• No results found

Enquête Bouwsubsidies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Enquête Bouwsubsidies"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A*TlJSNOUTIEKe

TWEEDE KAMER

Enquête Bouwsubsidies

Deze week heeft de Tweede Kamer een debat gehouden met de parlementaire enquêtecommissie Bouwsubsi­ dies. Het debat met de regering zal later in de maand mei volgen. Dan zal ook het vraagstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid in volle omvang aan de orde komen.

Subsidieregelingen

De WD-fractie heeft in dit debat aandacht gevraagd voor de aard van de onderhavige subsidieregelingen. Zij zijn öf algemeen verbindende voorschriften öf beleidsregels. De meningen hierover lopen uiteen. De meeste commenta­ toren menen dat hier sprake is van algemeen verbinden­ de voorschriften. Ook de Commissie heeft dit oordeel. Deze vraag is hier echter niet van overheersend belang. Immers, bewindslieden worden ook geacht zich te hou­ den aan beleidsregels.

De WD-fractie deelt de mening van prof. Scheltema, „dat een bestuursorgaan moet handelen in overeenstemming met een beleidsregel tenzij in een bijzonder geval de beginselen van behoorlijk bestuur zich niet verzetten tegen een afwijking of daartoe zelfs nopen”. Het gelijk­ heidsbeginsel is zulk een beginsel van behoorlijk bestuur. Maar het afwijken van de onderhavige regelingen door de regering had niet tot gevolg dat het gelijkheidsbeginsel werd hersteld: het werd er juist door geschonden. Nu is het waar dat de inzichten over de mate waarin bewindslieden aan hun eigen regels zijn gebonden, in de loop der tijd zijn veranderd. Het is ook waar dat men de daden van toen niet mag beoordelen naar de criteria van nu. Maar ook naar de criteria van toen is de opvatting van de heer Gruyters buitennissig, waar hij de overheid kenschetst als een „zakelijke participant in een spel waarin zij vaak opereert zoals een koopman". De fractie heeft daartegen stelling genomen.

De overheid is geen koopman tussen de kooplieden. Zij is geen speler tussen de spelers. Zij is voor alles regelgever, en moet zich ook zelf aan haar eigen regels houden. Daarmee komt overeen dat naar liberale staatsopvatting die regels zo weinig en zo eenvoudig mogelijk moeten zijn.

anders het geval zou zijn geweest, zodat lagere huren konden worden gevraagd. Aldus werd een deel van het ondernemersrisico afgewenteld op de Staat. Wat staat hierover vast? (1) Alle grote beleggers wisten ervan - het ABP voorop - en althans sommige woningbouwcorpora­ ties. (2) Er is een getuige van de Centrale Accountants­ dienst, de heer Pel. (3) De heer Wedel van de Rekenkamer rapporteert erover. (4) De heer Spoor van de Rekenkamer neemt de zaak op met de plaatsvervangend directeur- generaal de heer Steensma. In zijn verhoor bevestigt deze dat tegenover het ABP de 1 % bouwrente algemeen werd geaccepteerd. (5) De ambtenaren Keus en Van den Bruele bevestigen het. Moet nu werkelijk geloofd worden dat het Ministerie niet wist wat er aan de hand was? Ja, het woord „herenaccoord” is misschien niet gevallen, maar het bestaan ervan moet toch worden aangenomen.

OKH-regeling

De OKH-regeling slaat op premiehuurwoningen. Maar staatssecretaris Brokx liet haar ook op een duizendtal vrije-sectorwoningen slaan. Aldus stelde hij sommige ondernemers in staat, hun risico af te wentelen op de overheid, geheel buiten de termen van de Regeling om. Van deze uitbreiding is noch de Ministerraad noch het Ministerie van Financiën noch de Tweede Kamer noch zelfs een deel van het eigen Ministerie op de hoogte. Staatssecretaris Brokx deed dit geheel op eigen doft. Hij beoordeelde die omzetting „van geval tot geval". Het gevolg is willekeur. En onder het kabinet Van Agt II - de heer Van Dam is dan minister - is het niet anders. Op 11 februari 1982 worden 32 vrije-sectorwoningen van het ABP omgezet in premiehuurwoningen. Op 11 maart 1982 wordt een verzoek van de Stichting Sociaal Fonds Bouw­ nijverheid tot omzetting van 24 vrije-sectorwoningen af­ gewezen.

Functioneren ministerie

Het rapport maakt overduidelijk dat er veel haperde aan het functioneren van het Ministerie. De regelgeving dreef boven de uitvoering uit. De terugkoppeling van uitvoering naar beleid liet te wensen over. Administratieve en tech­ nische afdelingen waren te zeer gescheiden. De NWI’s werden niet gecontroleerd. Uniforme procedurebeschrij­ vingen ontbraken. Er waren veel communicatie-proble- rnen. Accountantsrapporten en rapporten van de Reken­ kamer kregen onvoldoende aandacht. Uit het B-onder- zoek blijkt dat bij 80% van de steekproef van de onder de Regeling-’75 ingediende plannen de subsidie verkeerd door het Ministerie is berekend. Het teveel aan subsidie wordt geschat op ƒ 270 miljoen over de eerste tien jaar. De Commissie noemt dit terecht schokkend.

Herenaccoord

Beoordeling bewindslieden

In strijd met de Regeling-’68 werden bepaalde aftrekpos- Bij de beoordeling van staatssecretaris Brokx heeft de

(2)

1 8 9 2

gehouden dat staatssecretaris Brokx de volkshuisvesting vele diensten heeft bewezen. De Kamer wilde dat er huizen werden gebouwd en zij zijn gebouwd. De OKH- regeling besloeg slechts een beperkt terrein. De OKH- contingenten hebben ertoe bijgedragen dat de bouwpro­ gramma’s 1980 en 1981 grotendeels zijn gehaald. De werklast op het Ministerie was groot. Hoe zwaar tellen in het licht hiervan de tekortkomingen die het rapport aan de kaak stelt en die ik heb genoemd?

Ons antwoord is, dat zij zwaar tellen. Staatssecretaris Brokx is verantwoordelijk voor het onvoldoende functio­ neren van dat deel van het Ministerie dat onder hem ressorteerde. Hij heeft in sommige gevallen rechtsonge­ lijkheid doen ontstaan. Hij heeft de OKH-regeling uitge­ breid tot een categorie waar die regeling in het geheel niet voor was bedoeld. Ook volgens de toenmalige criteria kon dit beleid niet door de beugel. En hij heeft in althans drie gevallen de feiten verzwegen waarnaar hem is ge­ vraagd, dan wel mededelingen gedaan die in strijd zijn met de waarheid. Hij heeft zijn vertrouwensrelatie met de Kamer daardoor geschonden. Deze fouten zijn ernstig van aard en hun financiële gevolgen omvangrijk, hoewel moeilijk nauwkeurig te bepalen. Dit samenstel van tekort­ komingen brengt mijn fractie ertoe, het beleid van staats­ secretaris Brokx als onaanvaardbaar te bestempelen. De wijze waarop minister Gruijters met de regels om­ sprong kon ook toen niet door de beugel. In het licht van de hoge staatsrechtelijke idealen van zijn partij vinden wij dat merkwaardig. Hij heeft een huurverhoging in de weg gestaan die noodzakelijk was om de financiering van de woningbouw beheersbaar te houden. Bovenal heeft hij een onmogelijke regeling ontworpen die aan de voet ligt van veel van dit kwaad. Door die regeling van 1975 werden de beleggers afgeschrikt. Toen zij terugkwamen, zaten zij in een machtspositie, waardoor zij niet gecontro­ leerd mochten worden. Maar voor zover valt na te gaan, heeft hij de Tweede Kamer niet om de tuin geleid”.

Conclusie

De WD-woordvoerder concludeerde: „Wij zijn de enquê­ te anders ingegaan dan wij er uit zijn gekomen. Toen vreesden wij voor fraude door beleggers. De Commissie heeft geen laakbaar gedrag kunnen constateren. Wat dat betreft, waren sommige publicaties dus rijkelijk voorba­ rig. Gaandeweg is die vermeende fraude op de achter­ grond geraakt, terwijl ambtelijke en politieke tekortko­ mingen in de schijnwerper kwamen. Wat betreft mijn fractie heeft het middel van de enquête zijn waarde weer bewezen. De Tweede Kamer heeft erdoor aan aanzien gewonnen”.

( V o o r n a d e r e in lic h tin g e n : m r.d rs . F. B o lk e s te in , te l. 0 7 0 - 1 8 2 8 8 2 .)

Ruim baan voor ondernemen

Volgens de WD-fractie is de Nota „Ruim Baan voor ondernemen” meer dan een opsomming van maatrege­ len en voornemens. Het geeft de visie van het kabinet op het te voeren beleid voor middelgrote en kleine bedrijven. Het is een goed werkstuk van staatssecretaris Evenhuis en geeft een doorwrochte en samenhangende beleidsvi­ sie op het MKB.

De Nota stelt terecht dat het MKB een belangrijke motor voor de economie is. Zij spreekt ook terecht met waarde­

ring over de rol van de ondernemer in onze maatschappij. Hij moet voldoende ruimte krijgen voor ontplooiing.

Reclamebelasting

De WD-fractie heeft zich verbaasd over het voornemen van de gemeente Den Haag om via belastingheffing op winkelreclame, die vanaf de openbare weg zichtbaar is, haar eigen begroting te spekken. De fractie is van mening dat een dergelijke beargumentering van belastingheffing onaanvaardbaar is. Dit beleid is in strijd met het landelijk MKB-beleid en staat de vrije ontplooiing van de detail­ handel in de weg. In 1971 hebben de gemeenten de mogelijkheid gekregen onroerendgoedbelasting te hef­ fen. Er is toen afgesproken dat alle andere heffingen zouden verdwijnen teneinde eindelijk duidelijkheid te krijgen in het oerwoud van gemeentelijke heffingen voor het MKB.

De WD-fractie heeft tijdens de UCV een motie ingediend waarin de Regering wordt verzocht te komen tot die maatregelen die het heffen van reclamebelasting onmo­ gelijk maakt.

Integratiebeleid

In de nota wordt een twee sporenbeleid uiteengezet bestaande uit het integratiebeleid en het functionele beleid. De WD-fractie onderstreepte dat het hoofdac­ cent zal moeten liggen op het integratiebeleid. Doel van het integratiebeleid is dat in de relevante onderdelen van het algemene overheidsbeleid in voldoende mate reke­ ning wordt gehouden met de kenmerken en betekenis van het Midden- en Kleinbedrijf. Hoe beter dit slaagt hoe minder behoefte er is aan het offensief gerichte functio­ neel beleid. Hij wees er echter wel op dat dit niet weg neemt dat bepaalde elementen van het functionele beleid niet apart aandacht verdienen.

Paasdebat

De WD-fractie kwam tijdens de UCV terug op het Paas­ debat waarin een motie van de leden Voorhoeve en De Vries is aangenomen waardoor er een verschuiving dient plaats te vinden van de Kleinschaligheidstoeslag van de Vennootschapsbelasting naar de Inkomensbelasting. Bij de opheffing van de WIR is 100 miljoen uitgetrokken voor de Kleinschaligheidstoeslag.

De WD-fractie diende een motie in waarin de regering wordt verzocht de 100 miljoen kleinschaligheidstoeslag in de vennootschapsbelasting te bestemmen voor ven­ nootschappen die uitsluitend onder het 40% tarief in de vennootschapsbelasting zullen gaan vallen.

Scholing

(3)

stelden dat dergelijke wijzigingen tijdens de kabinetsfor­ matie aan de orde dienen te worden gesteld en niet tijdens de behandeling van een beleidsnota van de regering.

De staatssecretaris reageerde als volgt: „Kibbelt u maar door, handhaaf uw stellingen en laat het MKB-beleid aan mij en de organisaties in het maatschappelijk middenveld over, zodat wij er in elk geval iets goeds van kunnen maken. Wij mogen onze tijd niet verdoen met te spreken over de vraag onder wiens portefeuille een en ander moet vallen”.

(V o o r n a d e r e in lic h tin g e n : A .A .M .E . v a n E rp , tel. 0 7 0 - 1 8 2 8 8 5 .)

Werk voor Woningen

(aanvulling)

Het WD-plan „Werk voor Woningen” (zie de W D - Expresse van 1 april 1988) heeft veel nadere reacties opgeroepen. Enige van de meest gestelde vragen wor­ den daarom hier aanvullende beantwoord.

Hoe moet dat met woningwetwoningen, die bij

verkoop aan de zittende huurder een negatief

saldo voor de woningcorporatie zouden

opleveren?

Dat zal in het algemeen het geval zijn met woningwetwo­ ningen, die na 1975 zijn gebouwd. In dat jaar werd het dynamisch kostprijshuursysteem ingevoerd. De W D - fractie heeft dit probleem onderkend en heeft deze woningen bij haar presentatie van het plan vooralsnog niet meegeteld. De door ons gepresenteerde cijfers had­ den dus betrekking op de verkoop van eengezinshuizen, gebouwd vóór 1975.

Wat is waar van de bewering dat sommige

tegenstanders van het WD-plan dat door de

hypotheekrente-aftrek het plan aan het Rijk

meer geld zou kosten dan dat het zou

opbrengen?

leder groot project heeft zijn eigen in- en uitverdieneffec- ten. Zo ook dit plan. Het is waar dat de hypotheekrente­ aftrek het Rijk geld kost. Daar staat echter tegenover dat wordt bespaard op werkloosheidsuitkeringen en dat het Rijk extra inkomsten verwerft uit inkomstenbelasting en BTW op de werken, die dank zij het WD-plan in gang worden gezet. Zoals gebruikelijk bij dit soort becijfering heft de WD-fractie de in- en uitverdieneffecten niet bij haar berekeningen betrokken.

Ook het Bouwcentrum te Rotterdam

publiceerde een plan voor verkoop van

huurwoningen aan bewoners. Wat zijn de

verschillen?

a. het Bouwcentrum-plan gaat niet alleen over woning­ wetwoningen, maar ook over andere particuliere huur­ woningen;

c. het Bouwcentrum-plan gaat over circa 50.000 wonin­ gen per jaar en het WD-plan over 15.000 a 20.000 woningen per jaar;

d. het Bouwcentrum-plan wil de totale opbrengst van de verkoop opnieuw in de volkshuisvesting in engere zin regenereren, terwijl in het WD-plan globaal de helft van de opbrengst door de corporaties rechtstreeks in het belang van de volkshuisvesting wordt aangewend en de andere helft door de regering in andere (bouw)- projecten zoals wegenaanleg, opruimen gifgronden, schoonmaken vervuilde onderwaterbodems, landin­ richtingsprojecten, spoorwegen, scholen, gebouwen voor justitie en voorzieningen voor bejaarden; e. het Bouwcentrum heeft ook de woningen, gebouwd

na 1975 bij haar berekeningen betrokken waardoor haar financiële uitkomsten veel te optimistisch waren.

Wordt het plan „Werk voor Woningen” nog

verder uitgewerkt?

Ja. Een werkgroep uit de WD-Tweede Kamerfractie is daarmee doende en zal binnenkort met een nadere uitwerking komen.

(Voor nadere inlichtingen: L.M. de Beer, tel. 070-182880.)

Jeugdopvang

Maandag 18 april jongstleden heeft de Bijzondere Com­ missie voor het Jeugdwelzijn in een uitgebreide commis­ sievergadering met de regering van gedachten gewisseld over de opvang van jongere en oudere kinderen in noodsituaties. Dit mede op basis van de Nota Jeugdop­ vang (najaar 1987). Jeugdopvang omvat het bieden van tijdelijke huisvesting (in bijvoorbeeld tehuizen) aan de genoemde groep jongeren.

Hieronder enkele kernpunten uit het betoog dat namens de WD-fractie naar voren is gebracht.

Inleiding

De toenemende individualisering, die de tijd waarin wij leven zo zeer kentekent, laat onverlet de behoefte van kinderen om op te groeien in een stabiele leefsituatie waarin ruimte is voor primaire en affectieve bindingen en zekerheden waar het betreft normen en waarden. Hier ligt natuurlijk op de eerste plaats een taak voor ouders. Dit staat er echter niet aan in de weg dat de overheid, daar waar zij de gelegenheid heeft via de organisaties die zij subsidieert (zoals in het onderwijs én bij de hulpverlening aan jongeren), een fikse bijdrage zal kunnen leveren aan het bijbrengen van die normen en waarden. Zo zullen allen die opvoedingsverantwoordelijkheid dragen er alert op moeten zijn dat jonge mensen niet zonder normen en waarden opgevoed worden.

(4)

189 4

r».

De Nota

De problematiek van de jeugdopvang vraagt om een systematische benadering: allereerst dienen de pro­ bleemsituaties waarom het gaat beschreven te worden: vervolgens dient bekeken te worden welke vormen van opvang/hulp in aanmerking zouden kunnen komen en, op grond daarvan, welke eisen gesteld moeten worden aan de kwaliteit, inclusief de inzet van vrijwilligers.

In het licht van recente politieke ontwikkelingen komt de Nota Jeugdopvang ietwat gedateerd over: waar de Ka­ mer - en met name de W D - de afgelopen tijd meermaals haar voorkeur heeft uitgesproken voor een voortvarend decentralistie-beleid (overigens zonder de wenselijkheid van saneren te ontkennen), houdt de regering in haar nota nog vast aan de volgorde: eerst saneren, dan decentrali­ seren.

gevolg van de verlaging van de meerderjarigheidsleef-tijd):

- de reeds gestarte hulpverlening dient - ongeacht de leeftijd van de vrager - voortgezet en afgemaakt te worden;

- de algemene voorzieningen voor volwassenen dienen zich expliciet open te stellen voor de hulpverlening aan de nieuwe groep jong-volwassenen;

- de opvang van jongeren tussen 18 en 2 3 ja a r moet vooralsnog mogelijk blijven.

(V o o r n a d e re in lic h tin g e n : m w . d rs . M .M .H . K a m p , tel. 070-182892.)

Monumentenwet

„Dicht bij huis brengen”

In de Nota Jeugdopvang heeft de regering het accent gelegd op de ambulante hulpverlening, alsmede op het zo dicht mogelijk „bij huis brengen” van de jeugdopvang. De W D wil deze beleidslijn in beginsel accepteren, onder de voorwaarde dat dan ook inderdaad resultaten ge­ boekt worden met die ambulante hulpverlening. Het mag niet zo zijn dat de voorgestane beleidslijn blijft steken in het stadium van ideologisch uitgangspunt. Voortdurende evaluatie is hier gewenst. De „hulpverleningsgeschiede- nis” van een groot aantal in tehuizen opgenomen jeugdi­ gen laat immers nogal eens zien dat de tehuisopname volgt op een vastgelopen ambulante hulpverlening. In dat kader ook onze opmerkingen in eerdere UCV’s: onder­ kend moet worden dat er nog grote behoefte is aan semi- residentiële en residentiële hulpverlening (residentieel = in tehuizen), waarbij ook zeker aandacht besteed dient te worden aan eventuele structuur-verbeteringen, gezien het grote aantal weglopers uit tehuizen.

De W D heeft de regering gevraagd niet te snel over te gaan tot het uitsplitsen van de hulpverlening naar speci­ fieke doelgroepen (zoals bijvoorbeeld incest-slachtof- fers) zodat de jeugdige ontvangers van hulp minder snel zullen worden geëtiketteerd. De professionaliteit van hulpverleners veronderstelt immers dat zij verschillende mensen (kinderen en jong-volwassenen) met verschillen­ de problemen kunnen helpen en kunnen stimuleren er zelf weer boven op te komen cq. zonder hulp verder te gaan.

Tijdens de vergadering is door de woordvoerder nog­ maals aandacht besteed aan de problematiek van de zwerfkinderen. Dit aan de hand van een regeringsnotitie waar W D -e r Dijkstal eind 1987 om had gevraagd. Voor wat betreft het voorkómen van het zwerven bestaan hoge verwachtingen ten aanzien van het eerdergenoemde interdepartementale jeugdbeleid. Daarnaast heeft het de W D bijzonder verheugd dat de regering in overleg met de grote steden toch extra aandacht wil besteden aan, cq. experimenten wil laten starten voor, de opvang van jeugdige daklozen.

Dat ook de Landelijke Stichting voor Thuislozenzorg en Onderdak zich expliciet wil richten op de opvang van deze jongeren heeft eveneens onze waardering. Hopelijk kan dit binnen het extra budget wat is toegezegd, in antwoord op kamervragen van de leden Dijkstal en Kamp, ad ƒ 1,7 miljoen.

De fractie heeft onder voorwaarde ingestemd met beper­ king van de jeugdhulpverlening tot 18-jaar-en-jonger (als

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van de Nota Monumentenzorg in 1984 werd de zorg voor ons erfgoed een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en particulieren. Alleen de verantwoordelijkheid voor het veiligstellen van cultuurgoederen bleef bij de Rijksover­ heid. Tijdens het debat werd een motie ingediend met het verzoek aan de Regering op basis van nader onderzoek voorstellen te doen voor een verdere decentralisatie en vergroting van de betrokkenheid van gemeenten en, daar waar men op gemeentelijk niveau deze betrokkenheid niet wenst, van de provincies.

Monumentenwet

Het ontwerp voor een nieuwe Monumentenwet is daar­ van het directe gevolg. In grote lijnen stelt de wet: - Aanwijzingsbevoegdheid tot monumenten blijft een

zaak van de Minister van WVC

- Uitvoering komt in handen van de gemeenten - Gemeenten dienen echter wel een Monumenten Ver­

ordening aan te nemen

- Gemeenten dienen een Monumentencommissie in te stellen

- Subsidiëering vindt slechts plaats op basis van een gemeentelijke meerjarenraming

- Het vergunningenstelsel gaat over in handen van de gemeente

- Sloopvergunningen worden door de gemeenten afge­ geven.

Decentralisatie

De W D staat principieel achter de decentralisatiege- dachte: het zwaartepunt van het beleid behoort zo dicht mogelijk bij de burger te liggen - dan werkt de democratie het best.

Na de eerste schriftelijke ronde van het ontwerp bleven een tweetal majeure knelpunten voor de W D over: - De „vangnetfunctie" van de Provincie voor die ge­

meenten die niet een eigen monumentenbeleid willen of kunnen voeren.

(5)

De W D heeft dan ook het voorstel gedaan om de provincie als „vangnet” te laten fungeren voor gemeenten die geen eigen beleid willen of kunnen voeren. Een reden kan zijn dat ze te weinig monumenten binnen hun ge­ meentegrenzen hebben. Provincies kunnen dan door samenbundeling van deze gemeenten beter prioriteiten stellen en een actief monumentenbeleid voeren, mede in samenhang met hun eigen activiteiten.

Een ander punt betreft een grotere zorgvuldigheid bij de sloop. De W D blijft voorstander van een gemeentelijke beslissing - maar alleen met de nodige waarborg: sloop mag niet te snel worden uitgevoerd, omdat deze in principe onomkeerbaar is.

Zorg voor monumenten

De zorg voor de monumenten zelf, het verzekeren van toereikende rechtsbescherming én het tijdig betrekken van het particulier initiatief op het terrein van de monu­ mentenzorg bij beslissingen tot afbraak of verwijdering van een rijksmonument, heeft de W D ertoe gebracht drie onderdelen ter aanvulling van het wetsvoorstel aan te dragen:

- Publicatieplicht van de aanvraag

- Het stellen van een termijn van 30 dagen vanaf de datum van de beslissing van B&W waarbinnen deze nog niet mag worden uitgevoerd

- Schorsende werking.

Conclusie

Het debat is in vrij grote eenstemmigheid afgesloten. a. De Minister heeft het voorstel gedaan om de vergun­

ningverlening voor 3 jaar te laten bij het Rijk én bij die gemeenten die te kennen geven een eigen monumen­ tenbeleid te willen voeren (dus verordening + Cie.). Daarna evalueren en eventueel wetswijziging naar provincie.

b. Subsidiebudget gaat óf naar gemeente óf naar pro­ vincie.

c. Het voorgestelde om een grens van ƒ 100.000,- restauratiebudget aan de provincies te laten vervallen is géén hard gegeven; gemeenten daaronder kunnen te kennen geven tóch een eigen beleid te willen voeren.

d. Sloop mét schorsende werking.

e. Over het onderhoud, verplichte keuring, etc. wordt na 3 jaar opnieuw gesproken, omdat beleid nog erg in ontwikkeling is.

Daarnaast heeft de W D de Minister voorgesteld met het IPO en de VNG in overleg te treden omtrent het regulier inschakelen van de particuliere monumentenorganisa­ ties.

(Voor nadere inlichtingen: mw. S. van Heemskerck Pillis-Duvekot, tel. 070-182888.)

E S S E

De E uro-E xpresse w o rd t uitgegeven

o n d e r a uspicië n van de N ederlandse leden van de Libe ra le en D e m ocra ti­

sch e Fractie in het Europese Parle­ m ent.

Begrotingsdebat Onderwijs en

Wetenschappen

Ook dit jaar was het weer een beleidsdebat over een aantal saillante beleidspunten. De WD-fractie betoogde dat de positie van Nederland in de EEG en in de wereld - - juist met het oog op de totstandkoming van de interne markt in 1992 - de mobilisatie van alle in ons land aanwezigen talenten vereist. Degelijk onderwijs moet daar de basis voor leggen.

In dit verband was er veel kritiek op het onderwijs in de P.A.B.O.’s en de basisscholen. Na de via een inspectie- onderzoek gebleken misstanden in het rekenonderwijs is volgens de WD-fractie een dergelijk onderzoek naar het taalonderwijs minstens even noodzakelijk. Verbeterde rekendidactiek binnen de P.A.B.O.’s lijkt overigens meer voor de hand te liggen dan het verplicht stellen van wiskunde in het vakkenpakket van de toekomstige P.A.- B.O.-student. Veel aandacht besteedde de fractie aan de dreigende teloorgang van de specifieke kleurteraan- pak in het basisonderwijs. De bewindslieden werd ge­ vraagd om snelle en concrete maatregelen ter zake. Bijvoorbeeld om invoering van een afstudeerspecialisatie

(6)

1 8 9 6

Bij het beroepsonderwijs acht de WD-fractie de SVM operatie alleszins menselijk, zij het dat de uitvoering alleen mogelijk is met medewerking van alle betrokkenen, voor wie derhalve eerst de rechtspositie afdoende moet worden geregeld. Dat kan noodzakelijkerwijze om tijd en dus om enige vertraging van de operatie vragen. Dat is geen ramp.

In dat verband bepleitte de fractie vereenvoudiging van de overlegstructuur om de bestuurlijke beslissingen te kunnen versnellen maar vroeg tevens om ruime en flexi­ bele invoeringstermijnen om de onderwijsgevenden de tijd te geven om zich aan de veranderingen aan te passen. Dat dient ook te gelden voor de invoering van de basis­ vorming, waarover door de WD-fractie nog een aantal uiterst kritische vragen werden gesteld.

Tenslotte meende de fractie dat bij een verbeterende economische toestand en meer budgettaire ruimte het vergroten van het aantal lesuren per week een bespreek­ bare mogelijkheid moet kunnen zijn.

(Voor nadere inlichtingen: drs. A. van Boven, tel. 070- 246582.)

Verschijnt wekelijks met uitzondering van de reces­ periodes van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Uitgave van de Haya van Somerenstichting; waarin opgenomen de mededelingen van het hoofdbestuur van d e W D .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat zijn de ervaringen van inwoners die gebruik hebben gemaakt van onafhankelijke cliëntondersteuning.. Wordt dit al

Tijdens het plenair debat van 29 juni jl. een motie 1 ingediend waarin de regering wordt verzocht de termijn waarop mobiele telecomaanbieders hun netwerk opgeschoond moeten

Door alle binnenstedelijke locaties te onderzoeken en de haalbaarheid van deze locaties in kaart te brengen kan de Gemeente Albrandswaard een onderbouwd antwoord geven aan de

De leden van de PVV-fractie vragen hoe een toename van de administratieve lasten wordt voorkomen nu de Wvggz en de Wzd meer vormen van verplichte zorg kennen die geregistreerd

uitvoerbare) voorstellen voor bezuinigingen en het verhogen van inkomsten te doen, met betrekking tot de gehele gemeentelijke begroting en op alle beleidsterreinen, zodat in elk

 De doelstelling voor de ontwikkeling van Vries Zuid is te komen tot realisatie van een woonwijk die tegemoetkomt aan de actuele vraag en toekomstige behoefte naar woningen

omgevingsvergunning voor het realiseren van dit plan ingediend wordt overeenkomstig de toezeggingen in het bericht dat de ontwikkelaar op 20 september 2017 aan de raad heeft

Het lijkt de ChristenUnie beter de Stichting openbare Bibliotheek te vragen een Bibliotheekplan voor de gemeente Tynaarlo te maken welke voldoet aan de minimale eisen die vandaag