1/3
Advies nr. 159/2019 van 27 september 2019
Betreft: Voorontwerp van wet tot wijziging van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (CO-A-2019-168)
De Gegevensbeschermingsautoriteit (hierna "de Autoriteit");
Gelet op de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, inzonderheid op artikel 23 en 26 (hierna “WOG”);
Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (hierna "AVG");
Gelet op de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna “WVG");
Gelet op het verzoek om advies van de heer De Croo, Minister van Financiën ontvangen op 22 augustus 2019;
Gelet op het verslag van Mevrouw Alexandra Jaspar, Directeur van het Kenniscentrum van de Gegevensbeschermingsautoriteit;
Brengt op 27 september 2019 het volgend advies uit:
Advies 159/2019 - 2/3
1. De Minister van Financiën vraagt het advies van de Autoriteit over een voorontwerp van wet tot wijziging van het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna, "het Voorontwerp"). De adviesaanvraag heeft meer bepaald betrekking op artikel 9 van dit Voorontwerp. Volgens de informatie van de aanvrager, is die bepaling de omzetting van artikel 262 van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de Richtlijn BTW 2006"), zoals gewijzigd door de richtlijn (EU) 2018/1910 van de Raad van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten (hierna de "Richtlijn BTW 2018»).
2. Artikel 9 van het Voorontwerp strekt tot wiiziging van artikel 53 sexies, §1 van het wetboek BTW en betreft het BTW-identificatienummer van de belastingplichtige voor wie de verzonden of vervoerder goederen bestemd zijn onder de regeling "inzake voorraad op afroep».
3. Volgens de Memorie van toelichting is "de regeling inzake voorraad op afroep een contractuele regeling waarbij een leverancier de goederen overbrengt naar een voorraad in de nabijheid van een gekende afnemer zonder hem evenwel al de eigendom ervan over te dragen. De afnemer heeft wel het recht om naar eigen goeddunken goederen uit de voorraad van de leverancier vooraf te nemen waarbij op dat moment een levering van goederen zal plaatsvinden" (Memorie van toelichting, blz. 5).
4. De bepaling waarop het verzoek om advies betrekking heeft, stelt dat de leverancier van de betrokken goederen voortaan het BTW-nummer van de ontvanger moet vermelden in een verklaring die moet worden ingediend bij de administratie belast met de BTW van de andere betrokken lidstaat.
5. Het feit dat dit nummer algemeen bekend is, belet niet dat de verwerking ervan volledig onder de toepasselijke bepalingen van de AVG) met betrekking tot natuurlijke personen die onderworpen zijn aan de verplichting om over een BTW-nummer te beschikken. Het is derhalve de verantwoordelijkheid van de aanvrager om er met name voor te zorgen dat de verwerkingsverantwoordelijke duidelijk wordt aangewezen overeenkomstig artikel 4.7 van de AVG en dat er een bewaartermijn voor de betrokken persoonsgegevens wordt vastgesteld (art. 5.2.2 juncto art. 5.1.e AVG).
Advies 159/2019 - 3/3
6. De Autoriteit meent voor het overige dat het Ontwerp op dit ogenblik geen aanleiding geeft tot bijzondere opmerkingen.
(get.) Alexandra Jaspar
Directeur van het Kenniscentrum