• No results found

Over mannen- en vrouwenlonen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Over mannen- en vrouwenlonen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over mannen- en vrouwenlonen

Vanderbiesen, W. (2006). De lonen in Vlaanderen. Eindrapport Steunpunt WAV.

De verklaring voor dit loonverschil tussen mannen en vrouwen ligt in verschillende factoren. Zo zijn vrouwen vaker actief in minder goed betaalde sec- toren en stoten nog steeds heel wat vrouwen op een ‘glazen plafond’ dat hen ervan weerhoudt om even vlot dan mannen door te kunnen stromen naar hogere, leidinggevende en best betaalde func- ties. Tevens hebben vrouwen vaker een deeltijdse baan, wat minder goed betaalt dan een voltijdse baan (ook wanneer deeltijdse jobs worden om- gerekend naar een voltijdsequivalente job). Daar- naast bouwen vrouwen doorgaans minder anciën- niteit op dan mannen, omdat zij vaker een onder- broken loopbaanpatroon hebben of omdat de leef- tijdsstructuur van werkende vrouwen jonger is dan die van mannen (aangezien oudere vrouwen min- der vaak aan het werk zijn dan oudere mannen).

De loonkloof neemt af

De loonkloof tussen mannen en vrouwen neemt de laatste jaren gestaag af. In 2004 bedroeg het loon-

verschil tussen mannen en vrou- wen 20% (loonkloof van 1,20).

Tien jaar eerder, in 1995, was dit nog 24%. De lonen van mannen en vrouwen komen dus iets dichter bij elkaar te liggen. Tevens blijkt dat deze evolutie zich pas de laat- ste jaren heeft ingezet, aangezien tussen 1995 en 2001 de loonkloof op hetzelfde niveau (1,24) bleef.

De daling van de loonkloof deed zich dus vooral voor tussen 2001 en 2004.

De industrie neemt het voortouw

De dalende loonkloof tussen mannen en vrouwen komt vooral tot uiting in de secundaire sector, waar echter het aandeel vrouwelijke werknemers (18,6%) duidelijk lager ligt dan gemiddeld (39,9%):

tussen 1995 en 2004 daalde de loonkloof in de in- dustrie van 1,32 naar 1,18. In de tertiaire sector groeiden de lonen van mannen en vrouwen min- der sterk naar elkaar toe (daling van 1,34 naar 1,28). In de primaire en quartaire sector bleef de loonkloof quasi onveranderd (tabel 1).

Binnen de secundaire sector groeiden de lonen van mannen en vrouwen het sterkst naar elkaar toe in de chemie: tussen 1995 en 2004 nam de loonkloof in deze sector af van 1,41 naar 1,31. Niettemin be- staat er in de chemie nog steeds een grote loon- kloof in vergelijking met andere sectoren. In de overige industriële sectoren – met onder meer de grafische industrie en de rubber- & kunststofnijver- heid – nam de loonkloof eveneens behoorlijk af (van 1,27 naar 1,18). Ook in de metaalnijverheid

22 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006

Het gemiddeld brutoloon dat een man per jaar verdient, ligt 6 100 euro hoger dan dat van een vrouw. Vrouwen verdienen dus gemiddeld minder dan mannen, ook wanneer we vergelijken op basis van voltijdsequivalente jobs. Een Vlaamse mannelijke werknemer in een voltijdsequivalente job verdiende in 2004 ge- middeld 36 700 euro op jaarbasis. Bij hun vrouwelijke collega’s bedroeg het gemiddeld bruto jaarloon 30 600 euro. De loonkloof tussen het gemiddeld bruto jaarloon van een man en het gemid- deld bruto jaarloon van een vrouw bedroeg in 2004 bijgevolg 6 100 euro of 20%. Het gemiddelde loon van een man ligt dus precies een vijfde hoger dan dit van een vrouw.

(2)

en de bouwnijverheid – twee mannensectoren bij uitstek – werden de verschillen tussen mannen- en vrouwenlonen duidelijk kleiner. In de metaalnij- verheid nam de loonkloof af van 1,25 naar 1,17. In de bouwnijverheid werd het loonverschil – voor zover dit er al bestond – helemaal weggevaagd:

vrouwen in de bouw verdienden in 2004 zelfs een fractie meer dan mannen, een verschil dat wellicht te verklaren is door de oververtegenwoordiging van bedienden onder deze vrouwen.

In de tertiaire of commerciële dienstensector kwa- men de lonen van mannen en vrouwen vooral in de sectoren informatica en vervoer dichter bij el- kaar te liggen. Het betreft hier echter twee sectoren die in vergelijking met de andere dienstensectoren een beperkt aandeel vrouwen tewerkstellen. Tus- sen 1995 en 2004 nam de loonkloof in de informati- ca af van 1,35 naar 1,21; in het vervoer – waar in 1995 al een vrij kleine loonkloof (1,14) bestond – kwam het loon van vrouwen sterk aanleunen bij dit

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006 23 Tabel 1.

De kloof tussen het gemiddeld bruto jaarloon in een voltijdsequivalente job van mannen en vrouwen naar sector (op basis van NACE) (Vlaanderen; 1995 en 2004)

Man (euro)

Vrouw (euro)

Aandeel vrouwen (%)

Loonkloof man/vrouw

Sector 2004 2004 1995 2004 ’95-’04

Voedingsindustrie 35 300 28 100 32,5 1,30 1,26 -0,04

Textiel en kleding 31 300 23 700 46,0 1,38 1,32 -0,06

Metaalnijverheid 37 700 32 400 14,0 1,25 1,17 -0,08

Bouwnijverheid 28 700 29 100 5,8 1,06 0,99 -0,07

Chemie 53 400 40 700 22,5 1,41 1,31 -0,10

Overige secundaire sectoren 36 600 31 100 21,9 1,27 1,18 -0,09

Groothandel 40 800 32 900 32,5 1,30 1,24 -0,06

Kleinhandel 29 000 23 300 64,8 1,27 1,24 -0,03

Vervoerssector 31 400 30 400 20,1 1,14 1,04 -0,10

Horeca 21 500 19 900 51,4 1,12 1,08 -0,04

Post en telecommunicatie 35 300 31 400 29,1 1,16 1,12 -0,04

Financiële diensten 56 700 39 600 46,8 1,42 1,43 +0,01

Informatica 47 200 38 900 23,8 1,35 1,21 -0,14

Advies en bijstand 36 400 28 100 45,9 1,36 1,29 -0,07

Overige tertiaire sectoren 32 400 23 600 36,1 1,39 1,37 -0,02

Openbaar bestuur, algemene collectieve diensten en verplichte sociale verzekering

37 300 31 400 37,8 1,17 1,19 +0,02

Onderwijs 40 500 35 300 64,7 1,19 1,15 -0,04

Ziekenhuizen en overige gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening

33 600 30 300 76,0 1,10 1,11 +0,01

Recreatie, cultuur en sport 32 900 29 300 39,4 1,14 1,12 -0,02

Overige quartaire sectoren 41 200 33 900 44,1 1,32 1,21 -0,11

Bron: RSZ LATG-DMFA (Bewerking Steunpunt WAV)

(3)

van mannen: mannen verdienden er in 2004 nog slechts 4% meer dan vrouwen.

In de financiële sector, waar bijna de helft (46,8%) van de werknemers vrouw is, blijft een (zeer) grote loonkloof bestaan: in 2004 verdienden mannen in de financiële sector maar liefst 43% meer dan vrou- wen (loonkloof van 1,43) en dit ondanks het feit dat het voor vrouwen de tweede best verdienende sector is (na de chemie). Ten opzichte van tien jaar eerder steeg de loonkloof zelfs nog heel licht (+0,01).

In de quartaire, meest vrouwelijke, hoofdsector bleef de loonkloof quasi onveranderd, hoewel ze met 1,16 wel lager ligt dan in de andere hoofdsec- toren. Enkel in een aantal kleinere overige quartai- re sectoren was er een duidelijke afname van de loonkloof merkbaar (-0,11). In andere sectoren, zo- als bijvoorbeeld het openbaar bestuur, algemene collectieve diensten & verplichte sociale verzekering steeg de loonkloof licht (+0,02).

Hoe ouder, hoe groter de loonkloof

De hoogte van het loon stijgt met de leeftijd (en bijgevolg ook met de opgebouwde anciënniteit), maar ook de loonkloof tussen mannen en vrouwen neemt toe naarmate men ouder wordt. In de jonge- re leeftijdsgroepen blijft de loonkloof nog relatief beperkt: mannen onder de 25 jaar verdienen ge- middeld 8% meer dan hun vrouwelijke leeftijdsge- noten.

In de leeftijdsgroepen vanaf 40 jaar zijn de loonver- schillen tussen mannen en vrouwen meer uitge- sproken. In de leeftijdsgroep tussen 40 en 54 jaar schommelt de loonkloof rond 1,21. In de oudste leeftijdsgroepen wordt de loonkloof nog bedui- dend groter: 55- tot en met 59-jarige mannen ver- dienen ruim een derde (34%) meer dan de vrou- wen in deze leeftijdsgroep. Mannelijke 60-plussers verdienen zelfs ruim de helft (53%) meer dan vrou- wen van boven de zestig.

De reden van de groter wordende loonkloof bij ou- dere leeftijdsklassen, ligt in het feit dat vrouwen vaker dan mannen een onderbroken loopbaan- patroon kennen. Dit met als gevolg dat de gemid- delde anciënniteit bij vrouwen lager ligt dan bij

mannen, wat dan weer leidt tot een lager gemid- deld loon voor vrouwen.

De leeftijdsstructuur oefent daarnaast een invloed uit op de gemiddelde anciënniteit en het daaruit volgend loonverschil tussen mannen en vrouwen.

Zo is de leeftijdsstructuur van vrouwelijke loon- trekkenden jonger dan die van mannen, omdat ou- dere vrouwen minder vaak aan het werk zijn dan oudere mannen. Hierdoor ligt de gemiddelde leef- tijd, de gemiddelde anciënniteit en dus ook het ge- middeld loon bij vrouwen lager dan bij mannen.

Wanneer we de loonkloof in 2004 vergelijken met deze in 1995, zien we dat in bijna alle leeftijdsgroe- pen de verschillen tussen het loon van mannen en vrouwen kleiner zijn geworden. De grootste daling deed zich voor in de jongste leeftijdsgroepen (jon- ger dan 30 jaar) en in de leeftijdsgroep van de 50- tot en met 54-jarigen (-0,06). Bij de 40- tot en met 44-jarigen bleef de loonkloof op hetzelfde niveau dan tien jaar eerder.

Loonstatistieken van de RSZ

Voor de loonanalyses die hier kort werden toege- licht, werd een beroep gedaan op statistieken van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid (RSZ). De centrale analyse-eenheid die gehanteerd werd, is de jaarlijkse loonmassa per voltijds equivalent. De jaarlijkse loonmassa omvat het bruto jaarloon, de ontvangen premies (voor bijvoorbeeld ploeg-, nacht- en weekendwerk) en het enkel en dubbel vakantiegeld, en wordt uitgedrukt naar voltijds- equivalente jobs. Jobs die niet voltijds zijn uitgeoe- fend, worden bijgevolg slechts opgenomen voor hun relatieve grootte. Op die manier wordt een halftijdse job meegeteld als de helft van een voltijd- se job.

De loonstatistieken van de RSZ bieden enkele inte- ressante meerwaarden. In de eerste plaats denken we aan het administratieve karakter van de bron, waarbij informatie kan worden verstrekt over de volledige populatie loontrekkenden die vallen on- der het socialezekerheidsstelsel van de RSZ. Te- vens zijn de loonstatistieken interessant vanuit sec- torale invalshoek. Zo laten deze statistieken toe om de lonen in de bedrijfssectoren te analyseren op basis van de NACE-Bel activiteitennomenclatuur,

24 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006

(4)

maar – voor wat betreft de loonstatistieken van 2004 – ook op basis van de paritaire comités. Dit laatste, de gegevens over de lonen in de paritaire comités, is een nieuwigheid in de RSZ-statistieken, sinds de invoering van de Multifunctionele Aangif- te (DMFA) in 2003.

Wouter Vanderbiesen Steunpunt WAV

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 4/2006 25

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3-3 Cliënten wisselen alleen indien verplicht van accountant; EY en KPMG kunnen maximaal twee nieuwe cliënt- en per jaar controleren, PwC maximaal één; Deloitte richt zich niet op

Kortom, in Nederland bestond al ver vóór 1800 een goed functionerend financieel systeem, waarin burgers veel zelf deden en de overheid zorgde voor aanvullende financiële diensten

U houdt er ook rekening mee dat verlie- zen geheel voor uw rekening komen, maar zijn resultaten in het verleden zijn zo goed dat die verliezen ruimschoots gecompenseerd worden door de

Verschil in ‘audit delay’ tussen de jaren 2004 en 2005 voor beide sectoren bekeken vanuit het perspectief van ondernemingen met een material weakness (1) en ondernemingen met een

Waar de loonkloof en het verschil in toelages nog relatief klein is onder UDs en UHDs (rond de €40 euro per maand en 3 tot 5 procentpunten minder kans op een toelage), is er

Klanten worden vandaag niet enkel meer telefonisch bediend, maar ook via Twitter... OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt Werk / Uitgeverij Acco • 2/2017 119 beter toe om

Het overgrote merendeel van de problemen waar we voor staan, de grote economische crisis, de macht van de financiële markten, maar ook de milieu- en klimaatcrisis en de

Vertrouwen in de financiële sector, in het adequaat optreden en een goede regulering door de overheid en van de consumen- ten in de markt en de financiële sector zijn van groot