• No results found

***I VERSLAG. 22 april 1999 A4-0233/99

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "***I VERSLAG. 22 april 1999 A4-0233/99"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DOC_NE\RR\377\377123 PE 229.498/def.

22 april 1999 A4-0233/99

***I

VERSLAG

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (COM(98)0451 - C4-0465/98 - 98/0242(COD))

en

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (COM(98)0449 - C4-0464/98 - 98/0243(COD)) Commissie juridische zaken en rechten van de burger

Rapporteur: Brian Crowley

Commented [COMMENT1]:

(Amendement ##)

##

(2)

I N H O U D Blz.

Procedure 3

A.I WETGEVINGSVOORSTEL 4

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE 6

A.II WETGEVINGSVOORSTEL 7

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE 11

B. TOELICHTING 12

Advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid 17

(3)

PROCEDURE

Bij schrijven van 17 juli 1998 diende de Commissie, overeenkomstig artikel 189 B, lid 2 en artikel 57, lid 2 van het EG-Verdrag, bij het Parlement het voorstel in voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen, alsmede het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's).

Op 14 september 1998 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de verwijzing van deze voorstellen naar de Commissie juridische zaken en rechten van de burger als commissie ten principale en naar de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid als medeadviserende commissie.

De Commissie juridische zaken en rechten van de burger benoemde op haar vergadering van 23 september 1998 de heer Crowley tot rapporteur.

Zij behandelde de Commissievoorstellen en het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 23 september en 26 november 1998 en 20 januari, 24 februari, 17 maart, 24 maart, 30 maart, 12 april en 21 april 1999.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de ontwerpwetgevingsresoluties.

Bij de stemming waren aanwezig: de leden De Clercq, voorzitter; Palacio Vallelersundi, eerste ondervoorzitter; Malangré, derde ondervoorzitter; Crowley, rapporteur; Añoveros Trias de Bes (verving C. Casini), Barzanti, Berger, Cassidy, Falconer (verving D. Martin), Florio, Gebhardt, Medina Ortega, Oddy, Sierra González en Thors.

Het advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid is bij dit verslag gevoegd.

Het verslag werd ingediend op 22 april 1999.

De termijn voor de indiening van amendementen wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin het verslag wordt behandeld.

(4)

A.I

WETGEVINGSVOORSTEL

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (COM(98)0451 - C4-0465/98 - 98/0242(COD))

Dit voorstel wordt goedgekeurd met de volgende wijzigingen:

Door de Commissie voorgestelde tekst() Door het Parlement aangebrachte wijzigingen

(Amendement 1) Zestiende overweging (nieuw)

overwegende dat een codificatie van het Gemeenschapsrecht met betrekking tot ICBE's moet worden voorbereid onmiddellijk na de goedkeuring van de in onderhavige richtlijn opgenomen wijzigingen van richtlijn 85/611/EEG,

(Amendement 2) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 5 septies, lid 2, tweede streepje (Richtlijn 85/611/EEG) - mag het portefeuillebeheer op

discretionaire basis niet waarnemen voor de bewaarder die voor de betrokken beheermaatschappij de in de artikelen 7 en 14 van deze richtlijn genoemde taken vervult;

Schrappen

()) PB C 272 van 1.9.1998, blz. 7.

(Amendement 3) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 6 bis, lid 4 (Richtlijn 85/611/EEG) 4. Voordat het bijkantoor van een

beheermaatschappij met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens, om het toezicht op de beheermaatschappij voor te bereiden en om, in voorkomend geval, de voorwaarden - met inbegrip van de in de artikelen 44 en 45

4. Voordat het bijkantoor van een beheermaatschappij met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens, om het toezicht op de beheermaatschappij voor te bereiden en om, in voorkomend geval, de voorwaarden - met inbegrip van de in de artikelen 44 en 45

(5)

bedoelde bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn en de gedragsregels die bij het in artikel 5, lid 3, genoemde portefeuillebeheer in acht moeten worden genomen - aan te geven waaronder deze werkzaamheden om redenen van algemeen belang in de lidstaat van ontvangst moeten worden uitgeoefend.

bedoelde bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn en de gedragsregels die ten aanzien van beleggingsadviezen en bewaringsdiensten en bij het in artikel 5, lid 3 genoemde portefeuillebeheer in acht moeten worden genomen - aan te geven waaronder deze werkzaamheden om redenen van algemeen belang in de lidstaat van ontvangst moeten worden uitgeoefend.

(Amendement 4) ARTIKEL 1, LID 6

Artikel 28, lid 1 (Richtlijn 85/611/EEG) 1. In zowel het vereenvoudigde als het

volledige prospectus moeten de gegevens zijn opgenomen die voor de beleggers noodzakelijk zijn om zich een verantwoord oordeel te kunnen vormen over de hun aangeboden belegging.

1. In zowel het vereenvoudigde als het volledige prospectus moeten de gegevens zijn opgenomen die voor de beleggers noodzakelijk zijn om zich een verantwoord oordeel te kunnen vormen over de hun aangeboden belegging.

Zij moeten met name een duidelijke en gemakkelijk te begrijpen verklaring omvatten van het risicoprofiel van het fonds (ongeacht of al dan niet afgeleide instrumenten worden gebruikt en ongeacht het soort effecten waarin wordt belegd).

(Amendement 5)

Schema C, Beleggingsinformatie, nieuw streepje

- een beoordeling van het risicoprofiel van het fonds;

(6)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Wetgevingsresolutie houdende advies van het Europees Parlement inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (COM(98)0451 - C4-0465/98 - 98/0242(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement,

- gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad COM(98)0451 - 98/0242(COD)(),

- gelet op de artikelen 189 B, lid 2 en 57, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Commissie het voorstel bij het Parlement heeft ingediend (C4-0465/98),

- gelet op artikel 58 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid (A4-0233/99), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel zoals gewijzigd door het Parlement;

2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 189 A, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3. verzoekt de Raad de door het Parlement aangenomen wijzigingen op te nemen in zijn krachtens artikel 189 B, lid 2 van het EG-Verdrag vast te stellen gemeenschappelijk standpunt;

4. wijst erop dat de Commissie gehouden is elke wijziging die zij voornemens is aan te brengen in het door het Parlement geamendeerde voorstel, voor te leggen aan het Parlement;

5. verzoekt zijn Voorzitter dit advies te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(),) PB C 272 van 1.9.1998, blz. 7.

(7)

A.II

WETGEVINGSVOORSTEL

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (COM(98)0449 - C4-0464/98 - 98/0243(COD))

Dit voorstel wordt goedgekeurd met de volgende wijzigingen:

Door de Commissie voorgestelde tekst() Door het Parlement aangebrachte wijzigingen

(Amendement 1) Negende overweging overwegende dat het ICBE's moet worden

toegestaan hun activa te beleggen in gestandaardiseerde opties en financiële futures die op gereglementeerde markten voor afgeleide financiële instrumenten worden verhandeld; dat deze ICBE's op ieder moment activa van voldoende waarde en van het passende type dienen aan te houden (dat wil zeggen effecten, indien het risico in effecten is aangegaan; contanten of effecten die in de passende valuta luiden, respectievelijk in contanten in de passende valuta kunnen worden omgezet, indien het risico in contanten is aangegaan) teneinde in een toereikende dekking van de gedragen risico's te voorzien; dat ook deze ICBE's zich aan het beginsel van de risicospreiding dienen te houden; dat de waarde van de portefeuille van dergelijke ICBE's sterke schommelingen kan vertonen en deze ICBE's zich daarom alleen mogen richten tot ervaren beleggers of beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen; dat de desbetreffende risico's op adequate wijze in de prospectussen van de ICBE's en in alle reclamemateriaal aan het beleggerspubliek moeten worden bekendgemaakt,

overwegende dat ook deze ICBE's zich aan het beginsel van de risicospreiding dienen te houden; dat, zoals bij alle fondsen, de desbetreffende risico's op adequate wijze in de prospectussen van de ICBE's en in alle reclamemateriaal aan het beleggerspubliek moeten worden bekendgemaakt,

()) PB C 280 van 9.9.1998, blz. 6.

(8)

(Amendement 2) Elfde overweging overwegende dat de toepassing van de

technieken en instrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer onder geen beding mag worden toegestaan indien deze technieken en instrumenten niet voldoen aan de in de richtlijn vervatte beginselen en indien zij een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten,

overwegende dat de toepassing van de technieken en instrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer mag worden toegestaan indien deze technieken en instrumenten voldoen aan de in communautaire richtlijnen vervatte beginselen en indien zij geen belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten,

(Amendement 3) Achttiende overweging (nieuw)

overwegende dat een codificatie van het Gemeenschapsrecht met betrekking tot ICBE's moet worden voorbereid onmiddellijk na de goedkeuring van de in onderhavige richtlijn opgenomen wijzigingen van richtlijn 85/611/EEG,

(Amendement 4) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 19, lid 1, sub e) (Richtlijn 85/611/EEG) e) rechten van deelneming in andere

instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje; en/of

e) rechten van deelneming in andere onder deze richtlijn vallende instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje; en/of (Amendement 5)

ARTIKEL 1, LID 3

Artikel 19, lid 1, sub i), inleidende zin (Richtlijn 85/611/EEG) i) geldmarktinstrumenten die niet op een

gereglementeerde markt worden verhandeld, tenzij de emissie van deze instrumenten zelf gereglementeerd is met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, op voorwaarde dat zij:

i) geldmarktinstrumenten andere dan die op een gereglementeerde markt worden verhandeld en die vallen onder artikel 1, lid 2, sub 8(b), tenzij de emissie van deze instrumenten zelf gereglementeerd is met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, op voorwaarde dat zij:

(Amendement 6) ARTIKEL 1, PUNT 6

Artikel 21, lid 3 ter (nieuw) (Richtlijn 85/611/EEG)

3 ter. In het fondsreglement of de statuten van de ICBE, haar prospectussen en

(9)

reclamemateriaal moet een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de ICBE als onderdeel van haar algemene investeringsbeleid investeert in financiële futures en opties.

In deze documenten wordt er ook op gewezen dat belegging in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's alleen geschikt is voor ervaren beleggers of beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen.

(Amendement 7) ARTIKEL 1, LID 7

Artikel 22 bis, lid 1 (Richtlijn 85/611/EEG) 1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde

begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 35% wanneer het beleggingsbeleid van de ICBE er overeenkomstig het fondsreglement of de statuten opgericht is de samenstelling van een bepaalde aandelenindex te reconstrueren.

1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 20% wanneer het beleggingsbeleid van de ICBE er overeenkomstig het fondsreglement of de statuten opgericht is de samenstelling van een bepaalde aandelenindex te reconstrueren.

(Amendement 8) ARTIKEL 1, LID 7

Artikel 22 bis, lid 1 (Richtlijn 85/611/EEG) 7. Het volgende artikel 22 bis wordt

toegevoegd: 7. Het volgende artikel 22 bis wordt

toegevoegd:

"Artikel 22 bis "Artikel 22 bis

1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 35% wanneer het beleggingsbeleid van de ICBE er overeenkomstig het fondsreglement of de statuten op gericht is

1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 35% wanneer het fondsreglement of de statuten van de ICBE erop wijzen dat het beheer gericht is op de ontwikkeling van een

(10)

de samenstelling van een bepaalde aandelenindex te reconstrueren.

bepaalde index van financiële instrumenten.

(Amendement 9) ARTIKEL 1, LID 16

Artikel 53 bis, eerste deel, tweede streepje (Richtlijn 85/611/EEG) - aanpassing van de in afdeling V en in

artikel 36, lid 2 vastgestelde maxima om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten, met dien verstande dat deze aanpassingen niet tot stringentere voorschriften voor de ICBE's mogen leiden;

Schrappen

(11)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Wetgevingsresolutie houdende advies van het Europees Parlement inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (COM(98)0449 - C4-0464/98 - 98/0243(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement,

- gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad COM(98)0449 - 98/0243(COD)(),

- gelet op de artikelen 189 B, lid 2 en 57, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Commissie het voorstel bij het Parlement heeft ingediend (C4-0464/98),

- gelet op artikel 58 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en rechten van de burger en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid (A4-0233/99), 1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel zoals gewijzigd door het Parlement;

2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3. verzoekt de Raad de door het Parlement aangenomen wijzigingen op te nemen in zijn krachtens artikel 189 B, lid 2, van het EG-Verdrag vast te stellen gemeenschappelijk standpunt;

4. wijst erop dat de Commissie gehouden is elke wijziging die zij voornemens is aan te brengen in het door het Parlement geamendeerde voorstel, voor te leggen aan het Parlement;

5. verzoekt zijn Voorzitter dit advies te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(),) PB C 280 van 9.9.1998, blz. 6.

(12)

B TOELICHTING 1. Wat is een beleggingsfonds?

Welke categorieën beleggingsfondsen zijn er?

Welke communautaire regels zijn op beleggingsfondsen van toepassing?

Een beleggingsfonds is een instelling die uitsluitend tot doel heeft kapitaal van het publiek collectief in effecten te beleggen en die opereert volgens het beginsel van de risicospreiding.

Aldus wordt ook aan beleggers met bescheiden middelen het voordeel van risicovermindering geboden door de belegging over een aantal effecten te spreiden.

Voor beleggingsfondsen bestaan er twee juridische basisstructuren:

- Ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid (gewone beleggingsfondsen), hetzij in de vorm van

 fondsen krachtens het verbintenissenrecht (beleggingsfondsen in strikte zin) of

 fondsen krachtens het trustrecht (unit trusts) en

- Ondernemingen met rechtspersoonlijkheid of ondernemingen met een "statuut":

Beleggingsmaatschappijen (SICAV/OICS).

Het voornaamste verschil tussen beide categorieën is dat in het eerste geval de belegger zelf - samen met anderen - eigenaar van de activa is, terwijl in het tweede geval de belegger aandeelhouder in de beleggingsmaatschappij wordt, die op haar beurt eigenaar van de activa wordt.

Vanuit economisch oogpunt bestaat er voor de belegger geen verschil tussen beide categorieën instellingen, die historisch zijn gegroeid.

De eerste stap op weg naar de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor bepaalde beleggingsfondsen werd gezet met de goedkeuring van richtlijn 85/611/EEG(

) in 1985. In deze richtlijn werden voorschriften vastgelegd inzake toelating, toezicht, beleggingsbeleid en transparantievereisten voor ICBE's ("instellingen voor collectieve belegging in effecten"). De belangrijkste doelstelling van de coördinatie was de mededingingsverhoudingen tussen ICBE'S op communautair niveau nader tot elkaar te brengen en beleggers een doeltreffende en uniforme bescherming te bieden. Voorts werd in de richtlijn - voor de eerste maal in het geval van de financiële sector - het beginsel van de wederzijdse erkenning vastgelegd, op grond waarvan het aan een in haar lidstaat van herkomst toegelaten ICBE werd toegestaan haar rechten van deelneming in andere lidstaten te verhandelen zonder dat daarvoor enige verdere toelating van de lidstaten van ontvangst was vereist.

(

) in 1985. In deze richtlijn werden voorschriften vastgelegd inzake toelating, toezicht, beleggingsbeleid en transparantievereisten voor ICBE's ("instellingen voor collectieve belegging in effecten"). De belangrijkste doelstelling van de coördinatie was de mededingingsverhoudingen tussen ICBE'S op communautair niveau nader tot elkaar te brengen en beleggers een doeltreffende en uniforme bescherming te bieden. Voorts werd in de richtlijn - voor de eerste maal in het geval van de financiële sector - het beginsel van de wederzijdse erkenning vastgelegd, op grond waarvan het aan een in haar lidstaat van herkomst toegelaten ICBE werd toegestaan haar rechten van deelneming in andere lidstaten te verhandelen zonder dat daarvoor enige verdere toelating van de lidstaten van ontvangst was vereist.

) Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's), PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3.

De instellingen voor collectieve belegging die momenteel onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, zijn van het "open-end"-type. Dat betekent dat de door hen uitgegeven rechten van deelneming op verzoek van de houder worden teruggekocht uit de activa van de onderneming. Zij bieden hun rechten van deelneming aan het publiek te koop aan en hun uitsluitende doel is de belegging in effecten (d.w.z. voornamelijk in aan beurzen genoteerde aandelen). Ten tijde van de vaststelling van de richtlijn was men het echter erover eens dat andere categorieën instellingen voor collectieve belegging in een later stadium dienden te worden geharmoniseerd.

(13)

Deze richtlijn werd in 1988 enigszins aangepast door toevoeging van een aantal uitzonderingen().

2. Welke veranderingen beoogt de Commissie?

De Commissie heeft een pakket maatregelen voorbereid in twee afzonderlijke voorstellen: een voorstel dat voornamelijk betrekking heeft op het "product" (de categorieën beleggingsfondsen) en het andere voorstel dat vooral gericht is op de "dienstverlener" (de beheersmaatschappij) en de prospectussen.

De richtlijnen hebben de volgende doelstellingen:

- nieuwe categorieën fondsen toestaan, die niet alleen in effecten kunnen beleggen, maar ook in rechten van deelneming in andere instellingen, bankdeposito's en afgeleide instrumenten, - het aantal instrumenten uitbreiden met het oog op een doelmatiger beheer van de fondsen, - de interpretatie van bepaalde in de richtlijn gebruikte termen verduidelijken,

- één enkele toelating voor beheersmaatschappijen in hun land van oorsprong ("Europees paspoort"),

- de uitbreiding van de activiteiten van beheersmaatschappijen mogelijk maken, - beheersmaatschappijen in staat stellen hun taken te delegeren,

- de invoering van vereenvoudigde prospectussen mogelijk maken.

3. Welke gevolgen en risico's hebben de afzonderlijke voorstellen?

3.1. De liberalisatie van de beleggingsregels voor de instellingen voor collectieve belegging, opdat hun wordt toegestaan niet alleen in effecten, maar ook in bepaalde andere categorieën financiële activa te beleggen, zoals rechten van deelneming in andere ICBE's, geldmarktinstrumenten, bankdeposito's, gestandaardiseerde opties en futures-contracten.

Deze wijziging van de oorspronkelijke tekst is de meest ingrijpende van het hele voorstel, omdat zij in een uitbreiding van de beleggingsmogelijkheden voor ICBE's voorziet, die tot dusverre immers vrijwel alleen tot ter beurze genoteerde effecten beperkt waren.

Het doel van de Commissie met betrekking tot afgeleide instrumenten is heel onduidelijk en er wordt een kunstmatig onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën fondsen en verschillende soorten afgeleide instrumenten. Voor het gebruik van afgeleide instrumenten zijn er garanties nodig, maar het is onnodig twee afzonderlijke artikelen (artikel 21, lid 3 en artikel 24, sub b) dienaangaande te creëren.

In het algemeen zou moeten worden toegestaan om over-the-counter-instrumenten te gebruiken, afhankelijk van een aantal vereisten met betrekking tot:

- de kwaliteit van de tegenpartij - de taxering van de activa en

- de liquiditeit van de activa (fondsen moeten in staat zijn het afgeleide instrument op elk moment te verkopen of te liquideren).

().) Richtlijn 88/220/EEG, PB C 100 van 19.4.1988, blz. 31.

De posities van afgeleide instrumenten moeten globaal worden gedekt, maar een volledige correlatie tussen de basisportefeuille en de afgeleide instrumenten is niet noodzakelijk. Het belangrijkste is dat het fonds in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen.

(14)

Samengevat moeten de artikelen 21 en 24 worden samengevoegd tot een enkel artikel, zodat afgeleide financiële instrumenten kunnen worden gebruikt mits alle eventuele verplichtingen van het fonds worden gedekt door de activa van het fonds (zie de amendementen I/2 en II/2, 7 en 8).

3.2. Behalve in afgeleide instrumenten zouden de ICBE's volgens de Commissie onbegrensd moeten kunnen beleggen in "rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje" (artikel 1, lid 3 van COM(98)0449 def.).

De definitie van artikel 19, lid 1, sub e), "rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje" zou het mogelijk maken te investeren in alle categorieën open-end-fondsen voor effecten over de gehele wereld.

De mogelijkheid voor een fonds om al zijn activa te investeren in fondsen die niet onder de richtlijn vallen, zou het hoge niveau van beleggersbescherming in gevaar zou brengen, dat dankzij de richtlijn van 1985 is bereikt, en aldus de integriteit van de Europese beleggingsfondsen schaden.

Derhalve zouden in de EG gevestigde ICBE's alleen toestemming mogen krijgen om in andere geharmoniseerde ICBE's te investeren, waarbij het begrip "geharmoniseerde ICBE's" wordt verondersteld niet alleen betrekking te hebben op ICBE'S in een EER-land, maar ook op ICBE's die in andere landen worden opgezet, die de richtlijn volledig ten uitvoer hebben gelegd.

Wat artikel 24, lid 4 betreft is het begrip "specifieke geografische of economische sector" te vaag. Derhalve moet het zinsdeel "in het geval van een fonds... door de bevoegde autoriteiten is toegestaan" worden geschrapt (zie amendementen II/1, 10 en 11).

3.3. Overeenkomstig een nieuw artikel 24 bis krijgen de ICBE's de mogelijkheid in bankdeposito's te beleggen (artikel 1, lid 9 van COM(98)0449).

De door de Commissie voorgestelde oplossing werpt een aantal vragen op:

- In artikel 24 bis , lid 1 worden "voldoende financiële waarborgen en vakbekwaamheid"

vereist. Is dit wel nodig indien de kredietinstellingen vallen onder de waarborgen van de tweede bankrichtlijn en daarmee verbonden kapitaalvereisten?

- De verwijzing naar "kredietinstellingen die tot dezelfde groep behoren" in artikel 24 bis, lid 2 is in de praktijk niet werkbaar, omdat er in het Gemeenschapsrecht geen algemene definitie van "groep" bestaat. Derhalve moet deze zin worden geschrapt (zie amendement II/12).

- In lid 4 worden beleggingen in deposito's bij een bewaarder verboden. Er is geen reden voor deze beperking. Er zou een clausule moeten worden toegevoegd waarin wordt vastgelegd dat een fonds tot 100% van zijn activa in een enkele instelling mag beleggen, indien de gehele belegging is gewaarborgd door een depositogarantiefonds of door een zekerheid op een rekening van een derde (zie amendement II/13).

3.4. Overeenkomstig het nieuwe artikel 5 bis kunnen beheersmaatschappijen een vergunning krijgen onverminderd andere in de nationale wetgeving vervatte voorwaarden, indien zij een toereikend aanvangskapitaal hebben van 50.000 ecu en indien aan deze maatschappijen slechts een vergunning wordt toegekend om unit trusts/beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen te beheren.

(15)

Dit vereiste minimumkapitaal lijkt betrekking laag in vergelijking met de vereisten in andere lidstaten en rekening houdend met de potentiële aansprakelijkheid van een dergelijke maatschappij jegens de beleggers. Te grote verschillen in kapitaalvereisten kunnen ook leiden tot concurrentiedistorsie op dit gebied.

3.5. De Commissie pakt het probleem van de overdracht van taken aan derde partijen door een beheersmaatschappij aan in artikel 5 octies (artikel 1, lid 3 van COM(98)0451):

"Wanneer een lidstaat een beheersmaatschappij toestaat op basis van specifieke opdrachten en met het oog op een efficiëntere bedrijfsvoering derde partijen te belasten met het vervullen voor haar rekening van één of meer taken die deel uitmaken van het in bijlage 2 bedoelde beheer van collectieve beleggingsportefeuilles, moet elke afzonderlijke opdracht eerst ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten worden voorgelegd".

De praktijk in Europa met betrekking tot de overdracht van taken loopt aanzienlijk uiteen. In een aantal rechtssystemen is de beheersmaatschappij wettelijk verplicht het activabeheer en/of de boekhouding van het fonds voor haar eigen rekening te nemen, terwijl deze taken in andere landen kunnen worden overgedragen aan derde partijen, eventueel met inbegrip van overdracht aan de moedermaatschappij van de beheersmaatschappij, die al dan niet de depositobank van de ICBE is.

Het is gebleken dat elk van deze structuren uitermate goed functioneert en aan de belegger een doelmatige bescherming biedt. Elke lidstaat heeft regels ingevoerd om potentiële belangenconflicten op te lossen. Het is niet duidelijk waarom de Commissie het nodig heeft geacht zich met deze goed werkende regelingen te bemoeien. Derhalve dient opnieuw te worden overwogen of wetgeving op dit punt wel noodzakelijk is.

3.6. Van zeer groot belang voor de bedrijfstak is de invoering van een vereenvoudigd prospectus (artikel 1, lid 5 en 6 van COM(98)0451). Het vereenvoudigde prospectus wordt bij een volledige prospectus gevoegd en bevat, in beknopte vorm, ten minste de kerngegevens die in een bijlage bij de richtlijn zijn opgenomen. Het prospectus is zodanig opgezet en geschreven dat het door de gemiddelde belegger gemakkelijk te begrijpen is. De lidstaten kunnen toestaan dat het vereenvoudigde prospectus als los bijvoegsel aan het volledige prospectus is gehecht.

De volledige prospectussen worden namelijk "geschreven door juristen voor juristen" en zijn voor beleggers eenvoudigweg niet te begrijpen.

Het is vooral van belang dat beleggers aandelen of rechten van deelneming in een ICBE kunnen kopen op basis van dit vereenvoudigde prospectus en dat dit wordt beschouwd als een wijze om de bestaande belemmeringen tussen grensoverschrijdende verhandelingen van fondsen weg te nemen. Derhalve moet duidelijk worden gesteld dat een vereenvoudigd prospectus dat door een land van herkomst wordt erkend, in alle lidstaten moet worden erkend.

Het zogenaamde vereenvoudigde prospectus is een essentieel aspect bij de verbetering van de voorlichting van de belegger. Het heeft tot doel de potentiële belegger te voorzien van duidelijke, relevante en begrijpelijke informatie over de belangrijkste kenmerken. Eén van deze belangrijke kenmerken is het risicoprofiel van het fonds. Informatie over het risiconiveau van de belegging in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen aan de doorsneebelegger moet derhalve in dit vereenvoudigde prospectus worden opgenomen (zie amendement I/3).

(16)

3.7. Artikel 26 ter is nieuw en introduceert het begrip "master-feederfondsen". Er wordt voorgesteld dat de lidstaten een ICBE-fonds (een "feederfonds") kunnen toestaan uitsluitend te beleggen in rechten van deelneming die worden uitgegeven door één ICBE (een "masterfonds").

Het begrip "feederfonds" is niet nieuw op de Europese markten en werd reeds voorgesteld in het gewijzigde voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) van oktober 1993. In de toelichting van de Commissie stond het volgende:

"In vergelijking met "normale" ICBE-fondsen hebben feederfondsen als voordeel dat zij van schaalvoordelen kunnen profiteren. In Europees verband zou een aantal afzonderlijke feederfondsen, die in verschillende lidstaten gevestigd zijn, hun activa als pool onder het beheer van een afzonderlijke instelling, die in één lidstaat gevestigd is, kunnen brengen.

Aangezien de activa in het masterfonds gepoold worden, kunnen langs deze weg veel feederfondsen participeren in een grotere portefeuille, waarmee geprofiteerd kan worden van betere marktvoorwaarden, lagere uitgaven per eenheid en een hogere mate van diversificatie. De afzonderlijke feederfondsen houden zich bezig met marketing en verkoop. Dit middel is een efficiënte wijze om kleine beleggers grensoverschrijdend toegang te verschaffen tot andere financiële markten in Europa." (zie amendement II/15)

(17)

18 maart 1999 ADVIES

(artikel 147 van het Reglement)

aan de Commissie juridische zaken en rechten van de burger

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (COM(98)0449 - C4-0464/98 - 98/0243(COD); verslag-Crowley)

en

inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (COM(98)0451 - C4-0465/98 - 98/0242(COD); verslag-Crowley)

Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid Rapporteur voor advies: Wilfried Kuckelkorn

PROCEDURE

De Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid benoemde op haar vergadering van 28 november 1998 de heer Kuckelkorn tot rapporteur voor advies.

Zij behandelde het ontwerpadvies op haar vergaderingen van 24 november 1998, 26 januari, 23 februari en 18 maart 1999.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de conclusies ervan.

Aan de stemming namen deel: de leden Garosci, waarnemend voorzitter en ondervoorzitter;

Secchi, ondervoorzitter; Kuckelkorn, rapporteur voor advies; Areitio Toledo, Argyros (verving Christodoulou), Arroni, Carrozzo, Cassidy (verving Carlsson), Caudron, de Lassus (verving Castagnède), Fayot, Fourçans, Friedrich, García Arias, Glante, Goedbloed (verving Cox), Harrison, Herman, Hoppenstedt, Ilaskivi, Kestelijn-Sierens, Konrad, Langen, Larive, Malerba (verving Mezzaroma), E. Mann (verving Hendrick), Metten, Mutin (verving Berès overeenkomstig artikel 138, lid 2 van het Reglement), Peijs, Pérez Royo, Peter (verving Murphy), Quisthoudt-Rowohl (verving Lulling), Randzio-Plath, Rapkay, Read, Riis-Jørgensen, Rübig, Svensson, Thyssen, Torres Marques, Walter (verving Miller overeenkomstig artikel 138, lid 2 van het Reglement), Watson en Wibe.

(18)

ACHTERGROND 1. Inleiding

De oorspronkelijke richtlijn over ICBE's werd in 1985 goedgekeurd, hoewel het voorstel van de Commissie reeds in 1976 was ingediend. Het was de bedoeling om een stelsel van "één enkele vergunning" in te voeren ter reglementering van "instellingen voor collectieve belegging in effecten". Dat wil zeggen dat, indien een lidstaat eenmaal een ICBE heeft toegelaten - voornamelijk voor wat betreft aandelen en obligaties die worden verhandeld op een effectenbeurs of op een op dezelfde wijze gereglementeerde markt - de toegelaten ICBE in alle andere lidstaten kan worden toegelaten.

De oorspronkelijke richtlijn inzake ICBE's introduceerde vier nieuwe beginselen: zekerheid voor de belegger, transparantie, kwaliteit van de activa en eenvoudige wetgeving. Deze beginselen waren bedoeld om vertrouwen op te bouwen in aan de beurs genoteerde aandelen en obligaties, aangezien de ICBE's zouden moeten voldoen aan gedegen basisnormen.

De ICBE-richtlijn heeft betrekking op collectieve investeringen die worden beheerd door twee categorieën ondernemingen:

a) beleggingsfondsen of unit trusts, die uit de aard der zaak gewone fondsen zijn, doch zonder rechtspersoonlijkheid (d.w.z. de belegger is eigenaar van de activa);

b)beleggingsmaatschappijen, zoals SICAV/OCIS, die een rechtspersoonlijkheid hebben (d.w.z.

de belegger wordt aandeelhouder van de onderneming die de activa bezit).

2. Vragen naar aanleiding van de in de nieuwe voorstellen vervatte wijzigingen van de oorspronkelijke richtlijn

Het eerste voorstel (COM(98)0449)

In het eerste voorstel wordt getracht de beleggingsmogelijkheden in financiële activa andere dan effecten uit te breiden, waarbij o.a. wordt gedacht aan andere ICBE's, geldmarktinstrumenten, bankdeposito's, gestandaardiseerde opties en futures-contracten. Naast effecten van het open end-type kunnen afgeleide instrumenten met gedifferentieerde risico's deel gaan uitmaken van portefeuilles van investeringsfondsen. Bovendien kunnen fondsen die louter en alleen in afgeleide instrumenten beleggen en in een aantal lidstaten tot dusverre niet waren toegelaten, nu worden gereglementeerd.

Gezien de twijfelachtige mate van transparantie tengevolge van afgeleide over-the-counter-instrumenten, wil uw rapporteur voor advies graag weten of het doelmatige toezicht in het gedrang komt. De kwestie van het doelmatige toezicht wordt nog eens extra actueel doordat in het eerste voorstel de afgeleide under-the-counter-instrumenten niet aan bod komen.

Bovendien is er nog het probleem van de beleggingen van ICBE's in andere fondsen die niet op duidelijk afgebakende markten worden verhandeld (d.w.z. niet-gereglementeerde markten).

Tengevolge van dit soort belegging kan het risico toenemen, een kwestie die in het voorstel niet wordt behandeld.

(19)

Een derde kwestie in verband met bovengenoemd probleem heeft te maken met de samenstelling van de portefeuille, welke bestaat uit betrekkelijk veilige activa met een gering risico (zoals de ICBE's) en uit afgeleide instrumenten die door hun aard een hoog risico met zich meebrengen.

Indien een portefeuille vooral bestaat uit afgeleide instrumenten en zich een beurskrach voordoet (b.v. in Azië of Brazilië), wat is dan de totale waarde van het fonds? Wat is dan de betekenis van artikel 24 ter waarin wordt getracht financiële futures en opties te reglementeren?

Een ernstig probleem komt ook aan de orde in artikel 53 bis van het voorstel, dat verband houdt met het Contactcomité, m.a.w. met de kwestie van de comitologie. Moeten plafonds, terminologie en definities worden overgelaten aan dit comité?

Tweede voorstel (COM(98)0451)

Het voorstel in kwestie heeft nadrukkelijk tot doel om één enkele vergunning voor beheermaatschappijen mogelijk te maken in hun land van oorsprong ("Europees paspoort"). De activiteiten van beheermaatschappijen zouden daardoor aanzienlijk toenemen, met name door de mogelijkheid om taken aan derden te delegeren, een vereenvoudigde prospectus in te voeren en het beheer van collectieve beleggingsportefeuilles en persoonlijke beleggingsportefeuilles uit te breiden, met inbegrip van beleggingsportefeuilles van pensioenfondsen. Het voorstel zou ook verder gaan voor wat betreft een aantal specifieke nevenactiviteiten, met name beleggingsadvies, en het bewaren en beheer van rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging.

Voor een vergunning aan een beheermaatschappij wordt een aanvangskapitaal van tenminste 50.000 ecu gevraagd, indien het bedrijf uitsluitend unit trusts en beleggingsfondsen beheert, terwijl een vergunning met betrekking tot het beheren van beleggingsportefeuilles op discretionaire basis wordt geregeld in artikel 3, leden 1 en 2 van Richtlijn 93/6/EEG, waarin is bepaald dat het aanvangskapitaal tenminste 125.000 ecu moet bedragen. In artikel 3, leden 1 en 2 wordt evenwel verwezen naar ondernemingen die louter en alleen effecten van het open-end-type beheren. Bovendien vormen de leden 1 en 2 de uitzondering op lid 3, waarin alle andere beleggingsondernemingen worden verplicht een aanvangskapitaal van tenminste 730.000 ecu te hebben, een bedrag dat dichter lijkt te liggen bij het minimumkapitaal dat in het merendeel van de lidstaten vereist is. Gezien het feit dat de ICBE-richtlijn erop gericht is het beheer van afgeleide instrumenten door beheermaatschappijen toe te staan, lijkt de regeling met betrekking tot het minimumaanvangskapitaal niet gerechtvaardigd, ongeacht artikel 14 van de oorspronkelijke richtlijn, waarin wordt bepaald dat "de activa van een beleggingsmaatschappij in bewaring [moeten] worden gegeven bij een bewaarder". Voorts wordt in artikel 5, lid 2 van onderhavig voorstel bepaald dat "de werkzaamheden van de beheermaatschappij beperkt [moeten] zijn tot het beheer van unit trusts/beleggingsfondsen en beleggingsmaatschappijen", hetgeen betekent dat de betrekking tussen de beide eenheden moet worden verduidelijkt.

Het lijkt echter mogelijk dat de autoriteiten van de lidstaten niet bereid zijn de vergunning in te trekken van beheermaatschappijen die kiezen voor het rechtssysteem van een lidstaat teneinde de striktere normen in andere lidstaten te ontduiken. In het kader van het tweede voorstel kan het weleens moeilijk zijn voor de toezichthoudende autoriteit om duidelijk de vereiste factoren af te bakenen, hetgeen het besluit van de betrokken beheermaatschappij kan onderbouwen. Aldus kunnen landen met gunstige rechtsnormen wel varen bij een toestroom van beheermaatschappijen en vice versa. Indien deze kwestie niet wordt opgehelderd, kan het

"Europees paspoort" op de lange termijn een aantal lidstaten ertoe nopen hun systeem te versoepelen in de richting van de laagste rechtsnorm in de Unie.

(20)

In verband met het vereenvoudigd prospectus kan men geneigd zijn zich af te vragen wat hierin zou moeten staan en of de taal internationaal moet zijn of gemakkelijk te begrijpen.

3. Gevolgen

De liberalisatie van de investeringsregels voor ICBE's verruimt aanzienlijk de investeringsmogelijkheden, alsmede de mogelijkheid om zich tegen risico's in te dekken en risico's te beheren met name door transacties in afgeleide financiële instrumenten waarin hetzij op een gereglementeerde of een niet-gereglementeerde markt wordt gehandeld. Deze nieuwe financiële flexibiliteit kan zowel tot hogere als lagere risico's voor de beleggers en de financiële markten leiden, hetgeen zowel afhangt van het individuele risicobeheer als van de garanties en de mogelijkheid tot toezicht. Beide moeten worden onderworpen aan passende garanties en toezicht die door de bevoegde autoriteiten worden vastgelegd met betrekking tot eventuele verplichtingen, tegenpartijen, de berekening van de liquidatiewaarde, verkoop- en liquidatievoorwaarden, het delegeren van taken door beheermaatschappijen aan derden en de informatie die aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in het kader van het

"Europees paspoort" wordt verstrekt, enz. Deze kwesties moeten worden opgehelderd en dienovereenkomstig worden geamendeerd. De geëigende amendementen die door de Commissie economische en monetaire zaken zijn goedgekeurd, kunnen als een "verbetering" op de Commissievoorstellen worden beschouwd.

Het is de bedoeling met onderhavige voorstellen het hele scala aan ICBE-activiteiten in de lidstaten te bestrijken. De uiteenlopende wettelijke bepalingen in een aantal lidstaten kunnen leiden tot een misleidende interpretatie, bijvoorbeeld van een beleggingsmaatschappij, eenheden van andere instellingen voor collectieve belegging, alsmede "gewoonlijk" op de geldmarkt verhandelde instrumenten. In een aantal door de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid goedgekeurde amendementen van de rapporteur voor advies wordt getracht deze begrippen te verduidelijken en het risico van een verkeerde interpretatie te verminderen.

Dezelfde doelstelling wordt nagestreefd met de amendementen betreffende de "reconstructie van aandelenindexen". Dit laatste zou een exacte reconstructie per aandeel inhouden. De rapporteur is van oordeel dat de tekst moet luiden: "een soortgelijke index te ontwerpen" teneinde statistische technieken voor het nemen van steekproeven en het gebruik van afgeleide instrumenten voor het doelmatige beheer van een portefeuille mogelijk te maken.

Gezien de nieuwe portefeuille en de risicostructuur van fondsen die door ICBE's worden beheerd en in het licht van het feit dat ICBE's tevens het beheer van persoonlijke portefeuilles tot hun diensten rekenen en het prospectus afstemmen op de behoeften van de gemiddelde belegger, moet in het vereenvoudigde prospectus duidelijk en risicoprofiel van het fonds worden geëvalueerd en moet dit tenminste in twee talen worden gepubliceerd (waarvan er een de officiële taal van de lidstaat van ontvangst moet zijn, maar deze amendementen heeft de Commissie economische en monetaire zaken niet goedgekeurd).

Hoge eisen in verband met het aanvangskapitaal van beheermaatschappijen in diverse lidstaten (tot  2,5 mln.) zijn gebaseerd op soliede beginselen. Zelfs indien de activa worden gegarandeerd door een onafhankelijke bewaarder, dan kunnen de hogere eisen in verband met aanvangskapitaal de armslag van beheermaatschappijen beperken, maar ook het risico van onzorgvuldig risicobeheer verminderen. Het laatste kan zelfs schade toebrengen aan de bewaarder. Aldus lijken de in artikel 3, lid 3 van Richtlijn 93/6/EEG opgenomen vereisten inzake het aanvangskapitaal een redelijk compromis waarmee geen barrières voor het starten

(21)

worden opgeworpen of de concurrentie wordt belemmerd. De eerlijke concurrentie kan hierdoor zelfs worden gestimuleerd en deze bepaling is ook gerechtvaardigd met het oog op bescherming van de belegger.

Anderzijds zal de beleggersbescherming niet in gevaar worden gebracht door aan een beheermaatschappij toe te staan op discretionaire basis het portefeuillebeheer voor de bewaarder waar te nemen, indien het amendement van de rapporteur wordt overgenomen.

Wat betreft het aangekaarte comitologieprobleem en de kwesties die aan bod komen in artikel 53 bis, zou de aanpassing van de plafonds om rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten, moeten worden overgelaten aan de wetgevingsautoriteit. Het desbetreffende amendement is in de Commissie economische en monetaire zaken echter met een kleine marge verworpen.

CONCLUSIES

De Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken en rechten van de burger de volgende amendementen in haar verslag op te nemen:

(22)

I. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) (COM(98)0449 - C4-0464/98 - 98/0243(COD) - verslag-Crowley)

(Amendement 1) Negende overweging overwegende dat het ICBE's moet worden

toegestaan hun activa te beleggen in gestandaardiseerde opties en financiële futures die op gereglementeerde markten voor afgeleide financiële instrumenten worden verhandeld; dat deze ICBE's op ieder moment activa van voldoende waarde en van het passende type dienen aan te houden (dat wil zeggen effecten, indien het risico in effecten is aangegaan; contanten of effecten die in de passende valuta luiden, respectievelijk in contanten in de passende valuta kunnen worden omgezet, indien het risico in contanten is aangegaan) teneinde in een toereikende dekking van de gedragen risico's te voorzien; dat ook deze ICBE's zich aan het beginsel van de risicospreiding dienen te houden; dat de waarde van de portefeuille van dergelijke ICBE's sterke schommelingen kan vertonen en deze ICBE's zich daarom alleen mogen richten tot ervaren beleggers of beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen; dat de desbetreffende risico's op adequate wijze in de prospectussen van de ICBE's en in alle reclamemateriaal aan het beleggerspubliek moeten worden bekendgemaakt,

overwegende dat het ICBE's moet worden toegestaan hun activa te beleggen in gestandaardiseerde opties en financiële futures die op gereglementeerde markten voor afgeleide financiële instrumenten worden verhandeld, en aan passende door de bevoegde toezichthoudende autoriteiten vastgestelde waarborgen voor de consument zijn onderworpen; dat deze ICBE's op ieder moment activa van voldoende waarde dienen aan te houden ter dekking van alle eventuele verplichtingen, teneinde in een toereikende dekking van de gedragen risico's te voorzien;

dat ook deze ICBE's zich aan het beginsel van de risicospreiding dienen te houden; dat de waarde van de portefeuille van dergelijke ICBE's sterke schommelingen kan vertonen en deze ICBE's zich daarom alleen mogen richten tot ervaren beleggers of beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen; dat, zoals bij alle fondsen, de desbetreffende risico's op adequate wijze in de prospectussen van de ICBE's en in alle reclamemateriaal aan het beleggerspubliek moeten worden bekendgemaakt,

(23)

(Amendement 2) Elfde overweging overwegende dat de toepassing van de

technieken en instrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer onder geen beding mag worden toegestaan indien deze technieken en instrumenten niet voldoen aan de in de richtlijn vervatte beginselen en indien zij een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten,

overwegende dat de toepassing van de technieken en instrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer mag worden toegestaan indien deze technieken en instrumenten voldoen aan de in communautaire richtlijnen vervatte beginselen en indien zij geen belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten,

(Amendement 3) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 19, lid 1, sub e) (Richtlijn 85/611/EEG) e) rechten van deelneming in andere

instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje; en/of

e) rechten van deelneming in andere onder deze richtlijn vallende instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje; en/of (Amendement 4)

ARTIKEL 1, PUNT 6 Artikel 21, lid 3 (Richtlijn 85/611/EEG) 3. In het kader hiervan is het een ICBE

toegestaan ook transacties in andere afgeleide financiële instrumenten dan die bedoeld in artikel 24 ter te verrichten, mits de aan dergelijke instrumenten verbonden risico's overeenkomstig de in artikel 24 ter vastgestelde regels worden afgedekt.

3. In het kader hiervan is het een ICBE toegestaan ook transacties in andere afgeleide financiële instrumenten dan die bedoeld in lid 3 bis te verrichten, mits de aan dergelijke instrumenten verbonden risico's overeenkomstig de in lid 3 bis en 3 ter vastgestelde regels worden afgedekt.

Indien de ICBE transacties verricht in afgeleide financiële instrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden

verhandeld (afgeleide

over-the-counter-instrumenten), moeten de tegenpartijen bij dergelijke transacties gekwalificeerde instellingen zijn die behoren tot de categorieën welke door de voor de ICBE's bevoegde autoriteiten zijn erkend.

Indien de ICBE transacties verricht in afgeleide financiële instrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden

verhandeld (afgeleide

over-the-counter-instrumenten), moeten de tegenpartijen bij dergelijke transacties gekwalificeerde instellingen zijn die behoren tot de categorieën welke door de voor de ICBE's bevoegde autoriteiten zijn erkend.

(Amendement 5) ARTIKEL 1, PUNT 6

Artikel 21, lid 3 bis (nieuw) (Richtlijn 85/611/EEG)

3 bis. Een ICBE mag als onderdeel van haar algemeen investeringsbeleid investeren in

(24)

andere financiële futures en opties dan vermeld in artikel 19, lid 1, sub g) en h) mits:

- de tegenpartijen bij dergelijke transacties gekwalificeerde instellingen zijn die door de bevoegde autoriteiten van de ICBE zijn erkend;

- de waarde van de activa op dagbasis kunnen worden bepaald of teneinde op iedere

netto-activa-waardeberekeningsdatum, door gebruikmaking van een marktmaker of een algemeen aanvaard waardebepalingsmodel;

- het fonds in staat is het afgeleide instrument te allen tijde tegen de bovenvermelde prijs te verkopen of te liquideren;

- niet meer dan 10% van de waarde van het fonds wordt gebruikt voor de eerste uitgave ten opzichte van enige tegenpartij.

(Amendement 6) ARTIKEL 1, PUNT 6

Artikel 21, lid 3 ter (nieuw) (Richtlijn 85/611/EEG)

3 ter. In het fondsreglement of de statuten van de ICBE, haar prospectussen en reclamemateriaal moet een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de ICBE als onderdeel van haar algemene investeringsbeleid investeert in financiële futures en opties.

In deze documenten wordt er ook op gewezen dat belegging in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's alleen geschikt is voor ervaren beleggers of beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen.

(25)

(Amendement 7) ARTIKEL 1, PUNT 7

Artikel 22 bis, leden 1 en 2 (Richtlijn 85/611/EEG) 1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde

begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 35% wanneer het beleggingsbeleid van de ICBE er overeenkomstig het fondsreglement of de statuten op gericht is de samenstelling van een bepaalde aandelenindex te reconstrueren.

1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 gestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 35% wanneer het beleggingsbeleid van de ICBE er overeenkomstig het fondsreglement of de statuten op gericht is een soortgelijke index te ontwerpen bij de samenstelling waarvan met het volgende rekening wordt gehouden; hij moet:

2. Om voor reconstructie in aanmerking te komen, moet de aandelenindex naar het oordeel van de lidstaten:

- een voldoende gediversifieerde samenstelling hebben;

- gemakkelijk te reconstrueren zijn;

- voldoende representatief zijn voor de aandelenmarkt waarop hij betrekking heeft;

- op passende wijze worden bekendgemaakt.

- een voldoende gediversifieerde samenstelling hebben;

- gemakkelijk te reconstrueren zijn;

- voldoende representatief zijn voor de aandelenmarkt waarop hij betrekking heeft;

- op passende wijze worden bekendgemaakt.

(Amendement 8) ARTIKEL 1, PUNT 7

Artikel 22 bis, lid 4 (Richtlijn 85/611/EEG) 4. In het fondsreglement of de statuten, de

prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moeten de kenmerken van de gereconstrueerde aandelenindex worden vermeld.

4. In het fondsreglement of de statuten, de prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moeten de kenmerken van de in lid 1 bedoelde index worden vermeld.

In deze documenten moet eveneens een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat het beleggingsbeleid van de ICBE erop gericht is een bepaalde aandelenindex te reconstrueren en dat zij bijgevolg gemachtigd is een wezenlijk deel van haar activa in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling te beleggen.

In deze documenten moet eveneens een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat het beleggingsbeleid van de ICBE erop gericht is een soortgelijke index te ontwerpen en dat zij bijgevolg gemachtigd is een wezenlijk deel van haar activa in aandelen van één en dezelfde uitgevende instelling te beleggen.

(26)

(Amendement 9) ARTIKEL 1, PUNT 9 Artikel 24 ter (Richtlijn 85/611/EEG) 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 21

mag een ICBE in het kader van haar algemene beleggingsbeleid beleggen in de in artikel 19, lid 1, onder g) en h), bedoelde financiële futures en opties, mits het maximale potentiële risico dat aan elke afzonderlijke transactie in afgeleide instrumenten verbonden is, tijdens de gehele duur van de overeenkomst gedekt is door aan de ICBE toebehorende activa van het passende type en van voldoende waarde.

Schrappen

2. In het fondsreglement of de statuten, de prospectussen en alle reclamemateriaal van de ICBE moet een opvallend geplaatste zin zijn opgenomen waarin de aandacht wordt gevestigd op het feit dat de ICBE in het kader van haar algemene beleggingsbeleid beleggingen in financiële futures en opties verricht.

Schrappen

In deze documenten wordt er eveneens voor gewaarschuwd dat in de rechten van deelneming van zulke ICBE's alleen maar mag worden belegd door ervaren beleggers en door beleggers wier financiële situatie hen in staat stelt de aan beleggingen in rechten van deelneming in dergelijke ICBE's verbonden risico's te dragen

Schrappen

(27)

II. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (COM(98)0451 - C4-0465/98 - 98/0242(COD))

(Amendement 10) ARTIKEL 1, PUNT 1

Artikel 1 bis, punt 2 bis (nieuw) (Richtlijn 85/611/EEG)

2 bis. beleggingsmaatschappij: een maatschappij in de zin van de artikelen 12 tot en met 14 die rechtspersoonlijkheid bezit en op basis van het beginsel van risicospreiding verantwoordelijk is voor het beheer namens de aandeelhouders van collectieve beleggingsportefeuilles;

(Amendement 11) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 5 septies, lid 2, tweede streepje (Richtlijn 85/611/EEG) - mag het portefeuillebeheer op

discretionaire basis niet waarnemen voor de bewaarder die voor de betrokken beheermaatschappij de in de artikelen 7 en 14 van deze richtlijn genoemde taken vervult;

Schrappen

(Amendement 12) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 5 octies, lid 1 (Richtlijn 85/611/EEG) 1. Wanneer een lidstaat een

beheermaatschappij toestaat op basis van specifieke opdrachten en met het oog op een efficiëntere bedrijfsvoering derde partijen te belasten met het vervullen voor haar rekening van één of meer taken die deel uitmaken van het in bijlage II bedoelde

beheer van collectieve

beleggingsportefeuilles, moet elke afzonderlijke opdracht eerst ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten worden voorgelegd.

1. Wanneer een lidstaat een beheermaatschappij toestaat op basis van specifieke opdrachten en met het oog op een efficiëntere bedrijfsvoering derde partijen te belasten met het vervullen voor haar rekening van ten minste één taak op het gebied van beleggingsactiviteiten en twee taken op het gebied van marketing die deel uitmaken van het in bijlage II bedoelde

beheer van collectieve

beleggingsportefeuilles, moet elke afzonderlijke opdracht eerst ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteiten worden voorgelegd.

(28)

(Amendement 13) ARTIKEL 1, PUNT 3

Artikel 6 bis, lid 4 (Richtlijn 85/611/EEG) 4. Voordat het bijkantoor van een

beheermaatschappij met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens, om het toezicht op de beheermaatschappij voor te bereiden en om, in voorkomend geval, de voorwaarden - met inbegrip van de in de artikelen 44 en 45 bedoelde bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn en de gedragsregels die bij het in artikel 5, lid 3, genoemde portefeuillebeheer in acht moeten worden genomen - aan te geven waaronder deze werkzaamheden om redenen van algemeen belang in de lidstaat van ontvangst moeten worden uitgeoefend.

4. Voordat het bijkantoor van een beheermaatschappij met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens, om het toezicht op de beheermaatschappij voor te bereiden en om, in voorkomend geval, de voorwaarden - met inbegrip van de in de artikelen 44 en 45 bedoelde bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn en de gedragsregels die ten aanzien van beleggingsadviezen en bewaringsdiensten en bij het in artikel 5, lid 3 genoemde portefeuillebeheer in acht moeten worden genomen - aan te geven waaronder deze werkzaamheden om redenen van algemeen belang in de lidstaat van ontvangst moeten worden uitgeoefend.

(Amendement 14)

Schema C, Beleggingsinformatie, nieuw streepje toevoegen

- een beoordeling van het risicoprofiel van het fonds;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er moet voortgang zijn met private financie­ ring als instrument en de door de private sector gevraagde voorzienin­ gen moeten dan ook kunnen worden aangelegd.(zoals

Allereerst is het van belang om in dit verband op te merken dat de verstrekking van vertrouwelijke informatie over onafhankelijke belastingadviseurs (artikel 1, eerste lid,

De in de CW 2001 vastgestelde onderzoeksbevoegdheden van de Algemene Rekenkamer bieden voldoende ruimte voor de uitvoering van onze taak: wij hebben toegang tot alle stukken en

systeem voor macroprudentieel en microprudentieel toezicht op Europees niveau, opdat de stabiliteit van het Europees financieel systeem beter bewaakt kan worden en de

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, JA21, BBB, de PVV,

Deze risico’s (en ook de mogelijke oplossingen) liggen vaak in het feit dat menselijke beslissingsstrategieën zijn geëvolu- eerd en geoptimaliseerd voor een andere context (jagen op

Met ons pleidooi voor waardering tegen markt­ waarde van de financiële instrumenten vinden we aansluiting bij een andere, steeds meer toege­ paste praktijk dat

Indien investeren uitsluitend mag plaatsvin­ den na twee jaar en niet eerder, dan is de totale waarde van het project gelijk aan een Europese call optie met een looptijd van