pagina 1 van 3
In deze bijlage vindt u het MOgroepverslag van de relevante onderwerpen zoals deze besproken werden tijdens het VWS begrotingsdebat.
Beroeps- en kennisontwikkeling sociaal werk
Voor wat betreft de beroepsontwikkeling pleit de MOgroep – in lijn met het advies van de
Gezondheidsraad - voor een gerichte investering door rijksoverheid en gemeenten (VNG, G4, 32) in een meerjarig, goed georganiseerd landelijk stimuleringsprogramma Sociaal Werk om een goed functionerend kennissysteem te laten ontstaan. Met als doel de zichtbaarheid en de
beroepsontwikkeling van het sociaal werk te ondersteunen. De vliegwielfunctie van sociaal werk voor de beoogde maatschappelijke innovatie (transformatie) kan daardoor worden versterkt. Dit onderwerp zal komende maanden ook in Wmo-debatten terugkomen. Zie
http://www.mogroep.nl/actueel/nieuws/3458-transities-pas-op-voor-oude-zorg-in-nieuwe-zakken Hierop stelt PvdA-Kamerlid Wolbert dat het nodig is dat de eerste lijn beter verknoopt wordt met gemeentelijke taken op het sociale en welzijnsvlak: 'ik hoor nog te vaak dat het werk van huisartsen niet goed op het netvlies staat bij ambtenaren en bij de medewerkers in de welzijns- en sociale sector.
Het is dus echt nodig om te leren samenwerken. Op den duur vervaagt het strikte onderscheid tussen welzijn en zorg.’
De PvdA fractie wil dat er een goede evaluatie komt van de Wmowerkplaatsen (die in 2016 aflopen) zodat 'we ervan kunnen leren en de werkzame bestanddelen ook elders kunnen toepassen'. In de ogen van PvdA is bij de deelnemers al jarenlang sprake van groot enthousiasme. Er zijn daarom jaren geleden al zes Wmowerkplaatsen gestart om richting te geven aan het nieuwe welzijnswerken.
Gezamenlijk ontwikkelen de nu 16 werkplaatsen nieuwe aanpakken voor de praktijk en wordt een nieuwe generatie maatschappelijk werkers opgeleid'. De MOgroep stimuleert deze samenwerking.
[link]
Vrijwilligerswerk en sociaal werk
De PvdA vraagt in het debat aandacht voor de verbinding tussen het welzijnswerk en vrijwilligers: 'de vrijwilligers die, vaak samen met het nieuwe welzijnswerk, actief zijn in wijken en buurten.
Vrijwilligers komen bij mensen die het soms moeilijk hebben. Zonder de juiste ondersteuning signaleren ze wel dat er iets niet pluis is, maar kunnen ze daaraan geen duiding geven. Daarom is ondersteuning en training noodzakelijk. Men maakt zich zorgen over die training en
deskundigheidsbevordering. Dit kan namelijk makkelijk verdampen en versnipperen in het geweld van de decentralisaties'.
De ChristenUnie en SGP hebben daarover een amendement ingediend waarmee zij een impuls voor landelijk werkende vrijwilligersorganisaties willen realiseren (eenmalig 1,4 miljoen extra op het budget voor vrijwilligerswerkondersteuning. Zie hier: http://www.mogroep.nl/actueel/nieuws/3631-
vrijwilligersorganisaties-gepasseerd-vws-wil-voor-dubbeltje-op-1e-rang ). Zij vinden het belangrijk dat lokale vrijwilligersorganisaties in 2015 beschikken over voldoende slagkracht om te kunnen voorzien in een aanbod aan vrijwilligers dat aansluit op de lokale vraag naar vrijwilligers. Onderdeel hiervan is dat er op lokaal niveau efficiënt wordt samengewerkt door vrijwilligersorganisaties bij het organiseren van hun aanbod.
Van Rijn is het ermee eens dat lokale afdelingen van vrijwilligersorganisaties voor het hervormen en oppakken van hun rol moeten kunnen beschikken over voldoende capaciteit en deskundigheid.
De onlangs verschenen Agenda Informele Zorg en Ondersteuning (waarbij MOgroep één van de partners is,zie hier: http://www.mogroep.nl/actueel/nieuws/3625-toekomstagenda-informele-zorg-
pagina 2 van 3
en-ondersteuning-op-hoofdlijn-gereed ), geeft hier volgens Van Rijn aandacht aan, met acties die lokale vrijwilligersorganisaties hierbij ondersteunen.
Op 11 november jl. de notitie voor de gemeentelijke ondersteuning van vrijwilligers gepubliceerd op www.invoeringwmo.nl.
CDA-Kamerlid Mona Keijzer diende een amendement in om de komende vier jaren budget (150.000 euro) vrij te maken voor het opbouwen van een netwerk van geschoolde en gecertificeerde
vrijwilligers om ouderen te ondersteunen (vrijwillige ouderenadviseurs).
Gedurende de transitieperiode is het volgens Van Rijn zinvol extra aandacht te besteden aan ondersteuning van ouderen, ter aanvulling in het systeem van cliëntondersteuning. De vormgeving van een extra impuls dient samen met de VNG te worden uitgewerkt omdat gemeenten immers verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van het vrijwilligerswerk.
Praktijkondersteuner huisarts ouderenzorg
VVD-Kamerlid Rutte maakt zich sterk voor de praktijkondersteuner huisarts ouderenzorg. Deze zou in Nederland de landelijke standaard moeten worden. Hij noemt daarbij Hoogezand waar alle ouderen gescreend worden op vitaliteit (kwaliteit van leven) door samenwerkende huisarts, POH ouderenzorg en maatschappelijke organisaties.
Preventie en zorgverzekeraar
De MOgroep heeft zich bij het aantreden bij dit Kabinet sterk gemaakt voor investeringen in preventie door zorgverzekeraars en –kantoren. Zie Zorgmarktadvies: Investeren aan de voorkant loont
http://www.mogroep.nl/actueel/nieuws/2313-betaalbare-zorg-wettelijke-verplichting-voor-investeren- in-preventie-en-participatie .
De PvdA wil dat het de zorgverzekeraars mogelijk gemaakt wordt ’om mee te doen aan afspraken over selectieve preventie, [en daarvoor is nodig] (..) een betaaltitel (..) in de Zorgverzekeringswet.’
De PvdA wil langdurende investeringen van verzekeraars in preventieprogramma’s. Door een betaaltitel op te nemen, wordt de mogelijkheid gecreëerd dat zorgverzekeraars, in overleg met gemeenten, gericht preventie gaan vergoeden, ook als die niet aan een individuele verzekerde is toe te schrijven.'
Kamerleden Bruins Slot (CDA) en Dijkstra (D66) hadden al eerder bij nota overleg preventie een motie ingediend met dezelfde strekking (betaaltitel). Als eerste stap vroeg PvdAKamerlid Wolbert de minister de Kamer een overzicht te sturen van de mogelijkheden en onmogelijkheden, en van de voor- en nadelen van het opnemen van zo'n betaaltitel in de Zorgverzekeringswet. Zij wil ook een overzicht krijgen van de ervaringen daarmee in andere landen. De minister deed deze toezegging.
Sociaal economische gezondheidsverschillen bestrijden met onderzoek- en instrumentontwikkeling en outputsturing.
Ook dit bracht de PvdA naar voren. Ook in dit land zijn de sociaal economische gezondheidsverschillen aanzienlijk; ze nemen eerder toe dan af. Mensen met een lage opleiding en een laag inkomen,
overlijden 7 á 8 jaar eerder en leven 15 jaar minder in goede gezondheid. Wolbert diende hierover een amendement in, dat voor de door de MOgroep bepleite ontkokerde kennis- en
instrumentontwikkeling (van onderop, regionaal) goede aanknopingspunten biedt. Het amendement beoogt in totaal 10 miljoen euro te investeren, voor een periode van 8 jaar, telkens 1.25 miljoen per jaar. Dit amendement beoogt de sociaal economische gezondheidsverschillen aan te pakken.
http://m.hh0.nl/g/go.aspx?g=91876-1426223-1800212100-out-10982150
In gebieden waar veel mensen wonen met een lage sociaal economische status (ses), gebeurt veel maar ontbreken dikwijls een gezamenlijke focus en concreet te behalen gezondheidsdoelen.
Door gerichte samenwerking tussen de bestaande actoren op het gebied van de
eerstelijnsgezondheidszorg, de publieke gezondheidszorg, welzijn, geboortezorg en bijvoorbeeld de zorg voor ouderen wordt sturing gebracht in de al bestaande inzet.
Daar waar segmenten voor een geslaagde aanpak ontbreken, worden die door de reguliere
pagina 3 van 3
instellingen en betrokkenen ontwikkeld of alsnog aangebracht. Er wordt uitgegaan van een vorm van cofinanciering door de betrokken actoren zoals de gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders.
Er wordt geleerd hoe er met outputfinanciering mogelijk tot financieel effectieve manier van werken kan worden gekomen, afspraken over shared savings worden nadrukkelijk in de aanpak meegenomen, zodat het ook na de periode van 8 jaar aantrekkelijk is om door te gaan.
Het budget is nadrukkelijk bedoeld ten goede te komen aan de verbetering van de positie en de gezondheid van de bewoners en niet bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek of
instrumentontwikkeling. Het is bedoeld om gemeenschappelijke doelstellingen te ontwikkelen, te ondersteunen op de uitvoering daarvan, reeds bewezen effectieve werkwijzen in te voeren, een brede aanpak mogelijk te maken, tot shared savings te komen.
Het veenkoloniaal gebied is van belang, omdat zich daar armoede op armoede stapelt (derde
generatie werkloosheid), maar ook omdat er al jarenlang via Lifelines van het UMCG, gemeten wordt hoe de gezondheid van de mensen zich ontwikkelt. Effect kan dus snel aangetoond worden, zonder dat daar een hele onderzoekslijn opnieuw voor hoeft worden opgezet. Natuurlijk zou deze aanpak ook in andere gebieden gestart moeten worden.
Om te voorkomen dat het bij goede bedoelingen blijft wordt gestart in dit omschreven gebied. Zodra er ruimte en bestendiging komt via shared savings, kunnen voorbereidingen getroffen worden naar de volgende regio, zodat hetgeen wordt gestart in de Veenkoloniën, wordt doorgegeven –ook in financiële zin- naar een volgende regio.
Het is de bedoeling dat dit amendement een sneeuwbaleffect heeft zodat daadwerkelijk wordt gekomen tot een krachtige aanpak van sociaal economische gezondheidsverschillen.
Van Rijn deed de toezegging aan Kamerlid Wolbert om de Wmo AMvB betreffende regionale samenwerking gemeenten en verzekeraars te laden met en te richten op het thema sociaal economische gezondheidsverschillen.
Op dinsdag 25 november wordt er gestemd over de ingediende moties. Over amendementen wordt in december gestemd.
