• No results found

Diaconaat en ouderen Over de diaconale roeping van de kerk in de context van vergrijzing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Diaconaat en ouderen Over de diaconale roeping van de kerk in de context van vergrijzing"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Diaconaat en ouderen

Over de diaconale roeping van de kerk in de context van vergrijzing

Hans de Waal

Eburon Utrecht 2021

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 3

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 3 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(2)

ISBN 978-94-6301-387-1

Academische Uitgeverij Eburon, Utrecht www.eburon.nl

Omslagontwerp: Textcetera, Den Haag

© 2021 J.A. de Waal. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 2

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 2 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(3)

Inhoud

HOOFDSTUK 1

Inleiding 9

1.1 Aanleiding 9

1.2 Eerder onderzoek naar diaconaat en ouderen 11

1.3 Diaconiewetenschap 14

1.3.1 Diaconiewetenschappelijke methode 15

1.3.2 Diaconaat 16

1.3.3 Inbedding 18

1.4 Probleemstelling 20

1.4.1 Diaconaat en vergrijzing: contextanalyse 20

1.4.2 Ouderenwerk tussen traditie en vernieuwing:

fundamentele gezichtspunten 21

1.4.3 Ouderenwerk als casus voor het diaconaat: verheldering 22

1.5 Doelstelling en onderzoeksvraag 23

1.5.1 Adequaat beleid 23

1.6 Verantwoording 25

HOOFDSTUK 2

Diaconaat 29

2.1 Wat is diaconaat? 29

2.2 Diaconaat en het diakonia- debat 30

2.3 Diaconaat in drievoud 33

2.4 Een smalle of brede definitie? 35

2.5 Diaconaat tussen wens en werkelijkheid 37 2.6 Diaconaat en kerkorde in de Protestantse Kerk 41

2.6.1 Overwegingen bij de kerkorde als bron voor diaconaat 45

2.7 De kerkelijke gemeente als startpunt van diaconaat 48 2.8 Aspecten van diaconaat als roeping en antwoord 50

2.9 Conclusie 56

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 5

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 5 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(4)

6 Inhoud

HOOFDSTUK 3

Diaconaat, ouderen en vergrijzing

in lokaal en bovenlokaal beleid in de Protestantse Kerk

(2006-2016) 59

3.1 Inleiding 59

3.2 Diaconaat, ouderen en vergrijzing in kerkelijk beleid 60

3.2.1 De diaconale roeping als zoekontwerp 60

3.2.2 De diaconale roeping met het oog op ouderen en vergrijzing 63

3.2.3 ‘Diaconaat’, ‘ouderen’ en ‘vergrijzing’ als zoekopdracht 64

3.3 Lokaal diaconaal beleid 65

3.3.1 Mogelijkheden en beperkingen van lokaal diaconaal en ker-

kelijk beleid 65

3.3.2 Lokale diaconale beleidsplannen over diaconaat, ouderen

en vergrijzing 67

3.3.3 Analyse: diaconaat, ouderen en vergrijzing

in lokaal diaconaal beleid 79

3.4 Lokaal diaconaal ouderenbeleid 81

3.4.1 Gerichte aandacht voor ouderen en vergrijzing 81

3.4.2 Utrecht: ‘Ouderen in beeld’ (2010) 82

3.4.3 Gouda: ‘Ouderen geven kleur aan de samenleving’ (2007) 86

3.4.4 Analyse: aspecten van lokaal diaconaal ouderenbeleid 88

3.5 Bovenlokale projecten voor de ontwikkeling van diaconaal

ouderenbeleid 90

3.5.1 Kerk in Actie en ouderen 90

3.5.2 ‘Grijs is meer dan een kleur’ (2009-2012) 93

3.5.3 ‘Zorgzame kerk’ (2013-2018) 99

3.5.4 Analyse: aspecten van bovenlokaal diaconaal ouderenbeleid 104 3.6 Diaconaat, ouderen en vergrijzing in bovenlokale kerkelijke

beleidsdocumenten 106

3.6.1 Visiedocumenten generale synode 106

3.6.1.1 ‘Leren leven van de verwondering’ (2005) 107

3.6.1.2 ‘Groeien met de riemen die je hebt’ (2006) 108

3.6.1.3 ‘De hartslag van het leven’ (2011) 109

3.6.1.4 ‘Kerk 2025’ (2015) 111

3.6.2 Beleidsplannen dienstenorganisatie Protestantse Kerk 113

3.6.2.1 ‘Geloof, hoop, liefde’ (2009-2012) 113

3.6.2.2 ‘Met hart en ziel’ (2013-2016) 115

3.6.2.3 ‘Dicht bij het hart’ (2017-2020) 117

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 6

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 6 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(5)

Inhoud 7 3.6.3 Analyse: diaconaat, ouderen en vergrijzing in kerkelijk beleid 119

3.7 Conclusie 120

HOOFDSTUK 4

Ouderen, ouder worden en vergrijzing 123

4.1 Wie zijn ouderen? 123

4.2 Aspecten van ouderdom 125

4.3 Vergrijzing en samenleving 130

4.4 Vergrijzing en kerk 135

4.4.1 De kerk en de vergrijzing van de samenleving 135

4.4.2 De vergrijzing van de kerk 136

4.4.3 Gevolgen, opgaven en uitdagingen voor kerk en diaconaat 139

4.5 Conclusie 141

HOOFDSTUK 5

Diaconaat en ouderen in historisch en diaconaal- theologisch

perspectief 143

5.1 Inleiding 143

5.2 Historisch perspectief op diaconaat en ouderen 144

5.2.1 Diaconaat en historisch onderzoek 144

5.2.2 Werken van barmhartigheid 147

5.2.3 Diaconale ouderenzorg in Nederland na de Reformatie 149

5.2.4 Diaconaat en ouderen in de twintigste eeuw 154

5.3 Diaconaat, ouderen en de kerkelijke gemeente 161

5.3.1 Ouderenwerk nader beschouwd: nieuwere diaconale zwaar-

tepunten 161

5.3.2 Diaconale attitudes in de breedte van kerk en samenleving 167

5.4 Conclusie 170

HOOFDSTUK 6

De diaconale roeping van een ouder wordende kerk 173

6.1 De kerk als oude dame 173

6.2 Maatschappelijke positionering van het diaconaat 177

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 7

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 7 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(6)

8 Inhoud 6.3 De diaconale roeping van een ouder wordende kerk met het

oog op ouderen 180

6.4 Aanbevelingen voor beleid 182

Summary 187

Literatuur 193

Bijlage: Beleidsplannen, visienota’s, rapporten, projectdocumenten 209

Dank 213

Curriculum vitae 215

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 8

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 8 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(7)

Ho of d s t u k 1

Inleiding

1.1

Aanleiding

M

et de vestiging van de bijzondere leerstoel Diaconaat vanwege Stichting Rotterdam aan de Protestantse Theologische Universiteit in 2007 kreeg de wetenschappelijke bestudering en doordenking van het diaconaat in Neder- land een impuls. Naast het onderzoek van de leerstoelhouder werden enkele diaconale promotieonderzoeken geïnitieerd, waaronder dat van een assistent in opleiding Diaconaat – een novum in de Nederlandse theologiegeschiede- nis. Het onderzoek rond de leerstoel was gericht op de plaats en taak van het diaconaat in een veranderende verzorgingsstaat, in het bijzonder in relatie tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), diaconaat en zorg, diaconaat en inclusie, en diaconaat en ouderen. Het laatstgenoemde aandachtsveld werd reeds in 2009 het beoogde onderwerp van ons onderzoek en resulteerde in 2021 in het onderhavige proefschrift. Aan de aandacht voor ouderen in het diaconaat liggen enkele motieven, vragen en ontwikkelingen ten grondslag.

In de eerste plaats is daar het proces van vergrijzing van samenleving en kerk. Het aandeel ouderen op het totaal van de bevolking wordt groter en ouderen worden gemiddeld steeds ouder (dubbele vergrijzing). Vergrijzing is een belangrijke factor in het verklaren van veranderingen in de verzorgings- staat, in het bijzonder vanwege de impact van – met een beroep op vergrijzing als onvermijdelijk voorgestelde – bezuinigingen en als aanjager van ‘anders denken’ over ouder worden, zorg, pensioengerechtigde leeftijd, levensloopbe- stendig wonen, etc. Termen als zelfredzaamheid en regiebehoud, vitaliteit en kwetsbaarheid, mantelzorg, isolement en participatie kwamen nadrukkelijk op de maatschappelijke en politieke agenda. Wat betekent dit voor het diaconaat?

Ligt hier een taak? Zo ja: welke, en waarom, en hoe? Diaconaat is gerelateerd aan de kerk en in de kerk is het proces van vergrijzing eveneens een ingrijpende ontwikkeling. Naast de dubbele vergrijzing van de samenleving kent de kerk een ‘driedubbele vergrijzing’1 vanwege de toenemende onkerkelijkheid onder

1. Frits de Lange, ‘De ‘grijze kerk’ als uitdaging’, in: Ouderlingenblad 987, 2008, 16-19: 16.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 9

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 9 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(8)

10 Hoofdstuk 1 jongere generaties. Het proces van vergrijzing plaatst het diaconaat daarom minstens voor een tweeledige uitdaging: de genoemde contextuele ontwik- kelingen vragen om bezinning op de positie en taak van het diaconaat in een samenleving met meer en ouder- wordende ouderen dan voorheen, en dat tegen de achtergrond van, in, en vanuit een kerk die zelf ‘ouder’ wordt.

In de tweede plaats sluit aandacht voor ouderen in het diaconaat aan bij de eeuwenoude traditie van diaconale en kerkelijke betrokkenheid bij ouderen die te kampen hebben met fysieke, psychische, sociaaleconomische, maatschap- pelijke en andere noden. Traditionele diaconale ouderenzorg in de vorm van bedeling, huisvesting en daadwerkelijke zorgverlening behoort grotendeels tot het verleden. Dit verleden heeft echter in kerken en diaconieën en deels ook in de samenleving een erfenis nagelaten die, zeker met het oog op het proces van vergrijzing, in meerdere opzichten eveneens uitnodigt tot bezinning. In vrijwel iedere kerkelijke gemeente worden activiteiten aangetroffen die wel worden aangeduid als ‘ouderenwerk’: sociale, pastorale en diaconale activiteiten die met het oog op ouderen worden georganiseerd. Ontmoetingsochtenden, een ouderensoos, een jaarlijks reisje; een kerstgroet, vervoer naar de kerkdienst;

huisbezoek, het bevorderen van onderling contact, themabijeenkomsten rond aspecten van ouder worden en meer. Reeds de aanwezigheid van een ‘diaco- nale infrastructuur’ in kerken, kerkelijke gemeenten en samenleving noopt tot bezinning. Tot deze infrastructuur rekenen we onder meer diaconieën, het diakenambt en kerkordelijke bepalingen dienaangaande; diaconale intuï- ties en attitudes, werkvormen en ervaringen; lokale en bovenlokale platforms, netwerken en organisaties; (voormalige) diaconale zorginstellingen; diaconale fondsen en tegoeden. De diaconale infrastructuur is in hoofdzaak aangelegd om zorgzaam te kunnen zijn. Haar aanwezigheid, zij het actief of slapend, voedt bij voortduur het besef dat kerk, kerkelijke gemeente en diaconie ‘iets moeten’, of in ieder geval ‘iets kunnen’ – en, gezien de huidige leeftijdsopbouw van de kerk, ook ‘iets zijn’ – met ouderen. Maar wat, en hoe, en waarom?

De geschiedenis van diaconale betrokkenheid en zorg bij en voor ouderen strekt zich uit van aalmoezen en werken van barmhartigheid, ‘oude mannen en -vrouwenhuizen’, hofjes en onderstand, tot fruitschalen, telefooncirkels, diaconaal vrijwilligerswerk en meer. Op welke wijze werd en wordt er in diaco- naat en diaconaal beleid gesproken over ouderen? Speelt vergrijzing als thema een rol in de reflectie van kerken en diaconieën op hun beleid en activiteiten, en zo ja, welke? Een spannende vraag daarbij is of en hoe diaconale aandacht voor en betrokkenheid bij ouderen adequaat te noemen is, dat wil zeggen: in overeenstemming met de diaconale roeping van de kerkelijke gemeente in een bepaalde tijd en context, en daarbinnen zo mogelijk in aansluiting bij de wensen, mogelijkheden en participatie van de ouderen in kwestie. Wanneer

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 10

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 10 27/10/2021 14:16:1027/10/2021 14:16:10

(9)

Inleiding 11 is dit het geval? Hoe kunnen we historisch, recent en in de nabije toekomst te ontwikkelen diaconaat met, voor en door ouderen in een vergrijzende samen- leving waarderen?

In de derde plaats is de relatie tussen diaconaat en ouderen een interessante en relevante casus om tot een nadere bepaling van het diaconaat zelf te komen, als bijdrage aan een fenomenologie van het diaconaat. Wat is diaconaat eigen- lijk, in relatie tot kerk, samenleving en (oudere) mensen? Hoe verhouden, in het beantwoorden van deze vraag, de diaconale tradities en inspiratiebronnen zich tot de uitdagingen en vragen van de maatschappelijke context? Wat is ‘denken’

en wat is ‘doen’ in het diaconaat, en welke rol speelt daarin de diaken als ambts- drager en de diaconie als organisatie of instituut? En in hoeverre zijn, aan de hand van de veelvormige kerkelijke betrokkenheid bij ouderen als casus, traditionele praktisch- theologische onderscheidingen zoals die tussen diaconale, pastorale, missionaire en andersoortige kerkelijke activiteiten (nog) relevant?

Een eerste verkenning van het aandachtsveld ‘diaconaat en ouderen’ bood meer dan voldoende aanleiding om, aan de hand van een te specificeren onder- zoeksvraag, ons gedurende enige tijd te wijden aan een onderzoek getiteld

‘Diaconaat en ouderen. Over de diaconale roeping van de kerk in de context van vergrijzing’.

1.2

Eerder onderzoek naar diaconaat en ouderen

Enige richting werd ons bij aanvang geboden door enkele eerdere onderzoe- ken.2 In 2000 verscheen de bundel Het zal ons een zorg zijn. Over toegankelijkheid en kwaliteit van zorg als opdracht voor diaconaat, met artikelen over ontwikkelingen in de verzorgingsstaat en de zorg (marktwerking, decentralisatie, veranderende zorg voor chronisch zieken en gehandicapten).3 In de bundel wordt een zorg- ethisch perspectief gehanteerd dat aandacht vraagt voor kwetsbaarheid en onderlinge menselijke verbondenheid, bedoeld als ‘kritiek en correctie op dat ethisch paradigma dat de nadruk legt op autonomie en zelfstandigheid als na te streven moreel ideaal’.4 Vanuit dit perspectief worden enkele handelings- mogelijkheden geformuleerd voor kerken en diaconieën. De bundel wil een

2. Vgl. Herman Noordegraaf, ‘Diaconaat en ouderen. Balans van eerder onderzoek’, in:

Hans de Waal, Diaconaat en het ouder worden van kerk en samenleving, Groningen 2011, 7-11.

3. Herman Noordegraaf (red.), Het zal ons een zorg zijn. Over toegankelijkheid en kwaliteit van zorg als opdracht voor diaconaat, Kampen 2000.

4. Herman Noordegraaf, ‘Het zal ons een zorg zijn. Inleidende overwegingen betref- fende diaconaat en zorg’, in: Herman Noordegraaf (red.), a.w., 7-45: 12-13.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 11

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 11 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(10)

12 Hoofdstuk 1 informatieve en bezinnende bijdrage leveren aan de ontwikkeling van actueel diaconaat ten aanzien van zorg en zorgzaamheid. Het inleidende artikel van Noordegraaf bevat tevens een aanzet voor een methode van diaconieweten- schappelijk onderzoek. De methode kenmerkt zich door het combineren van

‘contextanalyse’ (het in kaart brengen en analyseren van de bredere context van een bepaald diaconaal handelingsveld of vraagstuk) met het formuleren van ‘fundamentele gezichtspunten’ voor het diaconaat. Bijbelse begrippen als barmhartigheid en gerechtigheid zijn dergelijke fundamentele gezichtspunten, maar zij zullen steeds opnieuw in en met het oog op een specifieke context geïnterpreteerd moeten worden, voordat zij ‘inspirerend en normerend, maar ook als kritisch ‘tegenover’’ toepasbaar zijn.5 Het doel van dergelijk diaconie- wetenschappelijk onderzoek is het formuleren van criteria: ten behoeve van de ontwikkeling van adequaat diaconaal beleid, maar ook om de contextuele ontwikkelingen die worden gesignaleerd te kunnen beoordelen.

Ten aanzien van het veld van de zorg leidt dit tot de criteria van gelijke toe- gankelijkheid van zorg, zonder aanzien des persoons; aandacht voor ‘de gehele mens’ als kenmerk van goede zorg; en het opkomen voor en waarborgen van de positie van kwetsbare groepen in het bijzonder. Er worden vier domeinen of typen van kerkelijke en diaconale betrokkenheid bij de zorg onderscheiden:

als deelnemer in de zorgverlening, als participant in besturen en raden, als pleitbezorger bij beslissingsnemers en het domein van de kerk als ‘menings- en cultuurvormende kracht’. Voor ieder domein worden aan de hand van de geformuleerde criteria handelingsaanbevelingen opgesteld. De benadering van Noordegraaf staat aan de basis van twee rapporten over diaconaat en zorg door onderzoeksbureau Kaski uit 2003 en 2004.6 Op grond van enquête- onderzoek, inventarisaties van activiteiten en groepsinterviews wordt aangaande ‘de fei- telijke inzet van christelijke geloofsgemeenschappen op het veld van zorg’

geconcludeerd dat deze inzet voor het overgrote deel bestaat uit ‘bezoekwerk aan ouderen thuis’. Dit bezoekwerk is naar zijn aard vrijwel onzichtbaar voor overheden en zorgorganisaties en vindt voornamelijk plaats langs de lijnen van interne kerkelijke netwerken: bezoekwerk onder kerkleden.7

Een vergelijkbaar beeld komt naar voren uit het in samenwerking met Kerk in Actie uitgevoerde onderzoek Kerkelijke betrokkenheid bij ouderen. Een onderzoek

5. Herman Noordegraaf, a.w., 9.

6. Gert de Jong, Diaconaat en zorg. Onderzoek naar de feitelijke inzet van christelijke geloofsgemeenschappen op het veld van zorg, Nijmegen 2003; idem, Onderzoek naar de feiteli- jke inzet van christelijke geloofsgemeenschappen op het veld van zorg. Deelrapportage Den Haag, Nijmegen 2004.

7. Gert de Jong, Diaconaat en zorg, 85-87.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 12

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 12 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(11)

Inleiding 13 in Groningen en Drenthe uit 2007.8 In vergelijking tot de onderzoeken van Kaski ligt de nadruk nu niet specifiek op diaconaat en zorg maar op het geheel aan kerkelijke activiteiten voor en door ouderen. De hoofdvraag luidt: Wat gebeurt er momenteel in kerken zowel door als gericht op ouderen? Op basis van enquête- onderzoek onder kerkelijke gemeenten binnen de Protestantse Kerk in Groningen en Drenthe en enkele casestudies wordt onder meer geconcludeerd dat slechts een minderheid van de gemeenten een ‘gericht ouderenbeleid’ voert in het organiseren van activiteiten of in het betrekken van ouderen bij vrijwilli- gerswerk. Een van de respondenten meldt dat ‘de gemeente vergrijsd is en het meeste werk [al] door ouderen wordt gedaan’.9 De centrale kerkelijke activiteit voor en door ouderen is, opnieuw, bezoekwerk binnen de bestaande kerkelijke netwerken, aangevuld met ontmoetingsactiviteiten met een sociaal, bezinnend of recreatief karakter.10 Het bezoekwerk blijkt een taak van velen: ‘predikanten, kerkelijk werkers, pastorale medewerkers, zusters (in het kader van de zogeheten

‘zusterhulp’), bezoekcommissies, de Hervormde Vrouwen Dienst (HVD), ouder- lingen (soms zijn er ‘bezoekouderlingen’ of ‘ouderenouderlingen’), damescomités en diakenen’.11

Aspecten van genoemde onderzoeken komen nader aan de orde; voor nu is het van belang de opbrengst ‘bezoekwerk’ te onderstrepen als antwoord op de vraag naar de feitelijke inhoud van kerkelijke betrokkenheid bij ouderen, en om te constateren dat dit bezoekwerk veelal een interne aangelegenheid is: onder en door kerkleden. In vergelijking tot de vier domeinen van diaconale betrok- kenheid bij de zorg die Noordegraaf onderscheidt, is deze opbrengst bescheiden te noemen. De kerkelijke gemeente is deelnemer in de zorgverlening (voor zover bezoekwerk onder zorgverlening kan worden geschaard12) aan hen die deel uitmaken van de interne kerkelijke netwerken. De overige domeinen zijn in kerkelijke gemeenten en diaconieën nadrukkelijk minder of geheel niet in beeld. Wat een dergelijk contrast zegt over de ruimere taakopvatting van het diaconaat in relatie tot de zorg, zoals Noordegraaf die formuleert en die ook de boventoon voert in veel diaconale, theologische en andere literatuur over dit onderwerp, zal nader moeten worden bezien.

8. Herman Noordegraaf, Kerkelijke betrokkenheid bij ouderen. Een onderzoek in Groningen en Drenthe, Utrecht 2007.

9. Herman Noordegraaf, a.w., 14.

10. Herman Noordegraaf, a.w., 45.

11. Herman Noordegraaf, a.w., 12.

12. Gert de Jong, Diaconaat en zorg, 85: ‘Praten we niet over pastoraal bezoekwerk in plaats van zorg, als het over bezoekwerk bij ouderen thuis gaat?’.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 13

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 13 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(12)

14 Hoofdstuk 1 1.3

Diaconiewetenschap

De omvang van eerder onderzoek naar diaconaat en ouderen is, behoudens het historische onderzoek13, gering. Dat geldt in bredere zin voor theologisch onderzoek naar diaconaat in Nederland. Studie van het diaconaat is een relatief jong verschijnsel. Het aantal naoorlogse diaconiewetenschappelijke disserta- ties is op twee handen te tellen.14 Internationaal bezien is diaconiewetenschap (diaconal studies, Diakoniewissenschaft) vooral een Noord- Europese aangelegen- heid met onderzoeksinstituten in Scandinavië en Duitsland, waar vanwege de van oudsher grote maatschappelijke betekenis van Diakonie en Caritas (RK) in zorg en welzijnswerk diaconiewetenschap een academische traditie heeft opgebouwd.15 In de Nederlandse theologiebeoefening in de twintigste eeuw is de bestudering van het diaconaat met een dubbel gebruik van dezelfde term ook diaconaat gaan heten (soms aangeduid als diaconiek of diacon(i)ologie16) en was het een klein onderdeel van de praktische theologie in het curriculum van de predikantsopleiding. Voor het diaconaat als theologische discipline is in de eenentwintigste eeuw de term diaconiewetenschap gemunt. Onder diaconiewe- tenschap verstaan we, kernachtig, de bestudering van en theologische reflectie op diaconaal denken, handelen en diaconale organisatievormen (diaconaat).

In 2004 verscheen Barmhartigheid en gerechtigheid. Handboek diaconiewetenschap waarin de nieuwe aanduiding voor theologisch onderzoek naar diaconaat in

13. De aard van het historische onderzoek naar diaconaat in relatie tot ouderen en oud- erenzorg en het belang daarvan voor ons onderzoek komt aan de orde in Hoofdstuk 5.

14. Vgl. Herman Noordegraaf en Hans de Waal, ‘Diaconaat als bron van onderzoek.

Ter inleiding’, in: Bert Roor en Herman van Well, Diaconaat als kans. Twee casestudies in diaconale gemeenteopbouw, Groningen 2012, 7-15.

15. Onder meer: Volker Hermann, ‘… die Forderung einen eigenen Disziplin ‘Diakonik’

ist erst wenige Jahre alt. Eine kleine Skizze der Geschichte der Diakoniewissenschaft im 19.

und 20. Jahrhundert’, in: Johannes Eurich, Christian Oelschlägel (Hg.), Diakonie und Bildung.

Heinz Schmidt zum 65. Geburtstag, Heidelberg 2008, 95-108; Heinz Schmidt, ‘Perspektiven dia- koniewissenschaftlicher Forschung und Lehre’, in: Diakoniewissenschaftliche Perspektiven, Heidelberg 2002, 52-55. Sinds 2010 verschijnt het internationale diaconiewetenschappelijke tijdschrift Diaconia. Journal for the Study of Christian Social Practice door de International Soci- ety for the Research and Study of Diaconia and Christian Social Practice (ReDi).

16. Sake Stoppels, ‘In het begin was er diakonia’, in: H. Crijns e.a. (red.), Barmhartigheid en gerechtigheid. Handboek diaconiewetenschap, z.p. 2004, 11-18. ‘Diakonologie’: J.A. van der Ven, Ecclesiologie in context, Kampen 1993, 413, 419. ‘Diaconiologie’: T. Brienen, Handboek voor de diaconiologie. Inleiding in de theologie van de ‘bediening van het Woord’ in al zijn dimensies, Heerenveen 1999.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 14

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 14 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(13)

Inleiding 15 Nederland werd geïntroduceerd.17 Stoppels noemt drie motieven die aan de naamgeving ten grondslag liggen. De term diaconiewetenschap past bij de

‘constitutieve plek’ die het diaconale denken en handelen toekomt in het geheel van de theologie; het overstijgt, indien nodig, de disciplinaire grenzen van de praktische theologie; en anders dan ‘diaconiek’ heeft diaconiewetenschap niet de connotatie van concrete toepassing of specifieke kunde.18 De term maakt vooral een verhelderend onderscheid tussen de wetenschap en haar object.

Diaconiewetenschap wordt in het Handboek gepresenteerd als een breed geo- riënteerde theologische discipline met een grote variëteit aan onderwerpen, toepassingen en methoden. In een tweede en derde Handboek werd de ver- kenning voortgezet met aandacht voor de historische wortels en nieuwere contexten van het diaconaat.19

1.3.1

Diaconiewetenschappelijke methode

Een welomschreven of beproefde methode van diaconiewetenschappelijk onderzoek was bij aanvang van ons onderzoek evenwel niet voorhanden. De diaconiewetenschappelijke studies die sinds 2000 in Nederland zijn gepubli- ceerd zijn inhoudelijk relevant maar bieden in methodisch opzicht niet de aanknopingspunten die wij zochten.20 We hebben ervoor gekozen om de aan- zet tot een diaconiewetenschappelijke methode die Noordegraaf biedt in Het zal ons een zorg zijn en elders21 nader te verkennen en te operationaliseren voor

17. H. Crijns e.a. (red.), Barmhartigheid en gerechtigheid. Handboek diaconiewetenschap, z.p.

2004. Vgl. Herman Noordegraaf, Voor wie nemen wij de hoed af? Enige gedachten over diaco- niewetenschap, Utrecht/Kampen/Leiden 2008, 22-23.

18. Sake Stoppels, ‘Diaconiewetenschap: een nieuwe naam’, in: H. Crijns e.a. (red.), a.w., 409-411.

19. H. Crijns e.a. (red.), Diaconie in beweging. Handboek diaconiewetenschap, z.p. 2011; H.

Crijns e.a. (red.), Diaconaal doen doordacht. Handboek diaconiewetenschap, Utrecht 2018. Zie ook: G.C. den Hertog en A. Noordegraaf (red.), Dienen en delen. Basisboek diaconaat, Zoet- ermeer 2009.

20. Lútzen Miedema, Wederkerigheid in het diaconaat? Diaconale begripsvorming en relat- ievorming in het oecumenisch diaconaat, Gorinchem 2005; Henk Meeuws, Diaconie. Van grondslagenonderzoek tot een pleidooi voor een diaconale mystagogie, Gorinchem 2011; Willem Sinninghe Damsté, Gedeelde zorg. De rol van de Nederlandse Hervormde Kerk / Protestantse Kerk in Nederland bij de bestrijding van armoede in relatie tot de overheidstaak, Purmerend 2011; Bert Roor, Heilzame presentie. Diaconale betrokkenheid als leeromgeving voor protestantse kerken, Utrecht 2018.

21. Herman Noordegraaf, ‘Het zal ons een zorg zijn. Inleidende overwegingen betref- fende diaconaat en zorg’, in: a.w., 9; idem, ‘Fundamentele principes’, in: H. Crijns e.a. (red.),

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 15

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 15 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(14)

16 Hoofdstuk 1 een onderzoek naar diaconaat en ouderen. Voor nu kunnen we deze methode naar doel, componenten en hun onderlinge verhouding als volgt omschrijven:

Het, met het oog op de verheldering en bevordering van een bepaalde diaconale praktijk of diaconaal vraagstuk aan de hand van beargumenteerde criteria, combineren van (1) een empirische oriëntatie op deze praktijk of dit vraagstuk met (2) een analyse van de brede context waarbinnen deze praktijk of dit vraagstuk zich voordoet en het formuleren van (3) fundamentele diaconale gezichtspunten die van belang zijn in en voor deze praktijk of dit vraagstuk.

1.3.2

Diaconaat

Afwegingen en keuzes bij het definiëren van diaconaat komen aan de orde in Hoofdstuk 2. Voor nu omschrijven we diaconaat als de inzet van kerken en vanuit kerken ter bestrijding van materiële en sociale noden.22 Christelijk geïn- spireerde hulp aan mensen in nood (dienstbetoon, naastenliefde, pleitbezorging, caritas, barmhartigheid: christian social practice23) hoort bij de christelijke kerk van alle tijden en plaatsen. Tegelijkertijd is het steeds opnieuw een contextu- eel en specifiek verschijnsel. Hoe over ‘christelijk geïnspireerde hulp’ wordt gedacht, hoe het wordt georganiseerd en wat er daadwerkelijk plaatsvindt, verschilt per kerkelijke traditie en per tijd, plaats en context. Dat geldt zowel ten aanzien van de vorm en inhoud van de hulp (de ‘aanbodzijde’) als ten aanzien van de vorm en de inhoud van de noden (de ‘vraagzijde’).

Eén van de specifieke, contextuele vormen van christian social practice aan de aanbodzijde is het protestantse diaconaat in Nederland. Dit diaconaat vindt zijn oorsprong in een sociaal- charitatieve interpretatie van het ambt van diaken in combinatie met de semi- zelfstandige organisatievorm van de diaconie, zoals die beide binnen de protestantse kerken, vooral in de gereformeerde kerk- familie in het spoor van Bucer en Calvijn, sinds de Reformatie bestaan. De rooms- katholieke kerk kent het permanente diaconaat als wijdingsgraad naast de priester en, in Nederland, ook de aanduiding ‘diaconie’ voor wat voorheen

Barmhartigheid en gerechtigheid, 254-257; idem, ‘De hbo- theoloog in de participatiesamen- leving’, in: René Erwich en Jan Marten Praamsma (red.), Grensgangers. Pendelen tussen geloof en cultuur, Utrecht 2016, 104-120.

22. Herman Noordegraaf, Voor wie nemen wij de hoed af?, 5.

23. Naar de ondertitel van Diaconia, Journal for the Study of Christian Social Practice. De aanduiding wil een ruime omschrijving bieden voor de vele vormen van ‘Christian social practice with and among the marginalised’: Diaconia, 2010, Volume 1 issue 1, 4.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 16

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 16 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(15)

Inleiding 17 vooral caritas werd genoemd.24 Er is gelukkig veel oecumenische samenwer- king in het diaconaat. Er bestaat, afhankelijk van de gehanteerde definitie, ook diaconaat buiten de kerkelijke ambten en organisatievormen om. Er zijn nieuwe kerken zoals migrantenkerken die geen diaconaat kennen maar wel veel christian social practice laten zien. Zinvol gebruik van de specifieke term diaconaat is in de Nederlandse context echter altijd op enigerlei wijze gerela- teerd aan de kerken die met de term vertrouwd zijn en deze ook gebruiken. Dat betreft vervolgens alsnog een breed scala aan kerkgenootschappen, kerkelijke gemeenten en diaconieën, aan kerken gelieerde organisaties en bewegingen, interkerkelijke initiatieven, informele groepen, platforms, studiekringen, etc.

In dit onderzoek richten wij ons op het protestantse diaconaat in Nederland en daarbinnen, specifieker, op het diaconaat van de Protestantse Kerk in Neder- land. Op deze wijze bakenen we het onderzoeksgebied af. Tevens beschikken we zo, in aansluiting bij genoemde diaconiewetenschappelijke methode, over een eerste basale empirische oriëntatie in het spreken over diaconaat in het bestek van dit onderzoek. Anders gezegd: het diaconaat waar in het vervolg sprake van is, kan direct en indirect gerelateerd worden aan het diaconaat dat als fenomeen wordt aangetroffen in en vanuit de Protestantse Kerk. Daarmee wil uiteraard niet gezegd zijn dat de diaconiewetenschappelijke reflectie op dit specifieke diaconaat niet ook relevant zou kunnen zijn voor het denken over diaconaat en christian social practice in en vanuit andere kerken en bewegingen.

Het diaconaat van de Protestantse Kerk is een meerdimensionaal verschijn- sel. Het maakt als ambt en organisatievorm deel uit van de structuur van de kerk (institutioneel of organisatorisch diaconaat); het is, in theologische zin, een belangrijk en wezenlijk aspect van kerk- en gemeente- zijn (theologisch diaconaat); en het bestaat uit een rijke verzameling van gebruiken, handelin- gen, activiteiten, ontmoetingen, ervaringen, vormen van hulpverlening en meer (praktisch diaconaat). In Hoofdstuk 2 wordt dit drievoudige onderscheid nader toegelicht. Relevant voor de bestudering en analyse van het diaconaat waar wij ons op richten is de wijze waarop het door de Protestantse Kerk zelf wordt omschreven. In de kerkorde wordt het diaconaat geschaard onder de roeping van de plaatselijke gemeente (artikel IV-1). Diakenen behoren met de predikanten en de ouderlingen tot de ambtsdragers en hebben mede tot taak om de gemeente ‘bij haar roeping in de wereld te bewaren’ (artikel V-1) en haar toe te rusten tot het ‘vervullen van haar diaconale roeping’ (artikel V-3).

Naast of vanuit de plaatselijke gemeenten hebben ook de kerk als geheel en de

24. Henk Meeuws, Diaconie. Van grondslagenonderzoek tot een pleidooi voor een diaconale mystagogie, Gorinchem 2011, 76-80; Erik Sengers, Caritas. Naastenliefde en liefdadigheid in de diakonia van de kerk, Delft 2012, 7.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 17

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 17 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(16)

18 Hoofdstuk 1 bovenlokale kerkelijke organen een diaconale roeping of opdracht, namelijk om zich ‘in te zetten voor wie lijden en hen bij te staan in het zoeken naar vertroosting en gerechtigheid’ (artikel XVI-3). Indien nodig behoort het tot de diaconale roeping van de kerk om ‘overheid en samenleving aan te spreken op haar verantwoordelijkheid voor het bevorderen van gerechtigheid’ (ordinantie 14-9-2).25

Deze zelfomschrijving van de Protestantse Kerk ten aanzien van het diaconaat biedt een ankerpunt in ons onderzoek naar, en begrip van, de orga- nisatorische, theologische en praktische mogelijkheden en beperkingen voor de ontwikkeling van adequaat diaconaat en diaconaal beleid met het oog op ouderen, in een ouder wordende kerk, in de context van een vergrijzende samenleving.

1.3.3

Inbedding

De encyclopedische inbedding van diaconaat of diaconiewetenschap in de theo- logie is vanouds de praktische theologie. Diaconaat als kerkelijke of christelijk geïnspireerde praktijk is een vorm van ‘bemiddeling van het christelijk geloof in de praxis van de moderne samenleving’, naar een definitie van Heitink.26 De bestudering van deze dubbele praktijk (die van de bemiddeling en die van de moderne samenleving) maakt praktisch- theologische theorievorming moge- lijk waarin een analyse van praktijken wordt gerelateerd aan theologische gezichtspunten, of waarin de theologische ervaringen en gezichtspunten die in praktijken schuilgaan worden opgediept.27

Het formuleren van aanbevelingen ter bevordering, verbetering of verhel- dering van de bestudeerde praktijk is het impliciete of expliciete doel van veel praktische theologie. Dit geldt ook voor de diaconiewetenschap. De verbreding die met de term diaconiewetenschap is gezocht ten opzichte van de praktische

25. Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland, Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, Utrecht 2019 (versie t/m 1 juli 2018). In het vervolg verwijzen we naar PKO (protestantse kerkorde).

26. Gerben Heitink, Praktische theologie. Geschiedenis, theorie, handelingsvelden, Kampen 1993, 18: ‘Onder praktische theologie als handelingswetenschap wordt hier verstaan de empirisch- georiënteerde theologische theorie van de bemiddeling van het christelijk geloof in de praxis van de moderne samenleving.’

27. Zo met het oog op diaconaat: Andries Baart, ‘Diaconaal handelen’, in: H. Crijns e.a.

(red.), Barmhartigheid en gerechtigheid, 282-294: 293 en Erik Borgman, ‘Afsluitend nawoord’, in: Trinus Hoekstra (red.), Metamorfosen van religie en het diaconaat. Een theologische doorden- king van diaconaat, ’s- Hertogenbosch 2008, 69-78: 70.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 18

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 18 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(17)

Inleiding 19 theologie (1.3) beoogt de aandacht voor het diaconaat in andere theologische disciplines te bevorderen.28 Andersom is er in de diaconiewetenschap ruimte voor andere dan praktisch- theologische disciplines, daar ook deze dienstbaar kunnen zijn aan de bestudering, verheldering en bevordering van (aspecten van) het diaconaat. Omdat het diaconaat plaatsvindt in de context van de moderne samenleving, vaak ook in letterlijke zin: buiten het kerkgebouw, in een oude stadswijk, bij mensen thuis, aan een vergadertafel van overheden en instanties, in een zorginstelling etc. is er bovendien, afhankelijk van de onder- zoeksvraag, behoefte aan inzichten uit andere onderzoeksvelden en -disciplines dan louter theologische. De diaconiewetenschap kan gekarakteriseerd worden als een verbindingswetenschap voor wat betreft de manier waarop, afhankelijk van de onderzoeksvraag, steeds naar een passende multidisciplinaire benade- ring wordt gezocht. De diaconale praktijk of het diaconale vraagstuk waar het onderzoek op is gericht, is het integratiepunt voor de verschillende disciplines en gezichtspunten; zoals, metaforisch, de vertakkingen van een rivier in een deltagebied hun samenhang hervinden in de zee waarin zij uitmonden.

Voor diaconiewetenschappelijke projecten zoals de genoemde Handboe- ken, de bundel Het zal ons een zorg zijn of een internationaal project als Welfare and religion in a European Perspective (WREP)29 is het mogelijk om onderzoe- kers uit verschillende disciplines bijeen te brengen. In een individueel project als het onze, de bescheiden positie van de diaconiewetenschap in Nederland daarbij in acht nemend, is dat op die manier niet mogelijk. Wel achten wij het mogelijk om op een verantwoorde (verantwoordbare) manier de brede blik van een generalist te hanteren voor die delen van het onderzoek die de eer- ste specialisatie van de onderzoeker overstijgen, maar die onverminderd van belang zijn voor een relevante studie naar contextueel diaconaat. In ons geval:

diaconaat in relatie tot ouderen en vergrijzing in Nederland in de eenentwin- tigste eeuw. Daarom willen we, in afgebakend bestek, theologisch- conceptuele reflectie op diaconaat in verbinding brengen met een inventarisatie en ana- lyse van kerkelijke beleidsdocumenten; aspecten van recent vergrijzings- en ouderdomsonderzoek verkennen en analyseren; inzicht verwerven in de 28. Sake Stoppels, ‘Diaconiewetenschap: een nieuwe naam’, in: H. Crijns e.a. (red.), Barm- hartigheid en gerechtigheid, 409-410.

29. Welfare and Religion in a European Perspective: A Comparitive Study of the Role of Churches as Agents of Welfare within the Social Economy: Anders Bäckström and Grace Davie (eds.), Welfare and Religion in 21st Century Europe: Volume 1. Configuring the Connections, Farnham 2010; idem, Volume 2. Gendered, Religious and Social Change, Farnham 2011. Vgl. Anders Bäckström, ‘Religion between the private and the public – about diaconal studies as an academic field’, in: Diaconia, Journal for the Study of Christian Social Practice Volume 3 issue 1 2012, 44-57.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 19

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 19 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(18)

20 Hoofdstuk 1 historische wortels van diaconale betrokkenheid bij ouderen; en, al doende, tot een empirisch- geïnformeerde en kritische weging komen van vroegere en meer recente theologische motieven en praktijken ten aanzien van ouderen en vergrijzing in kerk en diaconaat.

De ‘oude’ gewoonte om de term diaconaat te gebruiken voor zowel het dia- conaat dat als fenomeen wordt aangetroffen in kerk en samenleving, als voor de bestudering en doordenking van dat fenomeen, is niet alleen een onhandig- heid. Het geeft evenzeer blijk van een innige samenhang tussen beide, en deze samenhang wordt door de verhelderende term diaconiewetenschap niet opge- heven. Diaconiewetenschappers dragen het diaconaat in de regel een warm hart toe, zijn er dikwijls professioneel en persoonlijk bij betrokken en zullen niet nalaten om waar mogelijk een bijdrage te leveren aan de bevordering van diaconaat in kerk, samenleving en theologie.

1.4

Probleemstelling

In 1.1 worden drie motieven genoemd voor aandacht voor ouderen in het dia- conaat. Inhoudelijk raken zij elkaar maar vallen niet samen: het proces van vergrijzing, de traditie van diaconale zorg, en kerkelijk ouderenwerk als casus om tot een actueel en contextueel verstaan van diaconaat te komen. Van de vele vragen en benaderingswijzen die hiermee samenhangen, zijn voor ons in het bijzonder de volgende van belang.

1.4.1

Diaconaat en vergrijzing: contextanalyse

Het proces van vergrijzing is van invloed op de bevolkingssamenstelling naar leeftijd en de inrichting van de samenleving, het denken over ouderen en ouder worden, en ook op de kerk. Voor kerken die zich in hun diaconaat op eni- gerlei wijze verhouden tot de samenleving (dienstbaar, coöperatief, kritisch, als voorhoede, door ‘present te zijn’ of nog anders) en aandacht hebben voor oudere mensen, is het van belang om zich te verdiepen in relevante aspecten van het proces van vergrijzing en tot een positiebepaling te komen – of zich bewust te worden van de positie die zij reeds innemen. Evenzeer is het van belang voor kerken, kerkelijke gemeenten en diaconieën om zich rekenschap te geven van de vergrijzing in eigen gelederen en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan, of niet, in beleid en activiteiten. Eerder onderzoek (1.2) lijkt te suggereren dat dit laatste slechts op kleine schaal gebeurt. Een aanvullende inventarisatie is gewenst. Van vergelijkbaar belang achten wij echter een vorm

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 20

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 20 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(19)

Inleiding 21 van contextanalyse teneinde, met het oog op de diaconale roeping van de kerk, de betekenis van vergrijzing voor samenleving en kerk te kunnen peilen en te vertalen naar criteria voor adequaat diaconaal beleid en activiteiten. Daartoe willen we een analyse bieden van

— interpretaties van vergrijzing in samenleving en kerk

— visies en waarden die leidend zijn in politiek, maatschappelijk en kerkelijk ouderenbeleid

— het beroep op mantelzorg en persoonlijke netwerken van ouderen en de mogelijkheden en beperkingen van kerkelijke netwerken dienaangaande

— de mogelijkheden en beperkingen van diaconaat in en vanuit een ouder- wordende kerk.

1.4.2

Ouderenwerk tussen traditie en vernieuwing:

fundamentele gezichtspunten

In de twintigste eeuw is de traditie van diaconale betrokkenheid bij kwetsbare ouderen (in de vorm van zorgverlening, huisvesting en financiële, materiële, sociale en geestelijke ondersteuning) ingrijpend veranderd. De totstandkoming van sociale voorzieningen en de moderne verzorgingsstaat, de professionali- sering van de zorg en de marginalisering van kerken in het publieke domein maakten diaconale zorg overbodig, onhoudbaar of achterhaald. Diaconale betrokkenheid bij ouderen verdween echter niet maar ontwikkelde zich, met een beroep op de blijvende diaconale roeping van de kerk, tot ‘ouderenwerk’:

kerkelijke activiteiten met een sociaal, pastoraal, bezinnend of recreatief karak- ter. Inmiddels behoort ook het ouderenwerk tot de traditie, zijn er nieuwe generaties ouderen, verandert de samenleving door het proces van vergrijzing en is er behoefte is aan vernieuwing.

Op grond van eerder onderzoek (1.2) lijkt traditioneel kerkelijk en diaconaal ouderenwerk getypeerd te kunnen worden als sterk aanbodgericht, met wei- nig differentiatie in het spreken over en benaderen van ouderen, en als een voornamelijk binnenkerkelijke aangelegenheid. Reflectie op de motieven en praktijken van recent ouderenwerk is gewenst en nodig. In deze reflectie dient ook de erfenis van het diaconale verleden te worden betrokken, omdat heden- daagse diaconale betrokkenheid bij ouderen hieruit voortkomt en omdat het diaconale verleden aanwezig is en (geheel of ten dele, bewust en onbewust) kan doorwerken in de organisatievormen en manieren van denken en doen in het diaconaat. Ook de theologische en conceptuele aspecten van het oude- renwerk behoeven derhalve reflectie. Met een beroep op welke motieven en overtuigingen vindt in het diaconaat de benadering van ouderen plaats? Zijn er

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 21

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 21 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(20)

22 Hoofdstuk 1 motieven en overtuigingen opvallend afwezig? Zijn kerk en diaconaat bereid en in staat om ouderen niet alleen te zien als ‘anderen’ (kwetsbaren, hulpbehoe- venden, doelgroep van activiteiten) maar om ook het ‘eigen’ ouder wordende gelaat, de ouder wordende gestalten van kerk, gemeente- zijn en diaconaat, te onderkennen en te beamen? Kunnen er fundamentele diaconale gezichtspun- ten benoemd worden die schuilgaan in het ouderenwerk, of die althans raken aan wat plaatsvindt, of daarin juist node worden gemist? Met het oog op deze vragen willen we een analyse bieden van

— visies op ouderen en ouder worden in de maatschappelijke en kerkelijke context, en de mogelijkheden om gedifferentieerd over ouderen te spreken

— kerkelijk en diaconaal ouderenwerk en ouderenbeleid

— historische ontwikkelingen in de diaconale betrokkenheid bij ouderen

— theologische aspecten van de diaconale betrokkenheid bij ouderen

— de betekenis van het concept ‘diaconale roeping’ in relatie tot diaconaat en ouderen.

1.4.3

Ouderenwerk als casus voor het diaconaat: verheldering

In het voorgaande werd afwisselend gesproken over ‘diaconaal’, ‘kerkelijk’,

‘pastoraal’ ouderenwerk. In kerkelijke gemeenten zijn dit soms inwisselbare aanduidingen voor de betrokkenheid bij oudere mensen. De in 1.4.2 aangestipte ontwikkelingen hebben geleid tot functieverlies van het traditionele diaconaat.

Hierdoor is op voorhand niet altijd meer duidelijk wat er met ‘diaconaal’ wordt bedoeld. Een aanzienlijk deel van de diaconale literatuur in Nederland vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw is gewijd aan het definiëren van ‘nieuw diaconaat’, vanuit de veronderstelling dat enerzijds het diaconaat een wezenlijk onderdeel van de kerk is en blijft en dat er anderzijds, ook onder veranderende maatschappelijke omstandigheden, altijd mensen en groepen van mensen zullen zijn die impliciet of expliciet een beroep doen op het diaconaat en de diaconale roeping van kerk en gemeenten. Het ouderenwerk kan als casus dienen om deze veronderstelling te toetsen. Kan de betekenis en functie van het (nieuwe) diaconaat, voor de kerk, de samenleving en de mensen in kwes- tie, worden verhelderd aan de hand van diaconale betrokkenheid bij ouderen?

Alvorens deze vraag te kunnen beantwoorden, is het nodig om te komen tot

— begripsverheldering in het spreken over diaconaat

— een analyse van de relatie tussen diaconale en andere vormen van kerkelijke betrokkenheid bij ouderen.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 22

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 22 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(21)

Inleiding 23 1.5

Doelstelling en onderzoeksvraag

Het doel van ons onderzoek is om – op basis van contextanalyse, beleidsin- ventarisatie en -analyse, een analyse van relevante historische en theologische ontwikkelingen, het construeren van criteria en begripsverheldering – aan- bevelingen te kunnen doen die de ontwikkeling van adequaat diaconaat en diaconaal beleid ten aanzien van oudere mensen in een vergrijzende kerk en samenleving ten goede komen. Een nevendoel is om een bijdrage te leveren aan een fenomenologie van het protestantse diaconaat en de verdere ontwikkeling van diaconiewetenschap in Nederland.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Waaruit bestaat, met het oog op de vergrijzing van samenleving en kerk, adequaat diaconaal beleid van kerkelijke gemeenten en bovenlokale geledingen in de Protestantse Kerk in Nederland ten aanzien van oudere mensen?

De onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deel- vragen, die in afzonderlijke hoofdstukken behandeld worden:

— Wat verstaan we onder diaconaat en het concept ‘diaconale roeping’?

(Hoofdstuk 2)

— Hoe wordt in lokaal en bovenlokaal diaconaal en kerkelijk beleid en publi- caties gesproken over of omgegaan met diaconaat, ouderen en vergrijzing?

(Hoofdstuk 3)

— Welke aspecten van het proces van vergrijzing en welke vormen van diffe- rentiatie in het spreken over ouderen en ouder worden zijn van belang voor de ontwikkeling van adequaat diaconaal beleid? (Hoofdstuk 4)

— Tegen welke historische achtergrond, en in relatie tot welke diaconaal- theologische en praktisch- ecclesiologische aspecten, kunnen we spreken over adequaat diaconaal beleid met, door en voor ouderen? (Hoofdstuk 5) In Hoofdstuk 6 wordt, tot besluit, een wenselijk en mogelijk perspectief geschetst voor kerk en diaconaat met ouderen in de context van vergrijzing;

worden de voornaamste uitdagingen dienaangaande geformuleerd voor de diaconale roeping van de kerk; en doen we enkele aanbevelingen voor beleids- makers in kerk en diaconaat.

1.5.1

Adequaat beleid

In de onderzoeksvraag wordt gesproken over diaconaal beleid dat adequaat is (‘passend, in overeenstemming met’), niet over diaconaal beleid dat goed is.

Hoewel de kwalificaties beide normatief van aard zijn en elkaar inhoudelijk

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 23

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 23 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

(22)

24 Hoofdstuk 1 raken, is naar onze opvatting de eerste wel en de tweede niet geschikt als criterium voor het diaconaat dat we bestuderen en aan de ontwikkeling waar- van we willen bijdragen. De vraag of diaconaat ‘goed’ is, is breder, ruimer en normatiever van aard dan wat in het bestek van dit onderzoek beantwoord kan worden. De vraag zou, met een beroep op bepaalde overtuigingen en gezichtspunten, desgewenst ook zonder nadere argumentatie beantwoord kunnen worden. Bezien vanuit het diaconiewetenschappelijke perspectief dat we hanteren is diaconaat of diaconaal beleid echter niet goed in zichzelf noch goed omdat wij of anderen het als zodanig bestempelen, maar ontstaat of

‘gebeurt’ goed diaconaat in een wisselwerking tussen diaconaal denken, doen en organiseren in een bepaalde context. De kwalificatie ‘adequaat’ achten we geschikt als heuristisch criterium om diaconaal beleid te kunnen waarderen, tegen de achtergrond en met inachtneming van dergelijke lokale, contextuele verschillen, historische en culturele omstandigheden, uiteenlopende theologi- sche posities en nog andere factoren ten aanzien van welke kerken, kerkelijke gemeenten, diaconieën en diaconale organisaties weliswaar onderling kunnen verschillen, maar niettemin, in beginsel, állen diaconaal beleid kunnen voeren dat ‘passend’ is.

Ook achten we de kwalificatie adequaat van toepassing op de stappen die hier gezet worden om tot een geïnformeerd, gewogen en helder verstaan te komen van wat diaconaat is en kan zijn in relatie tot ouderen en het proces van vergrijzing. Op grond van dit verstaan formuleren we enkele aanbevelingen die naar ons inzicht eveneens adequaat zijn. Het is vervolgens aan kerken en diaconieën, diakenen, vrij- willigers en andere betrokkenen in en rond het diaconale veld om daar iets goeds van te maken of te laten ontstaan.

Ten aanzien van beleid maken we onderscheid tussen beleid in algemene zin en beleid in specifieke zin. Onder beleid in algemene zin verstaan we, naar alledaags taalgebruik, een manier om aan te duiden hoe overheden, organi- saties, instellingen etc. en ook kerken, kerkelijke gemeenten en diaconieën op doorgaans beargumenteerde wijze omgaan met een bepaald verschijnsel of vraagstuk en daar vervolgens naar (willen) handelen. Vaste, ogenschijnlijk van- zelfsprekende manieren van spreken en doen, typische gewoonten en gebruiken en ‘handelen als vanouds’ kunnen de facto tot dergelijk beleid in algemene zin behoren. Onder beleid in specifieke zin verstaan we beleidsplannen en andere documenten die een specifiek beleid in een bepaalde plaats, tijd en context documenteren. Het is in de eerste, algemene zin dat wij in de onderzoeksvraag spreken over ‘beleid ten aanzien van oudere mensen’ in de context van vergrij- zing. We beogen geen specifiek beleidsplan te ontwerpen als blauwdruk voor iedere kerkelijke gemeente of diaconie. Dat zou ook geenszins mogelijk zijn, gezien de grote variatie aan relevante beleids- en contextbepalende factoren.

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 24

Waal - Handelseditie - Drukklaar.indd 24 27/10/2021 14:16:1127/10/2021 14:16:11

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Maar Koopmans benadrukt dat in artikel 2 niet gesproken wordt van natuurlijke theologie; het gaat om twee middelen waar God zich van bedient om zich aan de mens bekend

The main question for our research is: is Koopmans’ view on the voice of the church anchored in his entire theology.. If so, how does this

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Zijn insteek die hierboven de vraag opriep naar de ruimte voor de werkelijk- heid van de gemeente verhindert hem dus niet om de gemeente aan te spreken op de plaats waar zij zich

§ 2. De leden met een mandaat van on- bepaalde duur zijn de diocesane verant- woordelijke van het Diaconaat, de dia- ken verantwoordelijk voor de specifieke opleiding van

Samengevat: (1) het religieuze veld zoals we dat kennen is een product van de moderniteit, (2) vanuit het religieuze veld zijn bijdragen geleverd aan de seculiere wereld, (3)

Het pad was aangeharkt, de bladeren verwijderd en de ramen ge- zeemd. Tijd voor hoog bezoek op TiU. Koningin Maxima bracht een werkbezoek aan Tilburg University, waarbij