• No results found

Herontwikkeling Roozenburg, Weurt Regels

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herontwikkeling Roozenburg, Weurt Regels"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan

Herontwikkeling Roozenburg, Weurt

Regels

Gemeente Beuningen

Datum: 21 januari 2014 Projectnummer: 110682

NL.IMRO.0209.BPherzroozenburg-dfva

(2)
(3)

INHOUD

REGELS

1 Inleidende regels 3

Artikel 1 Begrippen 3

Artikel 2 Wijze van meten 7

2 Bestemmingsregels 8

Artikel 3 Groen 8

Artikel 4 Tuin 9

Artikel 5 Verkeer - Verblijf 10

Artikel 6 Wonen 11

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2 14

Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen 17

3 Algemene regels 18

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel 18

Artikel 10 Algemene bouwregels 18

Artikel 11 Algemene gebruiksregels 18

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels 18

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels 19

Artikel 14 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 19

4 Overgangs- en slotregels 20

Artikel 15 Overgangsrecht 20

Artikel 16 Slotregel 20

De verbeelding

Verbeelding met legenda

(4)
(5)

SAB 3

1 Inleidende regels

Artikel 1

Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Herontwikkeling Roozenburg, Weurt met identificatienummer NL.IMRO.0209.BPherzroozenburg-dfva van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge- volge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebou- wen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerp- technisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstem- ming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.7 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is ge- richt op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de ge- bruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of mel- dingplichtig is;

1.8 afhankelijke woonruimte

een gedeelte in een hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk dat voor andere vormen van woongebruik, niet zijnde zelfstandige bewoning, deels afhankelijk is van de voorzieningen in het hoofdgebouw;

1.9 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke or-

dening;

(6)

SAB 4

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsma- tig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bestaand

a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijd- stip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan be- staat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij el- kaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge

de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

(7)

SAB 5

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde per- ceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd ge- bouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of be- drijfsactiviteit;

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.28 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezen- lijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het be- langrijkst is;

1.29 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.30 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.31 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.32 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de boven-

kant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

(8)

SAB 6

1.33 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.34 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluit- baar is;

1.35 peil

a voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoog- te van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.36 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een an- der tegen vergoeding;

1.37 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de om- vang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden ver- staan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.39 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke orde- ning;

1.40 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk

huishouden.

(9)

SAB 7 Artikel 2

Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouw- werk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt ge- bouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neer- waarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de over- kapping.

2.2 Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de

kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

(10)

SAB 8

2 Bestemmingsregels

Artikel 3

Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

b parken en plantsoenen;

c paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

a lichtmasten 6 m;

b overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

(11)

SAB 9 Artikel 4

Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor a tuinen;

b parkeerplaatsen en langzaamverkeersroutes ter plaatse van de aanduiding ’ver- blijfsgebied’;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aan- grenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:

a de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

b de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;

c voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal

2

/

3

van de breedte van die gevel bedraagt;

d de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouw- laag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

4.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

a het bepaalde in artikel 6.2.2 onder b met betrekking tot de oppervlakte van toepas- sing is;

b de goothoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

c de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m bedraagt, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

4.3.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

(12)

SAB 10 Artikel 5

Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a wegen en straten met een functie voornamelijk gericht op verblijf van het verkeer;

b parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;

c waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de verlichting,

wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 4 m.

(13)

SAB 11 Artikel 6

Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a maximaal 21 woningen met dien verstande dat de volgende woningtypen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen:

‘aaneengebouwd’: aaneengebouwde woningen;

‘twee-aaneen’: twee-aan-eengebouwde woningen;

‘vrijstaand’: vrijstaande woningen;

b aan huis verbonden beroepen;

c parkeerplaatsen en langzaamverkeersroutes ter plaatse van de aanduiding ’ver- blijfsgebied’;

met bijbehorende bouwwerken, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a gebouwd binnen het bouwvlak;

b de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij:

aaneengebouwde woningen: aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 1 m;

twee-aaneen gebouwde woningen: aan één zijde minimaal 3 m;

vrijstaande woningen: aan twee zijden minimaal 3 m;

c goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goot- hoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;

d de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 7 m be- dragen.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

a gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

1 de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;

2 de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden mini- maal 2,5 m bedraagt;

3 voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal

2

/

3

van de breedte van die gevel bedraagt;

4 de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouw- laag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

b gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofd- gebouw maximaal:

1 50 m

2

voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 250 m

2

; 2 60 m

2

voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m

2

; 3 100 m

2

voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m

2

; mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

c goothoogte maximaal 3.25 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het

hoofdgebouw + 0,25 m;

(14)

SAB 12

d bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3.25 m mag bedragen en maximaal 6 m met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen op bouwpercelen met een opper- vlakte groter dan 500 m

2

maximaal 9 m bedragen.

6.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

a erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;

b erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;

c overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

a artikel 6.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

b artikel 6.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bij- behorende bouwwerken tot maximaal:

1 60 m

2

voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 250 m

2

; 2 70 m

2

voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m

2

; 3 110 m

2

voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m

2

;

c artikel 6.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bij- behorende bouwwerken tot de oppervlakten genoemd onder b vermeerderd met 20 m

2

, uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als af- hankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oog- punt van mantelzorg;

d artikel 6.2.2 onder b voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maxi- maal 70%.

6.3.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.4.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

a de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m

2

;

b er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;

c het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een win- kelstraat worden uitgeoefend;

d er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

e er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de

uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

(15)

SAB 13

6.4.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

(16)

SAB 14 Artikel 7

Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monu- menten.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleg- gen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag be- trekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

b in afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsver- gunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:

1 de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de be- staande fundering wordt benut;

2 de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fun- dering;

3 de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;

4 naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gron- den in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

c indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als be- doeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omge- vingsvergunning voor bouwen:

1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeo- logische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2 de verplichting tot het doen van opgravingen;

3 de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begelei- den door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten- zorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;

4 de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een ver-

slag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden

is omgegaan.

(17)

SAB 15

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

a grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, ver- wijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard, boom- of fruit- teelt of diepwortelende beplanting;

b graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van wa- terlopen, sloten en greppels;

c aanleggen van leidingen.

7.3.2 Uitzonderingen

Het onder 7.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

a In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteits- norm voor de Nederlandse Archeologie;

b voor werken en werkzaamheden in het kader van normale onderhouds- en ver- vangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, riolering, leidingen en beplantingen;

c voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,30 m on- der het bestaande maaiveld;

d voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlak- te van 100 m

2

;

e voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maxi- maal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

f voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

g ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist.

7.3.3 Verlening

a De onder 7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gron- den in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

b Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient

op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten-

zorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeolo-

gisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

(18)

SAB 16

7.3.4 Voorwaarden

Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde:

a de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ geheel of gedeeltelijk te doen ver- vallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;

b de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ op te nemen, indien uit nader on-

derzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

(19)

SAB 17 Artikel 8

Waterstaat - Waterlopen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterlopen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming en het be- heer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en met inachtneming van de keur van het waterschap.

8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor

het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan

de beheerder van de watergang.

(20)

SAB 18

3 Algemene regels

Artikel 9

Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10

Algemene bouwregels

10.1 In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

10.2 In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die af- stand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

Artikel 11

Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

a een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

b een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onder- houd;

c een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten be- hoeve van prostitutie.

Artikel 12

Algemene afwijkingsregels

12.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maxi- maal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, per- centages en afstandseisen;

b de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij

een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in

verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik

van de gronden en/of de bebouwing;

(21)

SAB 19

c de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen ge- bouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten be- hoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;

d de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen ge- bouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.

12.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

a de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenre- dig worden geschaad.

Artikel 13

Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbren- gen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestem- mingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;

b de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

c het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet on- evenredig worden geschaad.

Artikel 14

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van steden- bouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Wo- ningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepa- lingen;

b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f de ruimte tussen bouwwerken.

(22)

SAB 20

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15

Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

15.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aan- wezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsver- gunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of ver- anderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

15.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daar- na te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan

‘Herontwikkeling Roozenburg, Weurt’.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van…………..

De voorzitter, De griffier,

……… ………

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor