• No results found

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jan Vercammen, Het doode kindje Eric · dbnl"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jan Vercammen

bron

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric. E. Van Beekhoven, Mol 1936

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/verc002dood01_01/colofon.php

© 2014 dbnl / erven Jan Vercammen

(2)

AAN ZIJN VADER EN ZIJN MOEDER EN ZIJN ZUSJE GODELIEVE.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(3)

I

UIT welken grond bloeit dit verlaat herdenken, nu reeds de winter van uw doortocht sluit?

Slechts enkle weken mocht onze aarde u drenken:

ik kende u niet, ge gaaft me geen geluid.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(4)

Ik ken zoomin den dronken bloei der tropen.

- misschien is u daarvan een vreemde bloem verwant? - ik ken den roep der dieren niet, die mij ontloopen, - en wellicht was uw taal die van mijn vaderland.

Ons water waschte u rein, u mocht ons vuur verwarmen.

Ons wijde water draagt onwillig onze boot,

ons hooge vuur brandt met zeer weigerig erbarmen, en gij zijt aan onze aarde, ons vuur, ons water groot.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(5)

II

WANT generzijds den stroom door onze gouwen rilden de najaarsboomen aan uw kleinen kreet, en toen verweefden onze haastige getouwen de wol van onze schapen voor uw warme kleed.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(6)

Toen allen bogen in gedachtenis der doden

heeft zich uw moeder aan uw leven hooger opgericht terwijl haar zachte handen u de wijde wereld boden in hun gespreide palmen, die verdronken in uw licht.

Maar ik ben dezerzijds den stroom gebleven.

Wat later zongen onze kinderen een oud mottet in een zeer witte nacht, den hoogdag van het leven.

Toen kwam uw dood staan wachten aan uw bed.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(7)

III

Uw stad bezochten koninklijk twee manen en achtmaal zevenmaal in rijke sluiers onze zon:

hun schaduw trok de koele, breede banen, waarop ik uw gedachtenis als onze vruchten won.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(8)

Want zie, gij zijt mij, na uw zeer ontijdig scheiden zoo dicht als mijn zóó wilde en zóó ontzinde droom, dat ik geen helder oogenblik vermag te beiden en door mijn donkere uren ijl naar de ouden boom, waarvan geen ooft ooit is geplukt geworden, omdat zijn breede kruin boven de sterren reikt.

Zelfs moet ik met mijn armen nog zijn stam omgorden, wijl reeds naar den levant zijn lichte schaduw wijkt.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(9)

IV

De molen uit uw vaders droom is stilgevallen, zijn wieken zogen dezer dagen al het licht naar een zeer lagen horizont - daar zijn de hallen van uw verblijding voor ons allen dicht.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(10)

Uw moeders handen rillen bij het teeken van haar aanvaarding: in den Naam...

Nu mag haar snik nog aan uw voorhoofd breken, maar zie, de laatste nacht drukt aan het vensterraam.

Zij hadden met het leven u een naam gegeven tot uw bestendiging - hij was een korte waan:

mij is alleen die waan nog bijgebleven, wijl ik maar kwam als gij waart weggegaan.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(11)

V

Nauw was uw stijgen naar den dag begonnen, of aan zijn grenzen brak uw brooze hart:

gij hebt ons licht in uw onzichtbaarheid gewonnen, en ons omsluit de schaduw die ons oog verwart.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(12)

Gij zeidt ons niets, gij hebt het niet geweten, wij raden met een naam: ons oog en oor zijn zwak.

Zij zagen enkel, wat wij sterven heeten en hoorden slechts wat wind over het dak.

Nog konden in dat enkel uur uw oogen talen

wat komen kon misschien en reeds vandaag niet kwam, en pas toen de avond om uw thuis kwam dwalen, tilde u de roode zon over de heuvelkam.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(13)

VI

Want zorgen zongen, die geruischloos kwamen, tot vespertijd. Toen viel 't bewustzijn los van dit verlies: zij noemden al uw namen, gedempt als ging een voet door hooge mos.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(14)

Of was de zon, voorbij de wolken uitgebleven en daalde de avond onverwacht en snel?

Dan zijn die wolken toch u tijdig nagedreven, want sterren stonden over dat ontwaken ijl en hel.

Toen wilde moeder u nog zacht uw laken spreiden, wijl vaders warme hand nog zocht uw koude hoofd:

uw stilte tot een wereld voelden ze verwijden, en toen is van hun hart de hooge vlam gedoofd.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(15)

VII

Zij bleven laat, diep naar elkaar gebogen.

Ze dachten: zie, het slaapt zei toen de Heer.

En deze zekerheid sloot hun ontstoken oogen:

ze hoorden het mirakuleuze woord niet meer.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(16)

Dien morgen bloeide zwaar en donker 't eigen weten - en heel uw korte toeven drong in dezen dag - in 't schaarsche licht doorheen de nauwe reten der neergelaten luiken: strakke zilvren rag van enkele zeer dunne en zeer paralleele draden.

Viel over uw gelaat der lampen gele licht,

dan ging uw moeder om uw mond uw glimlach raden en vond uw vader na lang staren eerst uw oogen dicht.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(17)

VIII

Na nog een nacht met overzeesche droomen en nog een morgen met een moe doch gaaf gebed is met wat licht de stille man gekomen

en heeft het kistje naast uw wieg gezet.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(18)

Het meisje kwam uw blauwe peluw dragen, uw bed van witte watten was gespreid,

toen aarzelde de man als wou hij nog iets vragen, - zijn handen waren traag en zwaar van spijt, toen zij u namen en u overgleden:

een trage boog als een zeer lichte brug;

en toen gij eenzaam haar hadt overschreden, uw moeder en uw vader riepen schrijnend u terug.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(19)

IX

Hij las haar uit het boek: ‘en luid kloeg op de hillen de stem van Rachel en zij weende zeer...’

Ze wisten samen toen hun wilde weigring stillen:

zoo luwde aan een gestrekte Hand de storm op het meer.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(20)

Maar nog dien avond hebben ze bevonden hoe wild de weder-opgeroepen golven slaan, want zij herkenden aan een lach nog al hun wonden:

hun meisje, dat nu sterren zocht in elken traan.

Maar dat zij plots daarna gebleven weten, dat moeder in haar rillende armen sluit, het broze leven, rijkdom haast vergeten, maar plots ervaren in het open lachgeluid.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(21)

X

U groeten allen, waar hun dagelijksche leven hen verder voert langs uw zoo vroege tocht;

nochtans werd u maar luttel tijds gegeven, en weinig oogen hebben uw gelaat gezocht.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(22)

Onze aarde heeft u trouw en licht genomen ons handen brachten traag haar eersten groet, en over ons gebaar kwam door de naakte boomen de draf van verre paarden hun zware arbeid tegemoet De delver keek ons na, hij waakte over ons scheiden, en wachtte rustig naast uw kleine, ondiepe bed.

Hij heeft u toegedekt en over uw verbeiden een grashoog kruisje met een nummer op gezet.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(23)

XI

Het kindje Eric beidt in stage rust het dagen der laatste erkenning, die ontrust wij tegengaan:

zijn ouders en ons allen blijft het wankle wagen doorheen vervulling, derven en veelvoude waan.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

(24)

Ik zag hem niet, en is mijn dicht verblijven aan zijn voorbijgang zoo onwerkelijk en laat, mijn oude hoornen zingen diep in dit beklijven als in een woud, dat wijd om 't Eden staat.

Het is om zijnentwil een wonderlijk bezinnen;

het rad der avonturen wentelt om den tijd:

steeds einde, en ieder einde is weer beginnen, totdat ons zal genaken Eric's eeuwigheid.

Jan Vercammen, Het doode kindje Eric

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toen was mijn adem heet en hees onder de amberen maan in de mist en eenzaam was ik in mijn vrees voor niet meer eenzaam zijn.. Ik wist de dreiging van verdreven gees-

Tussen beide benen staat het beeld van mijn geliefde koningin van voet tot knie, maar zie hoe zij haar hoofd naar dagen speurend reikt naar waar een bron van leven welt wijl

Najaarse woorden van voorbijheden vallen als najaarse vrucht, omdat gij door dit wordend uur zult wederkeren, mijn lief, daar geen seizoen u zal gesloten zijn, want niet als vrucht

Gij ziet het licht niet, want uw open ogen zijn afgesloten met de schaduw van de dood, o duisternis in hun verzonken bogen.. Ik was het leven dat gij

De titel, ‘Uw schoot, een schuwe scharlaken vlinder’, verwijst naar de erotische verzen waaruit een belangrijk deel van de bundel bestaat.. Vercammen is trouwens de eerste in de

Neen, vrienden, niet de rust geeft de vrede, die de dichter gierig in zijn ziel sloot, maar de almilde onrust van zijn leden, zijn zinnen, zijn geest en vooral zijn hart.. En indien

Ik ken de kleur van haar haren niet maar ik weet dat ze donker waren zelfs donkerder dan ik weet en ze waren lang, zelfs langer dan ik weet en haar leden waren lenig, zelfs leniger

Gevoelende hoe ijdel de hoop was dat Clara, met het aantal pretendenten haar door elkeen toegeschreven, niet tot een huwelijk zou besluiten vóór dat de tijd en het gunstig lot hem