• No results found

RESIDENTIEGERECHTEN 269

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RESIDENTIEGERECHTEN 269"

Copied!
178
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CIVIEL PROCESRECHT

VOOR DB

RESIDENTIEGERECHTEN

OF

JAYA E N M A D U R A .

Gas'inotorsnelpersdrukkerij

P. A. v. ASPEBEN v. D. VELDE, Semarang.

l O O l .

(2)
(3)

CIVIEL PROCESRECHT

VOOR DE

RESIDENTIEGERECHTEN

OP

JÄYÄ E N M A D U R A .

Gas-motorsnelpersdrukkerij

P. A. v. ASPEEEN v. D. VELDE, Semarang.

X ö O l .

(4)
(5)

Bij Staatsblad 1901 No. 15 juncto No. 168 zijn bepalingen vastgesteld, ter nadere regeling van de rechtspleging in civiele zaken voor de Resi- dentiegerechten op Java en Madura.

Die bepalingen bevatten deels een wijziging of (en) toepasselijk-verklaring van de reeds bestaan- de, daarbij uitdrukkelijk aangehaalde, titels en artikelen voor zoover zij thans voorkomen in het Reglement op de burgerlijke rechtsvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoogge- rechtshof van Nederlandsch-Indië. (Publicatie van 8 November 1847, Staatsblad 1847 No. 52) en van het Reglement op de uitoefening der politie, de burgerlijke rechtspleging en de strafvordering onder de Inlanders en de daarmede gelijkgestel- de personen op Java en Madura (zoogenaamd Inlandsen Reglement, Staadsblad 1848 No. 16), deels geheel nieuwe voorschriften.

Zij zijn opgenomen in het eerstgenoemde Re- glement, dat voortaan zal worden geheeten Re- glement op de burgerlijke rechtsvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoogge- rechtshof van Nederlandsch-Indië, zoomede voor de Residentiegerechten op Java en Madura of kortweg Reglement op de burgerlijke rechtsvor- dering.

In overeenstemming daarmede zijn de gewij- zigde artikelen, wat betreft het gewijzigde ge- deelte , vervallen. Ook zijn vervallen de bestaande titels en artikelen, welke niet uitdrukkelijk in het nieuwe reglement zijn gehandhaafd.

Daar nu in het nieuwe reglement alleen de wijzigingen, in de oude artikelen aangebracht,

(6)

zijn opgegeven én dé toepasselijk verklaarde ti- tels en artikelen (soms zelfs met uitzondering van enkele afdeelingen der eerstgenoemde), zonder opgave van den inhoud der artikelen, of, wat de eerstgenoemden aangaat, zooals zij, na de wijzi- ging , luiden, is men verplicht telkens de bestaan- de wetboeken na te slaan, op de plaatsen, waai- de in stand gehoudene, gewijzigde en toepasse- lijk-verklaarde titels en artikelen, hier en daar door het wetboek verspreid, zich bevinden en die te vergelijken met de voorschriften in het boven- vermelde staatsblad, wil men weten, hoe thans de procedure voor de Residentiegerechten gere- geld is. Zoolang' dus nog geen nieuw wetboek is uitgegeven, waarin systematisch de nieuwe stof is gerangschikt, en wellicht ook zelfs daarna, bestaat er behoefte aan een compendium, zou- den wij het willen noemen, waarin alle bepalin- gen, regelende de rechtspleging in burgerlijke zaken voor de Residentiegerechten op Java en Madura, zooals zij thans gelden, in extenso zijn vermeld. Aan die behoefte te voldoen, is het doel van den samensteller en hij hoopt in de volgende bladzijden niet te ver van dat doel te zijn af- gebleven.

De samensteller

A. S. RAMAKERS VAN PRAAG.

PQEKWODADI, 24 Augustus 1901.

(7)

op de burgerlijke rechtsvordering voor de resi- dentiegerechten op Java en Madura.

V I E R D E R O E K .

Van de rechtspleging in zaken, welke ter kennisneming staan van do residentiegerechten.

EERSTE TITEL.

Van de wijze van procedeeren in eersten aanleg.

Artikel 924.

De bepalingen van den eersten, tweeden (met uitzondering van de vierde, vijfde, zesde, zeven- de, achtste en achttiende afdeeling), derden en tienden titel van het eerste boek, van den vierden titel, eerste, tweede, vierde en vijfde afdeeling.

k en van den zesden titel, derde, vierde, negende.

tiende, twaalfde en dertiende afdeeling van het derde boek worden, voor zoover zij vereenigbaar zijn met de bijzondere voorschriften van dezen titel, van toepassing verklaard op het rechtsge- ding bij de residentiegerechten.

E E R S T E B O E K .

Van de wijze van procedeeren voor de Raden van Justitie en het Hooggerechtshof. .

EERSTE TITEL.

ALGEMEENE REPALINGEX.

EERSTE AFDEELING. Van exploiten van dagvaarding, aanzegging en fceteekening.

1, Elke rechtsingang, welke daarvan niet be- paaldelijk is uitgezonderd, vangt aan met eene dagvaarding, door eenen deurwaarder, die tot het exploiteeren in de plaats bevoegd is; hij is

(8)

verplicht afschrift van het exploit té laten aan den persoon, of aan de woonplaats van den ge- daagde.

Het afschrift zal bij dengene die het ontvangen heeft als oorspronkelijke dagvaarding gelden.

2. Behoudens de bijzondere voorschriften van dit reglement aangaande het doen van exploiten aan de door partijen, bij de dagvaarding, of in den loop van het geding en van de ten uitvoer- legging gekozen woonplaats, kunnen de dagvaar- dingen en andere exploiten, overeenkomstig arti- kel 24 van het Burgerlijk Wetboek, met inacht- neming der aldaar gemaakte onderscheidingen, mede geschieden aan de gekozen woonplaats, bij dat artikel bedoeld.

3. In geval de deurwaarder noch den gedaag- de, noch iemand van diens huisgenooten aan zijne woonplaats vindt, zal hij het afschrift onverwijld * ter hand stellen, of, in geval van eene verwij- dering van meer dan tien palen van het residen- die-kantoor, zoo spoedig mogelijk doen toekomen aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, af aan dengene die dezen vervangt, en van die terhand- stelling of inzending melding maken op de oor- spronkelijke dagvaarding en op het afschrift van dezelve. Het hoofd van het plaatselijk bestuur, of diens plaatsvervanger, zal op het oorspronke- lijk stuk kosteloos eene door hem onderteekende verklaring stellen, houdende vermelding van den dag der overgave of ontvangst van dat exploit, welks oorspronkelijk hij, behoudens het bepaalde bij het voorlaatste lid van artikel 5, dadelijk aan den deurwaarder teruggeeft, of zoodra mogelijk aan dezen terugzendt.

Hij moet het afschrift zoo mogelijk aan den gedaagde doen toekomen, zonder dat van dit

(9)

laatste echter in rechten zal behoeven te blijken.

4. Aan elk der gedaagden moet een afschrift van het exploit gelaten worden.

Echter zal aan echtgenooten, niet van tafel en bed, of van goederen gescheiden zijnde, slechts één afschrift worden gelaten.

5. De dagvaardingen zullen gedaan worden:

wanneer de gedaagde woont binnen de hoofdplaats waar het regterlijk collegie zitting houdt, voor hetwelk hij wordt gedagvaard, onmiddellijk en zonder eenige tusschenkomst, door eenen deurwaarder, ter keuze van den belanghebbende ;

wanneer de gedaagde woont buiten de hoofdplaats, doch binnen het gebied van den rechter, voor welkende vordering gebracht wordt, óf onmiddellijk en zonder bemoeijenis van dien rechter, door eenen deurwaarder, daarmede namens den eischer belast, óf, ter keuze van laatstgenoemde en op het daartoe strekkend verzoekschrift van zijnen procu- reur , door tusschenkomst van gemelden rech- ter, die de acte van dagvaarding zal toe- zenden aan het hoofd van het plaatselijk be- stuur der residentie waar de gedaagde woont, ten einde dezelve, op last van dat hoofd, door een daartoe bevoegd beambte worde beteekend ;

wanneer de gedaagde woont buiten het gebied van den rechter, voor welken de vor- dering gebracht wordt, óf onmiddellijk, in voege als boven is omschreven, óf, ter keuze van den eischer en op het daartoe strekkend verzoekschrift van zijnen procureur, door middel van letteren requisitoriaal aan den rechter der woonplaats van den gedaagde,

(10)

welke rechter de acte van dagvaarding door eenen door hem aan te wijzen deurwaarder zal doen beteekenen, bijaldien de gedaagde woont binnen de residentie in welke bij zit- ting houdt, en anders daartoe de noodige aanschrijving zal doen afgaan aan het hoofd van het bestuur der residentie waar de ge- daagde woonachtig is.

De vorenstaande bepalingen zijn mede toepas- selijk op alle andere exploiten, en zullen de rech- terlijke collégien en hoofden van plaatselijk be- stuur gehouden zijn, de hun toegezonden wor- dende dagvaardingen en andere exploiten onver- wijld te doen beteekenen en bewerkstelligen, en daarvan behoorlijk relaas aan den rechter, van wien zij dezelve tot dat einde hebben ontvangen, ten dienste der daarbij belanghebbenden in te zenden.

Indien het uit te brengen exploit gericht mocht zijn tegen een hoofd van plaatselijk bestuur, zal de toezending geschieden aan den secretaris der residentie, of aan den residentierechter, binnen wiens ressort zoodanig hoofd van plaatselijk be- stuur gevestigd is.

6. De dagvaardingen en alle andere exploiten zullen gedaan worden op de wijze als volgt :

1°. ten aanzien van den Gouverneur-Generaal, in zaken hem bijzonder aangaande, aan den persoon of ten kantore van den resident van Batavia ;

2°. ten aanzien van de regeering van Neder- landsch-Indië, als vertegenwoordigende den lande, aan den persoon ol ter woonplaats van het hoofd van het betrokken departement;

3°. ten aanzien van residentie- of plaatselijke besturen, openbare instellingen of stichtingen

(11)

en zedelijke lichamen, aan den persoon of ter woonplaats van het hoofd des bestuurs, of ter plaatse waar het bestuur deszelfs zit- ting of kantoor houdt;

i°. ten aanzien van de personen bedoeld bij artikel 9, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, of aan dengene die hem vervangt.

De ambtenaar aan wien het exploit wordt gedaan, zal het oorspronkelijke kosteloos met gezien teekenen, en het afschrift, bij beslo- ten brief, aan den belanghebbende toezenden;

5°. ten aanzien van vennootschappen van koop- handel, aan haar gemeenschappelijk kantoor, en, zoo er geen is, aan den persoon of de woonplaats van een der besturende vennoo- ten; en na de ontbinding, aan den persoon of de woonplaats van een der vereffenaars;

6°. ten aanzien van den boedel eens gefailleer- den, of van iemand die in staat van kenne- lijk onvermogen is verklaard, aan de wees- kamer , of aan den persoon of de woonplaats van ' derzelver met de curateele OA'er den boe- del belasten agent;

7°. ten aanzien van hen die geene bekende woonplaats in Nederlandsch-lndië hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf.

Indien deze plaats niet bekend is, gelijk mede in geval in rechten worden opgeroepen onbekenden, of wel houders van aandeelen in geldleeningen of maatschappijen, welke niet op naam staan, zal het exploit worden aangeplakt aan de hoofddeur van de gehoor- zaal des rechters voor wien de vordering ge- bracht wordt; en zal een tweede afschrift moeten worden overgegeven aan den ambte- naar van het openbaar ministerie bij dat rech-

(12)

terlijk collegie, die liet oorspronkelijke met gezien zal teekenen.

Daarenboven moet het gedaan exploit wor- den aangekondigd in het officieel nieuwsblad ; 8°. ten aanzien van hen die niet in Neder-

landsch-Indië wonen. voor zoo verre zij aldaar geen bekend verblijf hebben, aan den amb- tenaar van het openbaar ministerie bij het rechterlijk collegie, voor hetwelk de vordering moet gebracht worden; welke ambtenaar het oorspronkelijke met gezien zal teekenen en liet afschrift van het exploit, ten behoeve der belanghebbenden zal toezenden aan de Regeering van Nederlandsch-Indië, ter ver- dere verzending aan het departement van koloniën.

7. Ten aanzien van overledenen kunnen de dag- vaardingen worden gedaan aan de gezamenlijke erfgenamen en in ééns, zonder uitdrukking van namen of woonplaatsen, ter laatste woonplaats van den overledene; edoch niet langer dan ge- durende zes maanden na het overlijden.

8. Het exploit van dagvaarding zal moeten be- helzen :

1°. den dag, de maand en het jaar; den voor- naam , den naam en de woonplaats des eischers, met opgave van de door hem gekozen woon- plaats binnen tien palen afstands van het gebouw waar de rechter, voor welken gedag- vaard wordt, zitting houdt;

2°. den voornaam, den naam en de woonplaats van den deurwaarder, den naam en de woon- plaats van den gedaagde, en de vermelding van den persoon, aan wien afschrift van het exploit van dagvaarding gelaten is.

Indien de eischende ol verweerende partij

(13)

eene corporatie, maatschap of' handelsveree:

niging is, zal hare benaming in de plaats van naam en voornaam moeten worden uit- gedrukt ;

3°. dé middelen en het onderwerp van den eisch, met eene duidelijke en bepaalde conclusie;

4°. de aanwijzing van den rechter die van de zaak moet kennis nemen;

5°. den dag en het uur waarop de gedaagde in rechten moet verschijnen.

Het exploit en het afschrift daarvan zullen door den deurwaarder moeten worden geteekend.

9, Indien de dagvaarding gericht is tegen een vorst of anderen inlander van aanzienlijken rang of geboorte, tegen wien, volgens de wettelijke bepalingen, zonder vooraf bekomen vergunning geene rechtsvervolging mag worden ingesteld, zal het exploit de vermelding behelzen van het ver- lof', krachtens hetwelk zoodanig persoon in rechten wordt betrokken.

10. De gewone termijn van dagvaarding voor de raden van justitie en het hoog gerechtshof zal zijn :

van ten minste acht dagen voor den gedaagde die woonachtig is, of, bij gebreke van eene be- kende woonplaats binnen Nederlandsch-Indië, ver- blijf' houdt ter plaatse waar het rechterlijk colle- gie, voor hetwelk hij gedagvaard wordt, gevestigd is;

van ten minste veertien dagen voor den ge- daagde die woonachtig is, of, als voren, verblijf houdt buiten de bij het vorige lid aangeduide plaats, doch in de residentie, binnen welke het rechterlijk collegie gevestigd is;

van ten minste drie weken voor den gedaagde die Avoonachtig is, of, als voren, verblijf houdt

(14)

in eeiie andere residentie op Java, met de eerst- bedoelde binnen het ressort van denzelfden raad van justitie gelegen;

en van ten minste eene maand voor den ge- daagde, die woonachtig is, of, als voren, verblijf houdt in eene andere residentie op Java, welke niet met de eerstbedoelde onder denzelfden raad van justitie behoort.

In gevallen die spoed vereischen, zal de presi- dent van het rechterlijk collegie, bij een op het daartoe strekkend request verleend bevelschrift, kunnen vergunnen om op eenen korteren termijn te dagvaarden.

Wanneer de te dagvaarden persoon woonachtig is, of, als voren, verblijf houdt op een eiland van Nederlandsch-Indië, niet behoorende tot eene residentie, welker hoofdplaats op Java is geves- tigd, zal het rechterlijk collegie, op het daartoe strekkend verzoekschrift van den eiseher, den rechtdag bepalen, tegen welken de gedaagde zal worden opgeroepen, en den termijn vaststellen.

die tusschen de dagvaarding en den dag van verschijning in rechten zal moeten verloopen.

11. In de gevallen bij art. 6, in het tweede lid van nommer 7 , uitgedrukt, zal de termijn van dagvaarding zijn van ten minste vier maanden.

12. (St. 1872 No. 12). Wanneer de gedaagde niet in Nederlandsch-Indië woont, is de termijn:

van ten minste zes weken, zoo hij woont op het eiland Singapore;

van ten minste vijf maanden, zoo hij woont elders in Achter-Indië, in Voor-Indië, het Chi- neesche rijk. Japan, de Oost-Indische eilanden.

die niet behooren tot de Nederlandsche bezittin- gen, Perzië of Egypte;

van ten minste zes maanden. zoo hij woont in

(15)

Nederland, Groot-Brittannië en Ierland, Frank- rijk, België. Luxemburg, het Duitsche rijk, Zwitserland of Australië;

van ten minste zeven maanden, zoo hij woont elders in Europa;

van ten minste acht maanden, zoo hij woont in de niet-europesche kustlanden der Zwarte- of Middellandsche zee (Egypte uitgezonderd), of in de koloniën Suriname of Curaçao;

van ten minste negen maanden, zoo hij woont in een der boven niet vermelde landen, van Nederland, uitgaande gelegen aan deze zijde van de Straat Malakka, de Straat Sunda en de Kaap Hoorn;

van ten minste tien maanden, zoo hij woont in een der boven niet vermelde landen, van Neder- land uitgaande gelegen aan gene zijde van de Straat Malakka, de Straat Sunda en de Kaap Hoorn, dezen daaronder begrepen.

13. Indien een exploit aan iemand, buiten Ne- derlandsch-Indië woonachtig, aan zijnen persoon binnen Nederlandsch-Indië gedaan wordt, of indien deze, in eene bepaalde zaak, woonplaats binnen Nederlandsch-Indië heeft gekozen, gelden de ter- mijnen voor ingezetenen vastgesteld, naar gelang van den afstand der plaats waar het exploit aan hem gedaan wordt.

14. Wanneer meer personen wegens dezelfde vordering op verschillende termijnen moeten ge- dagvaard worden, zullen allen gedagvaard wor- den tegen den dag van verschijning, voor den verst verwijderd wonenden bepaald.

15. De dag van het exploit en de dag van ver- schijning worden niet medegerekend onder den algemeenen termijn, bepaald voor dagvaardingen, aanzeggingen en beteekeningen.

(16)

In de gevallen voorzien bij artikel 3, geldt de door het hoofd van het plaatselijk bestuur ver- melde dag van terhandstelling ot ontvangst, voor dag van exploit.

16. De dagvaardingen, aanzeggingen of oproe- pingen om tegenwoordig te zijn bij deze of gene acte van procedure of van instructie, zullen alleen de plaats, den dag en het uur van de eerste te- rechtzitting of rol moeten uitdrukken ; zij zullen niet behoeven herhaald te worden, ofschoon de terechtzitting op eenen anderen dag verlegd of voortgezet worde.

17. Geenerlei exploit zal op eenen Zondag mo- gen gedaan worden, ten ware uit krachte van de vergunning van den voorzitter van het colle- gie. Indien de laatste dag van den termijn, bin- nen welken het exploit geschieden kan, op eenen Zondag invalt, zal hetzelve den volgenden dag kunnen gedaan worden.

De termijn van eene maand wordt gesteld op dertig dagen.

18. Geenerlei exploit of tenuitvoerlegging van vonnissen zal kunnen geschieden vóór zes uren des morgens, en na zes uren des namiddags, ten ware de voorzitter van het collegie, in zaken welke buitengewonen spoed vereischen, daartoe verlof mocht hebben verleend.

19. De getuigen wier tegenwoordigheid bij som- mige exploiten wordt vereischt, moeten zijn mans- personen, ingezetenen van Nederlandsch-Indië, van bevoegden ouderdom om in rechten getuige- nis te kunnen afleggen . en aan den deurwaarder, die het exploit verricht, als geloofwaardige perso- nen bekend, of door het hoofd van plaatselijk bestuur hem als zoodanig opgegeven.

20. Geen exploit mag door eenen deurwaarder

(17)

worden gedaan voor zijne bloedverwanten of aan- gehuwden in de rechte linie onbepaaldelijk, en in de zijdlinie tot den graad van broeders- en zus- ters-kinderen ingesloten.

In geval van beletsel uit dien hoofde of om andere redenen, zal de voorzitter van het collegie, wanneer het eenen gewonen, of de resident, wan- neer het eenen buitengewonen deurwaarder geldt, eenen geschikten persoon tot het doen der ver- eischte exploiten aanwijzen.

De aangewezen persoon zal vooraf beëedigd worden, ten ware hij reeds onder eenen ambtseed mocht staan.

Van de gedane aanwijzing zal in de exploiten worden melding gemaakt.

21. Indien een exploit door toedoen van den deurwaarder nietig verklaard wordt, zal hij kun- nen verwezen worden in de kosten van het ex- ploit en van de vernietigde procedure, gelijk me- de tot vergoeding der schaden en interessen van de partij, naar de omstandigheden; alles onver- minderd het bepaalde bij artikel 60.

TWEEDE APDEELING. Van de terechtzittingen.

22. De terechtzittingen worden in het openbaar gehouden, op den voet der voorschriften van artikel 29 van het Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie.

De bepalingen van den twaalfden titel van het Reglement op de strafvordering voor de raden van justitie op Java enz., zijn te dezen toepas- selijk.

23. De procureur van den eischer draagt zorg, dat de inschrijving op de rol plaats hebbe niet later dan twee dagen vóór dat de zaak moet dienen; in zaken waarin op korten termijn is ge-

(18)

dagvaard, doet hij zulks zoo spoedig, mogelijk.

Alle zaken, die van koophandel daaronder be- grepen, worden op de rol geplaatst in den rang waarin zij worden aangebragt, met de namen van partijen en van hare procureurs.

24. Ten dage dienende roept de deurwaarder de zaken op in den rang van hare plaatsing op de rol.

De giffier zorgt, dat voor iedere zitting een uittreksel uit de rol, houdende vermelding der zaken, welke moeten worden opgeroepen, aan den deurwaarder worde ter haud gesteld.

Een gelijk uittreksel wordt des daags vóór de terechtzitting aan den president bezorgd ; daaren- boven zullen zoodanige uittreksels in genoegza- men getale, ten dienste der leden en van het openbaar ministerie, vóór de opening der terecht- zitting in de vergaderzaal voorhanden zijn.

25. Indien eene zaak niet dadelijk op de eerste terechtzitting wordt afgedaan, zal de voortzetting of afdoening tot eenen naderen dag worden ver- schoven. De griffier draagt zorg, dat daarvan aanteekening worde gehouden, en de uitgestelde zaken worden op den bepaalden dag in haren oorspronkelijken rang opgeroepen.

26. Wanneer tegen een vonnis, bij verstek gewezen, in verzet wordt gekomen, herneemt de zaak haren ouden rang op de rol, ten zij de voorzitter een bepaalden dag stelle om op het verzet recht te doen.

27. Wanneer op den dag, tot voortzetting van het geding bepaald, geene der partijen ter terecht- zitting verschijnt, wordt de zaak op de rol door- gehaald.

De zaak zal desniettemin op het eenstemmig verzoek van partijen, zonder eene nieuwe voor-

(19)

afgaande dagvaarding, weder op de rol worden gebracht en voortgezet, even als of geene door- haling had plaats gehad.

28. De procureurs der partijen zijn verplicht aan den griffier ter hand te stellen een door hen geteekend afschrift der eonclusiën, welke zij heb- hen genomen.

De griffier is verplicht nauwkeurig aanteeke- ning te houden van de eonclusiën, mondeling door partijen ter terechtzitting genomen in de gevallen, waarin geene schriftelijke eonclusiën vereischt worden.

29. De practizijns zijn gehouden de zaak voor den rechter met bezadigdheid te bepleiten, en in alles den eerbied in acht te nemen en te bewa- ren, dien men aan de justitie schuldig is. Wan- neer zij dit uit het oog verliezen, zal de rechter hen daaraan herinneren, en in geval van herhaald vergrijp, zal hij hen tot eene boete verwijzen,, die de som van honderd gulden niet zal mogen te boven gaan ; alles onverminderd de toepassing van artikel 192 van het Reglement op de rech- terlijke organisatie en bet beleid der justitie, wanneer daartoe termen zijn.

30. Wanneer de rechters eenparig oordeelen, dat eene zaak tot genoegzame klaarheid is ge- bracht, zal de president de pleidooien doen op- houden.

31. De rechter kan in alle gevallen, en in el- ken stand der zaak, wanneer dezelve hem voor minnelijke schikking vatbaar schijnt, het zij op verzoek van partijen of van ééne derzelve, het zij ambtshalve, partijen gelasten om in persoon of door of met derzelver practizijns, voor hem of voor een of meer rechters-commissarissen te verschij- nen, ten einde eene vereeniging te beproeven.

(20)

Indien eene minnelijke schikking tot stand komt, wordt, wanneer partijen zulks verlangen, een procesverbaal opgemaakt en geteekend door par- tijen , of derzelver tot dat einde bijzonderlijk ge- machtigden, in welk proces-verbaal de verbin- tenissen, die partijen ten gevolge dier schikking op zich nemen, worden uitgedrukt.

De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executorialen vorm.

32. De adviseurs, welke in de bij artikel 7 van het Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie omschreven gevallen moeten geraadpleegd worden, zullen, nadat de behandeling der zaak op de terechtzitting is af- geloopen, hun gevoelen in raadkamer uiten en zich daarna kunnen verwijderen, ten zij de voor- zitter hen verzoeke om bij de beraadslagingen tegenwoordig te zijn. Zij zullen in allen gevalle worden uitgenoodigd om, des verkiezende, de uitspraak van het vonnis bij te wonen.

33. Wanneer in den loop van een rechtsgeding de bijstand van eenen tolk vereischt wordt, zal deze door partijen, of, in geval van verschil, door den president gekozen worden. Indien de gekozene geen door de regeering aangesteld, be- ëedigd translateur is, moet hij, alvorens zijne werkzaamheden aan te vangen, op de terecht- zitting, in handen van den president, den eed afleggen, dat hij de van hem als tolk gevorderde diensten met getrouwheid en naar zijn geweten zal verrichten.

Wanneer een tolk vereischt wordt bij verrich- tingen van eenen rechter-commissaris of van eenen gedelegeerden ambtenaar, zullen de bemoeienis- sen van den president op hen overgaan.

(21)

DERDE APDEELING. Van de rechters en van het

•wraken derzelve.

34. De rechters, de ambtenaren van het open- baar ministerie, de griffiers en de substituut- griffiers , zullen zich niet mogen belasten met het verdedigen van de zaken der partijen, het zij mondeling, het zij schriftelijk, het zij onderden naam van consultatie, zelfs niet voor andere rechterlijke collégien, dan die bij welke zij hunne functiën waarnemen.

Echter zullen zij bij alle rechterlijke collégien hunne eigene zaken en die hunner vrouwen, bloedverwanten' of aangehuwden in de rechte linie, en hunner pupillen mogen bepleiten.

Zij zullen ook geene scheidslieden mogen zijn.

35. Geen rechter zal mogen gewraakt worden, dan om de navolgende redenen:

1°. indien hij persoonlijk belang bij het geschil heeft;

2°. indien hij aan eene der partijen in bloedver- wantschap of in zwagerschap bestaat tot in den vierden graad ingesloten;

3°. indien er, binnen het jaar vóór de wraking, tegen eene der partijen of derzelver echtge- noot of nabestaanden en aangehuwden in de rechte linie, een strafgeding op zijne klachte of door zijn toedoen is gevoerd;

4°. indien hij een schriftelijk advies in de zaak gegeven heeft;

5°. indien hij, hangende het geding, van iemand, die bij de zaak belang heeft, geschenken heeft ontvangen, of dezelve aan hem zijn beloofd, en hij deze belofte heeft aangenomen;

6° indien de rechter, zijne vrouw, hunne bloed- verwanten of aangehuwden in de rechte li- nie, een verschil over een gelijksoortig on-

(22)

derwerp hebben, als hetwelk tusschen par- tijen in geschil is;

7°. indien er een burgerlijk rechtsgeding tusschen den rechter, zijne vrouw, hunne bloedver- wanten of aangehuwden in de rechte linie, en eene der partijen hangende is ;

8°. indien de rechter voogd, curator, vermoe- delijke erfgenaam of begiftigde is van eene der partijen, of indien eene der partijen zijn vermoedelijke erfgenaam is;

9°. indien hij is bewindvoeder van eenige, als partij in de zaak betrokken zijnde stichting, maatschappij of lichaam van bestuur ;

10°. indien er een hooge graad van vijandschap bestaat tusschen hem en eene der partijen;

11°. indien er tusschen den rechter en eene der partijen sedert den aanleg van het rechts- geding , of binnen zes maanden vóór de wra- king, hebben plaats gehad beleedigingen of bedreigingen.

36. Ieder rechter die weet, dat er eenige re- den van wraking tegen hem bestaat, zal gehou- den zijn dezelve op te geven aan het eolleine waarin hij zitting heeft, hetwelk beslissen zal of hij zich van de zaak onthouden moet.

37. De redenen om welke een rechter kan ge- wraakt worden, zijn toepasselijk op het openbaar ministerie, mitsgaders op de griffiers en substi- tuut-griffiers; zulks evenwel met dien verstande , dat geen ambtenaar van het openbaar ministerie gewraakt kan worden, wanneer hij ambtshalve als partij in het geschil betrokken is; gelijk ook zoodanige wraking niet zal kunnen plaats hebben ter zake van strafgedingen, door de ambtenaren van het openbaar ministerie ambtshalve gevoerd

(23)

tegen de bij artikel 35, onder nommer 3, gemelde personen.

De wraking geschiedt op dezelfde wijze als die der rechters.

38. De partij die een rechter wraken wil, moet de wraking met redenen bekleed voorstellen, op straffe van verlies van het recht daartoe, uiter- lijk vóór den aanvang der pleidooien, of, indien de zaak in geschrifte wordt behandeld, vóór den afloop der termijnen, ten ware de redenen of aan- leiding tot de wraking later mochten zijn ontstaan.

Met uitzondering van het laatste geval, moet de wraking van eenen rechter-commissaris ge- schieden vóór dat hij zijne werkzaamheden als zoodanig aanvangt.

De acte van wraking zal moeten geteekend zijn door de partij, of derzelver bijzonderen en bij authentieke acte daartoe gevolmachtigde, en zal aan den griffier worden ter hand gesteld, die na een bewijs van ontvangst daarvan gegeven te hebben, dezelve onmiddellijk aan den gewraak- ten rechter zal mededeelen.

39. De rechter zal gehouden zijn, binnen den termijn van twee dagen, zijne bedenkingen aan- gaande de wraking in geschrifte te brengen, en in een besloten omslag aan den president te doen toekomen.

Indien de wraking tegen den president is ge- richt , zal de toezending geschieden aan den vb ce-president, of, bij ontstentenis van dezen, aan het op den president in rang volgend lid.

40. Het rechterlijk collegie zal de redenen van wraking onderzoeken, en dezelve bewezen en ge- grond bevindende, de wraking toestaan.

41. Indien de wrakende partij vermeent meer tan ééne reden van wraking tegen denzelfden

(24)

rechter te hebben, moet zij allen te gelijk voor- dragen. ,

42. Indien eene partij meer dan één lid van hetzelfde rechterlijk collegie wil wraken, kan zij de tweede of verdere wraking niet voordragen vóór dat over de voorafgaande beslist is.

43. Geen der leden van het rechterlijk collegie mag zich verschoonen van aan de raadplegingen over, en de beslissing van de wraking deel te nemen.

44. De uitspraak in zake van wraking is in geen geval aan hooger beroep, revisie of cassatie on- derworpen.

45. Ingetrokken. St. '72 no. 13.

VIERDE AFDËELING. Van vonnissen in het algemeen,

46. Indien de eischer of de gedaagde ten be- teekenden dage niet verschijnt, wordt gehandeld zooals bij de zesde afdeeling van dezen titel is bepaald.

47. Indien partijen verschijnen, worden zij over en weder in hunne belangen gehoord, met in- achtneming van de voorschriften van dit reglement.

De rechter zal, na het voldingen en bepleiten of schriftelijk behandelen der zaak, zich de stuk- ken doen overgeven en, het zij dadelijk, het zij op eenen naderen door hem te bepalen rechtdag, uitspraak doen.

48. De rechter kan, alvorens de zaak bij eind- vonnis te beslissen, eene praeparatoire of eene interlocutoire uitspraak doen.

Voor preparatoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften, welke gegeven zijn tot instruc- tie der zaak, en welke strekken om het proces in staat van wijzen te brengen, zonder dat zulks

(25)

op de zaak ten principale van eenigen invloed kan zijn.

Voor interlocutoir worden gehouden vonnissen en bevelschriften, waarbij de rechter, alvorens recht te doen, een bewijs, een onderzoek of eene instructie beveelt, waarvan de beslissing der zaak zelve kan afhankelijk zijn.

19. Indien de rechter den dag heeft bepaald waarop de uitspraak zal plaats hebben, en par- tijen met elkander in onderhandeling tot een min- nelijk vergelijk zijn getreden, kunnen zij den rech- ter verzoeken de uitspraak gedurende eenen be- paalden tijd uit te stellen.

50. De rechters moeten bij hunne beraadsla- gingen van ambtswege de rechtsgronden aanvul- len, welke niet door de partijen mochten zijn aangevoerd.

Zij zijn verplicht recht te doen op alle gedeel- ten van den eisch.

Het is hun verboden uitspraak te doen omtrent zaken, welke niet zijn geëischt, of meer toe te wijzen dan geëischt is geworden.

51. Indien de rechter eene verschijning van partijen beveelt, zal hij den dag en het uur daar- toe bij het vonnis bepalen.

52. Elk vonnis waarbij een eed wordt opgelegd, zal de daadzaken uitdrukken waarop de eed ge- daan moet worden, en de eedsaflegging zal ge- schieden in tegenwoordigheid van de tegenpartij, of deze behoorlijk opgeroepen.

Indien eene partij aan welke.een eed is opge- legd, door hare wederpartij is opgeroepen om dien af te leggen, en zij niet verschijnt, zal zij geacht worden den eed te hebben geweigerd, be- houdens haar verzet, in geval zij bewijst uit hoofde van een wettig beletsel te zijn verhinderd geweest.

(26)

53. Indien er een provisioneele eisch gedaan is, en de zaak, zoo ten principale als op de provi- sie , in staat van wijzen is, zal de rechter op beide bij één en hetzelfde vonnis uitspraak kunnen doen.

54. De voorloopige tenuitvoerlegging der von- nissen niettegenstaande hooger beroep of verzet zal bevolen worden, indien er is een authentieke titel, een erkend handschrift, of eene voorafge- gane veroordeeling bij een vonnis, hetwelk voor geen verzet of hooger beroep vatbaar is.

Het wordt aan het oordeel van den rechter overgelaten dit bevel te geven met of zonder borgtocht.

55. De voorloopige tenuitvoerlegging der von- nissen niettegenstaande hooger beroep of verzet kan bevolen worden. met of zonder borgtogt. in gevallen betreffende :

1°. verzegeling en ontzegeling of boedelbe- schrijving;

2°. dringende reparation;

8°. ontruiming van het gehuurde, wanneer er geen schriftelijk bewijs van bestaande, ver- nieuwde of verlengde huur aanwezig is, of wanneer de huur geëindigd is;

4°. de benoeming van sequesters, commissaris- sen en bewaarders ;

5°. het aannemen van borgen en achterborgen ; 6°. de benoeming van voogden, curators en an-

dere bewindvoerders en het doen van der- zelver rekening;

7° jaargelden of uitkeeringen tot levensonder- houd ;

8. alle provisioneele toewijzingen;

.9°. bezitrecht;

en verder in alle die bijzondere gevallen, in

(27)

welke de wettelijke bepalingen zulks toela- ten of voorschrijven.

56. Indien de rechter de voorloopige tenuitvoer- legging niet bevolen heeft, kan hij zulks niet bij nader vonnis doen. onverminderd nochtans het recht van partijen om in hooger beroep dit te vorderen.

57. De voorloopige tenuitvoerlegging kan geen plaats hebben ten aanzien der kosten, al waren die ook in de plaats van schaden en interessen toegewezen.

58. Al wie bij vonnis in het ongelijk gesteld wordt, zal in de kosten verwezen worden. Echter zullen de kosten in het geheel of ten deele ge- compenseerd mogen worden tusschen echtgenoo- ten, bloedverwanten in de rechte linie, broeders en zusters of aangehuwden in denzelfden graad, mitsgaders indien de partijen over en weder op eenige punten in het ongelijk zijn gesteld.

Bij provisioneele, préparatoire en interlocutoire vonnissen kan de uitspraak over de kosten tot het eindvonnis worden voorbehouden.

59. In zaken waarin de wettelijke bepalingen de verrichtingen van practizijus vereischen of toe- laten, zijn de aan deze verschuldigde salarissen en verschotten, volgens de bestaande of later vast te stellen tarieven, in de uitspraak over de kosten begrepen, behoudens het bepaalde bij ar- tikel 788. (f)

(t) In zaken van persoonlijke of tot roerende goederen betrekkelijke rechtsvorderingen, niet te boven gaande twee honderd gulden, die van koophandel daaronder begrepen, heeft geene procureur-stelling plaats, maar verschijnen partijen in persoon voor den rechter, ten ware zij moch- ten verkiezen zich door eene daartoe bij authentieke acte gevolmachtigde te doen vertegenwoordigen; behoudens de bevoegdheid van deurechter om de persoonlijke verschijning van partijen te bevelen. Ook kunnen partyen zich door eenen practizijn doen bijstaan.

Tot gevolmachtigden zullen alleen mogen worden gekozen de bij het rechterlijk collegie aangestelde practizyns Z. O. Z.

(28)

Hetzelfde geldt ten aanzien der kosten, ver- bonden aan het gebruik van tolken en het doen maken van vertalingen. Dezelve worden voorge- schoten door de partij, op wier verzoek de tol- ken gebezigd of de vertalingen vervaardigd zijn, of door den eischer, indien het een of ander door den rechter ambtshalve is bevolen.

60. Onverminderd het bepaalde bij artikel 192 en 203 van het Reglement op de rechterlijke or- ganisatie en het beleid der justitie, zullen de practizijns en deurwaarders, die zich in hunne bedieningen te buiten mochten gaan, en alle die- genen, welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd verwaarloozen, persoonlijk en uit hunne eigene beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen mogen worden, en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, zonder die op hunne prin- cipalen te kunnen verhalen.

61. Het vonnis, zoodanig als hetzelve door den rechter wordt uitgesproken, moet behelzen:-

1°. de namen en de woonplaats der partijen, en de namen der procureurs, indien partijen die gehad hebben;

2°. de slotsom der conclusie van het openbaar ministerie in de gevallen waarin hetzelve is gehoord ;

3°. de opgave, dat de bij artikel 7 van het Re- glement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie vermelde adviseurs, in de gevallen waarin zulks is voorgeschreven, zijn geraadpleegd geworden ;

De kosten der practizijns die, het zij als gemachtigden, liet zh' tot bij- stand van eene partij, zijn opgetreden, komen nimmer ten laste van de wederpartij, en mogen niet begrepen worden onder de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld wordt.

(29)

4°. de gronden der uitspraak, zoo wat de daad- zaken als het rechtspunt, ieder afzonderlijk, betreft; de vermelding der wettelijke bepa- lingen, voor zoo ver de uitspraak op stellige wettelijke voorschriften rust, en de beslissing.

Aan het slot van hetzelve worden vermeld de namen der rechters, welke over de zaak hebben geoordeeld, en die van den ambte- naar van het openbaar ministerie, welke daar- bij is tegenwoordig geweest.

62. Het vonnis wordt door den griffier op het audientie-blad gebracht, en door den president en den griffier uiterlijk binnen tweemaal vier en twintig uren onderteekend.

63. Indien de president zich in de onmogelijk- heid bevindt om op het audientie-blad te teeke- nen, wordt zulks verricht door het oudste lid, hetwelk over de zaak gezeten heelt. Indien de griffier zich in die onmogelijkheid bevindt, wordt daarvan uitdrukkelijk op het audientie-blad mel- ding gemaakt.

64. De expeditie of uitgifte van het vonnis wordt zonder medewerking der parijen opgemaakt, en behelst, behalve hetgeen bij artikel 61 is vermeld :

1°. de conclusien der partijen, of wanneer die niet schriftelijk zijn genomen, de daarvan door den griffier gehouden aanteekeningen ; 2°. de vermelding dat het vonnis in het openbaar

is uitgesproken;

3°. den dag der uitspraak.

65. De griffiers welke eene expeditie van een vonnis uitgeven vóór dat hetzelve is geteekend, kunnen in hunne bediening geschorst of daarvan ontzet worden, behoudens de vervolging tot straf ter zake van valschheid, zoo daartoe gronden zijn.

(30)

66. De griffiers zijn verplicht om op aanvraag der partijen aan haar zoodra mogelijk expeditie van het vonnis uit te reiken, op straffe van ver- goeding van kosten, schaden en interessen, in- dien daartoe gronden zijn.

67. Alle vonnissen, welke wederkeerige ver- plichtingen aan beide partijen opleggen, of waar- uit Fechten en Verplichtingen ten behoeve of ten laste van beide partijen voortvloeien, kunnen door elke van dezelve in haar belang worden ten uit- voer gelegd.

68. Indien er een procureur in de zaak is, zal het vonnis niet ten uitvoer kuimen worden ge- legd dan nadat hetzelve aan hem is beteekend, op straffe van nietigheid.

De vonnissen bij voorraad, en de eindvonnissen die veroordeelingen inhouden, zullen bovendien aan den persoon of aan de woonplaats van de partij beteekend worden, en daarbij zal van de beteekening aan procureur melding worden ge- maakt.

69. Indien de procureur overleden is of zijne bediening heeft nedergelegd, zal de beteekening aan de partij genoegzaam zijn, maar zal daarbij melding moeten worden gemaakt van den dood des procureurs, of van het nederleggen van des- zelfs bediening.

VIJFDE AFDEELIXG. Van vrijwaring.

70. Indien de verweerder vermeent gronden te hebben om iemand tot vrijwaring op te roepen, en hij die oproeping niet reeds heeft gedaan vóór den dag waarop de zaak heeft moeten dienen, zal hij daartoe vóór of op den dag, op welken hij ten principale moet antwoorden, verzoek moe- ten doen.

(31)

Dit incident zal summieiiijk beslist worden, en indien het verzoek toegewezen wordt, zal de rechter eenen voldoenden termijn verleenen, naar mate van den afstand van des waarborgs woon- plaats. Gedurende dezen termijn zal de oorspron- kelijke zaak geschorst worden.

Het vonnis, waarbij de dagvaarding in geval van vrijwaring is toegestaan, zal aan den waar- borg niet behoeven beteekend te worden. De dagvaarding zal den inhoud van hetzelve moeten behelzen, en daarbij zal moeten worden overge- geven kopij der stukken, welke aan den oor- spronkelijken gedaagde beteekend zijn.

71. Indien het verzoek tot vrijwaring op den bovengemelden rechtdag niet gedaan is, of indien de dagvaarding tot vrijwaring niet gedaan is bin- nen den bepaalden tijd, zal er zonder uitstel in de oorspronkelijke zaak worden voortgeproce- deerd.

72. In geval van vrijwaring wegens onderzet- ting of andere zakelijke rechten, zal de waarborg altijd de zaak van den gewaarborgde mogen overnemen, welke buiten proces zal gesteld wor- den, indien hij zulks vordert voor dat er eenig vonnis tusschen hem en den eischer is gewezen.

Echter zal de gewaarborgde, wanneer hij zulks verkiest, in het proces kunnen blijven tot bewa- ring van zijn recht; ook zal de oorspronkelijke eischer tot bewaring van het zijne mogen vorde- ren dat de gewaarborgde in de zaak blijve.

73. De vonnissen tegen de waarborgen gewe- zen , bij het vorige artikel vermeld, zullen tegen den gewaarborgde worden ten uitvoer gelegd.

Het zal voldoende zijn het vonnis aan de ge- waarborgden te beteekenen, het zij dezelve bui- ten proces gesteld zijn geworden, of dat zij in

(32)

het proces gebleven zijn, zonder dat er eenige andere eisch of rechtsvordering noodig is.

Wat de kosten, schaden en interessen betreft, zal de vereffening daarvan en de tenuitvoerleg- ging niet dan tegen den waarborg geschieden kunnen.

Echter zal, in geval van kennelijk onvermo- gen van den waarborg, de gewaarborgde de kosten moeten dragen, indien hij niet buiten pro- ces gesteld is geworden, gelijk ook de schaden en interessen, indien de rechter oordeelt dat daartoe gronden zijn.

74. In zaken van eenvoudige vrijwaring, zal de waarborg zich slechts mogen voegen, zonder de zaak van den gewaarborgde over te nemen.

75. In geval de oorspronkelijke eisch en die ter vrijwaring te gelijk in staat van wijzen zijn, zal daarop gezamenlijk recht gedaan worden;

zoo niet, zal de oorspronkelijke eischer zijne vor- dering afzonderlijk mogen doen uitwijzen.

76. Die ter zake van vrijwaring gedagvaard zijn, zullen gehouden zijn, voor den rechter, voor wien de oorspronkelijke zaak aanhangig is. te procedeeren, zelfs wanneer zij ontkennen mochten waarborgen te zijn; doch indien duidelijk blijkt dat de oorspronkelijke eisch alleen gedaan is om hen van hunnen eigenen rechter af te trekken, zullen zij derwaarts verwezen worden.

ZESDE AFDEEIJNG. Van vonnissen tnj verstek en van verzet.

77. Indien de eischer ten beteekenden recht- dage niet verschijnt, zal er verstek tegen hem verleend worden, en de verweerder zal van de instantie worden ontslagen, met verwijzing van den eischer in de kosten. In dit geval zal er geen

(33)

verzet mogen plaats hebben, maar zal de eischer den aanleg op nieuw kunnen beginnen, na voor - . afgaande betaling dier kosten van het verstek.

78. Indien de gedaagde niet verschijnt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen zijn, zal er tegen hem verstek verleend worden, en de conclusien van den eischer zullen toegewezen worden, ten ware zij den rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.

79. Elk verstek zal bij het uitroepen van de zaak op de terechtzitting verleend worden ; echter zal de rechter de stukken ter tafel kunnen doen nederleggen, om op de conclusien van den eischer op eene volgende terechtzitting uitspraak te doen.

80. Alle uitgeroepene en niet verschijnende partijen zullen in één en hetzelfde vonnis van verstek begrepen moeten zijn.

81. (St. '89 no. 31). Indien van meerdere ge- daagden één of meer niet verschijnen, wordt de zaak ten opzichte van de verschijnenden aange- houden en tegen de niet verschijnenden verstek verleend. Ieder der verschenen partijen heeft het recht om dit verstek aan de niet-verschenen partijen te doen beteekenen, met oproeping' van alle partijen tegen den dag waarop zij de zaak opnieuw ter rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten in acht genomen worden de voor dagvaardingen voorgeschreven termijnen.

Tusschen alle de partijen wordt uitspraak ge- daan bij één en hetzelfde vonnis, hetwelk als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt be- schouwd, en waartegen geen verzet wordt toe- gelaten.

82. De vonnissen hij verstek gewezen, zullen niet ten uitvoer gelegd kunnen worden, dan na verloop van veertien dagen na de beteekening

(34)

aàn de partij in persoon of te harer woonplaats, of op de wijze als bij artikel 3 en 6 voor de dagvaarding is bepaald.

In alle gevallen van dringende noodzakelijk- heid , zal de tenuitvoerlegging vóór den afloop van dezen termijn bij het vonnis mogen bevolen worden.

83. De gedaagde die bij verstek veroordeeld is. zal daartegen verzet mogen doen

Het verzet moet worden gedaan binnen dertig dagen na de beteekening van het vonnis of van eenige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uit- voering daarvan strekkende acte aan den veroor- deelde in persoon, of na het plegen door dezen van eenige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerleg- ging hem bekend is.

- Buiten de gevallen, in het vorig lid voor- zien, is het verzet ontvankelijk totdat het vonnis is tenuitvoer gelegd.

— De veroordeelde, die in het vonnis heeft berust, kan daartegen niet meer in verzet komen.

84. (St. '89 no. 31). Het vonnis wordt gerekend tenuitvoergelegd te zijn:

in geval van gerechtelijke tenuitvoerlegging op de roerende goederen, na den verkoop;

in geval van arrest onder derden op uit te keeren gelden, na de uitbetaling van deze aan den arrestant;

in geval van gerechtelijke uitwinning van on- roerende goederen, op den dertigsten dag na de eerste der in art. 516 (§) voorgeschreven aankon- digingen in het officieel nieuwsblad.

(§) Ten minste twintig dagen na de openbaarmaking van het proces verbaal van besiag, zal openlük hij twee, met eene tusschenruimte van ten minste dertig dagen, op elkander volgende aankondigingen in het officieel nieuwsblad, worden bekend gemaakt, dat de verkoop der in be- slag genomen goederen op de gebruikelyke wijze zal plaats hebben.

(35)

Het verzet binnen de boven gezegde termijnen, en in de bierna voorgeschreven vormen gedaan zijnde, stuit de tenuitvoerlegging, indien dezelve niet bevolen is niettegenstaande het verzet.

85. Het exploit van verzet zal summierlij k be- helzen de middelen van de partij, en dagvaar- ding aan den persoon of ter gekozen woonplaats van den oorspronkelijken eischer, tegen de eerst- komende terechtzitting, behoudens inachtneming van de termijnen en formaliteiten ten aanzien der dagvaardingen voorgeschreven.

86. Het verzet zal ook kunnen gedaan worden, het zij bij buitengerechtelijke authentieke acte, het zij ter gelegenheid van de beteekening van het vonnis, of van elke andere acte, dienende om dat vonnis ten uitvoer te leggen, onder ver- plichting van den opposant om zijn verzet, over- eenkomstig het vorige artikel, te herhalen, binnen eenen gelijken termijn als waarop hij bij de tegen hem uitgebrachte dagvaarding gedagvaard is, of, volgens de bepalingen van de eerste afdeeling van dezen titel, had moeten gedagvaard worden.

De deurwaarder die met de beteekening of de tenuitvoerlegging belast is, zal, op straffe van kosten, schaden en interessen, gehouden zijn van het verzet melding te maken op zijn relaas of proces-verbaal.

87. De partij welke verzet heeft gedaan, heeft de bevoegdheid om daarvan ter griffie op een daartoe bestemd register te doen aanteekening houden, met vermelding der namen van de par- tijen, de dagteekening van het vonnis bij verstek gewezen, en die van het gedaan verzet.

88. Geen vonnis bij verstek kan tegen eenen derde worden ten uitvoer gelegd, dan veertien dagen na deszelfs beteekening aan den défaillant

(36)

ingevolge artikel 82, en met overlegging van de verklaring des griffiers, dat er op zijne registers geen verzet tegen het vonnis is aangeteekend.

89. De opposant die zich voor de tweede maal bij verstek laat vonnissen, zal niet meer ontvan- gen worden tot het doen van een nieuw verzet.

90. Ingetrokken. St. '89 no. 31.

91. De kosten van het verstek, die van het vonnis daaronder begrepen, mitsgaders die welke als het gevolg der niet-verschijning van den dé- faillant kunnen worden beschouwd, komen ten laste van den défaillant, ten ware het verstek verleend ware op eene dagvaarding, die nietig verklaard wordt.

ZEVENDE APDEELING. Van nietigheid.

92. Geeneiiei exploit of acte van rechtspleging kan nietig verklaard worden, indien de wettelijke bepalingen de nietigheid van dezelve niet uitdruk- kelijk bevolen hebben.

93. In de gevallen waarin de wettelijke bepa- lingen geene nietigheid bevolen hebben, zal de procureur of deurwaarder, zoowel wegens ver- zuim, als wegens overtreding, tot eene boete kunnen veroordeeld worden, welke niet minder dan twee gulden zal zijn, en geen honderd gul- den te boven zal gaan.

94. Al hetgeen in de artikelen 1 , 3 , 4 6 8 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18 en 20 is voor- geschreven, moet op straffe van nietigheid wor- den in acht genomen.

Bij niet-verschijning van den gedaagde, kan geen verstek tegen denzelven verleend worden, en zal de rechter, de nietigheid uitsprekende, den eischer veroordeelen in de kosten.

95. Indien de gedaagde op de dagvaarding ver-

(37)

schijnt, en de nietigheid van het exploit niet in- roept vóór alle weren en exceptien, behalve die van onbevoegdheid des rechters, wordt, dezelve voor gedekt gehouden.

96. Indien hij daarentegen bij zijne verschijning de nietigheid inroept, kan de rechter die excep- tie verwerpen, wanneer het verzuim of de over- treding van dien aard wordt bevonden, dat de gedaagde daardoor in zijne verdediging niet .is benadeeld, en alzoo geen belang heeft zich van de nietigheid te bedienen.

De rechter zal echter in die gevallen, zoo daar- toe gronden zijn, de aanvulling van het verzuim of de verbetering der onregelmatigheden ten koste van den aanlegger bevelen, of aan den gedaagde tot zijne verdediging uitstel verleenen.

97. Indien echter het exploit door eenen tot het doen van exploiten niet bevoegden persoon is beteekend, is de rechter verplicht de nietigheid daarvan in alle gevallen uit te spreken.

98. De kosten der acten van rechtspleging die nietig of overbodig zijn, zullen ten laste komen van de procureurs of de deurwaarders, die zich het opmaken of uitbrengen van zoodanige acten veroorloofd hebben. Zij zullen bovendien,- naar vereisen van zaken, deswege tot vergoeding van schaden en interessen aansprakelijk zijn, en zelfs naar gelang van omstandigheden kunnen verwe- zen worden tot de straffen, vermeld bij artikel

192 van het Reglement op de rechterlijke orga- nisatie en het beleid der justitie.

(38)

TWEEDE TITEL.

Van de manier van procedeeren bij de raden van justitie en het Hoog- Gerechtshof,

in eersten aanleg.

EERSTE APDEELING. Van de dagvaardingen.

(Vg. St. '96 no. 100).

99. De verweerder zal in zuiver persoonlijke zaken, en in die welke roerend goed betreffen.

worden gedagvaard voor den rechter van zijne woonplaats.

Indien hij geene bekende woonplaats in Neder- landsch-Indië heeft, voor den rechter van zijn werkelijk verblijf.

Indien hij mede geen erkend verblijf in Neder- landsch-Indië heeft, voor den rechter van de woonplaats des eischers.

Indien worden opgeroepen houders van aan- deelen in geldleeningen of maatschappijen, welke niet op naam staan en waarvan de eigenaren uit dien hoofde onbekend zijn, zullen zij insgelijks voor den rechter van de woonplaats des eischers worden gedagvaard.

Indien er in de bovengemelde gevallen meer eischers zijn, voor den rechter van de woonplaats van één hunner, te hunner keuze.

Bijaldien er meerdere verweerders zijn , voor den rechter van de woonplaats van één hunner, ter keuze van den aanlegger.

In zaken van aanspraak op een onroerend goed zelf, voor den rechter onder wiens rechtsgebied het goed waarover het geschil loopt gelegen is.

Indien de onroerende goederen onder het res- sort van meer dan eenen raad van justitie gele- gen zijn, geschiedt de dagvaarding voor den

(39)

rechter onder wiens gebied de hoofdplaats dei- bebouwing behoort, en bij gebreke van zulk eene hoofdplaats, voor een der rechterlijke collégien binnen welker rechtsgebied een of ander gedeelte der goederen gelegen is, ter keuze van den aan- legger.

In zaken van gemengden aard, behoudens het- geen in dit artikel volgt ten aanzien van zaken van erfenis, voor den rechter onder wiens rechts- gebied het onroerend goed gelegen is, of voor dien alwaar de verweerder zijne woonplaats heeft, ter keuze van den aanlegger.

In zaken van maatschap of vennootschap, zoo lang zij duurt, voor den rechter der plaats alwaar zij gevestigd is , en na de ontbinding, het zij voor denzelfden rechter, het zij voor dien van de woonplaats van een der vereffenaars.

In zaken van erfenis:

1°. wegens onderlinge vorderingen der erfgena- men tot aan de boedelscheiding ingesloten en wegens vernietiging eener gemaakte boe- delscheiding ;

2°. wegens vorderingen die door des overledenen schuld-eischers vóór de boedelscheiding ge- daan zouden mogen worden;

3°. wegens vorderingen betrekkelijk tot de uit- voering van beschikkingen ter zake van overlijden, tot aan het eindvonnis toe;

voor den rechter binnen wiens rechtsgebied de erfenis is opengevallen.

In zaken van faillissement of verklaard kenne- lijk onvermogen, voor den rechter in wien rechts- gebied de woonplaats van den gefailleerde of on- vermogende zich bevindt.

In zaken van vrijwaring, voor den rechter voor wien de oorspronkelijke vordering aanhangig is.

(40)

In zaken van het doen van rekening, ten aan- zien der van rechtswege aangestelde rekenplich- tigeiï, voor de rechters welke dezelve hebben benoemd, en ten aanzien van voogden en cura- tors, voor den raad van justitie binnen welks rechtsgehied de voogdij of curatele is opgedra- gen; of in beide gevallen, voor den raad van justitie van de woonplaats der verweerders, ter keuze van den aanlegger.

Indien er woonplaats is gekozen, voor den rech- ter dier gekozen woonplaats, of voor den rechter van de werkelijke woonplaats des verweerders, ter keuze van den aanlegger.

In zaken wegens kosten en verdiensten door practizijns of deurwaarders gevorderd wordende, voor de rechtbank waar de kosten gemaakt zijn.

100. Een vreemdeling kan, zelfs wanneer hij in Nederlandsch-Indië zijn verblijf niet houdt, voor den rechter aldaar worden gedagvaard ter zake van verbindtenissen door hem jegens een ingezeten van Nederlandsch-Indië, aldaar of el- ders aangegaan.

101. In zakelijke rechtsvorderingen of in rechts- vorderingen van eenen gemengden aard, zal het

vaste goed in de dagvaarding bij deszelfs ligging, en, zoo veel mogelijk, bij deszelfs naam en aard worden omschreven.

102. De persoonlijke rechtsvordering is de zoo- danige, welke tot onderwerp heeft de vervulling eener persoonlijke verbindtenis, uit overeenkomst of uit de wet voortvloeiende.

De zakelijke rechtsvordering is de zoodanige.

waarbij de eigendom van eene zekere en bepaal- de zaak, of wel eenig ander zakelijk recht ge- ëischt wordt.

,De gemengde rechtsvordering is de zoodanige,

(41)

welke te gelijk persoonlijk en zakelijk is, te weten :

de vordering tot verkrijging eener erfenis;

die tot boedelscheiding;

die tot deeling van gemeenschap;

die tot afpaling van bij elkander gelegen erven.

103. De rechtsvordering over het bezitrecht, en die over het recht tot de zaak /petitoirj, zul- len nooit vereenigd mogen worden ingesteld.

104. Die eene rechtsvordering over het recht tot de zaak zelve heeft ingesteld, is niet meer ontvankelijk tot het instellen eener rechtsvorde- ring over het bezitrecht.

105. De verweerder in zake van het bezitrecht zal geene rechtsvordering over het recht tot de zaak zelve mogen instellen, zoo lang die ten aan- zien van het bezitrecht niet is afgeloopen.

Wanneer hij in de laatstgemelde is veroordeeld, zal hij niet ontvankelijk zijn ten aanzien van het recht op de zaak zelve, dan na volkomen te heb- ben voldaan aan de tegen hem uitgesproken ver- oordeeling ; ten ware de uitvoering van het vonnis in gebreke gebleven of vertraagd ware door de schuld van de partij die hetzelve verkregen had ; in welk geval de rechter voor wien de rechts- vordering tot het recht op de zaak zelve behoort, eenen termijn kan bepalen na verloop van wel- ken die rechtsvordering kan worden ingesteld.

106. Het exploit van dagvaarding moet, op straffe van nietigheid, namens den aanlegger worden gedaan op vordering van eenen procureur daartoe bij geschrifte bijzonder gevolmachtigd.

De woonplaats vermeld in het eerste nommer van artikel 8, wordt geacht gekozen te zijn bij dien procureur, ten ware de aanlegger eene an- dere keuze bad uitgedrukt. - -/-•••• •

(42)

Alle acten der procedure tot en met het eind- vonnis , zullen aan die woonplaats worden betee- kend, en zal de procureur verplicht zijn de me- moden en schrifturen te teekenen, waarvan in dezen titel en in 'den volgenden wordt melding gemaakt.

Bij het exploit van dagvaarding moet afschrift worden overgelegd van de stukken waarop de eisch gegrond 'is. Bij gebreke van deze afschrif- ten , zullen diegene welke de aanlegger gehouden is, hangende den loop van het rechtsgeding, te geven, niet mogen berekend worden onder de kosten, ten ware die stukken door de verdedi- ging van den gedaagde mochten noodzakelijk worden of daaruit voortvloeien, of ten ware door den rechter mocht bevolen zijn dat de zaken zullen worden geïnstrueerd bij geschrifte.

TWEEDE APDEELING. Van de verwering en het voldingen der zaak.

107. De verweerder is verplicht binnen het tijdsverloop tusschen de dagvaarding en den dag op welken hij verschijnen moet, procureur te stellen. Dit geschiedt bij eene eenvoudige acte van wege den gestelden procureur aan dien des eischers beteekend.

De verweerder wordt geacht zijne woonplaats te hebben gekozen bij dien procureur, aan wel- ken de aan eerstgemelde beteekende dagvaar- ding tot volmacht strekt.

De bepalingen van het derde lid van artikel 106 zijn te dezen toepasselijk.

Tegen den verweerder die verzuimd heeft pro- cureur te stellen, of wiens gestelde procureur ten bij het exploit van dagvaarding beteekenden rechtdage niet verschijnt, wordt verstek verleend

(43)

en verder gehandeld zoo als in de zesde afdee- ling van den eersten titel is bepaald.

108. Echter zal aan inlanders, die zonder pro- cureur te hebhen gesteld in persoon op de dag- vaarding verschijnen, op hun verzoek een korte termijn worden toegestaan om alsnog procureur te stellen.

Die termijn verstreken zijnde, zonder d a t e r procureur-stelling heeft plaats gehad,- zal tegen den gedaagde zonder eenig verder uitstel verstek worden verleend.

109. Wanneer de gestelde procureur, na op den beteekenden rechtdag verschenen te zijn, op eene latere tot de voortzetting van het geding bepaal- de terechtzitting niet verschijnt, zal zulks geenen grond opleveren tot het verleenen van verstek.

maar zal de uitspraak steeds geacht worden op tegenspraak te hebben plaats gehad.

110. Partijen kunnen hunnen gestelden procu- reur niet herroepen zonder tevens eenen anderen te stellen; zoo lang zulks niet geschied is, blijft het rechtsgeding voortgaan op naam des eerst- gestelden.

111. Indien de eisch overeenkomstig het voor- laatste lid van artikel 10 is ingesteld op korten termijn, volstaat de verweerder met ten die- nenden dage zijnen procureur ter audiëntie te stellen.

Ten zelfden dage wordt door den procureur des eischers de met redenen omkleede conclusie van den eisch voorgedragen, en afschrift daarvan aan dien des gedaagden overgegeven.

Deze draagt terstond en met gelijke overgifte van afschrift, zijne verwering voor, bij met re- denen omkleede conclusie van antwoord, en par-

(44)

tijen worden daarna dadelijk tot de pleidooien toegelaten. De rechter kan tot het nemen der conclusien of tot de pleidooien, op verzoek van eene der partijen in derzelver belang of ook ambts- halve eenig uitstel bevelen.

112. De eischer is bevoegd tot den afloop dei- zaak zijnen eisen te wijzigen of te verminderen, zonder'nochtans het onderwerp van den eisch te mogen veranderen of vermeerderen.

113. In zaken welke vatbaar zijn om summier- lijk te worden behandeld, wordt mede ten die- nenden dage, door den procureur des eischers zijne met redenen omkleede conclusie van eisch voorgedragen, en bij afschrift aan den procureur des verweerders medegedeeld.

114. Daarna draagt deze. ten ware hij in den eisch mocht berusten, ten zelfden dage of op eenen nader daartoe te bepalen dag zijne verwe- ring voor, bij met redenen omkleede conclusie, waarvan, alsmede van de stukken van welke hij zich te zijner verwering wil bedienen, hij een afschrift overgeeft; vervolgens worden partijen toegelaten tot de pleidooien of daartoe een na- dere dag bepaald.

115. Voor summiere behandeling zijn vatbaar:

1°. zuiver personeele zaken, indien de eisch be- rust op eenen titel waarvan het bestaan niet betwist wordt;

2°. voorloopige vorderingen en alle vorderingen welke spoed vereischen;

3°. de vorderingen van huur- en pachtpenningen, mitsgaders die wegens koopschat van vruch- ten te velde;

4°. de vorderingen'in zake van bezitrecht;

5°. in het algemeen de zoodanige welke om der- zelver gering belang en eenvoudigheid doer

(45)

beide partijen, of, bij verschil door den rech- ter voor summiere behandeling worden vat- baar geacht, of bij de wet als summier zijn aangewezen.

116. De beslissing dat eene zaak is van gewo- ne of wel van summiere behandeling, wordt op het audientie-blad aangeteekend.

De rechter kan, het zij ambtshalve het zij op verzoek van partijen, op deze beslissing terug- komen ; dezelve is overigens voor geen hooger beroep noch andere voorziening vatbaar.

117. Incidenteele vorderingen, tusschenkomst en voegingen worden in summiere zaken ten dienen- den dage ter audiëntie ingesteld bij gemotiveerde conclusien.

118. In zaken van gewone behandeling kan de verweerder volstaan niet door zijnen procureur op de oproeping der zaak ten dienenden dage, te doen aankondigen, dat laatstgemelde zich pro- cureur gesteld heeft.

119. Binnen veertien dagen na den dag op welken de procureur des verweerders is gesteld, doet de verweerder zijn antwoord of verwering, door zij- nen procureur onderteekend, door eenen deur- waarder beteekenen aan den procureur des eischers.

Hij doet daarbij aanbod van een afschrift der stukken, waarop hij zijne verwering grondt, en welke hij aan den voet van zijn antwoord opgeeft.

120. Binnen de volgende, acht dagen doet de eischer op gelijke wijze zijn repliek aan des ge- daagden procureur beteekenen, indien hij zulks in zijn belang noodig acht, en de verweerder heeft alsdan gelijken termijn en gelijke bevoegd- heid tot het beteekenen van zijn dupliek; insge- lijks met aanbod van afschrift der stukken, welke hij nader zoude, willen overleggen.

(46)

121. Indien de verweerder zijn antwoord of ver- wering binnen de veertien dagen niet heeft be- teekend, kan de eischer de zaak onmiddellijk vervolgen bij eene eenvoudige acte van procureur tot procureur, met oproeping tegen een bepaalden rechtdag om conclusien te nemen ter audiëntie.

122. Na verloop der hiervoren bepaalde termij- nen . of wanneer binnen dezelve geen repliek of dupliek respectievelijk is beteekend, kan de meest gereede partij de zaak vervolgen, in voege als bij het voorgaande artikel is bepaald.

123. Ten dage dienende worden conclusien ge- nomen , even als ten aanzien van zaken van sum- miere behandeling bij de artikelen 113 en 114 is bepaald, en de rechter bepaalt eenen dag van pleidooi, ten zij partijen, daarvan afziende. op de dingtalen en de overgelegde stukken recht verzoeken.

124. De partijen kunnen in alle soort van za- ken , het zij op korte termijnen, het zij summiere.

het zij van gewone behandeling, gedurende den loop van het geding, wederkeerig vragen de me- dedeeling of de overlegging ter griffie van de oorspronkelijke stukken, welke tegen haar wor- den gebruikt.

In zaken op korte termijnen en in summiere zaken wordt deze mededeeling gevraagd, bij eene schriftelijke conclusie ten dage dienende ; in za- ken van gewone behandeling bij acte van pro- cureur tot procureur.

125. De stukken moeten worden terug gegeven binnen den tijd bepaald bij het recepis, of bij de uitspraak waarbij de mededeeling bevolen is. In- dien de termijn niet bepaald is, zal dezelve zijn van drie dagen.

126. Indien de stukken niet zijn teruggegeven

(47)

binnen den termijn, zal de gebrekige partij of deszelfs procureur, bij een bevelschrift van den president, daartoe worden genoodzaakt, zelfs bij lijfsdwang, en op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gron- den zijn.

127. De termijnen voorgeschreven bij, of be- paald ingevolge de artikelen 111, 114, 119 en 120 moeten stiptelijk worden nagekomen, tenzij de belanghebbende partij aantoone dat zij te ha- rer verdediging bewijsstukken behoeft. en buiten de mogelijkheid is dezelve binnen den gewonen termijn voor te brengen. In dat geval kan de rechter op verzoek van de belanghebbende partij statering van het geding verleenen gedurende eenen bepaalden tijd.

Deze uitspraak en die waarbij de statering ge- weigerd wordt, zijn niet aan hooger beroep on- derworpen.

DERDE AFDEELING. Van voorloopige verzoeken en van exoeptien.

128. Alle vreemdelingen, eischers zijnde, of in eene aangelegde rechtzaak zich voegende, of tusschenkomende, zijn gehouden ten verzoeke van de wederpartij, alvorens deze eenige weren van rechten of tegenzeggen behoeft te doen. zeker- heid te stellen voor de betaling der kosten en der schaden en interessen, in welke zij zouden kun- nen verwezen worden.

De partij welke het stellen van zekerheid ver- zoekt, wordt niet geacht daardoor de competentie van den rechter te hebben erkend.

129. Het vonnis waarbij het stellen van zeker- heid bevolen wordt zal de som uitdrukken, tot beloop waarvan de zekerheid moet worden ver-

(48)

strekt en de'wijze waarop die zal worden ge- geven.

130. Die voor eenen rechter geroepen is, welke onbevoegd is om van het geschil kennis te ne- men , zal mogen vorderen dat de rechter zich onbevoegd verklare.

131. In geval de rechter onbevoegd is uit hoofde van den persoon des verweerders, is deze ge- houden deze zijne exceptie en de conclusie daar- toe strekkende voor te stellen, alvorens eenige andere weren van rechten of eenige andere ver- dediging voor te dragen.

132. In geval echter de rechter onbevoegd mocht zijn uit hoofde van het onderwerp des geschils, zal de exceptie van onbevoegdheid in eiken stand des gedings mogen worden voorgesteld, en indien zij niet wordt voorgesteld, is de rechter ambts- halve gehouden zich onbevoegd te verklaren.

133. (Sb. 1901 no. 15). Indien een geding, het- welk ingevolge artikel 116/ van het Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie tot de kennisneming behoort van het re- sidentiegerecht, bij den raad van justitie is aan- hangig gemaakt, en de gedaagde, mits versche- nen zijnde, de exceptie van onbevoegdheid uit hoofde van het onderwerp des geschils niet heeft voorgesteld alvorens eenige andere weren van rechten of eenige andere verdediging voor te dragen, zal de raad van justitie, als gewone rechter, de zaak aan zich behouden, en daarin in het hoogste ressort recht spreken.

134. In zaken welke reeds te voren door eene dagvaarding voor eenen anderen rechter zijn aan- hangig gemaakt tusschen dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp, of welke reeds door dezelfde personen en over hetzelfde onderwerp

(49)

aan scheidsmannen zijn opgedragen en voor de- zelve aanhangig zijn, of in geval het geschil aan eene zaak verknocht is, die reeds voor eenen anderen rechter of voor scheidsmannen aanhan- gig is, mag de verwijzing gevraagd worden naar dien anderen rechter of naar de benoemde scheids- mannen. Dit moet echter geschieden alvorens eenige andere weren van rechten, of eenige an- dere verdediging voor te dragen, met uitzonde- ring alleen van de exceptie vermeld in artikel 131.

135. Dilatoire exceptien moeten gezamenlijk, vóór de exceptien waarvan in het volgend arti- kel wordt gehandeld, en vóór alle antwoorden ten principale worden voorgesteld.

Niettemin zullen erfgenamen, weduwen en vrou- wen, het zij uit den echt, het zij van tafel en hed, of goederen gescheiden, aanvankelijk kun- nen volstaan met als dilatoire exceptie voor te dragen, dat zij nog zijn in termen van beraad.

136. Alle overige exceptien moeten met het antwoord te gelijk worden voorgesteld, op straffe van verwijzing in de kosten door het niet nako- men van dit voorschrift veroorzaakt.

Hiervan zijn uitgezonderd:

1°. de exceptie van gewijsde zaak, het zij door een rechterlijk vonnis, het zij door eene uit- spraak van scheidsmannen;

2°. de exceptie van dading ;

3°. de exceptie dat de aanlegger de hoedanig- heid niet bezit welke hij zich toeschrijft, of dat de verweerder de hoedanigheid niet be- zit in welke hij is gedagvaard.

De exceptien alleen, kunnen vóór het antwoord ten principale worden voorgesteld.

Indien de verweerder van die bevoegdheid geen gebruik maakt, maar deze exceptien met

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Informatie over het aantal zij-instromers en hun kenmerken in het po en vo baseren we op kopieën van geschiktheidsverklaringen die assessmentcentra tussen 2010 en 2013

(Psalm 88 : 16). Menigmaal drukte de donkere wolk van Zijns Vaders gramschap zwaar op Hem, totdat Hij eindelijk op Golgótha de laatste adem uitblies. Niets was er in de

Het lijkt me wenselijk dat de rechtspraak van het Hof van Justitie niet zo wordt opgevat dat de nationale rechter er voor het aannemen van een acte clair echt van overtuigd moet

Thus using the soft decoding techniques for convolutional decoding we now have a new maximum likelihood decoding algorithm for many block codes.. Conversely an optimal quasi-cyclic

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

• beide met een stijgende en dalende lijn verschillen (één van de volgende):. • Het thema en de tegenstem zijn van plaats verwisseld, of: andere ligging van het thema en

totswndkoming van de derde n o u waterhuiihouding; Ten tweede moet hier genoemd worden de totstandkoming van de provinciale waterhuishouding\plannen. Bij

Mondriaan stelt zich op het stand- punt dat zij niet zou hebben geïnvesteerd in Econ- cern als de accountants de controle van de jaarre- kening 2007 goed zouden hebben uitgevoerd