• No results found

Inspectierapport Floddertje (KDV) Middelstegracht TT Leiden Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Floddertje (KDV) Middelstegracht TT Leiden Registratienummer"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Floddertje (KDV) Middelstegracht 85 2312TT Leiden

Registratienummer 222768976

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Overzicht getoetste inspectie-items ... 8

Gegevens voorziening ... 12

Gegevens toezicht ... 12

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 13

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Omdat de kwaliteit van de opvang van kinderen in de eerste levensjaren van grote invloed is op de ontwikkeling van kinderen, stelt de Rijksoverheid kwaliteitseisen aan kindercentra,

gastouderbureaus en gastouders op het gebied van: de pedagogische praktijk en het pedagogisch beleid, voorschoolse educatie, personeel, groepsgrootte en inzet van voldoende personeel, de opvang in vaste groepen, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, de behandeling van klachten en ouderrecht.

Voor een uitgebreidere uitleg over het inspectieproces en de verantwoordelijkheden voor het toezicht en de handhaving op de kwaliteit, verwijzen wij naar de website van het landelijk register.

Risicogestuurd toezicht:

Het rapport dat voor u ligt is tot stand gekomen aan de hand van onderzoek op basis van

risicogestuurd toezicht. Om meer maatwerk bij het toezicht in de kinderopvang mogelijk te maken werken de GGD'en in Nederland bij de inspectie volgens een model voor risicogestuurd toezicht.

Dat betekent dat er intensiever geïnspecteerd zal worden waar nodig en minder intensief waar gebleken is dat dit kan. Bij risicogestuurd toezicht ligt de nadruk vooral op die zaken die het meest direct bijdragen aan de kwaliteit van de kinderopvang.

Het risicogestuurd toezicht houdt derhalve in dat er een onderzoek plaatsvindt naar kernzaken. Dit onderzoek zal echter worden uitgebreid indien er tijdens de vorige inspectie sprake was van overtredingen, of indien hier aanleiding toe is, bijvoorbeeld bij een signaal. Indien deze

overtredingen, die niet al onder de kernzaken vallen, gedragsgerelateerd van karakter zijn, zullen deze in het risicogestuurde onderzoek ook beoordeeld worden.

Binnen het raamwerk van het risicogestuurd toezicht, geeft het rapport per geïnspecteerd onderdeel een omschrijving van de observaties en bevindingen tijdens het inspectiebezoek.

Indien een onderdeel uit de Wet kinderopvang niet voldoet, dan wordt dit onderdeel specifiek bij het betreffende inspectiedomein genoemd.

Op de laatste pagina’s van het rapport staat een overzicht van alle inspectieonderdelen uit de Wet kinderopvang die door toezichthouder zijn meegenomen in dit inspectiebezoek.

Beschouwing

Kinderdagverblijf Floddertje maakt deel uit van kinderopvangorganisatie Stichting Peuterspeelzalen Leiden e.o. Deze locatie is een kinderdagverblijf met 16 kindplaatsen voor kinderen in de leeftijd van 2 - 4 jaar.

Kinderdagverblijf Floddertje is gehuisvest in een buurthuis. Hier beschikt het over een eigen groepsruimte met diverse speelhoeken en een buitenspeelruimte.

Kinderdagverblijf Floddertje voldoet aan de getoetste voorwaarden. Er zijn geen afwijkingen geconstateerd.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

De houder heeft een organisatiebreed pedagogisch beleidsplan. Hiernaast is een op de locatie afgestemd pedagogisch werkplan.

Pedagogische praktijk

Tijdens het interview met de beroepskrachten blijkt dat zij voldoende op de hoogte zijn van het pedagogisch beleidsplan. Dit kwam ook tot uiting tijdens de observatie op de groep(en).

Bij het beoordelen van de observaties is uitgegaan van de Wet Innovatie en Kwaliteit

Kinderopvang, waarin staat dat een houder van een kindercentrum verantwoorde kinderopvang biedt. Hieronder wordt verstaan; het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

Het oordeel van de toezichthouder is tot stand gekomen door een veelheid aan waarnemingen tijdens de observatie. Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk wordt gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie pedagogische praktijk 0-4 jaar.

Onderstaande beschrijvingen zijn aan dit instrument ontleend en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd.

Observatie pedagogische praktijk

Tijdens de inspectie gaan de kinderen in de kring. Zij begroeten elkaar door goedemorgen te zeggen tegen het kind dat naast hen zit, en de naam van het kind te noemen. Kinderen die dit moeilijk vinden worden hierin ondersteund door de beroepskracht. De beroepskracht leest een boekje voor. Zij doet dit op interactieve wijze, waarbij vragen gesteld worden aan de kinderen en de kinderen dingen mogen aanwijzen. De beroepskrachten benoemen veel richting de kinderen en geven hen complimentjes.

Na het moment in de kring mogen de kinderen iets kiezen waarmee zij gaan spelen. De beroepskrachten haken aan bij het spel van de kinderen door bijvoorbeeld op de grond mee te spelen met de blokken of aan tafel te kleien. Wanneer twee kinderen ruzie krijgen in de poppenhoek ondersteunt de beroepskracht de kinderen bij het oplossen hiervan. Zij gaat op de hurken bij de kinderen zitten en legt uit dat het niet leuk is wat hij bij het andere kind doet. Daarbij legt zij uit dat het de bedoeling is dat de kinderen samen spelen en samen delen.

Voorschoolse educatie

Kinderdagverblijf Floddertje maakt gebruik van voorschools educatieprogramma Piramide. Deze locatie is vijf ochtenden geopend van 8.45 - 11.45 uur.

Per dagdeel bezoeken maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2 - 4 jaar deze peutergroep. Er zijn twee vaste beroepskrachten werkzaam die in het bezit zijn van een certificaat voorschoolse educatie en een bewijs waaruit blijkt dat zij ten minste niveau 3F, op de onderdelen mondelinge taalvaardigheid en lezen, beheersen.

Houder heeft een opleidingsplan opgesteld wat voldoet aan de voorwaarden.

In het pedagogisch beleid staan de vereiste voorwaarden beschreven.

(5)

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Teamleider)

 Interview (Beroepskrachten)

 Observatie(s) (Locatiebezoek)

 Landelijk Register Kinderopvang

 Website (www.splopvang.nl)

 Pedagogisch beleidsplan (Versie: december 2018)

 Pedagogisch werkplan (Versie: juli 2018)

 Certificaten voorschoolse educatie

 Opleidingsplan voorschoolse educatie (Versie: november 2018)

(6)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

De personen werkzaam bij Floddertje staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang en zijn gekoppeld aan de organisatie.

Opleidingseisen en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires De beroepskwalificaties van nieuwe beroepskrachten, tot de vorige inspectiedatum 27 maart 2018, zijn gecontroleerd.

Volgens opgaaf van houder zijn er na deze inspectiedatum geen nieuwe beroepskrachten werkzaam bij kinderdagverblijf Floddertje. Dit onderdeel is daarom niet beoordeeld.

Aantal beroepskrachten

Op de dag van de inspectie voldoet de beroepskracht-kindratio aan de voorwaarden.

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Kinderdagverblijf Floddertje heeft één stamgroep. Deze groep biedt opvang aan maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2 - 4 jaar.

Gebruikte bronnen:

 Interview (Beroepskrachten)

 Observatie(s) (Locatiebezoek)

 Personen Register Kinderopvang

 Diploma/kwalificatie beroepskracht

 Website (www.splopvang.nl)

 Presentielijsten (Inspectiedag)

 Personeelsrooster (Inspectiedag)

(7)

Veiligheid en gezondheid

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder gebruikt als meldcode het Protocol 'kindermishandeling en grensoverschrijdend gedrag’

voor de kinderopvang.

De beroepskrachten zijn op de hoogte gebracht van deze meldcode door middel van het bespreken van de inhoud tijdens overleggen.

Gebruikte bronnen:

 Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Teamleider)

 Interview (Beroepskrachten)

 Observatie(s) (Locatiebezoek)

 Website (www.splopvang.nl)

 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (Protocol 'kindermishandeling en grensoverschrijdend gedrag'; versie: februari 2019)

(8)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de dagopvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Pedagogische praktijk

In het kader van het bieden van verantwoorde dagopvang, draagt de houder van een

kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt

geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) Voorschoolse educatie

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zo concreet en toetsbaar mogelijk, de voor het kindercentrum

kenmerkende visie op de voorschoolse educatie en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van activiteiten.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder a Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zo concreet en toetsbaar mogelijk, de wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder b Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zo concreet en toetsbaar mogelijk, de wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zo concreet en toetsbaar mogelijk, de wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder d Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze, de inrichting van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en de wijze waarop passend materiaal voor voorschoolse educatie beschikbaar wordt gesteld.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder e Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(9)

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, zo concreet en toetsbaar mogelijk, de wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder f Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat de aanvullende onderwerpen voor voorschoolse educatie betreft, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt geboden draagt er zorg voor dat beroepskrachten voorschoolse educatie in het bezit zijn van:

Een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

OF

Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU- beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van de door hen te verrichten beroepswerkzaamheden.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 1, 5 en 7 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; art 10c Regeling Wet kinderopvang)

Onderdeel van een beroepsopleiding vormt ten minste een met gunstig gevolg afgesloten

keuzedeel dat is gericht op het ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie en dat ten minste kennis en vaardigheden omvat met betrekking tot:

a. het werken met programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie,

b. het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,

c. het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie,

d. het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen, en

e. het vormgeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

In afwijking hiervan is het keuzedeel niet vereist indien de genoemde kennis en vaardigheden al onderdeel zijn van de beroepsopleiding waarop de kwalificatie is gericht.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) OF De bezitter van een getuigschrift dat niet een keuzedeel voorschoolse educatie in de

beroepsopleiding omvat, overlegt een bewijsstuk dat met gunstig gevolg scholing is afgerond die specifiek is gericht op het verwerven van kennis en vaardigheden met betrekking tot voorschoolse educatie. Deze scholing heeft in elk geval betrekking op de kennis en vaardigheden genoemd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en omvat ten minste 12 dagdelen.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4 lid 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

(10)

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling met de in artikel 1.50 derde lid van de wet genoemde personen inclusief hemzelf.

(art 1.48d lid 3 Wet kinderopvang) Aantal beroepskrachten

De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal

aanwezige kinderen in een stamgroep wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1, onderdeel a, bij het besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels;

- indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de stamgroep verlaten, dit niet leidt tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 7 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang) Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen. Een kind wordt opgevangen in één

stamgroep. De maximale groepsgrootte wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1, onderdeel a van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang)

(11)

Veiligheid en gezondheid

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

De door de houder voor het personeel vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen:

- een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

- een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te

beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;

- indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen;

- specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

(art 1.51a lid 1, 2 3 en 5 Wet kinderopvang; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het door de houder van een kindercentrum in de meldcode vastgestelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen:

a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding;

c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;

d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

het beslissen over:

- het doen van een melding, en

- het inzetten van de noodzakelijke hulp.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 5 lid 1 onder a en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze, dat hij onverwijld in overleg treedt met de vertrouwensinspecteur kinderopvang. indien hem bekend is geworden dat een bij de onderneming werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang. Indien uit het overleg blijkt dat sprake is van een redelijk vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf doet de houder onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar en stelt hij de

vertrouwensinspecteur kinderopvang onverwijld in kennis.

(art 1.51b lid 1, 2 en 5 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ander ten behoeve van die houder werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang, deze persoon de houder daarvan

onverwijld in kennis stelt. Indien degene die van het vermoeden op de hoogte moet worden gesteld dezelfde persoon is als degene die zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan dit misdrijf, is artikel 1.51c lid 1 en 2 Wet kinderopvang van toepassing.

(12)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Floddertje

Website : http://www.splopvang.nl

Vestigingsnummer KvK : 000003160513

Aantal kindplaatsen : 16

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja*

* De inhoud van dit rapport wordt gedeeld met de Inspectie van het Onderwijs. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de voorschoolse educatie op de kinderdagverblijven (voorscholen) en kan onder andere op basis van het GGD-rapport besluiten tot een onderzoek. Tevens bekijkt de Inspectie van het Onderwijs of er in de gemeente afspraken zijn gemaakt over de voor- en vroegschoolse educatie (artikel 1.63 lid 6 Wet kinderopvang).

Gegevens houder

Naam houder : Stichting Peuterspeelzalen Leiden e.o.

Adres houder : Rooseveltstraat 12

Postcode en plaats : 2321BM Leiden

Website : www.splopvang.nl

KvK nummer : 28099826

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hollands Midden

Adres : Postbus 121

Postcode en plaats : 2300AC LEIDEN

Telefoonnummer : 088-3083460

Onderzoek uitgevoerd door : C. van Duin Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Leiden

Adres : Postbus 9100

Postcode en plaats : 2300PC Leiden

Planning

Datum inspectie : 28-01-2019

Opstellen concept inspectierapport : 26-02-2019

Zienswijze houder : 01-03-2019

Vaststelling inspectierapport : 05-03-2019 Verzenden inspectierapport naar houder : 06-03-2019 Verzenden inspectierapport naar

gemeente : 06-03-2019

Openbaar maken inspectierapport : 27-03-2019

(13)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder gaat akkoord met de inhoud van het inspectierapport.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt

(art 1.50b Wet kinderopvang; art 4a lid 1 onder c Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt