• No results found

TIJDSCHRIFT VAN HET WETENSCHAPPELIJK BUREAU VAN D66

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "TIJDSCHRIFT VAN HET WETENSCHAPPELIJK BUREAU VAN D66 "

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TIJDSCHRIFT VAN HET WETENSCHAPPELIJK BUREAU VAN D66

1-

?

13 e JAARGANG NUMMER 2, APRIL 1992

(2)

IDEE

INHOUD

• REDACTIONEEL

3. Wee Europa!

• PERSPECTIEF

4. De

zuilen staan

er

nog, over staccato-cultuur, bureaucratie en post-modernisme

Een gesprek met Anton Zijderveld

Door Allan Varkevisser en Christiaan de Vries

9. Pleidooi voor een nieuwe visie op Popper Naar een ideologiebegrip voor D66

Door Joop Abbes

• BESCHOUWING

13. De

rol van de politieke partijen Over de politieke praktijk

Door Cees Klop

17. Stelselherziening gezondheidszorg: zorg of zegen?

Over beleid en bestuur inzake gezondheid en ziekte Door J acquelien Soetenhorst

22. Nach der Wende

Een impressie uit een wereld die wij niet kennen Door Wim van der Ende

• DEBAT

26. Duurzame Ontwikkeling

Een kritiek op de voorstellen omtrent duurzame ontwikkeling Door Loek Locht

• SIGNALEMENTEN

28. Boekbesprekingen, onderzoeken en SWB-informatie

• EN VERDER •••

16. 'De ironie van de leegte' Column door Allan Varkevisser

Bij de voorpagina:

Heiligenstadt, Thüringen

Tijdschrift van het weten- schappelijk bureau van D66.

13e Jaargang - Nununer 2 APRIL 1992 VERSCHQNT 6 x PER JAAR

ISSN nr. 0927-2518

REDACTIE

Bert Bakker, Coosje Fijn van Draat, Wim van der Ende, Erik

van der Hoeven, Jacquelien Soetenhorst-de Savornin Lohman,

Theo Timman. Eindredactie:

Christiaan de Vries.

Redactiesecl'etariaat:

Margreet van Son.

UITGAVE EN ADMINISTRATIE Stichting Wetenschappelijk Bureau

D66, Bezuidcnhoutsewcg 195, 2594 AJ Den Haag.

Tel. 070-3858303.

Idee vcrwelkomt bijdragen van lezers. Inlichtingen over de voorwaarden voor in te zenden

artikelen en het redactiebeleid kunt u opvragen bij de l·edactie.

Een abonnement geldt voor een kalenderjaar en kan niet tussentijds

worden opgezegd. Opzeggen kan uitsluitend schriftelijk tot 1 de- cember van de lopende jaal·gang.

Indien de opzegging voor die datwn niet bekend is, wordt het abon- nement automatisch voor cen jaar

verlengd. Losse nummers

f

15,-.

©1992 SWB D66.

Overname van artikelen enlof illustraties uitsluitend na schrif-

telijke toestenuning van de uitgever.

FOTOGRAFIE Wim van der Ende,

Tel. 03438-20296.

UITGAVE VERZORGD DOOR Magazine Makers, Het Hoogt 139,

1025 GT Amsterdam.

Telefoon 020-6329643.

Inlichtingen omtrent adverteren in dit blad worden verstrekt door

Magazine Makers.

---2---~--- IDEE - APRIL '92

(3)

s

n

REDACTIONEEL

Wee Europa!

v

alt er voor ons iets te zeggen over de ontwikkelingen die plaatsvin- den in het grote, oostelijke deel

Hoe bevinden wij ons tegenover de andere landen

kan zijn voor een ideologiebegrip van D66. Temeer interessant omdat in de vol- gende uitgave van Idee eenzelfde stelling zal worden geponeerd met betrekking tot Richard Rorty, maar dan in omgekeerde zin: een nader omschrijven van ideologi- sche criteria wordt afgewezen. De filoso- fen roeren zich en daar mogen we blij om zijn.

van Europa? Weten wij het recept voor de kookpot met ingrediënten waarvan wij al zolang de smaak niet meer kennen?

Bar en boos, dat vond onze premier van de

in Europa en h un b evo lkingen en h o e staan

wij tegenover Europa?

reactie in Griekenland op de kwestie van ee- - - -_ee erkenning van Macedonië, dat Skopje

moet heten omdat één Skopje nog geen Macedonië is. Een politieke reactie van

onze premier, zo moeten wij dat opvatten. Maar wat bevindt zich achter de zakelijke zaak -hoe ligt deze kleine kwestie ingebed in de grote verzameling van culturele kwesties in de Balkan en van wat wij Oost-Europa noemen in het algemeen?

Grenzen blijken arbitrair, als aanspraken worden gemaakt van- uit de epicentra van taal en cultuur. Zij worden op scherp gezet, overstegen door in elk geval drie enorme contradicties. De grote economische problematiek treft het jonge streven naar democrati- sche burgerschapsontwikkeling in de rug. De kracht van de cultu- rele aanspraak dreigt mede hierdoor overschreeuwd te worden door nationalismen. Nationalisme blijkt meer dan eens de defor- matie van een oprecht streven naar culturele identiteit, waar het ontbreken van nationale bestaansvoorwaarden de zwaktes van de nationale staat blootleggen. Het karakter van de natie-staat ver- dampt bij de confrontatie tussen bevolkingen en bureaucratisch- militaire elites.

Dezer dagen spraken wij met György Konrád, die bij deze dingen zelf al weer bijna dissident dreigt te worden. Hij vroeg zich tij- dens ons vraaggesprek in elk geval af, hoeveel er in de westelijke landen in Europa eigenlijk wordt geïnvesteerd in onderzoek naar het bijzondere karakter van deze ontwikkeling. Het gesprek met Konrád -over de politieke en culturele problematiek èn over de rol van de roman, de literatuur en de ironie in de strijd die wordt ge- voerd- zal worden gepubliceerd in het volgende nummer van Idee.

Wij moeten in elk geval concluderen dat het gemakzuchtige spre- ken over de eenwording van Europa aan het einde van zijn latijn is gekomen. Het zal gaan om een gevoelig communiceren over de- mocratische tolerantie en de noodzaak van erkenning van identi- teit. Voor het Westen ligt er de taak de ontwikkelingen te begrij- pen, daartoe zal afstand genomen moeten worden van de 'norma- le' bureaucratische en economistische beschouwingswijzen. En dat is een uitdaging die om méér redenen interessant is.

Over deze wijze van beschouwing, maar dan over eigen zaak en in eigen land, praten we in dit nummer van Idee met Anton Zijderveld. Hij gaat in op de noodzaak van cultuurkritiek als enig antwoord op de staccato-cultuur als dominante modus van de cul- tuur in het Westen. We praten met een optimist, in weerwil of juist vanwege zijn kritiek -een gesprek over het belang van het 'middenveld'.

Dan is er nu toch de reactie van Joop Abbes op de kritiek, die in het vierde nummer van de vorige jaargang werd geleverd, op zijn stelling dat het denken van Karl Pop per van bijzondere betekenis

3

Van partij-politieke kant is de reactie die wij plaatsen van Cees Klop, plaatsver- vangend directeur van het wetenschappelijk instituut voor het CDA. Hij gaat nader in op het onderwerp van het symposium dat de SWB organiseerde in het afgelopen najaar, de veranderende rol van de politieke partijen.

Jacquelien Soetenhorst pleegt een uitvoerige beschouwing over de plannen van Simons, een analyse uit de illustere wereld van de Eerste Kamerfractie. Loek Locht kritiseert enkele overwegin- gen en de voorstellen van het Hoofdbestuur van D66 omtrent duurzame ontwikkeling.

Last but not least publiceren wij hier een foto-artikel van onze hoffotograaf Wim van der Ende. Hij geeft zijn kijk op de ontwik- keling in voormalig Oost-Duitsland. De afbraak blijkt te verlopen met een duizelingwekkende snelheid, maar hoe staat het met de opbouw?

Christiaall de Vries

IDEE - APRIL '92

(4)

PERSPECTIEF

De zuilen staan er nog

"Ik vind al dat gepraat over het einde van de grote verhalen levensgevaarlijk"

Door Allan Varkevisser en Christiaan de Vries

C

dV: U heeft in 1991 een interes- sant boek geschreven, 'Staccato- cultuur'. Met dit begrip typeert u de dominante culturele ontwikkeling. U bent socioloog, cultuursocioloog, dat is één reden om met u te praten. Zou u in het kort iets van uw eigen intellectuele achter- grond kunnen schetsen?

Over het belang van een vitaalrrwatschappelijk middenveld en de grenzen

van de functionele

varing van deze tijd. Ik meen dat u ook naar hem verwijst als u spreekt over nor- maliseringstendensen in deze tijd.

AZ.: Dat is een belangrijk begrip om de culturele ontwikkeling van deze tijd te be- grijpen. Maar ik ben verder geen fan van zijn theorieën, die ik te sterk ideologisch van karakter acht. De auteur zelf wordt ook te belangrijk in zijn teksten.

AZ.: Mijn achtergrond, weinig fantasievol wellicht, gaat terug op Max Weber. In Amerika ben ik opgeleid in de cultuurso- ciologie van de Weimar Republiek aan de

rationaliteit in een verantwoordelijke samenleving. Een gesprek

met een cultuurcriticus.

New School of Social Research in New York. Wat ik met name probeer is dit sociologische gezichtspunt te actualiseren. Wie ook mijn aandacht getrokken heeft is De Tocqueville. Marx heb ik voor mijn dissertatie uitvoerig bestudeerd. De dingen die interes- sant zijn in het werk van Marx, vind ik echter beter uitgewerkt bij Weber. In filosofisch opzicht ben ik gefascineerd door iemand die een tijdgenoot en vriend van Weber was: Heinrich Rickert.

Dit is in het kort waar ik mij het meest bij heb thuis gevoeld. En dan kom je in botsing met de modestromingen van onze tijd. Je ziet vele fanfares door de straat trekken, zoals ik dat noem. Ie- mand als Baudrillard is toch onleesbaar, om van Habermas maar niet te spreken. Mijn gevoel is daarentegen dat het denken in de Weimar-cultuur bepalend is geweest voor deze eeuw. Helaas wor- den de klassieken niet meer gelezen, doordat men achter de mo- destromingen aanloopt. Ik zelf trek toch zoveel mogelijk mijn eigen lijn, dat heb ik altijd gedaan.

CdV: Laten we eens even stilstaan bij een begrip dat u gebruikt, instrumentele rationaliteit, en het begrippenpaar normalisering- disciplinering, zoals Foucault dit heeft geformuleerd.

AZ.: Tja, al dat gepraat over postmodernisme. Als je erin duikt, zie je inderdaad een gevoeligheid voor sociale en culturele proble- men, die ook wel de mijne is. Maar ik zie weinig in die theorieën.

Een basishelderheid ontbreekt, alles vervaagt en alles loopt in el- kaar over. Misschien hebben deze theoretici wel zoveel succes omdat men tegenwoordig zo weinig theoretisch onderlegd is. Dat geldt al helemaal voor sociologen.

CdV: Maar iemand als Michel Foucault schreef toch vanuit de er-

Anton Zijderveld is hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit.

4

CdV: Nu toch naar de cultuurkritiek zelf U breekt hiervoor een lans in de inleiding van uw boek. Dat spreekt mij zeer aan. Ik meen dat er langzamer- hand sprake is van het geaccepteerd raken van een cultureel para- digma. Althans onder de wetenschappers-schrijvers, die zich met de sociale problematiek inlaten. Hier is, geloof ik, het postmoder- nisme mede de uitdrukking van. Ik heb evenwel één probleem met uw boek. En dat is dat ik mij afvraag of het belang van de cul- tuurkritiek niet verwijst naar het historisch proces van verzelf- standiging van het culturele domein. Deze problematisering vind ik te weinig terug in uw boek. Wat is het karakter van het histo- risch-maatschappelijk proces dat de cultuur, de levenswijzen, zo- zeer naar voren heeft geschoven, als herkenbare sfeer van maat- schappelijk handelen?

AZ.: Dit historisch verschijnsel waarop u doelt is een sociologisch proces. Dat heb ik elders geduid als 'moderniseringsproces'. Maar je ziet ten opzichte van de jaren '70 een heel merkwaardige om-

slag: waar men toen over maatschappij praatte, heeft men het nu over cultuur.

In mijn boek 'Staccato-cultuur' ga ik nou juist in op de theoretici, de cultuursociologen en filosofen. Die zijn object voor mij en dat is een belangrijk onderscheid. De postmodernisten zijn voor mij dan verwoorders van wat er aan de gang is. Dus de theorieën, de denkvormen, zijn mijn onderwerp, niet zozeer de culturele ont- wikkeling zelf.

CdV: Akkoord, maar achter de denkwijzen gaat toch een maat- schappelijk proces schuil, dat u als het ware tot spreken brengt in uw behandeling van de theorieën. Waar ligt de historische oor- sprong van het belang dat de cultuur zelf heeft gekregen? Moeten we deze zoeken in de ontzuiling , in de zogenaamde onthechting van de individuen? Ik zie hier een probleem. Mij lijkt dat er niet zozeer sprake is van onthechting, maar van -tegelijk- nieuwe bin- dingen aan bureaucratische sociale organisatievormen. Met name

IDEE - APRIL '92

(5)

ok

de oe- 'an lch rdt

ûf.

ng er-

let er- let ul- df- nd 'to-

zo- at-

sch a.ar lm- nu

;ici, ,t is lan de lilt-

tat- tin IOr-

!ten ,

/ng

iet

?in-

me

c

hierin kun je een nieuwe cultuur problematiek zien ontkiemen.

A.Z.: Ik zie dat niet. Sociologisch geredeneerd is de samenleving nog steeds verzuild. De structuren bestaan allemaal nog.

A. V. Van Mierlo heeft het gehad over de omgevallen zuilen van de tempel en het zwevende dak.

A.Z.: Ja, pas op! De structuren stáán nog in hun geheel. De zuilen waren klassegebonden en sterk hiërarchisch ingericht, maar in eerste instantie identificeerde men zich met de zuil en niet met de klasse. Dat is een belangrijk gegeven.De zuilen staan er nog.

De ideologieën vervagen, maar zijn daarmee nog niet verdwenen.

Zij bestaan als culturen. Ik noem het bestaan van deze cultuur in de zuil de substantiële rationaliteit. Die bestaat als 'vage' conditie van het bestaan. Men kan niet zonder; zij verschaft een impliciete zin aan het leven.

CdV: Is dit niet meer een levende behoefte aan 'eigenheid', waar u op doelt? Een behoefte die los staat van de verzuilde cultuur op zich en er niet tot kan worden herleid?

A.Z.: Ik snap wat u zegt, maar ik moet toch even mijn redenering afmaken. De substantiële, culturele rationaliteit wordt nu over- vleugeld door de bureaucratische, functionele rationaliteit, door de functionele, bureaucratische ordening van ons bestaan. Wat ontstaat, zijn lege identiteiten en vandaar ook de roep om cul- tuur. Mensen zoeken naar inhoud, naar substantiële rationali- teit. Daarvoor worden mede de zuilen aangewend, maar op nieu- we manieren. Ik wil niet terug naar het oude zuilenbestaan, ik

5

Over staccato-cultuur gesproken ...

zie echter dat men bestaande culturele structuren opnieuw ge- bruikt.Dat zie je ook op de universiteiten. Ook hier op de Erasmus universiteit stelt men zich de vraag wat de universiteit nou eigenlijk méér is dan een 'degree-mill'. De discussie hierover neemt weer toe.

CdV: Is dat zo?

A.Z.: Ja, ik zie het alleen al aan de reacties op mijn artikelen. Pas even op, zoiets verandert niet in twee, drie jaar! Eind jaren '80 zijn we ons de vraag gaan stellen: Wat zijn onze culturele identi- teiten? Hoe kunnen we ons identificeren?

In toenemende mate groeit de behoefte deze vraag te beantwoor- den, ook bij de studenten. Maar er komen nog andere dingen bij, de Europeanisering bijvoorbeeld, waardoor wij wel gedwongen zijn over deze dingen na te denken. Denk aan de Islamitische ver- zuiling. Daaromtrent gooide ik onlangs een steentje in het water.

Het gaat hier om een heel duidelijk identificatie, die scherp af- steekt bij ons verwaterde culturele gevoelen. Wat stellen wij daar tegenover? Nog een laatste punt dat mij fascineert: stedelijke ont- wikkeling. Ik heb een boekje geschreven, 'Steden zonder stede- lijkheid'. Dat ging erover dat er helemaal geen stedelijke culturen meer waren. De beton-toestanden waar we in terechtkwamen - dat is in de jaren '80 ook gewijzigd! We zijn nu in toenemende mate als steden gaan nadenken: wat is onze stedelijke identiteit?

Rotterdam alleen al is enorm veranderd. Dit moet ook wel, want in de internationale concurrentieslag moet je smoel hebben, wil je

IDEE - APRIL '92

(6)

· je staande houden. We trekken ons gelukkig wat minder aan van die starre, bureaucratische verzorgingsstaat en proberen ons lot weer in eigen handen te krijgen. Daarvoor is ook de cultuurkri- tiek nodig, waarvoor ik pleit in mijn boek over staccato-cultuur.

Ik zie dat er duidelijke versterkingen van de substantiële rationa- liteit gaande zijn.

CdV: Maar zie je niet veeleer het ont- staan van een bureaucratische levens- wijze? Van antwoorden die in het da- gelijks leven worden gevonden op de bureaucratische ordeningsprocessen en die worden opgenomen in de levens- wijzen. Gaat het hier om, wat u noemt, herstel van de substantiële rationali- teit? Of is er meer sprake van pogin-

gen tot overleving', die een karikatuur maken van de vereisten van de bureaucratie - er evenwel niet een antwoord op zijn, als dat al zou kunnen?

AZ.: Ja, bureaucratie kan een manier van leven worden, maar aan de andere kant gaat het om 'lege' structuren. Bedenk dat we de ordeningsprincipes wèl nodig hebben. Ordeningsvormen kun- nen ook ruimte maken voor de inhoud. We zullen dan ook moeten zoeken naar structuren die de bevolking mogelijkheden bieden.

Ik denk aan verenigingen, clubs, weet ik wat allemaal. Zaken die in staat stellen van alles te ondernemen, over de grenzen heen.

En ik zie daartoe nu de mogelijkheden, althans in potentie, groei- en.Het onderzoek van Knulst in opdracht van het Cultureel Planbureau bijvoorbeeld heeft uitgewezen dat er sprake is van een actieve participatie in de amateuristische kunst en educatie van zo'n 3,5 miljoen Nederlanders! Wij, als intellectuelen, hebben al die jaren gepraat over de lage graad van participatie, maar we keken naar het aantal stoelen die bezet waren in concertzalen en theaters. Achter onze rug om gingen de mensen zelf bezig! Ook over de grenzen heen, in de zogenaamde Euregio's. Het interna- tionaliseert. Hier omheen dien je structuren te vormen die dat stimuleren en dat is dan 'bureaucratie', die de bureaucratisering kan tegengaan. Daar gaat het om.

CdV: Maar het probleem lijkt me nou juist dat deze participatie' beperkt blijft tot een segment. Of het nu amateuristische kunstbe- oefening is of iets anders, het blijft exclusief gericht en gaat geen verbinding aan met de energie die wordt aangewend in andere le- venssectoren: werk, huishouden, publieke leven. Deze segmentsge- wijze ordening, zelfs voor één persoon, lijkt me een eigenschap van de bureaucratische levenswijze. Als je 't niet kent, neem je het niet waar - Knulst moest er zelf een heel onderzoek naar doen!

AZ.: Maar is dat wel zo? Sommigen klagen er juist over dat de es- thetisering vanuit de kunst het hele leven penetreert. Dat is de tegenovergestelde analyse. Onzinnig, maar ik noem het even om vast te stellen hoe intellectuelen argumenteren.Y oor mij huist de waarheid in het midden. In de jaren '80 is er sprake van een dui- delijke wending richting markt en economie. Tegelijkertijd is er sprake van een wending richting cultuur. En deze twee processen raken langzamerhand geïntegreerd. Ik wil niet naïef zijn, maar langzamerhand ontstaat er meer ruimte voor substantiële ratio- naliteit. Ook in het bedrijfsleven, waar men behoefte krijgt aan

6

mensen die niet alléén de kundes onder de knie hebben. In Amerika zie je die ontwikkeling. De roep om interdisciplinair en generalistisch opgeleide academici begint toe te nemen in het be- drijfsleven. Ik vind dat een hoopvol teken. Men krijgt door dat die zogeheten 'rationaliteit' in feite zeer irrationeel is. Je zal mij niet horen roepen om een totale ontbureau- cratisering. Het gaat mij om de af- stemming van ordening en cultuur.

A. V.: U zegt in feite dat de eenzijdige tendens tot functionele ordening z'n grenzen heeft bereikt.

AZ.: Men komt er langzamerhand achter dat er sprake is van een over- produktie van beleid. De vraag naar de oorzaak daarvan werd niet gesteld, maar ik zie deze langzamer- hand wel aan de orde komen.

A. V: Even in uw eigen termen. In uw boek zegt u dat de rustpun- ten steeds spaarzamer worden. En dat zijn juist de plaatsen of de momenten waarop reflexie plaats kan vinden. Nu lijkt er weer wat meer gedebatteerd te worden in buurthuizen en op universiteiten.

Wat ons interesseert is of politieke partijen nog een rol als forum kunnen vervullen.

AZ.: Voor ik hier antwoord opgeef, nog even een ander punt.

Mijn hoop is dus dat door deze hele ontwikkeling, die ik waar- neem de staccato-cultuur zal verminderen en de legato-cultuur zal toenemen. Wat de partijen betreft, ik vind al dat gepraat over het einde van de grote verhalen levensgevaarlijk. Wij moeten ons in de wetenschappelijke instituten beraden wat de kenmerkende verschillen zijn tussen de grote partijen. Om van daaruit vast te stellen wat de grote verhalen kunnen zijn. Van het CDA weet ik dat heel uitgesproken. Dat is niet de zorgzame samenleving, dit idee stamt teveel uit de jaren '50, maar veeleer de verantwoorde- lijke samenleving. Het gaat dan om een vitaal maatschappelijk middenveld en dus de intermediaire verbanden uit het De Tocqueville verhaal. Ik doel hierbij niet alleen op het traditionele confessionele middenveld, maar mede op de nieuwe ontwikkelin- gen. Vanuit het belang van een dergelijke intermediaire struc- tuur moet de vraag worden gesteld wat de kerntaken van de overheid zijn en welke de mogelijkheden èn de grenzen voor de individuele burgers. Het is niet mijn bedoeling om de individuali- sering terug te dringen in nieuwe corporatistische collectiviteiten, alsjeblieft niet. Mensen moeten individuen kunnen blijven maar waar liggen de grenzen van de individualiteit? Daar moeten we grondig over nadenken.

Ik denk dat de sociaal-democratie met het probleem zit, en de Wiardi Beckmanstichting bijvoorbeeld moet oppassen, niet ook in CDA-vaarwater terecht te komen. Ik heb destijds het boekje van Paul Kalma, 'De illusie van de democratische staat', toegejuicht.

Maar als hij ook in termen van intermediaire verbanden zou gaan redeneren, dan raakt het specifiek sociaal-democratisch ver- haal weg. Mij lijkt het de taak van de sociaal democratie ervoor te waken dat de verzorgingsstaat wordt afgebroken. Dat zou een ramp zijn; zij dienen daar op te wijzen. Vandaar uit zouden zij moeten kijken, redenerend vanuit het perspectief van een sterke staat, hoe dan de organisaties, intermediaire verbanden, worden

IDEE -APRIL '92

(7)

In en

~e­

:!ie iet

lU-

af-

!ge

~'n

nd er-

de er-

m- de lat

en.

tm

ar-

!Ur

ver ms lde :te :ik dit de- lijk

De .ele lin- uc- de de ali- .en, aar

we

de tin

~an

:ht.

zou rer- rte een I zij Irke den

verkregen waannee burgers zich kunnen identificeren. Het zijn accentverschillen, die je niet moet laten vervagen want anders wordt het een grauwe mist waar burgers zich überhaupt niet meer mee kunnen identificeren. De grote verhalen zijn niet voor- bij, ze zijn alleen niet fundamentalistisch meer. De scherpslijperij is er goddank af. Ik denk dat D66 vooral vanuit die individuele burgers zal redeneren en dan zal kijken wat de verhouding is ten aanzien van de intennediaire verbanden en ten aanzien van de overheid, de aandacht voor de democratie. Ik vind dat een soort taakverdeling. Er zijn drie perspectieven: individu, maatschappij en. staat. Geen verschillende hokjes, wij zijn voor de individuen, wij voor de maatschappij en wij voor de staat, maar het zijn ac- centverschillen die je legt. In die zin denk ik dat het driestromen- land zich weer aan het hergroeperen is. Ik fonnuleer het schema- tisch om de grote lijn duidelijk te houden. Wat mij zorgen baart, is dat we veel te makkelijk die grote lijnen maar uitwissen. Dan houd je niets meer over. Die concepties, geredeneerd vanuit indivi- du, maatschappij en staat zullen veel duidelijker gefonnuleerd moeten worden, en dat kan vanuit de wetenschappelijke instituten.

CdV: Functioneert het middenveld waarop u doelt nog wel buiten het statelijk verband?

A.Z.: Dat is ook de uitkomst van mijn analyses geweest: de ver- statelijking van het maatschappelijk middenveld. Aan de ene kant verstatelijkt het en aan de andere kant verbrokkelt het door de individualisering. De burgers trekken zich eruit terug en dan heb je op een goed moment alleen nog professionals die de cliën- ten bedienen en subsidies binnenhalen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling.

7

Over staccato-cultuur gesproken ...

Maar ik zie ook veranderingen. Wat ik merk, is dat er hier en daar initiatieven opkomen om subsidies en de professionals zo- lang als mogelijk is buiten de deur te houden. Men is bang inge- pakt te worden. Anderzijds is er het beleid om bijvoorbeeld in de kunstsector niet meer voor 100% te subsidiëren. Ik wist aanvan- kelijk niet dat in de amateursector de subsidiëring per definitie maar 50% bedraagt, de rest moeten ze zelf binnenhalen. Een heel gezonde maatregel om de mensen in de kunstsector marktgevoe- liger te maken dan ze wellicht waren.

Het is aan de gang. Ik probeer optimistisch te zijn, ik heb altijd gesproken over revitalisering van het maatschappelijk midden- veld, over de noodzaak tot terugdringing van de staatsbemoeien- is .

A. V.: Is dat voldoende voor een revitalisering van het maatschap- pelijk middenveld, het doen terugtrekken van de bureaucratische tentakels en het dicht draaien van de sluizen?

A.Z.: Het is niet zozeer een dichtdraaien van de sluizen want het gaat nog altijd om behoorlijke bedragen.

A.

v. :

Ik bedoel het meer in het algemeen. U zegt zelf dat de verzor- gingsstaat zo functioneel-bureaucratisch is geworden.

Dit levert onmondige mensen op; het systeem keert zich tegen zich- zelf Moet de oplossing daarvoor nou echt bestaan uit een revitali- sering van het maatschappelijk middenveld?

Een middenveld dat al nauwelijks meer bestaat in zijn oude vorm.

IDEE - APRIL'92

(8)

AZ.: Waar het om gaat is meer aan de samenleving zelf over te laten, met bijvoorbeeld contractfinanciering en contractbudgette- ring. Het zelf laten beslissen, het meer laten verzelfstandigen van de organisaties. En vervolgens, dat is een heel belangrijk punt, dienen de organisaties ontbureaucratiseerd te worden. Die heb- ben dan zo'n grote red tape niet meer nodig. Om maar een con- creet voorbeeld te geven, het is hier in Rotterdam met de kunst- stichting heel cruciaal geweest het bestand terug te brengen van 60 naar 30 mensen. Dat heeft veel bureaucratische rompslomp overbodig gemaakt, dat kon dan eenvoudigweg niet meer.

Het moest zakelijker, functioneler en efficiënter gebeuren. En vervolgens moet je ervoor zorgen dat je de figuur krijgt dat het geld door mensen uit de samenleving zelf wordt verdeeld. Dan zie je de vitalisering van dat maatschappelijk middenveld optreden.

A.

v.:

Ik vraag dat, omdat u eerst opmerkte dat het enige mecha- nisme dat overblijft, de enige rationalieit, die van het bureaucra- tisch mechanisme is. Als je nu al deze functionele rationaliteit zou kunnen wegnemen, hebben mensen dan nog genoeg eigen culturele bagage en spontaniteit om zelf aan de gang te gaan?

AZ.: Absoluut. Ik ben wat dat betreft in antropologisch opzicht optimistisch. Als je mensen maar de ruimte geeft dan verzinnen ze de gekste en meest interessante dingen. Een heleboel van die creativiteit maak je dood door de functionele rationaliteit. Als je die af laat nemen, niet wegnemen, want ik ben voor efficiency en effectiviteit, dan zijn mensen tot van alles in staat.

CdV: Het ging nu over de kunst. Daar kan de revitalisering wor- den opgevat als het doen ontstaan van ruimte. Maar nu een ander ruimtelijk probleem, ik neem als voorbeeld de wijk waarin ik woon. Je kunt hier revitaliseren wat je wilt, maar als je de ge- bouwde omgeving niet aanpakt, dan gebeurt er niets of in ieder geval altijd te weinig. Maar het soort van structurering van het maatschappelijk middenveld, een bureaucratisch-administratief middenveld, zorgt ervoor dat de levensterreinen worden beheerd op een manier dat het één met het ander niets meer te maken heeft, behalve in gereduceerd-functionele zin.

AZ.: Er wordt mij wel eens verweten dat ik met het maatschap- pelijk middenveld terug zou willen naar de romantische 'Gemein- schaft'. Dat is verre van mij. Het voorbeeld dat u geeft vind ik heel goed. Ik zou zeggen dat ik geen enkel bezwaar heb tegen de infrastructuur die in een complexe samenleving nodig is, tegen een zo efficiënt en effectief mogelijke organisatie ervan. Dit neemt niet weg dat het totale maatschappelijke leven hiermee niet is gedekt en dat je moet voorkomen dat die rationaliteit het maatschappelijk leven, in termen van verenigingen en gezinnen en van organisaties als universiteiten, op onnodige wijze binnen- dringt en dominant wordt. Waar vindt de 'overspill' van die func- tionele rationaliteit plaats in het maatschappelijk leven, in de bouw, in het verkeer, in interacties tussen mensen? Daar hebben we te weinig over nagedacht en dat komt mede door de cultuur van de verzorgingsstaat. Dat is het punt. Ik denk dat we de vraag moeten stellen waar de grenzen liggen. Het is een zelfbevestigend systeem aan het worden, het staat als zodanig niet meer als mid- del tot een bepaald doel. Dat is buitengewoon ernstig en cultuur- kritiek is nodig om daar op te reageren en het aan de orde te stel- len. Maar mijn vrees is ook dat het omslaat en dat er geroepen

8

gaat worden om de afbouw van de functionele rationaliteit. Een radicale ontmodernisering zou voor mij geen oplossing zijn. Het grote punt is de schaal die je nodig hebt. Ik blijf bij mijn eigen or- ganisatie, de universiteit. Ik vind dat de bureaucratisering op dit moment de maat heeft die nodig is om de universiteit behoorlijk te runnen. Het is nu aan ons om na te denken: wat is het wezen van de universiteit, waar verschillen wij als Wetenschappelijk Onderwijs van het Hoger Beroeps Onderwijs? Wat voor academici willen wij straks op de samenleving afsturen?

CdV: Zou je kunnen zeggen dat dit principe, zoals u dat formu- leert, de kwalitatief-culturele, andere kant van de bureaucratie- problematiek vormt?

AZ.: Ja, u formuleert dat als democratievraagstuk. Ik zou het ook sociale vernieuwing kunnen noemen. Ik zeg dat er nog ge- noeg ruimte is voor sociale vernieuwing en dat die ook bevochten moet worden. Het gaat er om de mensen mee te krijgen om van- uit duidelijke standpunten de bureaucratisering terug te dringen.

Dat noem ik sociale vernieuwing en dat zie ik zich op dit moment ontwikkelen.

A. V.: Wat mij zo verbaasd heeft over die sociale vernieuwing is de onduidelijkheid over het begrip en dan met name dat de politiek niet durfde te formuleren waqr het over gaat. Ze durfden en mis- schien konden ze het ook wel niet zeggen, omdat het in essentie gaat om de bureaucratische problematiek.

AZ.: Het duidt in eerste instantie op onmacht en vervolgens op de enorme angst om de macht af te staan, te delegeren. Dat laat- ste is onwil. En die keert zich tegen hen want sociale vernieuwing dient uiteindelijk gekoppeld te worden aan bestuurlijke vernieu- wing .. Bestuurlijke vernieuwing, omdat je zegt: er zijn bepaalde onderdelen die wij als overheid moeten aanpakken. Dat is onze verantwoording en of je het nu leuk vindt of niet, dat moeten wij doen. Dan denk ik aan het probleem van de criminaliteit, ik denk ook aan het probleem van nieuwe armoede in de grote steden.

Dat vastgesteld hebbende moet je je beraden op de vraag: Wat zijn de randvoorwaarden die ik creëer met mijn subsidies en mijn wet- ten om die samenleving zelf de zaken te laten regelen. We hebben het verleerd, we zijn mee gaan denken in die functionele rationali- teit, we hebben die randvoorwaarden tot doelstellingen gemaakt.

CdV: Als je nu naar de functie van politieke partijen kijkt, dan vraag ik me af of de partijen niet ook en vooral de podia dienen te zijn waarop nagedacht en gesproken moet kunnen worden over deze politiek-culturele vragen.

AZ.: Ik ben het helemaal met u eens. En de wetenschappelijke in- stituten zijn daarbij van het allergrootste belang. Daar moet je dan dus niet op bezuinigen. Die moeten met ideeën komen en dan ook sprekers uitnodigen van andere partijen. Zet dat debat in. Een dergelijke interdisciplinair en inter-politiek debat zou weleens heel belangrijk kunnen worden. We zullen méértalig moeten wor- den. Twee talen zijn al onontbeerlijk: we dienen de stenografische taal van de bureaucratie te beheersen en de taal van de cultuur- kritiek.

Het gaat om de bereflecteerde combinatie van beide talen, die moeten wij in de partijen zien te ontwikkelen

.

.•

IDEE -APRIL '92

fIlI

(9)

~en

Iet or- dit lijk

lijk rici

tu-

tie-

het ge- ten an-

·en.

ent

de iek tis- Itie

op lat- ing . eu- Jde nze wij mk

lijn vet- ben .ali- :t.

ian

'1. te Iver

dn- t je dan Een lens 'ior- lche lUr- die

PERSPECTIEF

Pleidooi voor een nieuwe visie op Popper

Door Joop Abbes

I

n het september-nummer van Idee las ik met grote interesse het com- . mentaar van boven vermelde schrij- vers op mijn twee artikelen over Popper, gepubliceerd in 1990. Allereerst wil ik op- merken dat ik hun artikel erg waardeer en er graag op wil antwoorden. Ik ben echter van mening dat Popper meer voor D66 kan betekenen dan zij in hun artikel hebben gesteld, tegelijkertijd geef ik toe

Wat kunnen Poppers opvattingen over wereldbe-

schouwing bijdragen aan een ideologie voor D66 ?

'Logic of scientific discovery' behoren zulke theorieën dan ook tot de metafysica en moet hun oorsprong worden gezocht in levens- en wereldbeschouwingen (Popper spreekt hier over 'preconceived points of view'). Omdat Marx en sommige auteurs van de Frankfurter Schule, die door de schrijvers worden aangehaald, meenden, dat zulke interpretaties wel in de vorm

Een antwoord aan Erik den Draak en Gaston Siegelaer.

dat ik op details mijn mening misschien beter moet formuleren of bijstellen op grond van de argumenten van de schrijvers. Om praktische redenen kan ik echter niet alles bespreken wat zij

naar voren brengen. .

Allereerst zou ik kort willen ingaan op het probleem van de de- marcatie, waarvan de schrijvers mij verwijten dat ik die onvol- doende in het oog heb gehouden. In zijn 'Logic of scientific disco- very' heeft Popper voorwaarden geformuleerd om tot een goede demarcatie te komen tussen wetenschappelijke kennis en theo- rieën enerzijds en de metafysica anderzijds, die voorwaarden heb- ben dan te maken met de testbaarheid en de falsificeerbaarheid van zulke theorieën. Poppers gedachten hierover zijn sterk bekri- tiseerd. Ik heb dit probleem buiten beschouwing gelaten omdat ik het een te moeilijk probleem vond om in een kort artikel met een beperkte doelstelling uit te leggen. En ik bovendien niet wilde schrijven over Poppers sociologische theorieën, zoals de auteurs lijken te denken, maar juist over zijn historische .

Historische interpretatie

Wie Poppers gedachten over 'historische interpretaties' kent, weet dat hij hier slechts een beperkte testbaarheid mogelijk acht.

Zogenaamde 'universal interpretations' acht hij zelfs in het ge- heel niet testbaar. Op grond van bepaalde uitspraken in zijn

JooP Abbes is historicus met speciale belangsteUillg voor de filosofie va" de geschiedenis.

van wetenschappelijke theorieën konden worden geformuleerd, kwam Popper met zijn bekende kritiek.

Deze kritiek vindt nog steeds grote erkenning. Bovendien is er het wijdverbreide misverstand, als zou Popper als 'positivist' (wat hij volgens mij dus niet is) een tegenstander van de metafysica, levens-en wereldbeschouwing zijn, hetgeen niet juist is: hij pleit er alleen voor deze niet te verwarren met wetenschappelijk test- bare theoriën.

Na de 'Positivismusstreit' heeft Popper nog een aantal belangrij- ke boeken gepubliceerd, die juist over zijn wereldbeschouwelijke theorieën gaan en waarvan 'Objective Knowiedge' (1972) en 'The Open Universe' (1982) misschien wel de belangrijkste zijn. Deze boeken waren overigens wel een indirect antwoord op kritiek van auteurs als Adorno en Habermas. De laatste schrijver verweet Popper namelijk dat deze 'willkürlich', dat wil zeggen relativis- tisch was met betrekking tot de grondslagen van de wetenschap.

Het relativismebezwaar, dat ook door Den Draak en Siegelaer naar voren wordt gebracht, houdt verband met de 'waardevrij- heid' als eis voor wetenschapsbeoefening. Ik denk dat ook deze opmerking meer met de sociologie dan met de geschiedenis te maken heeft, maar voor de duidelijkheid merk ik op dat Popper onderscheid maakt tussen valuatieven (in de wetenschap) en mo- rele regels, hij baseert zich daarbij op R.M. Hare (1). Het is een onderscheid dat zuiver logisch van aard is. De wetenschapssocio- logie kan hier geen oplossing bieden, daar de kritiek die deze so-

(1) R.M. (Jare, The langltage oflllorals, Oxford 1952.

(Advertentie)

SWB-Cahier

Relatie & Huwelijk

Deze maand verschijnt het eerste nummer in een nieuwe reeks van het Wetenschappelijk Bureau van D66: SWB-Cahier. Dit nummer is gewijd aan (juridische) aspecten van

relaties en huwelijken in onze maatschappij.

Nadere informatie treft u aan in de rubriek Signalementen.

U kunt nu vast een exemplaar van dit cahier bestellen: 070-3858303.

9

IDEE - FEBRUARI '92

(10)

ciologie aan de 'waardevrije' wetenschap verwijt ook voor die so- ciologie zelf geldt, waardoor men in een 'circulaire redenering' te- rechtkomt of in 'oneindige regressie' geraakt. Logische geldig- heidhebben zulke redeneringen dan niet meer, zodat mij Hare's oplossing voorlopig de beste lijkt. Op deze kwestie kom ik in het verloop van dit artikel nog terug. Overigens is de kritiek die T.S.

Kuhn in dit verband op Popper heeft gehad veel beter, maar dat heeft Popper ook zelf toegegeven.

Het objectiviteitsprobleem dat Den Draak en Siegelaer aansnij- den, moet op een misverstand berusten. 'Objectiviteit' heeft als begrip bij Popper een heel andere inhoud dan men daaronder doorgaans verstaat: het begrip hangt samen met 'objective know- ledge', dat in Poppers filosofie een onderdeel is van zijn 'world 3' (Poppers pluralisme: drie werelden-theorie), waartoe paradoxaal genoeg bijvoorbeeld ook de religies behoren. Ik kan binnen het be- stek van dit artikel hier niet verder op ingaan.

Poppers wereldbeschouwing

Waarom ik juist de aandacht heb willen vestigen op Poppers ge- schiedtheorie en wereldbeschouwelijke opvattingen heeft de vol- gende redenen: naar mijn mening is het zo dat er sterke overeen- komst bestaat tussen de manier waarop Pop per over de geschie- denis oordeelt en de wijze waarop politici, afkomstig uit bijvoor- beeld D66, over hun problemen nadenken en spreken.

De relativisme-kritiek die de Frankfurter Schule op Popper had, geldt mijns inziens evengoed voor de opvattingen van D66 ! Daarom is Poppers antwoord ook van belang voor onze partij.

Zijn repliek is een verdere hermeneutische uitwerking van wat hij in vroegere publicaties al had aangeduid als 'situationallogic'.

Historische actoren handelen volgens een algemeen-menselijke rationaliteit, 'common sense' of 'gezond verstand', die van alle tij- den is. Mensen zijn altijd bezig geweest met het oplossen van hun problemen, zegt Popper, die zich hier grotendeels baseert op de geschiedfilosofie van R.G. Collingwood (2).

Popper meent nu dat deze rationele structuur van de historische situatie een sterke overeenkomst vertoont met de mutatie- en se- lectie-structuur van heel de evolutie. De ontwikkeling van de evo- lutie geeft hij weer in het volgende 'tetradic scheme': PI ->(TS1- n)->EE->P2 enz. (3) In de menselijke geschiedenis concentreert hij zich vooral op de 'groei van de menselijke kennis', die zich op dezelfde manier als de evolutie 'voortbeweegt' (Popper spreekt hier over 'self-propelling') en hij geeft de interpretatie van de ge- schiedenis weer in het eveneens triviale schema: PI->TT (CD)-

>EE->P2 enz. (4)

Dit schema is weliswaar gebaseerd op de wetenschapsgeschiede- nis (waarbij vooral het voorbeeld van Galileo en Newton worden genoemd met betrekking tot de getijden-kwestie en de gravitatie van de maan), maar Popper meent dat deze structuur ook ten grondslag ligt aan het menselijk handelen in de geschiedenis.

Tevens gelooft hij dat de richting waarin de geschiedenis zich be- weegt niet vast is, maar dat er sprake is van indeterminisme, waarmee hij dus zijn theorie van de 'open toekomst' verder uit- bouwt. Hoewel de waarheid nooit in haar geheel ontdekt kan

(2) R.G. CollUIgWood, T!te idea of lli.tory, 1946, belaragrijk is ook:

P. Skage.tad, Making .erure in ItUtory (t!te p!tilo.op!t~. of Popper and CollU.gwood), 0.10 1975

(3) P- 'probkm', TS- 'tentative .olution', EE-'error elimination' (4) IT-'tentative theory', CD-'criticalk dUcua.ion'

worden, kan men toch benaderen: 'nearer to the truth' (verisimili- tude). In tegenstelling tot Den Draak en Siegelaer durf ik hier op- timistisch te zijn over deze laatste opvatting van Popper. Hij gaat er namelijk in zijn wetenschapsfilosofie vanuit dat elke nieuwe theorie naast een nieuwe mogelijkheid ook de oude moet blijven aanbieden, zoals bijvoorbeeld een nieuwe computer naast een nieuwe mogelijkheid ook de mogelijkheden van de oude in zich heeft (voor zover die nog nodig zijn!). Deze nieuwe computer is dan gewoon beter (in de valuatieve zin van Hare). Weliswaar weet men niet hoe men, gerekend naar de toekomst, dichter bij de waarheid komt, maar men heeft wel 'achterwaarts houvast'. Ter vergelijking: het gaat hier om de zekerheid van een bijzondere bergbeklimmer, elke meter brengt hem dichter bij de top, maar omdat de berg misschien oneindig hoog is, weet hij niet precies waar hij zich bevindt; terugkijkend ziet hij echter dat hij een flin- ke afstand heeft afgelegd. Daarnaast moet men bedenken dat Popper naast achting voor de correspondentietheorie van de waarheid (A. Tarski), ook waardering heeft voor de pragmatische waarheidstheorie: een theorie wordt geaccepteerd, simpelweg omdat zij meer en betere oplossingen biedt dan de vorige.

Poppers triviale schema verduidelijkt ook zijn visie op een weten- schappelijke of kritisch-rationele denkwijze in de politiek: omdat zijn 'tetradic scheme' rationeel is, beveelt hij deze denkwijze bij het oplossen van problemen aan. Dat wil dus niet zeggen dat al- leen mensen van de wetenschap het in de politiek voor het zeggen zouden moeten hebben! Het gaat alleen om de rationele, weten- schappelijke denkwijze. Hij heeft zich juist met klem tegen de ge- dachten van Plato verzet, onder andere omdat deze een exclusie- ve 'geleerdenrepubliek' wilde ('Open society', deel 1) en hij dit ver- wierp. Popper bepleit hier alleen de redelijke denkwijze van de wetenschap, dus in valuatieve zin. De politieke oppositie en pu- blieke opinie is in dit systeem noodzakelijk om te testen en te fal- sificeren! Juist in Oost-Europa is gebleken, hoe slecht het is, wan- neer deze maatschappelijke functies ontbreken.

Ideologie en moraal

Daarom denk ik ook dat zekere ideologische verschillen in de po- litiek nodig blijven, omdat anders het begrip oppositie wordt uit- gehold. Naar de jongste geschiedenis kijkend, denk ik dat wij kunnen stellen dat het liberalisme en het kapitalisme de strijd gewonnen hebben van het marxisme en het communisme, maar dat binnen dat liberalisme nog voldoende differentiatie mogelijk is om ideologische verschillen mogelijk te maken. Omdat ik van de historische denkwijze uitga, meen ik dat het begrip ideologie nog wel van toepassing kan zijn, omdat de interpretatie van de geschiedenis volgens Poppers theorie noodzakelijk wereldbe- schouwelijk is. Ik ga dan uit van een nauwe band tussen ideologie en wereldbeschouwing, maar wijs er nogmaals op dat het ideolo- giebegrip van Marx en Mannheim niet de enige mogelijkheid is.

(5) Het verschijnsel ideologie kan zich bijvoorbeeld ontwikkelen in de richting van een 'tweepartijenstaat' , waarbij toch nog het wereldbeschouwelijke verschil in visie op verleden en toekomst van belang kan zijn. Ideologie en wereldbeschouwing vervullen

(5) Ik denk llier bijvoorbeeld aan het ideologiebegrip van ]. Plamenatz, ldeology, umdon 1970

IO---~---­

IDEE -APRIL' 92

(11)

ili- op-

~at

we ren )en ich . is lar de rer 3re lar ies in- lat

de :he reg

~n-

lat bij al-

~en

m- ge- :ie- er- de m-

ru-

m-

po- ût- wij ijd lar ijk 'an gie de be- gie ,10-

is.

[en let (lst ten

algemeen kunnen motiveren tot morele beslissingen, tot vormen van politiek.

Popper gaat ervan uit dat oude mogelijk- heden in nieuwe oplossingen worden meegenomen, daarom verzet hij zich niet tegen het christelijk-joodse en humanisti- sche erfgoed, voorzover deze passen bij zijn Kantiaanse keuze. Daarom heb ik in mijn artikelen ook op het belang van de VDB gewezen voor D66: de vrijzinnig-de- mocraten uit de Nederlandse geschiede- nis van het interbellum. Popper is zich er verder heel bewust van dat hij aanslui- ting zoekt bij het achttiende-eeuwse Verlichtingsdenken met de idealen vrij- heid, gelijkheid en solidariteit (het be- strijden van ongeluk). Belangrijk is ook Poppers anti-reductionistische, rationele mensbeeld, dat geheel bij zijn open maat- schappij en toekomst past (8).

Het 'verhaal' van een generatie: Dodewaard eind jaren '70

De stuksgewijze, sociale bouwkunde, zoals ik die genoemd heb, sluit aan bij zijn probleemgerichte geschiedinterpreta- tie en lijkt mij goed te passen bij de rede-

dan in de politiek dezelfde functie als de metafysica voor de na- tuurwetenschappen: het terrein van waaruit men tot nieuwe, testbare (bediscussieerbare) voorstellen voor de politiek kan komen.

Den Draak en Siegelaer wijzen verder op de scheiding van waar- den en feiten, zoals die bij Popper voorkomt ('facts and stan- dards'). Ook hier moet sprake zijn van een misverstand. Met be- trekking tot deze kwestie kunnen wij onderscheid maken tussen a. radicaal decisionisme met strikte scheiding van waarden en feiten, b. motivationeel verband tussen waarden en feiten, c. een wetmatig-historicistisch verband daartussen en d. het logisch verband tussen waarden en feiten. Ik zou willen voorstellen om de b-variant 'gematigd decisionistisch' te noemen. Ik kan uit Poppers werk in zijn totaliteit alleen opmaken dat hij fel tegen de c-variant is (6) (ik ga er stilzwijgend vanuit dat hij tevens tegen de d-variant is). Maar ik durf Popper toch 'gematigd decisionist' te noemen, daar het motivationele verband wel degelijk in zijn werk wordt aangetroffen. Bij Poppers 'tetradic scheme' is er dui- delijk zo'n motivationeel verband met de redelijke norm van kriti- sche discussie. Maar ook als we kijken naar Poppers eigen ge- schiedschrijving in 'Open Society', is die verbinding te onderken- nen: Poppers 'moral point of view'. Hij lijkt hier uit te gaan van wat tegenwoordig wel narratieve ethiek wordt genoemd. Pop per baseert zich volgens B.T. Wilkins ook op Kants categorische im- peratiefl:7), de 'gouden regel'. Dat is misschien wel zijn 'decisie'.

Verder beschouwt hij de geschiedenis als 'experience' (waarin de mogelijkheid tot een meer hypothetische imperatief toch wel be- staat). De geschiedenis opgevat als een morele 'set of stories', mo- tivationeel voor mensen. Ook wetenschappelijke resultaten in het

(6) Hier is Popper geheel in overeenstenmling met een groot deel van de literatuur over de morele kwestie, men leze hier: W.D.

lIudson, The is-ol/ght question, London 1969: men kan geen 'ong"t' afleiden /lit een 'is '. Dit is logisch onmogelijk.

(7) B.T. Wilkins, Has history a IIleanillg?, CorneU U.P. 1978

lijke norm. Bedoelen Den Draak en Sie- gelaer dan dat de radicale hervormingsvoorstellen van de Frankfurter Schule te verkiezen zijn boven dit model van Popper en zou dat meer in overeenstemming zijn met de redelijkheid van D66 ? Enerzijds onderschrijven zij de kritiek van de 'Frankfur- ters' op Popper, maar tegelijkertijd wijzen zij mijn gematigde ide- ologie-voorstellen af, terwijl diezelfde Frankfurter Schule zo de nadruk heeft gelegd op de noodzakelijkheid van een ideologie, meestal de neo-marxistische met een onhoudbare moraaltheorie (bijvoorbeeld Marcuses lustprincipe; voor Habermas' nieuwste morele uitvindingen heb ik iets meer achting, maar die lijken ook meer op Poppers analyse). Waarom is men in D66 zo bang voor ideologie en levensbeschouwing? Men kan, dat houd ik staande, ook een moderne, redelijke ideologie en levensbeschouwing heb- ben. Ik denk dat het zeer noodzakelijk is voor D66 om daar tot klaarheid te komen.

De verkiezingswinst, die de partij nu maakt, komt hoofdzakelijk voort uit het verlies van de PvdA: deze twee partijen werken als communicerende vaten. Wil D66 echte, duurzame winst boeken, dan moet de partij kiezers uit het politieke midden aantrekken, maar dat kan alleen met een duidelijk levens- en wereldbeschou- welijk standpunt. Dit standpunt moet echter zo worden geformu- leerd dat het een voldoende rekbaarheid heeft voor de toekomst.

In dit opzicht heeft Popper ook aardige dingen geschreven over het traditionalisme, waarbij hij voor zo'n soepelheid heeft gepleit (de enige traditie, die hij daar accepteert is die van de democratie, de mensenrechten en de humaniteit, de bestrijding van het onge- luk en de redelijke norm van de kritische discussie).

Mijn probleem met betrekking tot deze kwestie is het volgende:

waarom is D66 eigenlijk voor zijn 'radicale democratisering' ? Als die overtuiging alleen een 'decisie' is, dan dreigt mijns inziens ge- vaar: wat moet dan ons standpunt zijn, als de meerderheid weer fascistoïde of iets dergelijks wordt, zoals in de jaren dertig in Duitsland ? De meerderheid moet dan ook haar zin hebben ? Men moet toch ook als minderheid de democratie kunnen verdedigen ?

--- l l-L--- - -

IDEE - APRIL '92

(12)

Daarvoor is mijns inziens een levensbe- schouwelijk-motivationele 'set of sto- ries' nodig. Het verschil met vroeger is dan, dat wij nu bewust de discussie kunnen aangaan, welke 'stories' wij daarbij belangrijk vinden. Kants cate- gorische imperatief als uitgangspunt is

daarbij zo gek nog niet.

individualiteit

nodig hebben, omdat ze anders moeilijk overdraagbaar worden (motivatie) en ze moeilijk bediscussieerd kunnen worden.

Veranderingen moeten mogelijk zijn, maar zij moeten wel verantwoord kun- nen worden. Levensbeschouwing blijft . mijn inziens daarin een rol vervullen.

Het lijkt er vaak op dat het begrip le- vensbeschouwing direct vereenzelvigd Een ander probleem is: hoe wil een par-

tij ooit tot een samenhangend, een ho-

mogeen programma komen zonder zo'n fundamentele discussie ? Komt men anders niet in puur opportunisme terecht? Waar is de herkenbaarheid van zo'n partij? En hoe zit het met de mogelijk- heden in pedagogische zin: wat moet men kinderen precies over deze partij vertellen ? Naast constatief moet er ook emotief mate- riaal zijn.

Cultuurbegrip

Belangrijk lijken mij hierbij de interviews, die onlangs gehouden zijn met Christiaan de Vries, directeur van het wetenschappelijk bureau, die voor een belangrijk deel gingen over zijn cultuurbe- grip (in relatie tot de politiek en de maatschappij) (9). In zijn visie steekt veel goeds.

Voor een gedegen filosofische begripsanalyse van zijn cultuurbe- grip is in dit artikel helaas geen plaats meer. In het interview van maart '91 (blz. 5) spreekt hij zich in feite uit tegen het begrip levens- en wereldbeschouwing als uitgangspunt in de politiek.

Daarvoor in de plaats kiest hij voor een 'politiek-cultureel per- spektief. Dit klinkt heel plausibel, maar wat is cultuur? Men moet naar mijn opvatting beginnen met een goede cultuurdefini- tie. Daarna en aan de hand van dit begrip kan een doeltreffende historisch-culturele analyse worden gemaakt, gevolgd door een synthese, waaruit voorstellen kunnen voortvloeien, die perspek- tief bieden. De taalfilosofie heeft min of meer aangetoond dat een synthese vaak speculatief is en dus toch een wereldbeschouwelij- ke component bevat.

Veel van de genoemde punten worden in de interviews belicht. Ik ben het met De Vries en de interviewers eens dat in onze Westerse cultuur duidelijk sprake is van 'homogenisering', dat wil zeggen oude anti-thesen vallen weg, de verzuiling verdwijnt.

In mijn ogen betekent dit dat de tolerantie toeneemt. Dat is overi- gens niet in strijd met de begrippen levensbeschouwing en ideolo- gie, zoals ik ze boven heb proberen te omschrijven.

Het begrip cultuur is een 'paraplubegrip': in historische zin zijn de levensbeschouwingen er een onderdeel van. Wat nog moet worden aangetoond, is dat in de moderne_cultuur zo'n levensbe- schouwing geen rol meer speelt of beter: niet meer hoeft te spe- len. Veel meer lijkt het erop dat er een soort 'grootste gemene deler' van de levensbeschouwingen en de ideologiën ontstaat en wel in twee of drie varianten en dan veel vager en abstracter dan vroeger.

Ik heb in het bovenstaande proberen aan te tonen dat bijvoor- beeld morele regels, die in partijprogramma's toch een rol spelen, steeds de motivatie van een levensbeschouwelijke 'set of stories'

(8) Zie K.R. Popper, J.C. Eccles, The sel{ and us brain, Berlijn 1977

(9) Idee66 nr. 6, 1990 (4-11) en Idee, maart '91 (4-9)

wordt met de christelijke zuil. Ik denk dat dit onjuist is: levensbeschouwing als term is een metabegrip, waarvan het christendom slechts één voorbeeld is. Niet-religieuze levensbeschouwingen zijn heel wel mogelijk, of min of meer eclec- tische, zoals die van Popper. Wat mij ongewenst lijkt, is juist dat men van levensbeschouwelijke noties uitgaat, zonder deze bewust te hebben gemaakt. Ik kan daar voorbeelden van noemen in D66- publicaties (door middel van filosofische begripsanalyse, ik wijs daarbij op de mogelijkheden van het conceptualisme van P.

Winch).

Ik denk dat er in Nederland twee grote politieke blokken, mis- schien drie, zullen ontstaan, waarbij D66 op dit moment meer verwantschap lijkt te hebben met de PvdA dan met de VVD. De sociale kwestie, alsmede de verdeling en verdere democratisering van de macht lijken mij belangrijke ideologische items voor de toekomst, misschien nog wel decennia lang.

Ook denk ik dat de 'sociologische golven' van de jaren zestig en zeventig de historische dimensie in de hier besproken zaken te- veel bedekt hebben. Zo betwijfel ik dat de individualiteit geen ca- tegorie is in de geschiedenis van het liberalisme (bijvoorbeeld het destijds door de liberalen gewenste atomistisch kiesrecht).

Sterker nog: het verschijnsel individualiteit heeft een geschiede- nis van 2000 jaar en het liberalisme is er juist de bekroning van geweest. Dit begrip hangt ten nauwste samen met de hele ge- schiedenis van de levens- en wereldbeschouwingen! •

Welke Popperiaan heeft nog

geen Idee?

Dat wordt dan de hoogste tijd.

Proefnummer:

f 15,-

Jaarabonnement (6 nrs.)

f

66,-

Bel tijdens kantooruren:

070-3858303.

Wie idee. mist, mist het meest.

---12---~--- IDEE -APRIL '92

- - - -

(13)

lijk

t ze en.

ijn, un-

'jft .en.

le- igd mk rip, uze lec- dat ust 66- vijs

P.

llS- .eer

De ing de

en te- ca- het ht).

ide- van

ge-

I ~

BESCHOUWING

De rol van politieke partijen

Door Cees Klop

P

olitieke verantwoordelijkheid is een van de manieren waarop de mens cultuur vormt. Hij (mlv) richt het leven en de samenleving zelf in en doet dat niet volgens een instinct, maar door het maken van keuzen. De mens is naar zijn aard een cultuurvormer. Hij hoeft

De betekenis van de politieke praktijk,

zoals in dit blad is beschreven.(2) Maar waarom zo ingewikkeld doen als het ook veel gezelliger kan? Ik ben blij dat deelna- me aan het jubileum van D66 niet via mijn modem hoefde. Die tapt ook geen bier.

een reactie van een kritische CDA-er

zich daarbij niet te laten manipuleren

door een systeem, maar is zelf verantwoordelijk. De mens kan aan de samenleving vormgeven op tal van terreinen: in de onder- nemingsraad (milieu-eisen of niet?), in het verkeer (welk vervoer- middel?), via het schoolbestuur (wat voor onderwijs?), maar ook privé (welke rolverdeling met mijn partner, welke levensstijl?).

Tot deze veelzijdige ontplooiing van verantwoordelijkheid behoort ook deelname aan het democratisch politiek proces. De burger is een mede beleidbepalende citoyen en geen consumerende bour- geois.

Dit burgerschap richt zich enerzijds op het democratisch beïn- vloeden van het optreden van de overheid en behelst anderszijds de aanvaarding van de rechtsorde eq de wet. Buiten de de relatie overheid-onderdaan en kiezer-gekozene is er naar mijn smaak niet op de eerste plaats sprake van burgerschap en burgerzin, maar van andere rollen met bijbehorende deugden, zoals "goed koopmanschap", of "hetgeen een goed werknemer betaamt"(l) Burgerschap heeft te maken met de overheid. De overheid is het instituut dat in de samenleving recht met gezag tot gelding moet brengen. Daarbij moeten keuzen gemaakt worden: over de hoogte van de belastingen, over de omvang van de sociale zekerheid, over de rechten van individuen en huishoudens, over de bescher- ming van het milieu en het leven. Gaat werk boven inkomen? Is het milieu belangrijker dan welvaart?

Deze keuzen vergen afwegingscriteria, normen. Het doet er in dit verband niet toe of deze normen uit immanente dan wel trans- cendente bron afkomstig zijn, men heeft ze nodig. Politiek vergt dan ook een politieke overtuiging, een normatieve visie op het al- gemeen belang, of men dit nu ideologie wil noemen of niet, of de samenleving verzuild is of niet. Ook als er maar één politieke par- tij zou zijn, dan nog had die partij een normatieve visie op het al- gemeen belang nodig.

Politieke partijen zijn de enige instituties in de samenleving waarin procedures bestaan om gezamenlijk tot afwegingen te komen op basis van zo een normatieve visie op het algemeen be- lang. Dat kan niet via inspraak, aktiegroepen, demonstraties, opiniepeilingen of referenda. Al deze op zichzelf nuttige aanvul- lingen op het politiek systeem, schieten tekort voor wat betreft het keuze-karakter van politiek. Wel kan men met informatie- technologie de besluitvorming in politieke partijen nabootsen,

Cees Klop is plaatsvervangelld directeur van het wetenschappelijk instituut voor het CDA

(1) C,J.Klop, "Moraliseren over burgerschap",

Christen-democratische Verkenningen, j.düalllflLstltS 1991.

Politieke partijen zijn derhalve de aange- wezen kanalen waarlangs burgers hun po- litieke opvattingen kunnen doorzetten. Partijen vervullen daar- toe verschillende functies: zij aggregeren ideeën, wegen deze tegen elkaar af en leggen het resultaat vast in programs; zij selec- teren kandidaten voor de volksvertegenwoordiging; zij informe- ren hun leden en kiezers over de gemaakte compromissen en zij bieden politieke vorming en scholing aan leden èn kiezers.

Anders dan Koole (3), maar mèt de Commissie subsidiëring poli- tieke partijen (4) vind ik dat partijen deze functies moeten blijven uitoefenen. De massamedia, opiniepeilingen en het onderwijs schieten tekort op het punt van deze tweezijdige communicatie tussen kiezers en gekozenen. Anders dan Van Mierlo (5) vind ik dat programs, die een normatieve visie op het algemeen belang behelzen, daarin een bindende rol moeten spelen.

Politieke stromingen

Over wat de overheid moet doen, zijn de burgers het niet eens, omdat zij het ook niet eens zijn over wat het goede leven is. Er be- staan dan ook verschillende visies op het algemeen belang. Dat gaat veel verder dan de historisch betrekkelijk korte periode van ver- en ontzuiling in ons land.(6) Ons land kent thans eigenlijk nog twee grote hoofdstromingen, die tot regeren in staat zijn: een christen-democratische(7) en een liberale(8). Vanwege hun gerin- ge omvang laat ik de theocratie, het fascisme en het radicale poli- tieke denken buiten beschouwing. Binnen de liberale stroming zijn er sinds kort drie partijen aktief, elk met hun eigen bijzonde- re handicaps: de VVD zit met het conservatisme, D66 met de vrij- zinnigheid en de PvdA met de sociaal-democratische erfenis.

Onduidelijk is nog of deze toestand blijvend is. Zal D66 zich ont- wikkelen in de richting van een sociaal-liberale staatspartij met beginselen? Zal dat samen, met of zonder de PvdA zijn? Op zijn

(2) 1I,J. van lIouten en F.D. von Meijenfeldt, 'Infonnatie teclmolo- gie en bestuurlijke vemieuwing', Idee (mei 1991) 19.

(3) R.Koole, "De veranderellde rol vall politieke partijen", Beleid en maatschappij, 1/90. Zie ook mijll "De toekomst van/JOlitieke partijen ", Christen-democratische Verkellningen, 4/90.

(4) Waarborg van ktvaliteit ('s-Gravellhage 1991) 21.

(5) NRC-lIalldelsblad, 5 juli 1991.

(6) Tmdy van Asperen, Bedreigd burgerschap (Amsterdam, 1991).

(7) Kenmerken: een relationeel mensbeeld, een maatschappijvisie gebaseerd op erkenning van particuliere organisaties en een visie op de overheid die Iliet door de omvang ,naar door de hoedanigheid bepaald wordt.

(8) Kenmerken: een individualistisch mensbeeld, een bijbehorende atomistische (de markt, VVD) of geen nuzatschappijvisie (D66, PvdA) en een terughoudellde overheid (uit prillcipe: VVD, D66, of uit onnuzcht: PvdA).

---13---

IDEE - APRIL '92

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor twee grote groepen vrouwen zijn deze aanbevelingen echter niet toepasbaar of komen ze te laat: de alleenstaande vrouwen met zorgtaken en de oudere alleenstaande vrouwen

Kern van het perspectief dat ik hier- na ontvouw is, dat de politiek zich niet zozeer met het interne onderwijsproces als zodanig moet bemoeien maar wel een eigen, ook

Op ba- sis hiervan is nu een bundel artikelen ver- schenen waarin de verschillende reacties - enigszins uitgebreid en bewerkt - , alsme- de enkele aanvullende 'opstellen over

Er komen nogal wat aspecten naar voren in dit themanummer over landbouw en voedselzekerheid: techniek, demografie, ethiek, recht, etc. Een begrip dat niet of nauwelijks valt

rende herhaling van vormen en beelden in de publieke ruimte plaats te vinden, die tot vervreemding van de publieke ruimte kan leiden. AZ.: Ik ben in mijn analyses

Als er evenwel in een democratie niets kan, als de opgespoorde feilen voortduren, dan ver- andert georganiseerd wantrouwen in een onoverbrugbare kloof en afkeer."

Hier zie je instroom van praktisch georiënteerde docen-ten (de 'buitendocent') die minder behoefte hebben aan het nadere denken over het object van praktijk en

In zijn jongste boek gaat Van Donselaar in op "de · barrières voor extreem-rechts in de poli- tieke systemen en de repressieve respons van overheden op uitingen