bodhisattva’s van de Aarde die in de huidige tijd verschijnen met de gelofte om de Mystieke Wet wijd en zijd te verspreiden, en hij is ook de belangrijkste spil in de beweging voor het bevorderen van kosenrufu. Als het besluit van de leerlingen op een lijn is met dat van de leermeester, beginnen de raderen van kosenrufu krachtig te draaien. Daarom is de eenheid van leermeester en leerling de vitale verbindingslijn in de Soka Gakkai.

18.

Shin’ichi herinnerde zich het incident dat in april 1952 had plaatsgevonden tijdens de festiviteiten op de hoofdtempel voor de viering van het vestigen van de leerstellingen van de Daishonin 700 jaar daarvoor.9 Leden van de jeugddivisie van de Soka Gakkai hadden ontdekt

9Een gedetailleerder verslag van dit incident staat in De nieuwe menselijke revolutie, deel 27, hoofdstuk ‘Gerechtigheid’.

(15)

dat Jiko Kasahara, iemand die de priesters waarschijnlijk uit de priesterorde hadden gezet, bij de hoofdtempel was.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Kasahara, die toen een priester van Nichiren Shoshu was, uit eigen belang het misleidende principe aangehangen dat het boeddhisme ondergeschikt is aan het Shintoïsme. Omdat hij in de gunst wilde komen bij de militaristische gezaghebbers pleegde hij verraad aan de leerstellingen van de Daishonin. Zijn acties in die tijd waren de aanzet tot de onderdrukking door de regering van de Soka Gakkai en hadden uiteindelijk tot gevolg gehad dat Makiguchi in de gevangenis overleed.

Toen ze Kasahara tijdens de festiviteiten voor de 700 jaar-viering hadden aangetroffen op het terrein van de hoofdtempel, namen leden van de jeugddivisie hem mee naar het graf van Makiguchi en dwongen hem om zijn dwaling betreffende het principe dat hij aanhing, toe te geven. Dit incident zorgde voor opschudding bij de priesters. Er werd onthuld dat Nichiren Shoshu Kasahara in het geheim zijn functie als priester had teruggegeven en zo zijn bedrieglijke principe dat de leerstellingen van de Daishonin fundamenteel verdraaide, door de vingers zagen. Als reactie op dit incident riep de priesterorde een vergadering bijeen van de Raad van Nichiren Shoshu, waarvan de leden een resolutie aannamen waarin het gebeurde beschreven werd als “een schandelijk incident dat sinds de oprichting van de hoofdtempel nog nooit eerder was voorgekomen.”

Met de verklaring dat de president van de Soka Gakkai Kasahara had aangevallen, de hogepriester problemen had bezorgd en het geloof van de lekengelovigen die de hoofdtempel bezochten in verwarring had gebracht, deden ze de oproep dat Toda schriftelijk zijn verontschuldiging zou aanbieden. Hij zou uit zijn functie van senior leken-vertegenwoordiger van Nichiren Shoshu gezet worden en de toegang tot de hoofdtempel zou hem ontzegd worden. Terwijl ze de priester die geen spijt had over het bepleiten van het principe dat het boeddhisme ondergeschikt is aan het shintoïsme en die de leerstellingen van de Daishonin met voeten had getreden beschermden, deed de Raad van Nichiren Shoshu een poging om harde disciplinaire actie te nemen tegen Toda die had geprobeerd recht te zetten wat onjuist was.

Shin’ichi en andere leerlingen van Toda stonden op en spraken hun sterke beslissing uit om Toda te verdedigen, met de eis dat de resolutie van de raad zou worden herroepen. Ze hadden individuele ontmoetingen met de leden van de raad en legden oprecht uit wat er in feite was gebeurd met Kasahara, waarbij ze benadrukten hoe onrechtvaardig de resolutie was en verzochten om die in te trekken.

Tijdens deze ontmoetingen was Shin’ichi altijd beleefd, maar van binnen kookte hij van woede. Hij dacht: “De raad doet een poging om president Toda eruit te pikken om hem te straffen, door hem als een senior leken-verantwoordelijke van Nichiren Shoshu weg te sturen en hem te verbieden de hoofdtempel te bezoeken. Op die manier proberen ze een wig te drijven tussen hem als president en de leden. Wie zal zonder president Toda kosenrufu bevorderen? We moeten hem beschermen, hoe dan ook. Hij heeft altijd standvastig de waarheid hooggehouden en is volkomen onschuldig aan enig vergrijp. We mogen niet toelaten dat de priesterorde hem straft!”

Dit was niet alleen het krachtige besluit van Shin’ichi, maar ook dat van de topverantwoordelijken van de Soka Gakkai en de verantwoordelijken van de jeugddivisie. De duivelse functies die kosenrufu proberen te vernietigen spannen altijd samen om de banden van leermeester en leerling door te snijden.

19.

(16)

Toen ze de oprechte en goed beredeneerde uitleg van Shin’ichi en andere leerlingen van Toda hoorden, veranderden veel leden van de Raad van Nichiren Shoshu van mening en stemden in met het intrekken van de resolutie waarin werd opgeroepen tot disciplinaire actie tegen de president van de Soka Gakkai. Verder nam hogepriester Nissho Mizutani geen actie op grond van de resolutie. Dat ze het incident met Kasahara goed hadden kunnen afsluiten, zorgde voor het verdere versterken van de spirit van eenheid van leermeester en leerling in de Soka Gakkai. Juist aangemoedigd door de tegenwerkende krachten van tegenspoed wierp de organisatie zich majestueus op het bereiken van Toda’s doel van een ledenaantal van 750.000 huishoudens.

Weer terug in het heden was hetgeen Shin’ichi nu zorgen baarde echter het feit dat hij in de houding van de topverantwoordelijken de vastberaden spirit van leermeester en leerling van het toewijden van je leven aan kosenrufu, de vurige strijdlust van de Soka Gakkai niet kon ontdekken. De volgende dag, 6 april, ging Shin’ichi naar de hoofdtempel om deel te nemen aan de jaarlijkse Ceremonie van het luchten van de geschriftrollen. Daar had hij een ontmoeting met hogepriester Nittatsu en hij informeerde hem over zijn intentie om af te treden als hoofd van alle Nichiren Shoshu lekenorganisaties en ook als president van de Soka Gakkai.

Voor Shin’ichi lag de hoogste prioriteit bij het beschermen van de leden tegen de aanvallen van zelfzuchtige priesters. Zelfs als hij terugtrad als president, had hij er alle vertrouwen in dat de jongere generatie leden de fakkel van kosenrufu van de Soka Gakkai zouden dragen en moedig hun plaats zouden innemen op het grootse toneel van de 21e eeuw. Als iemand opvolgers heeft, heeft hij geen zorgen of spijt. Leiders die weten dat er jongeren zijn om hen op te volgen, zijn gelukkig en vol vertrouwen, omdat dan een heldere, hoopvolle toekomst voor hen ligt.

Op de middag van 7 april heette Shin’ichi een delegatie van twintig leden welkom van de All-China Youth Federation, staande voor de Zhou Kersenboom die prachtig in bloei stond vlakbij de Vijver van Literatuur op de campus van de Soka Universiteit (in Hachioji, Tokio).

Om tien uur die ochtend had een groep Chinese jongeren het gebouw van de Seikyo Shimbun in de wijk Shinanomachi bezocht. Nadat vertegenwoordigers van de jeugddivisie van de Soka Gakkai hen een warm welkom hadden gegeven had de delegatie discussies met hen gevoerd om een vriendschappelijke uitwisseling te bevorderen tussen China en Japan die toekomstige generaties lang zou blijven bestaan. Hierna gingen ze naar de Soka Universiteit waar Shin’ichi op hen stond te wachten.

Shin’ichi voelde duidelijk dat dit de tijd was om mensen over de hele aardbol samen te brengen door middel van een filosofie van vrede. Wat er ook gebeurde, wat voor stormen van tegenspoed er ook zouden opsteken, hij was vastbesloten om door te gaan met zijn werk van het bouwen van bruggen van vrede over de hele wereld.

20.

Shin’ichi zei: “Hallo”, in het Chinees en bedankte de groep voor hun komst. Hij omarmde de jeugddelegatieleider Gao Zhanxiang, die was gekleed in een Mao-pak, hartelijk en hij gaf elk van de delegatieleden een hand. Gao zei opgewonden: “We hebben ernaar uitgekeken u te ontmoeten, president Yamamoto, en nu is onze droom uitgekomen. We hebben bewondering voor de inspanningen die u hebt geleverd voor het slaan van bruggen van vriendschap tussen China en Japan.

Als antwoord hierop legde Shin’ichi aan Gao en de anderen de geschiedenis van de Zhou Kersenboom uit: “Deze kersenboom is op 2 november 1975 geplant en daarbij hebben we

(17)

een gebed gedaan voor de gezondheid van premier Zhou Enlai en de wens uitgesproken voor blijvende vrede en vriendschap tussen onze twee landen. Op mijn voorstel is het feitelijke planten van de boom gedaan door studenten uit de Volksrepubliek China die aan de Soka Universiteit waren komen studeren.

“Een jaar eerder, in december 1974, had premier Zhou een ontmoeting met mij in het ziekenhuis in Beijing waar hij werd behandeld. Ondanks zijn ziekte sprak hij zijn oprechte wens uit voor vriendschappelijke betrekkingen tussen China en Japan en voor wereldvrede.

Tijdens onze ontmoeting vertelde hij dat hij vol heimwee terugdacht aan zijn vertrek uit Japan in het seizoen van de kersenbloesems. Ik drong er bij hem op aan om Japan opnieuw te bezoeken en de kersenbloesems te zien, waarop hij antwoordde dat hij dat graag zou willen doen maar dat dit waarschijnlijk niet mogelijk zou zijn. Op dat moment hadden zijn woorden een ondertoon van droeve spijt. Daarom stelde ik voor om een kersenboom te planten, omdat hij daar zo dol op was, en vroeg de Chinese studenten die zijn visie voort deden leven, om die boom te planten.”

Banden van vriendschap worden geweven met de draden van oprechtheid. De jonge mensen van de Chinese delegatie luisterden aandachtig en knikten toen Shin’ichi aan het woord was.

Hij vervolgde: “Premier Zhou overleed in januari 1976, ongeveer twee maanden nadat deze kersenboom was geplant. In mijn grote verdriet bij dit nieuws, deed ik een gelofte. Die was om me met mijn hele wezen in te zetten voor vriendschap tussen China en Japan, volgens zijn langgekoesterde wens, en al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat die voor altijd zou blijven bestaan.

“Met die beslissing besloot ik naar een gelegenheid te zoeken om nog twee kersenbomen te planten, samen met jonge Chinese leiders, uit eerbied voor zowel premier Zhou als diens echtgenote Deng Yingchao. We hebben in feite voorbereidingen getroffen om dit vandaag te doen en ik zou jullie willen vragen om me nu te helpen bij het planten van die bomen, met dankbaarheid aan deze twee grote leiders en een gedeelde gelofte voor eeuwige vriendschap.”

21.

Shin’ichi begeleidde de leden van de All-China Youth Federation naar het terrein. Dichtbij de Zhou Kersenboom lagen twee kersenbomen klaar voor de boomplant-ceremonie, met een bergje verse aarde ervoor. De bomen hadden een lengte van ongeveer vier meter en droegen een tooi van lichtroze bloesems. De boom links was de Zhou Enlai Kersenboom en de boom rechts de Deng Yingchao Kersenboom. Met de leden van de bezoekende delegatie en een groep studenten van de Soka Universiteit die toekeek, begon de boomplant-ceremonie.

Shin’ichi en delegatieleider Gao Zhanxiang kregen allebei een schep om aarde rond de kluit van de bomen te scheppen. Toen ze hiermee klaar waren, applaudisseerden de jonge mensen.

“Laten we nu allemaal op de foto gaan!” stelde Shin’ichi voor. Ze gingen met z’n allen voor de bomen staan voor een groepsfoto. Gao zag er diep ontroerd uit toen hij begon te spreken.

Een jonge tolk vertaalde zijn woorden in het Japans: “President Yamamoto, de Zhou Kersenboom en deze twee bomen gewijd aan Zhou Enlai en Deng Yingchao, man en vrouw, drukken op een welsprekende manier uw oprechtheid, betrokkenheid en acties voor vrede en vriendschap met China uit. Ik ben overmand door emoties. Ik zou graag mijn dankbaarheid willen uitspreken met een spontaan gedicht.”

Hij begon met een sonore stem in het Chinees te reciteren:

(18)

Op bezoek bij onze oosterburen In het seizoen van kersenbloesems

Voelen we de diepste attentheid en meest oprechte genegenheid.

Met bewondering voor de bloesems

Waarderen we des te meer degenen die de bomen hebben geplant, Zoals we, wanneer we water drinken,

Vaak denken aan degenen die de put hebben gegraven.

Gao’s heldere stem ontroerde heel erg. Shin’ichi was erdoor geraakt en voelde zich nederig bij deze uiting van dankbaarheid. De werkelijke oorsprong van vriendschap is onderlinge waardering.

Na zijn terugkeer in China schreef Gao het volgende gedicht waarin hij de vreugde weergaf die hij bij zijn bezoek aan Japan had gevoeld:

Het contact tussen nabije buren,

Gescheiden door slechts een smalle strook water, Blijft onuitputtelijk doorstromen;

De bloem van vriendschap

Blijft voor altijd bestaan in de lente.

Hij ging samen met zijn zoon ook Japans leren. Hij had er vertrouwen in dat een vriendschappelijke uitwisseling tussen de bevolking van China en Japan voor altijd zou blijven bestaan. Premier Zhou Enlai was vastbesloten om een vriendschap op te bouwen die generaties lang in stand zou blijven. Wanneer het stokje van vriendschap van de ene generatie aan de andere wordt doorgegeven, wordt deze vriendschap oprecht en onverwoestbaar.

22.

Shin’ichi had heel veel respect en bewondering voor delegatieleider van de All-China Youth Federation Gao Zhanjiang, die zeven jaar jonger was dan hij. De vriendschap die ze in die tijd in Japan opbouwden, bleef altijd even sterk.

In de herfst van 1992, op de 20e herdenkingsdag van de normalisatie van de diplomatieke betrekkingen tussen China en Japan, legde Shin’ichi zijn achtste bezoek aan China af. Bij die gelegenheid overhandigde het Chinese Ministerie van Cultuur hem haar eerste Onderscheiding voor Bijdrage aan Culturele Uitwisseling, uit erkenning voor zijn inspanningen in het bevorderen van culturele uitwisseling tussen de twee landen. Bij de officiële ceremonie was het Gao Zhanjiang die toen onderminister van cultuur was, die Shin’ichi het certificaat van de onderscheiding overhandigde. Daarnaast gaf Gao, die zeer bedreven was in de dichtkunst, kalligrafie en fotografie, Shin’ichi een kalligrafie van zijn hand, waarop stond: “Gescheiden door alleen een smalle strook water; hoe verder de bron, des te langer de stroom.”

Gao kreeg later talloze andere belangrijke functies, waaronder die van lid van de Politieke Consultatieve Conferentie van het Chinese Volk, hoofd van de Chinese Kunstfotografie-vereniging, secretaris van de Chinese Federatie van Literaire- en Kunstkringen en voorzitter van de Vereniging ter Bevordering van Chinese Cultuur. In deze veelomvattende posities wijdde hij zich met heel zijn hart toe aan het bevorderen en ontwikkelen van culturele activiteiten in China. Hij was ook de auteur van verscheidene

(19)

boeken, waaronder Wenhua li (De kracht van cultuur) en Shehui wenhua Iun (Sociale en culturele theorie).

Gao bleef met Shin’ichi denkbeelden uitwisselen over de kracht van cultuur en een jaar lang, te beginnen in 2010, werd een dialoog tussen hen - met de titel Chikyu wo Musubu Bunkaryoku (De verenigende kracht van cultuur) - in een reeks afleveringen gepubliceerd in het aan de Soka Gakkai verbonden tijdschrift Ushio. In 2012 is het in boekvorm verschenen, hun dialoog was voornamelijk gericht op de kracht van cultuur, met de functie om een kracht voor vrede te zijn die de mensheid verenigde en een breed aantal onderwerpen bestreek, waaronder de geschiedenis van uitwisseling tussen China en Japan, kunst, cultuur en religie.

Nadat hij had besloten om af te treden als president van de Soka Gakkai richte Shin’ichi al vol energie zijn aandacht op de wereld. De oorlogen en conflicten waaronder Azië en andere gebieden gebukt gingen deden hem veel pijn. Als boeddhist en als mens besloot hij dat nu de tijd was gekomen om de weg naar vrede en menselijke harmonie te openen. Hij dacht ook dat dit de belangrijkste uitdaging was waarin wereldleiders en filosofen hun krachten moesten bundelen. Als een grote berg, verheven en waardig, keek Shin’ichi het hemelruim van de toekomst in. De ophef en commotie die hem omringden kwamen op hem over als niet meer dan het geluid van de bladeren van de bomen die zacht ruisen in een briesje.

23.

Op 9 april, een mooie heldere dag, werd de toelatingsceremonie van de Soka Universiteit gehouden. Deze begon om twaalf uur en Shin’ichi Yamamoto, de oprichter van de universiteit, sprak de toetredende studenten toe en wenste hen allemaal een prachtige toekomst toe. Hij sprak over het belang van studie in het leven en drong er bij hen op aan om altijd “een nederige studiementaliteit” te behouden en hun vier jaren op de universiteit goed te gebruiken.

In zijn toespraak gebruikte hij een citaat van de Duitse filosoof en socioloog Georg Simmel (1858-1918): “Voor een trots persoon is het de absolute hoogte van zijn waarde die telt en voor een ijdel persoon is het de relatieve hoogte.”10 Ieder individu heeft een unieke, absolute, inherente waarde die het hoogste respect verdient, en heeft een uitzonderlijke missie. Als we hier trots op zijn en ons toewijden aan onze eigen missie, ervaren we echte vreugde en levenslust.

Daarom, zo zei Shin’ichi met nadruk tegen de studenten, wordt echt succes in het leven niet gemeten naar relatieve factoren als sociale status of positie. “De waarde van je leven wordt niet bepaald door anderen”, zei hij. “Je bepaalt je eigen waarde. Het heeft geen zin jezelf met anderen te vergelijken en je onzeker te laten maken door relatieve of tijdelijke beoordelingen, of om je overmatig druk te maken over de mening van anderen en de laatste trends. Dit komt doordat dergelijke dingen uiteindelijk zo vluchtig en vergankelijk zijn als het schuim op de golven.” Shin’ichi sprak tot slot zijn hoop uit dat de studenten niet passief of afhankelijk zouden zijn, maar dat ze actief hun eigen gekozen levenspad zouden volgen, in overeenstemming met hun overtuiging.

Na de toelatingsceremonie woonde Shin’ichi een receptie voor gasten bij. Vervolgens ging hij om zeven uur ’s avonds naar de lobby van het Liberal Arts Gebouw. Daar waren net vier studenten uit China aangekomen die met hun studie aan het Instituut voor de Japanse Taal van de universiteit zouden beginnen. “Welkom op de Soka Universiteit!”, was Shin’ichi’s

10Georg Simmel, The View of Life: Four Metaphysical Essays with Journal Aphorisms (Chicago: University of Chicago Press, 2010), 181. (De visie op het leven: Vier metafysische essays met zinspreuken uit dagbladen)

(20)

begroeting. “Ik wil jullie als oprichter van deze universiteit van harte welkom heten. Ik wil jullie ook graag bedanken voor jullie keuze om hier te gaan studeren.”

In april 1975 verwelkomde de Soka Universiteit haar eerste zes studenten uit China. Het waren de eerste studenten die met steun van de Chinese regering in Japan konden studeren sinds het normaliseren van de betrekkingen tussen de twee landen. Dit was nu de derde groep studenten uit China die aan de Soka Universiteit gingen studeren. De leden van de eerste groep speelden al een actieve rol in het bevorderen van vriendschap tussen China en Japan.

24.

Shin’ichi Yamamoto sprak de Chinese studenten toe: “Laten we een foto nemen ter herinnering aan deze gelegenheid.” Shin’ichi ging samen met de studenten en ambtenaren van de Chinese ambassade op de foto. Hij gaf iedereen een hand. Toen hij met de groep naar de ingang begon te lopen, zei hij tegen de Chinese studenten: “Dit is nu jullie alma mater.

Mochten jullie vragen hebben, voel je dan alsjeblieft vrij om daar met je docenten of medestudenten over te spreken. De eerste twee groepen studenten uit China hebben allemaal erg hard gestudeerd, ze hebben een opmerkelijke groei doorgemaakt en zijn nu met hun carrière begonnen. Ik hoop dat jullie hetzelfde zullen doen.

“De toekomst van China en Japan rust op jullie schouders. Door hard te studeren zullen jullie bijdragen aan een dieper begrip van Japan in China. Door hier vrienden te maken zullen jullie zorgen voor een dieper begrip van China in Japan. Laten we samenwerken in het bouwen en beschermen van een gouden brug voor vrede.” De Chinezen knikten enthousiast, met stralende ogen, terwijl ze naar Shin’ichi luisterden. Toen ze samen het gebouw verlieten en bij de twee bronzen standbeelden in de voortuin waren gekomen, kwam een grote groep studenten van de Soka Universiteit die Shin’ichi en de Chinese studenten zagen, naar hen toe. Shin’ichi introduceerde de Chinese studenten: “Dit zijn de Chinese studenten van de derde groep die hier komen studeren. Waarom heten jullie hen geen welkom door het het lied van de Soka Universiteit te zingen?”

De Japanse studenten gingen snel in rijen staan en sloegen hun armen om elkaars schouders, waarbij de Chinese studenten meededen. Hun levendige gezang klonk in de lenteavond:

“Boven heuvels gehuld in de vurige gloed van scharlakenrode azalea’s.” Shin’ichi en de president van de universiteit klapten hard mee. De studenten bewogen bij het zingen heen en weer en hun stemmen vol emotie kwamen samen in een lied dat opsteeg tot hoog in de hemel. In gedachten zag Shin’ichi de toekomstige vriendschap voor zich die zich zou ontwikkelen tussen de bevolking van China en Japan. Hij zag een baken van hoop dat de weg naar vrede zou verlichten. De vriendschappelijke interacties tussen deze jonge mensen symboliseerden de vrede die de wereld van morgen te wachten stond. Voor deze Chinese studenten moet hun eerste dag op de Soka Universiteit een zeer gedenkwaardige zijn geweest.

25.

Op 8 april, de dag voordat Shin’ichi Yamamoto nieuwe vriendschapsbanden met de Chinese studenten aan de Soka Gakkai aanknoopte, kwam Deng Yingchao aan in Japan. Ze was de weduwe van de Chinese premier Zhou Enlai en een vicevoorzitter van de Permanente Commissie van het Nationale Volkscongres van China. Ze bezocht Japan als hoofd van een delegatie van het Nationale Volkscongres, op uitnodiging van leiders van de beide Huizen van het Japanse parlement. Op 9 april had de 75-jarige Deng Yingchao een drukke agenda vol

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na afloop van de telling van de stemmen ondertekenen alle stembureauleden die op dat moment aanwezig zijn het proces-verbaal.. Dat zijn in elk geval de voorzitter van het stembureau

Landen Afghanistan Chili China Colombia Egypte Filipijnen India Indonesië Iran Japan Marokko Pakistan Taiwan

Programma Met Andere Ogen is geïnitieerd door de coalitie Onderwijs - Zorg - Jeugd..

For Europe & South Africa: Small Stone Music Publishing,

In PANNERDEN bestaat de Raad eveneens uit 7 katholieke leden. Ook hier is er geen wijziging. Er waren toen dus blijkbaar bijkans 400 vacantiegangers, die in Putten

‘ Toen mijn vriendin weer op de been was, was het belangrijk voor haar om dicht bij huis weer onder de mensen te komen en goed te eten.. Verpleeg- en verzorgingshuizen moeten

Het zijn principes waar kinderen van nature meesters in zijn en waar wij als volwassene voor kunnen kiezen. En het zijn de principes waarmee u uw kapitaalbronnen met elkaar

Jaenen koos er node voor om haar dochter tijdens de lockdown niet meer in het weekend naar huis te halen.. ‘Het personeel toonde zich