• No results found

Wir haben immer sparsam und nüchten regiert Oldenburg en de Neugliederung

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wir haben immer sparsam und nüchten regiert Oldenburg en de Neugliederung"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wir haben immer sparsam und nüchten regiert

(2)

2 Lars Sanders MA geschiedenis S1953346 Duindoornstraat 643 9741PX Groningen l.sanders@webmail.rug.nl 06-11143642

Begeleider: Dr P.O.H Groenewold.

(3)

3

Inhoudsopgave

- Inleiding 4

- Hoofdstuk 1: Van Oldenburg naar Niedersachsen 8

- Hoofdstuk 2: Bund en Länder: grondwet,federalisme en Neugliederung 13

- Hoofdstuk 3: Oldenburg in Niedersachsen 26

- Hoofdstuk 4: Het lange debat om artikel 29 36

- Hoofdstuk 5: Volksentscheid, en dan? 47

- Conclusie 57

- Bijlagen 61

(4)

4

Inleiding

In oktober 1948 verschijnt in het liberale weekblad Der Spiegel een artikel over de Oldenburger Landesbund onder de titel Oldenburger Rosinen.1 Er wordt stilgestaan bij het verlangen van de Landesbund om Oldenburgs zelfstandigheid te herstellen. In het artikel vallen woorden als

engstirnigkeit, wachgekitzeltes oldenburgisches Nationalbewusstsein en Ressentiments.2 In januari 1975 bericht Der Spiegel nogmaals over Oldenburg. Ditmaal wordt het in Oldenburg en Schaumburg-Lippe plaatsvindende referendum over een hernieuwde zelfstandigheid behandeld. Er is een spotprent bij het artikel geplaatst met de titel “Und vielleicht gar als selbständige Länder in die UN? “. Bij een foto van het Oldenburgse stadsslot is het volgende onderschrift geplaatst: “mit Fürst und Flagge gegen die

Kreisreform.”3 In beide artikelen is niet alleen de wat negatieve en smalende toon opvallend. Wat ook opvalt, is dat er een tijdsspanne van bijna dertig jaar tussen beide artikelen ligt. Wat is hier aan de hand? In november 1946 werd in de Britse bezettingszone besloten om het bezette gebied te verdelen in drie deelstaten (Länder). Met de vorming van het Land Niedersachsen verliezen de voorheen zelfstandige regio’s Oldenburg, Schaumburg-Lippe en Braunschweig hun bestuurlijke

zelfstandigheid. In januari 1947 word in alle scholen van de stad Oldenburg een Gedenkstunde vanwege dit feit gehouden. De scholier Heiko van Dieken herinnert zich deze dag als volgt. “Durch Befehl der Miltärregierung verliert das Land Oldenburg seine Selbständigkeit. Unser Geschichtslehrer L. ist entsetzt. Aber nicht die Willkühr der englischen Besatzungsmacht, sondern die Gleichgültichkeit seiner Schüler macht ihn fassungslos. Ich melde mich und frage: Warum müssen wir in die Aula gehen? Mich interessiert das alles überhaupt nicht!”4

Uit dit citaat blijkt dat het verdwijnen van de bestuurlijke zelfstandigheid in de moeilijke jaren na de Tweede Wereldoorlog niet voor iedereen onderwerp van gesprek was. De betreffende geschiedenisleraar stond echter ook niet alleen in zijn opvatting. In 1948 werd de Oldenburger Landesbund opgericht door “Männern, die die Entwicklung mit aufmerksamer Sorge verfolgt hatten.”5 Door middel van publicaties met titels als Oldenburgs Schicksal in Niedersachsen en Oldenburg und Niedersachsen, Eine Abrechnung probeerde de Landesbund aandacht te krijgen voor de verloren zelfstandigheid van Oldenburg die naar hun mening ondemocratisch tot stand was gekomen en zou kunnen leiden tot een annexatie van de stad door de nieuwe

Landeshauptstadt Hannover. De pogingen waren in zeker opzicht succesvol. In 1956 werd een Volksbefragung doorgevoerd waarbij 13 procent van de stemgerechtigden zich

1

Oldenburger Rosinen in Der Spiegel 17.10.1948 , 8-9 aldaar 8

2

Ibidem

3

Was Napoleon respektierte in Der Spiegel 27-01-1975, 34-16 aldaar 34 en 35

4

Boetticher, A von (red.), Niedersachsen zwischen Kriegsende und Landesgründung (Hannover 2005) 102

5

(5)

5

(6)

6

Uitsprak voor herstel van het Land Oldenburg.6 Genoeg om een Volksentscheid over de bestuurlijke toekomst van de stad en het omliggende landelijke gebied af te dwingen. Dit referendum vond echter pas in 1975 plaats en hoewel 31 procent van de stemgerechtigden voor een herstel van het voormalige land stemden, waar 25 procent vereist waren, werd

herstel van de bestuurlijke zelfstandigheid door wetgeving en uitspraak van het grondwettelijke hof verhinderd.7

De Landesbund had met maar bestrevingen optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de grondwet van de in 1948 opgerichte Bondsrepubliek Duitsland haar bood. In de versie uit 1949 staat onder artikel 29 onderdeel 2 het volgende vermeld:

“In Gebietsteilen, die bei der Neubildung der Länder nach dem 8. Mai 1945 ohne Volksabstimmung ihre Landeszugehörigkeit geändert haben, kann binnen eines Jahres nach Inkrafttreten des Grundgesetzes durch Volksbegehren eine bestimmte Änderung der über die Landeszugehörigkeit getroffenen

Entscheidung gefordert werden. Das Volksbegehren bedarf der Zustimmung eines Zehntels der zu den Landtagen wahlberechtigten Bevölkerung. Kommt das Volksbegehren zustande, so hat die

Bundesregierung in den Gesetzentwurf über die Neugliederung eine Bestimmung über die Landeszugehörigkeit des Gebietsteiles aufzunehmen.”8

Dit grondwetsartikel is onderdeel van het artikel 29 van de Duitse grondwet die de mogelijkheden van een Neugliederung van de deelstaten beschrijft. Dit artikel houdt de mogelijkheid voor een territoriale hervorming van de deelstaten van Duitsland open, het grondwetsartikel wordt al sinds de invoering van de West-Duitse grondwet bediscussieerd en door de jaren heen is er een flinke stapel

overheidsrapporten over ontstaan.9 Het weekblad Der Spiegel sprak in 1964 zelfs van een probleem dat even oud was als de Bondsrepubliek. 10 Oldenburg was niet de enige regio die gebruik maakte van de grondwettelijke mogelijkheid die artikel 29 bood. In 1956 vonden zeven referenda plaats in

verschillende delen van de Bondsrepubliek.11 Grondwettelijk gezien had op al deze aanvragen een parlementair besluit moeten plaatsvinden.

Maar er speelt meer. De regio Oldenburg en verschillende andere regio’s hadden zich niet neergelegd bij het verlies van hun bestuurlijke zelfstandigheid. Is dit een vorm van regionalisme te noemen? In 2006 formuleert de politicoloog Wilfred Swenden volgende definitie van regionalisme:

6

Eckhart, A, Land und Verwaltunsbezirk Oldenburg vom Kriegsende bis in die fünfziger Jahre, in Eckhart, A (red.) , Oldenburg um 1950: Eine Nordwestdeutsche Region im ersten Nachkriegsjahrzent (Oldenburg 2000) 9-36 aldaar 15

7

Ibidem, 16

8

Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland.Vom 23.Mai 1949 (http://www.documentarchiv.de/brd.html) gezien 2.06.2011

9

Onder andere samengevat in: Neugliederung des Bundegsbietes. Bericht der Sachverständigenkommision für die Neugliederung der Länder. Herausgegeben im Auftrag des Bundesministeriums des Inneren (Köln 1973) 8

10

11

(7)

7

“Regionalism refers to a process which leads territorial subunits within or across existing sovereign states to increase their influence.”12

In 1999 stelt de Amerikaanse econoom Wilfred J Ethier dat het verzet tegen verdere integratie van Europa vanaf de jaren tachtig vergelijkbaar is met dergelijke regionalistische initiatieven in de jaren vijftig en zestig.13 In de theorievorming over regionalisme wordt vanaf de jaren tachtig gesproken over “old and new regionalism”. Volgens deze theorie werden de eerste twintig - dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog gekenmerkt door een oppervlakkige politieke integratie op het globale en regionale vlak.14 Ethier stelt dat de opkomende internationale integratie in deze periode de oude vorm van regionalisme verregaand beïnvloedde. Het oude regionalisme werd volgens hem gekenmerkt door: “a desire to substitute for insufficient multilateral liberalisation and/or to facilitate to hold aloof from what multilateral liberalization there was.”15 Vrijwel alle recente theorieën die zich vanaf de jaren tachtig bezighouden met regionalisme zien een verband tussen de toename van internationale integratie, het wegvallen van handelsbarrières en het opkomen van regionale bewegingen die hun invloed binnen het integratieproces willen versterken of buiten het proces van integratie willen blijven.

Er is ook een ander perspectief op regionalisme mogelijk. Historicus Eric Storm stelt in 2003 in navolging van constructivistische historici dat regionale identiteiten in de moderne tijd gecreëerd en soms zelfs gewoonweg uitgevonden werden.16 De Groninger hoogleraar Goffe Jensma stelde al in 1998 dat regionale identiteiten constructies zijn waarmee culturele elites binnen de regio hun positie veilig trachtten te legitimeren. Aan de hand van de situatie in Friesland in de negentiende eeuw stelt Jensma dat de verbeelding van de regionale identiteit vooral een machtsinstrument van de Friese burgerij is geweest.17 Erwin Karel trekt aan de hand van de situatie in Drenthe een vergelijkbare conclusie. Volgens Karel wordt regionale identiteit voortdurend gereconstrueerd waarbij steeds een scheidslijn wordt getrokken tussen “oeze volk” en de “vrömden”.18Het maken van een onderscheid tussen de regionale identiteit en de nationale identiteit is in de visie van Karel vooral een politiek instrument.

Beide perspectieven, de politiek-economische van onder andere Ethier en de meer cultuurhistorische van Storm, Jensma en Karel hebben één ding gemeen. Zij beschrijven het regionale bewustzijn als een bewustzijn dat zich ergens tegen afzet. Hetzij tegen politieke integratie, hetzij tegen de “ander”.

12

W.Swenden, Federalism and regionalism in Western-Europe. A comparative and thematic analysis. (Basingstoke 2006) 13

13

W.J. Ethier, The new regionalism in The economic journal 108 |(Juli 1998) 1149-1161 aldaar 1149

14

M.Burfisher, S.Robinson en K. Thierfelder, Regionalism Old and New. Theory and practice (Capri 2003)

15

W.J. Ethier, The new regionalism, 1150

16

E.Storm, Regionalism in history 1890-1945. The cultural Approach in European History Quarterly (Volume 33 Nr 2 april 2003) 251-267

17

G.Jensma, Het rode tasje van Salverda (Leeuwarden 1998) 55-56

18

(8)

8

In deze fase van het onderzoek kan wel al gesteld worden dat de regionale lobby in Oldenburg zich afzette tegen politieke processen die in Noord-Duitsland plaatsvonden. Tegen welke facetten van dit politieke proces zette de Oldenburger Landesbund zich af? Wie waren er bij de beslissing tot de creatie van de deelstaat Niedersachsen betrokken en werd en welke discussies werden door hen gevoerd? Daarnaast is het een interessante vraag hoe Oldenburg zich afzette. Werd er tijdens het ingezette proces een onderscheid gemaakt tussen een Oldenburg en Niedersachsen? Werden er verbeeldingen van de regio gebruikt in het debat om de positie van Oldenburg in Niedersachsen?

Om deze vragen te beantwoorden moet echter ook uitgegaan worden van een zuiver politieke

vraagstelling. Hoe verliep de integratie van Oldenburg in Niedersachsen en waarom duurde het zo lang tot er definitief gesteld werd dat Oldenburg bij Niedersachsen zou moeten blijven behoren? Er wordt stilgestaan bij het debat dat volgde na oprichting van de deelstaat Niedersachsen. In de grondwet van deze deelstaat werden een aantal Traditionsklausel opgenomen, grondwetsartikelen die bepaalden dat de nieuw opgerichte deelstaat rekening diende te houden met de gebieden die tot 1946 bestuurlijke zelfstandigheid hadden genoten. Waarom werden daarna toch bestrevingen voor herstel van de zelfstandigheid van Oldenburg doorgezet? Ook wordt de Neugliederungsdebatte op federaal niveau besproken. Welke plannen waren er op federaal niveau als het ging om een eventuele herindeling van de deelstaten en in hoeverre werd het initiatief vanuit Oldenburg hierin meegenomen? In 1975 werd uiteindelijk een succesvol referendum in Oldenburg gehouden. De federale overheid in Bonn en het grondwettelijk hof in Karlsruhe bepaalden echter dat Oldenburg onderdeel van het land Niedersachsen zou moeten blijven. Wat waren in dit oordeel de overwegingen?

Al deze vragen zullen beantwoord worden door de aanwezige bronnen te bestuderen. Het gaat dan om bronnen vanuit de politieke besluitvorming, de berichtgeving hierover in de regionale Nordwest-Zeitung in Oldenburg en opiniestukken daarin en de publicaties van de Oldenburger Landesbund.

De geschiedenis van de regionale lobby in Oldenburg is niet alleen relevant voor de geschiedenis van deze provinciestad zelf die nog steeds over een Landesmuseum en een Landesbibliothek beschikt. Zoals hierboven al vermeld is er volgens een aantal wetenschappers sprake van een “new regionalism”. Dit is ook in Europa merkbaar. In 2005 werd het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa door onder anderen Nederland via een referendum verworpen. De toekomst van de Europese Unie ligt in de huidige tijden van crisis grotendeels open. Europarlemtariër en oud-premier van België stelt dat een federale opbouw van de Unie de enige optie is om de toekomst van Europa als gemeenschap van staten te waarborgen.19 Dit proces wordt echter bemoeilijkt door grote bezwaren van de lidstaten tegen een overdracht van soevereiniteit naar Brussel. Hieruit blijkt dat een proces van verdere integratie reacties uit de landen en regio’s teweeg zal brengen. Wellicht kan de omgang van de Bondsrepubliek Duitsland met deze regionale reacties leerzaam zijn voor het huidige debat in Brussel en de Europese lidstaten.

19

(9)

9

Hoofdstuk 1: Van Oldenburg naar Niedersachsen.

Na de capitulatie van het Derde rijk lag Duitsland in puin. Van een Duitse regering was geen sprake meer. Het Duitse bestuur moest letterlijk van de grond af opnieuw opgebouwd worden. De enige nog functionerende bestuurslaag waar de bezetters op terug konden vallen waren de lokale gemeentes. Ook de Britten, onder wiens bezettingszone Oldenburg viel, bouwden de politieke structuren vanaf dit onderste bestuursniveau weer op.20 Op de conferentie van Potsdam hadden de geallieerden in juli 1945 besloten dat Duitsland op een “decentralisatie van de politieke structuur en een democratische opbouw vanuit plaatselijk zelfbestuur” zou worden aangestuurd. 21 Vrijwel onmiddellijk na de militaire inname van dorpen in de regio Oldenburg als Vechta en Wildeshausen werden burgemeesters benoemd die het dagelijks bestuur op zich namen. Niet lang daarna werden deze burgemeesters bijgestaan door

eveneens benoemde Vertrauensauschüsse die de burgemeesters in hun taak dienden te ondersteunen. Dit kon niet verhinderen dat een groot aantal van de lokale bestuurders niet opgewassen waren tegen alle taken die op hen afkwamen. De burgemeester van Wildeshausen legde zijn ambt na twee weken neer en zijn opvolger hield het amper zes maanden vol.22

Voor wat betreft het bestuur op regionaal niveau werd in eerste instantie teruggegrepen op de bestaande territoriale structuur. Op 16 mei 1945 werd Theodor Tantzen, die tussen 1919 en 1923 al president was geweest van de toenmalige Freistaat Oldenburg, door de Britten tot voorlopige minister-president van het Land Oldenburg benoemd. In 1946 kwam het Landesparlament met eveneens benoemde leden weer bijeen en kon Tantzen met drie door hem benoemde Minsterialdirektoren een voorlopige regering vormen die de grote materiele problemen van het naoorlogse Oldenburg moest meesteren. Hiermee leek de status van het land Oldenburg voor de toekomst zeker gesteld. Niets bleek echter minder waar.

Vanaf februari 1946 werd uit vertegenwoordigers van onder andere de nieuwe Landesregierungen en partijen een zogeheten Zonenbeirat samengesteld die voor de Britten als adviesorgaan aangaande bestuurlijke kwesties diende. Deze raad hield zich, door middel van een Sonderauschuss, ook bezig met de toekomstige bestuurlijke structuur in de Britse bezettingszone. De meningen hieromtrent liepen behoorlijk uiteen. Op de zevende zitting van de Beirat werden vijf verschillende ontwerpen besproken: “Es wurden fünf verschiedene Vorschläge zur Neugliederung unterbreitet. Dr. Schumacher schlägt einen Zusammenschluß der nach der Bildung von Nordrein-Westfalen verbliebene gesamte restlichen

Britischen Zone zu einem Zweiten Lande vor, während Hannover einen Plan zur Errichtung von drei

20

J.J Hesse en T.Ellwein, Das regierungssystem der Bundesrepublik Deutschland. Band 1: Text (Baden-Baden 2011) 76

21

Mitteilung von der Dreimächtekonferenz von Berlin (Potsdammer Abkommen) Vom 2. August 1945.

http://www.documentarchiv.de/brd.html gezien 7.7.2011

22

(10)

10

Ländern, nämlich Nordrhein-Westfalen, Niedersachsen und Schleswig-Holstein sowie die beiden Hansestädte Hamburg und Bremen entwickelte.”23

De minister-president van de eveneens opnieuw gevormde regio Hannover, Hinrich Wilhelm Kopf, was tijdens de bijeenkomsten de grootste voorvechter van de creatie van een regio Niedersachsen met als hoofdstad Hannover. De Britse bezettingsmacht had Kopf al een wijzing doen toekomen waarin gesteld werd dat Hannover diende te worden samengevoegd met Oldenburg en Braunschweig. In oktober 1946 volgde het bevel tot vorming van een gebiedsraad voor de regio Niedersachsen. Deze zou moeten functioneren als een coördinerende raad en was in de woorden van de chef van de provinciale militaire regering, brigadegeneraal Lingham, bedoeld om het bestuur in de bezettingszone effectiever vorm te geven. Eveneens benadrukte Lingham dat dit nog geen definitieve beslissing aangaande de toekomst van de regionale bestuursstructuur was.24 Theodor Tantzen diende in de Beirat dan ook alsnog een voorstel in betreffende de omvang van een nieuwe regio met Oldenburg als centraal punt:

“Oldenburg und Braunschweig schlagen fünf Länder vor und zwar Nordrhein-Westfalen, Hannover, Weser-Ems, Braunschweig und die genannten Hansestädte.”25

Terwijl de Beirat verschillende voorstellen formuleerde en bediscussieerde was het Kopf die een geheel uitgewerkt voorstel aan de Britse bezettingsmacht voorlegt. Kopf stelde in dit in het voorjaar van 1946 verschenen memorandum dat:

“Das deutsche Volk- besorgt um die Erhaltung der Einheit Deutschlands und gewillt, seinen Beitrag zum Neubau Europa’s und zur Friedlichen Zusammenarbeit der Völker zu leisten- erstrebt eine Grundlage seines politischen Lebens in einem gut ausgewogenen Bundesstaat.”26

Kopf stelt voor dat er vijf bestuurlijke regio’s in de Britse zone worden gevormd: de Länder Schleswig-Holstein, Niedersachsen en Nordrein-Westfalen en de vrije steden Hamburg en Bremen. Over eventuele bezwaren van regio’s is Kopf kort:

“Die Unterzeichner des Vorschlags sind überzeugt, daß seine Grundsätze den berechtigten Interessen aller Bevölkerungsteile Rechnung tragen. Alle weitergehenden Sonderwünsche und Rücksichten, seien sie auch Traditionsgemäßig begründet, müssen zurücktreten.”27

In het memorandum van Kopf werd wel een optie opengelaten: over het creeëren van eventuele bestuurslagen tussen gemeente en Land in kan ieder gevormd Land zelf beslissen.28 Kopfs motivatie voor deze oplossing lijkt op het eerste gezicht vooral met het oog op efficiëntie en uitgewogenheid van bestuur en politiek te zijn getroffen. In de eerste alinea is direct sprake van een “uitgewogen

23

Zonenbeirat und Länderreform, in Nordwest Zeitung Oldenburger Ausgabe 02-10-1946

24

Ibidem, 14

25

Zonenbeirat und Länderreform

26

Gutachten Kopf. Vom 09.06.1946. Organische Neugliederung der Britischen Zone: Drei Länder- und zwei Stadstaaten in J.Borchers (e.a) Die Gründung des Landes Niedersachsens. Darstellung und Quellen (Hannover 2004) 40

27

Ibidem

28

(11)

11

bondsstaat”. Men kan zich echter afvragen of Kopfs standplaats Hannover ook een rol heeft gespeeld. Historicus Dieter von Refken stelt in 2001 dat de goedopgeleide burgers van Hannover en Braunschweig in de negentiende eeuw al dragers waren van een beginnend Niedersachsen-Bewußtsein.29 In de negentiende eeuw kwam dit overkoepelende regionale bewustzijn vooral voort uit een romantische Volksgeistgedanke die stelde dat alle inwoners van Noordwest-Duitsland dezelfde karaktertrekken zouden delen. De aanhangers van de Niedersachsenbewegung, verenigd in verschillende

Heimatkundliche Vereine, waren volgens Refken vooral ambtenaren en politici waardoor de beweging invloed kon uitoefenen op de politiek in de dan nog verschillende regio’s. De provinciale landdag van Hannover gaf de in deze stad werkzame aardrijkskundige Kurt Brüning in 1925 opdracht om een memorandum op te stellen aangaande de mogelijkheden voor een overkoepelende regio

Niedersachsen. In de in 1929 verschenen verhandeling Niedersachsen im Rahmen der Neugliederung des Reichs stelde Brüning dat de versplintering van Noord-West Duitsland bijzonder nadelige gevolgen moest hebben voor de economie en het bestuur van de regio.30 Om een aaneensluiting van alle regio’s te rechtvaardigen werd in het memorandum een keur aan gemeenschappelijk tradities en kenmerken opgesomd, waarin ook noties van rassengelijkheid werden aangehaald.31 Tijdens de

nationaalsocialistische Gleichschaltung werd de discussie en zelfs het gebruik van de term

Niedersachsen verboden.32 Er wordt aangenomen dat Hinrich Wilhelm Kopf zich in zijn memorandum in sommige opzichten wel heeft laten inspireren door het memorandum van Brüning.33

Theodor Tantzen stelde in 1946 eveneens een memorandum op waarin hij op zijn plaats pleitte voor een kleinere omvang van de bestuurlijke regio’s. Aangaande de samenvoeging van de gebieden

Nordrheinland en Westfalen tot één regio Nordrhein-Westfalen stelt Tantzen:

“Vom staatsrechtlichen oder Verwaltungsmäßigen Standpunkt gibt es keine durchschlagende Begründung für die Bildung eines solchen Verwaltungsraumes. Die Schwierigkeiten bei der Schaffung einer brauchbaren Verwaltungsorganisation werden so groß sein , daß nach Wegfall der für den Zusammenschluß z.Z bestehenden Gründe dieses Gebiet sich in Mittelgroßen Ländern auflösen wird.”34 Volgens Tantzen was het de beste optie om Duitsland in middelgrote regio’s te verdelen daar dit de beste mogelijkheden bied voor een effectief regionaal bestuur en dit de door de geallieerden als onwenselijke geziene centraliseringstendenzen zou kunnen tegenhouden.35 Tantzen raadt de vorming

29

D von Refken, Das Land als ganzes. Integration durch Heimatpolitik und Landesgeschichte in Niedersachsen nach 1945 in H.Knoch, Das erbe der Provinz: Heimatkultur und Geschichtspolitik nach 1945 (Göttingen 2001) 99-116 aldaar 100 30 Ibidem 31 Ibidem 32 Ibidem 33

Onder andere gesteld door Annette von Boetticher in Niedersachsen. Zwischen Kriegsende und Landesgründung, 14

34

Gutachten Tantzen (o.D) und Zusatzgutachten Kubel (7.9.1946) in J.Borchers (e.a) Die Gründung des Landes Niedersachsens. Darstellung und Quellen, 61

35

(12)

12

van vier regio’s aan: Hannover, Schleswig-Holstein, Braunschweig en Weser-Ems (waar Oldenburg een onderdeel van zou zijn).36

Zowel Kopf en Tantzen onderbouwden hun voorstellen vooral met het argument dat binnen hun model een effectief bestuur kan worden vormgegeven. Traditie lijkt op het eerste gezicht geen punt van overweging te zijn. Dat kan er aan liggen dat beide voorstellen vooral gericht zijn aan de Britse bezettingsmacht, die uiteindelijk het laatste woord zouden hebben. De Britse bezetter verkiest uiteindelijk het voorstel van Kopf:

“Zur Neuorganisation der Zone hätten drei Vorschläge vorgelegen von denen nach Britischer Ansicht die von Minister-Präsident Kopf vorgeschlagene Lösung für eine befriedigende Verwaltung biete.”37

Het door Kurt Schumacher in de Beirat geformuleerde voorstel van twee regio’s werd evenals het voorstel van Tantzen als te ineffectief voor het bestuur gezien:

“Dr Schumacher (…) wurde nach seiner Ansicht zu gross. Andererseits würde die Bildung vieler kleiner Länder sich dahin auswirken das der Zweck einer erfolgreichen Dezentralisierung der

Regierungsgewalten verfehlt werde.”38

Uit de verklaring van de Britten blijkt dat effectief bestuur en een succesvolle decentralisering van Duitsland de doorslag hebben gegeven in de beslissing om voor de tussenoplossing van Kopf met drie bestuurlijke regio’s te kiezen. Plaatsvervangend militair gouverneur Brian H.Robertson geeft in oktober 1946 echter aan zich bewust te zijn van gevoeligheden i:

“…und in gleicher weise es wünschenswert empfinden, soweit wie möglich das Eigenleben altüberkommener Teile des Staatlichen Aufbaues, wie Braunschweig und Oldenburg aufrecht zu erhalten.”39

Op 1 november 1946 was het echter definitief: met de Britse verordening no 55 werd het Bondsland Niedersachsen in het leven geroepen. Het voorstel van Tantzen had het niet gered. Tegenover zijn ambtenaren en kantoorpersoneel verklaarde hij dat hij de beslissing niet zonder een gevoel van verdriet tegemoet had genomen maar dat hij er ook van overtuigd was dat:

“Auch nach der Vereinigung der drei Länder der selbständige Charakter dieses Teiles, soweit die Einheit es zulassen würde, aufrecht erhalten bleibe.”40

36

Gutachten Tantzen (o.D) und Zusatzgutachten Kubel (7.9.1946) in J.Borchers (e.a) Die Gründung des Landes Niedersachsens. Darstellung und Quellen, 61

37

Niedersachsen Drittes Land der Zone in Nordwest Zeitung Oldenburger Ausgabe 25.10.1946

38

Ibidem

39

Rede des stellvertretenden Militärgouverneurs Sir Brian H.Robertson, im Zonenbeirat in Hamburg am 26. Oktober 1946 ,in in J.Borchers (e.a) Die Gründung des Landes Niedersachsens. Darstellung und Quellen, 62

40

(13)

13

Op 29 oktober 1946 word de vorming van de regio Niedersachsen in de regionale kranten verkondigd. De regionale krant van Oldenburg, de NordwestZeitung ,spreekt van een Natürliche

Zusammengehörigkeit en Stammesverwandschaft. 41 Op 5 november 1946 komt het Landesparlament van Oldenburg voor het laatst bijeen. Theodor Tantzen geeft het gevoel van de Landtag in zijn laatste toespraak weer: “Der Oldenburger gibt etwas auf, und er weiß nicht was er dafür wiederbekommt.”42 Wat Oldenburg terug zou krijgen voor het opgeven van zijn regionale status zou onderwerp van discussie worden in de Landespolitik en de lobby van de Landesbund. Maar dat is het onderwerp van een volgend hoofdstuk.

Afbeelding 2: De Länder in de Bondsrepubliek Duitsland in 1949 (http://www.ieg-maps.uni-mainz.de)

41

Das neue Land Niedersachsen in Nordwest Zeitung Oldenburger Ausgabe 29.10.1946

42

(14)

14

Hoofdstuk 2: Neugliederung: de wording van een grondwetsartikel

De Länder waren er eerder dan de Bundesrepublik. De Duitse politicoloog Gerhard Lehmbruch stelt dat de Länder, die nu in alle bezettingszones waren gecreëerd, een organisatorische voorsprong hadden in de discussie over de staatkundige toekomst van Duitsland.43 Hierin zou uitgewerkt moeten worden wat de relatie tussen de Länder en een nationale regering zou zijn. Er kan dan ook gesteld worden dat de Länder in deze discussie een voorsprong hadden. Ook de Länder konden echter niet voorbijgaan aan de plannen die bij de bezettingsmachten langzaam tot rijping kwamen. De staatkundige toekomst van Duitsland lag in 1946 nog goeddeels open. De vorm die het Duitse bestuur zou krijgen zou ook de positie van het voormalige Land Oldenburg voor een groot deel bepalen. Daarnaast werd in de debatten om de toekomst van Duitsland ook stilgestaan bij de grenzen van de Länder. De grenzen zoals zij er in 1946 lagen waren vooral gecreëerd om de geallieerde bezettingszones van een efficiënt bestuur te voorzien. Of deze grenzen definitief zouden zijn stond nog ter discussie. Vooreerst waren de westelijke

geallieerden echter nog bezig met de vraag welke toekomst Duitsland staatkundig zou moeten hebben. De Westelijke bezettingsmachten hadden aanvankelijk verschillende gedachten over de staatkundige toekomst van Duitsland. Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hadden zich op de conferentie van Potsdam in juli 1945 gezamenlijk uitgesproken voor een decentralisatie van het Duitse bestuur. Al voor deze conferentie liepen de toekomstplannen voor Duitsland echter uiteen. De

eensgezindheid in Potsdam zou schijn blijken. Frankrijk voelde zich niet gebonden aan de conferentie. Charles de Gaulle sprak zich als leider van de Franse voorlopige regering uit voor een Duitse statenbond waarin de regio’s vergaande bevoegdheden zouden krijgen, behoudens enkele grondwettelijk

vastgelegde bevoegdheden voor de centrale regering. 44 In de Verenigde Staten had de Amerikaanse jurist Henry Morgenthau in opdracht van president Roosevelt een plan opgesteld waarin Duitsland in een Zuidelijke en een Noordelijke autonome staat zou moeten worden verdeeld. De Noordelijke staat zou daarbij moeten bestaan uit: “a large part of the old state of Prussia, Saxony, Thuringia and several smaller states.”45 De achttien Länder in deze twee autonome staten zouden in de ogen van Morgenthau elk een eigen state government moeten hebben die in een los federaal verband met elkaar zouden staan.46 In Groot-Brittannië was een plan uitgewerkt waarin Duitsland in twaalf onafhankelijke staten zou worden verdeeld. De Amerikaanse politiek besefte echter ook dat voor een wederopbouw van de Duitse economie een nationale coördinatie nodig was die verder zou rijken dan de grenzen van de bezettingszones. De Britse politici namen gaandeweg een vergelijkbaar standpunt in. De Britse minister van buitenlandse zaken Ernest Bevin stelde in 1946 dat Duitsland zich noch aan het extreem van een losse statenbond van autonome staten noch aan het extreem van een sterke eenheidsstaat moest oriënteren. 47 Al snel zou echter blijken dat de plannen niet op het gehele Duitse gebied van toepassing zouden kunnen zijn. Terwijl de zoneregeringen van de Britten en Amerikanen toenemend gingen samenwerken en vanaf 1946 centrale organen op het gebied van onder andere economische

43

G.Lehmbruch, Parteienwettbewerb im Bundesstaat,(Stuttgart 1976) 72

44

H Laufer en U Munch, Das föderative System der Bundesrepublik Deutschland (Opladen 2003) 71

45

H.Morgenthau, Germany is our problem (London/New York 1945) 2

46

Ibidem, 3

47

(15)

15

ontwikkeling en voedselvoorziening werden opgericht waarbij representanten van de Länder in deze besluitvorming waren betrokken hielden Frankrijk en de Sowjet-Unie zich afzijdig van deze ontwikkeling. Op de regelmatig plaatsvindende conferenties van de ministers van buitenlandse zaken ontwikkelden de verschillende visies over de toekomst van Duitsland zich meer en meer tot een conflict tussen de

verschillende bezettingsmachten.

De Amerikanen drongen op de conferentie van Parijs, die plaatshad tussen 15 april tot en 12 juli 1946, aan op een geleidelijke unificatie van de bezettingszones. De onderhandelingen hierover met de Sowjet-Unie bleven echter zonder resultaat. De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken James Byrnes nodigt hierop de overige drie bezettingsmachten uit om de drie zones tot een economische eenheid om te vormen. In een rede in Stuttgart stelt Byrnes dat:

“The Potsdam Agreement wisely provided that administration of the affairs of Germany should be directed toward decentralization of the political structure and the development of local responsibility. This was not intended to prevent progress toward a central government with the powers necessary to deal with matters which would be dealt with on a nation-wide basis. But it was intended to prevent establishment of a strong central government dominating the German people instead of being responsible to their democratic will.”48

De Britten namen als enige bezettingsmacht de uitnodiging aan. Per 1 januari 1947 was de Bizon, bestaande uit de Britse en Amerikaanse zones een feit. In het verdrag dat de ministers van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië sloten werd benadrukt dat het samengaan van de zones enkel bedoeld was om de bezettingskosten te verminderen en de Duitse economie

self-sustainable te maken.49 Om de overige twee bezettingsmachten niet af te schrikken hield men zich ver van uitspraken over een politieke toekomst van het Westelijke Duitsland. 50 In de samengevoegde zones werd ook werk gemaakt van de eveneens beoogde decentralisering. De vijf administratieve organen, waarin vertegenwoordigers van de Länder de economische coördinatie moesten vormgeven, werden over het hele gebied verspreid waardoor van Minden tot Frankfurt Am Main bestuurlijke organen hun standplaats hadden.51 Dit maakte het voeren van een gezamenlijk beleid lastig. De vijf administratieve organen adviseerden, de geallieerden besloten en de Länder moesten het vastgestelde beleid uitvoeren. Dit was geen simpele constructie. Dat de bevoegdheden van de Länder in de Amerikaanse en de Britse zone verschillend waren vormgegeven maakte het er niet simpeler op. In de Amerikaanse zone hadden de Länder al vergaande bestuurlijke bevoegdheden ontvangen en had de Länderrat, waarin politici uit de betreffende Länder vertegenwoordigd waren, zich tot een politiek orgaan kunnen ontwikkelen dat onder toezicht eigen beslissingen kon nemen. In de Britse zone stonden de regeringen van de Länder

48

J.F Byrnes, Speech in Stuttgart. September 6. 1946 , te vinden op de website van het Deutsch-Amerikanisches Zentrum. James.F. Byrnes Institut E.V (http://www.daz.org/enByrnes-Rede.html) gezien 22.08.2011

49

Joint Statement by James.F.Byrnes and Ernest Bevin (3.12.1946) (te vinden op de website van European Navigator

http://www.cvce.eu/viewer/-/content/7a3e063d-f7e5-41f4-a84d-982872530f37/en;jsessionid=4FAA58DC610B3F04AF4769546AE8530D) gezien 28-08-2011

50

Memorandum of Agreement between the United States and the United Kingdom (http://www.verfassungen.de/de/de45-49/bizone-i.htm) gezien 22-08-2011

51

(16)

16

nog onder toezicht van de bezettingsmacht en de overkoepelende Zonenbeirat had alleen een

adviserende functie. 52 Het samengaan van de Amerikaanse en Britse bezettingszone leidde dan ook niet tot een verbetering van de economische situatie. De Amerikaanse militair-gouverneur Lucius Clay realiseerde zich dat er een boven de verschillende besturen staand overkoepelend orgaan nodig was om het beleid in de Bizone te coördineren.

Vanaf de conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken in Moskou stapten de Britten en

Amerikanen van het idee dat de Bizone alleen een administratieve fusie was geweest af. In de lente van 1947 was het op deze conferentie tot een breuk tussen de Amerikanen en de Sowjets gekomen. De verschillende ideeën rondom de staatkundige toekomst was één van de onderwerpen die tot

wederzijdse irritaties leidde. George C Marshall, die James F Byrnes in 1947 opvolgde als Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, omschreef het als volgt:

The Soviet Union appears to favor a strong central government. The United States and United Kingdom are opposed to such a government' because they think it could be too readily converted to the

domination of a regime similar to the Nazis. They favor a central government of carefully limited powers, all other powers being reserved to the states, or lander as they are called in Germany. The French are willing to agree only to very limited responsibilities for the central government. They fear a repetition of the seizure of power over the whole of Germany carried out by the Hitler regime in 1933.53

Na de breuk met de Sowjet-Unie besloten de Amerikanen en de Britten de Bizone tot een gezamenlijk economisch gebied om te vormen. In een verdrag tussen de Britse en Amerikaanse bezettingsmacht werd de Bizone hervormd tot een slagvaardiger politiek orgaan. De parlementen in de Länder zouden volgens dit verdrag leden van een economic council moeten kiezen die de economische wederopbouw van het Bizonegebied zou gaan coördineren. Daarnaast zouden de regeringen van elk Land een

vertegenwoordiger moeten benoemen om plaats te nemen in de executive council, die wetgeving voor het economic council zou moeten voorbereiden. Dit alles met inachtname van de noodzakelijk geachte decentralisatie.54 In juni 1947 kozen de Landtage de Wirtschaftsrat die met 52 leden als een soort parlement moest functioneren. Historicus Wolfgang Benz stelt dat de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) hiermee haar Vorform had gevonden.55

Tot nu toe hebben de Länder een prominente rol gespeeld in het vormgeven van de Bizone. De Länder waren echter net meer de enige politieke kracht die zich met de toekomst van West-Duitsland zou bezighouden. In 1946 hadden de geallieerden weer politieke partijen toegestaan en de

52

Ibidem, 84

53

Fourth meeting of the council of foreign Ministers, Moscow March 10 to April 24, 1947. Report by Secretary Marshall, April 28. 1947 ( op de website van de Yale law school

http://avalon.law.yale.edu/20th_century/decade23.asp) gezien 23-08-2011

54

Abkommen über Neugestaltung der Zweizonalen Wirtschaftsstellen. 10. Juni 1947 (http://www.verfassungen.de/de/de45-49/bizone-i.htm) gezien 19-08-2011

55

(17)

17

vertegenwoordigers van deze ook bovenregionaal georganiseerde partijen probeerden hun ideeën toenemend onder de aandacht te brengen. Voorlopig waren de vertegenwoordigers van de regionale Länder echter nog aan zet. De president van Beieren, Hans Ehard, nodigt de minister-presidenten van alle Länder uit om in gezamenlijk overleg voorstellen aan de geallieerde bezetters te formuleren die de economische en sociale problemen in Duitsland moesten helpen verbeteren. Beieren had een sterke identiteit en was het enige Land dat in zijn historische omvang behouden was gebleven. Ehard was vanuit de Beierse traditie een overtuigd voorstander van een federale toekomst van

Duitsland. Ehard hoopte dan ook dat de conferentie van de minister-presidenten politieke stellingnames zou voortbrengen.56 De minister-presidenten van de Länder uit de Franse zone kregen echter de

instructie mee dat zij zich alleen mochten buigen over economische kwesties en geen politieke zaken zouden bespreken. Het uitblijven van politieke discussie was voor de minister-presidenten uit de Sowjet-zone echter aanleiding om na het afgeven van een verklaring de conferentie weer te verlaten.57 Deze confrontatie zou de overeenkomst domineren. Een echte discussie over de staatkundige toekomst van Duitsland en de rol van de Länder hierin zou niet meer gevoerd worden. Deze discussie vond intussen echter wel plaats binnen de nieuw opgerichte politieke partijen in de Westelijke bezettingszones. Politici van de christelijke partijen CSU en CDU kwamen sinds 1947 samen in de Ellwanger

Freundeskreis.58 In dit overlegorgaan kwamen leden van de betreffende partijen waaronder Hans Ehard samen om de fundamenten van een toekomstig staatsbestel te bespreken. Er werden verschillende pogingen ondernomen om een voorstel voor een Duitse grondwet te ontwerpen.59 De leden van de Freundeskreis waren het erover eens dat Duitsland een federaal staatsbestel zou moeten krijgen. De details, zoals de samenstelling van de Bundesrat, stonden echter ter discussie. Niet iedereen binnen het kamp van de christelijke CDU/CSU was echter voorstander van een federaal staatsbestel. Jakob Kaiser stelde in 1946 dat:

“Die Veranlassung zur Diskussion der innerstaatlichen Gestaltung Deutschlands, die in oft peinlicher Weise zwischen den beiden Polen Separatismus und Zentralisierung in allen Schattierungen und Nuancierungen hin- und her wegt, liegt nicht bei uns Deutschen allein. Aber die Entwicklung darf nicht dahin führen daß in Deutschland (…) ein Zustand der Auflockerung entsteht wobei jeder gegen jeder arbeitet.(…) Oder sollte es so sein daß man zuviel auf separatistische und partikularistische Kräfte in Deutschland hört? Das währe kein guter Weg für Deutschland.”60

Hoewel de uit Oost-Duitsland afkomstige Kaiser in zijn rede verder aangeeft geen man van het

federalisme te zijn en ook in een eenheidsstaat mogelijkheden ziet die de Länder een eigen ontwikkeling kunnen garanderen legt hij zich toch neer bij de toestanden en wetgevingen die nu in het land heersen

56

W.Benz, Ost-Westkonflikt und deutsche Teilung.

57

W.Benz, Die Gründung der Bundesrepublik, 65

58

G Buchstab, Ellwanger Kreis, in: Historisches Lexikon Bayerns, URL: < http://www.historisches-lexikon-bayerns.de/artikel/artikel_45999> (16.08.2011)

59

Verfassungsvorstellungen der CDU und CSU in K.G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2. Der Verfassungskonvent auf Herrenchiemsee (Boppard am Rhein 1981) XL-XLIX aldaar XLIII

60

(18)

18

en een federalisme bijna noodzakelijk maken. Bij een federale toekomst moet men zich volgens Kaiser echter bewust zijn van het gevaar dat er staten in de staat kunnen worden gevormd.61

Tegengeluiden als die van Kaiser kon de overwegend door Zuidwest-Duitse politici gedomineerde CDU en CSU echter niet van haar federale koers afbrengen. Konrad Adenauer stelde, eveneens in 1946, dat: “Wir wollen das die einzelnen Länder der Besatzungszonen weitgehend eigene Verantwortung tragen auf allen Gebieten, in denen eine Zentrale Verwaltung (…) nicht nötig ist. Das ganze Deutschland soll möglichst dezentralisiert sein.”62

Het blok CDU/CSU zou zich voor het federalisme uit blijven spreken. Binnen de sociaaldemocratische partij (SPD) nam de discussie een andere vorm aan. Onder leiding van partijleider Kurt Schumacher werd gestreefd naar een grondwet die een meer centraal opgebouwde staat zou moeten vormgeven

waarbinnen de Länder minder bevoegdheden als de centrale overheid zou hebben.63 Dit idee was voornamelijk ingegeven door de economische en sociale problemen die het naoorlogse Duitsland kende. De sociaaldemocraten meenden deze problemen alleen door actieve overheidsbemoeienis vanuit een centrale overheid te kunnen meesteren. Walter Menzel, een van de leidende grondwetsdeskundigen van de SPD, stelt het in 1947 als volgt:

“Es sollte daher, sowie bei der Wirtschaftspolitik sowie auch bei der Finanzpolitik, unstreitig sein, daß beide nur eine Aufgabe der künftigen Gesamtpolitik sein können und daß niemals die einzelnen Länder als Träger ausersehen werden dürfen, denn das Reich darf nicht auf die Brosamen angewiesen sein die den Ländern von den Tisch fallen.”64

Ook in de SPD bevonden zich echter politici die een afwijkende mening hadden. Op bestreven van Carlo Schmidt, voorzitter van de SPD in het Land Württemberg-Hohenzollern, werden de voornamelijk door Walter Menzel uitgewerkte grondwetsontwerpen richting een “gezonde decentralisatie” aangepast.65 De SPD bewoog zich in de discussies naar een gematigd federalisme waarin ruimte zou moeten zijn voor centrale bemoeienis op sociaaleconomisch terrein. Waar de CDU/CSU duidelijk aan de federale kant stond en de SPD zich tot gematigd federalistisch ontwikkelde vertegenwoordigden de liberalen aanvankelijk in meerderheid de kant van de duidelijke eenheidsstaat:

61

Ibidem

62

Rede von Konrad Adenauer 24-03-1946 in R.Buchhardt und W.Baumgart (Hsg.) Quellen zum politischen denken der Deutschen im 19. Und 20. Jahrhundert. Band 10. Nachkriegsdeutschland 1945-1949 (Darmstadt 1990) 146

63

Verfassungsvorstellungen der SPD in K.G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2. Der Verfassungskonvent auf Herrenchiemsee (Boppard am Rhein 1981) XXXV-XL aldaar XXXV

64

Zonenbeirat Britische Zone 1.10.1947 in Akten zur Vorgeschichte der Bundesrepublik Deutschland 1945-1949. Band 4. (München 1989) 855

65

(19)

19

“Die Freie Demokratische Partei steht rückhaltlos auf dem Boden der Reichseinheit. Das zukünftige deutsche Reich soll alleiniger Träger der Souveränität sein, die Länder sind Glieder des Reiches ohne Staatsgepräge.”66

De liberalen waren in de naoorlogse jaren echter een partij waarbinnen zeer verschillende opvattingen de ronde deden. In Zuid-Duitsland hadden ook de liberale politici meer federale ideeën terwijl in het Noorden eerder rechts-conservatieve eenheidspolitici onder de liberalen te vinden waren.67 Na discussies tussen deze twee kampen kwam het in 1948 tot een compromis aangaande de staatkundige toekomst van Duitsland:

“Das künftige Deutschland wird ein Bundesstaat sein, weniger aus unserem eigenen Willen heraus als durch den Zwang der Verhältnisse. Wir können einen Deutschen Staat nicht aufbauen gegen

Widerspruch eines der grössten deutschen Länder, das dazu- das muß man ihm zugute halten- im Kreis dieser Länder heute das einzige in seinem historischen Bestand belassene ist. Das ist der innenpolitische Tatbestand und bedeutet die Notwendigkeit, eine staatliche Form zu finden, in die auch Bayern sich freiwillig und ohne Zwang einfügt.”68

Het partijenlandschap was in de naoorlogse jaren veelkleuriger dan zij tegenwoordig is. Het

bovenstaande overzicht is dan ook niet volledig. Wel geeft het een indruk van de discussies binnen de politieke partijen die in de latere geschiedenis van Duitsland een grote rol zouden spelen. Een politiek podium van nationale proporties hadden deze politieke partijen in 1948 echter nog niet. Synchroon met de Duitse politieke partijen ging de discussie ook bij de geallieerden verder.

Het mislukken van het overleg met de vertegenwoordigers van Frankrijk en de Sowjet-Unie had bij de Amerikaanse en Britse politici de bereidheid tot het creëren van een West-Duitse staat vergroot. Men was Frankrijk in een aantal voor hen gevoelige kwesties tegemoetgekomen. Het Saarland zou voorlopig aan Frankrijk worden toegewezen en het industriële Ruhrgebied zou onder internationale controle komen te staan. Frankrijk was hierna bereid zich bij de plannen voor een West-Duitse staat aan te sluiten. In de eerste helft van 1948 vond in London de zogenoemde Sechsmächtekonferenz plaats. Frankrijk en de Benelux staten worden door de Verenigde Staten en Groot Brittannië overtuigd van de noodzaak van een West-Duitse staat. Na lang overleg wist men tot een unaniem standpunt aangaande de toekomst van Duitsland te komen. In de aan het einde van de conferentie afgegeven verklaring heette het dat de heroprichting van een centraal rijk niet toegestaan zou worden maar dat een federale regeringsvorm moest worden gecreëerd die de rechten van de individuele staten moest beschermen maar tegelijkertijd in een gepast centraal bestuur zou moeten voorzien.69

66

Programmatische Leitsätze der FDP in der Britischen Zone 1946. 4-02-1946 in P.Juling, Programmatische Entwicklung der FDP 1946-1969. Einführung und Dokumente. (Gliesenheim 1977) 70

67

P.Juling, Programmatische Entwicklung der FDP, 25

68

Verfassungsvorstellungen der Liberalen in K.G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2. Der Verfassungskonvent auf Herrenchiemsee (Boppard am Rhein 1981) XLIX-LII aldaar LI

69

(20)

20

Deze slotverklaring zou bepalend zijn voor de toekomst van de West-Duitse staat. Op 1 juli 1948 overhandigden de drie militaire-gouverneurs de strekking van deze verklaring aan de minister-presidenten van de Länder en gaven hen hiermee de opdracht een West-Duitse grondwet voor te bereiden.70 De eisen die de westelijke staten aan een toekomstige Duitse staat stelden werden in de vorm van de Frankfurter Dokumente aan de regeringschefs van de Länder overhandigd. In de introductie op de documenten heette het:

“Die Verfassunggebende Versammlung wird eine demokratische Verfassung ausarbeiten, die für die beteiligten Länder eine Regierungsform des föderalistischen Typs schafft, die am besten geeignet ist, die gegenwärtig zerrissene deutsche Einheit schließlich wieder herzustellen, und die Rechte der beteiligten Länder schützt, eine angemessene Zentral-Instanz schafft und die Garantien der individuellen Rechte und Freiheiten enthält.”71

In de documenten werd eveneens een bezettingsstatuut aangeboden waarin de geallieerden onder andere stelden dat zij voorlopig nog de buitenlandse betrekkingen van Duitsland zouden waarnemen en iedere grondwetswijziging door de militaire gouverneurs van de bezettingsmachten zou moeten worden goedgekeurd. Naast deze meer algemene bepalingen werd in het zogeheten tweede Frankfurter

Dokument een meer specifieke eis aan de minister-presidenten gesteld:

“Die Ministerpräsidenten sind ersucht, die Grenzen der einzelnen Länder zu überprüfen, um zu bestimmen, welche Änderungen sie etwa vorzuschlagen wünschen. Solche Änderungen sollten den überlieferten Formen Rechnung tragen und möglichst die Schaffung von Ländern vermeiden, die im Vergleich mit anderen Ländern zu groß oder zu klein sind.”72

De minister-presidenten van de Länder confereerden van 8 tot 10 juli 1948 op de Rittersturz bij Koblenz over de Frankfurter Dokumente. Tegen de verwachting van de geallieerden in formuleerden zij op deze conferentie enkele bezwaren tegen de eisen die de geallieerden aan hen hadden gesteld. De

vertegenwoordigers van de Länder beklemtoonden dat benadrukt zou moeten worden dat een eventuele grondwet alleen provisorisch zou zijn. Een al te definitieve formulering zou de scheiding tussen Oost-en West-Duitsland onomkeerbaar kunnen maken.73 Ook wezen de minister-presidenten op de tegenspraak tussen een opdracht een grondwet te ontwerpen en een bezettingsstatuut. Ook de opdracht om een revisie van de grenzen van de Länder te ondernemen stuitte op bezwaren. De kwestie was ingewikkeld. Niet alleen Niedersachsen was een enigszins kunstmatige constructie. Ook een aantal andere Länder kampten met de samenstelling van hun grenzen. Zo was het Land Rheinland-Pfalz door de Franse bezettingsmacht vrijwel uit het niets gecreëerd uit delen van Pruisen, Beieren en Hessen.74 Er rouleerden dan ook al vele hervormingsvoorstellen betreffende de grenzen van de Länder in pers en

70

W.Benz, Die Gründung der Bundesrepublik, 98

71

Frankfurter Dokumente.(http://www.documentarchiv.de/brd/frftdok.html) gezien 22.07.2011.

72

Ibidem

73

W.Benz, Die Gründung der Bundesrepublik, 101

74

(21)

21

opinie.75 De minister-presidenten stelden in hun antwoord aan de geallieerden dat een revisie van de grenzen noodzakelijk was maar dat deze revisie pas kon plaatsvinden als er “Organe demokratisch parlamentarischen Charakters” waren geschapen.76 De bemoeienis van de parlementaire raad die de grondwet zou moeten uitwerken zou de discussie om de grenstrekkingen volgens de deelnemers aan de conferentie uit de Kirchturmperspektive halen. 77 Een oplossing op korte termijn zou daarom niet mogelijk zijn.

De geallieerden reageerden verdeeld op de aanmerkingen van de minister-presidenten. Lucius Clay schijnt woedend te hebben gereageerd op de kritiek van Duitse zijde.78 Generaal Koenig stelde vanuit Franse zijde dat een nieuwe conferentie tussen de regeringsleiders noodzakelijk was. Generaal Robertson stelde namens de Britten echter dat er volgens hen naar een compromis met de Duitse minister-presidenten kon worden gezocht.79 Er volgen verschillende gespreksrondes tussen de

geallieerden en de minister-presidenten. Uiteindelijk komt het op 20 juli 1948 tot een compromis tussen de minister-presidenten en de geallieerden. Voor wat betreft het door de minister-presidenten

gewenste provisorische karakter van de West-Duitse staat deden de geallieerden concessies. Zij gingen akkoord met de term Grundgesetz wat minder definitief klonk als Verfassung. Voor wat betreft de revisie van de grenzen van de Länder eisten de geallieerden dat zij geïnformeerd zouden worden zodra er een voorstel was geformuleerd.80 Hiermee was de weg vrij voor Duitse beraadslagingen over aard en karakter van een West-Duitse grondwet.

In de beraadslagingen was men overeengekomen dat de grondwet door een parlementaire raad zou worden ontworpen. De Länder zouden voor iedere 750.000 inwoners een vertegenwoordiger naar deze raad mogen sturen.81 Er was echter ook besloten dat ambtenaren en deskundigen uit de Länder voor samenkomst van deze parlementaire raad zouden samenkomen. Zij zouden in gezamenlijke conferentie de werkzaamheden van de parlementaire raad moeten voorbereiden zodat de parlementaire raad een werkversie van een grondwet als basis van hun definitieve ontwerp konden nemen. Elk Land zou één vertegenwoordiger naar dit Verfassungskonvent sturen.82 In augustus 1948 kwamen de deskundigen bijeen in Herrenchiemsee. Namens het Land Niedersachsen nam de Ministerialrat Justus Danckwerts deel.83 Danckwerts zou deelnemen aan Unterausschuß 1 zie zich onder andere met kwesties van

75

Ibidem

76

B.Blank, Die Westdeutschen Länder und die Gründung der Bundesrepublik. Zur auseinandersetzung um die Frankfurter Dokumente vom juli 1948 (München 1995) 42

77

B.Blank, Die Westdeutschen Länder und die Gründung der Bundesrepublik, 42

78

W.Benz, Die Gründung der Bundesrepublik, 103

79 Ibidem 80 Ibidem, 108 81 Ibidem 109 82

K.G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2. Der Verfassungskonvent auf Herrenchiemsee (Boppard am Rhein 1981) IX

83

(22)

22

“Gebietliche Ausdehnung und Gliederung” zou gaan bezighouden.84 Voor wat betreft de kwestie van de revisie van de grenzen kon men het in deze Unterausschuß moeilijk eens worden:

“Bei der Frage, ob das Grundgesetz Bestimmungen vorsehen solle, wonach das Bundesgebiet unter Veränderung der Gebiete der Länder solle neu gegliedert werden, stehen sich mehrere Auffassungen gegenüber, über die keine Einigung erzielt werden konnte.”85

De meningen verschilden onder andere over de intensiteit van de grenscorrecties die zouden mogen plaatsvinden. Enkele deelnemers, waaronder Danckwersts, stelden dat in de grondwet bepalingen over een eenmalige en definitieve revisie zouden moeten worden opgenomen. Na uitvoering van deze bepalingen zouden alleen nog kleinere correcties mogen plaatsvinden.86 Andere deelnemers waren echter van mening dat per definitie alleen kleine correcties zouden mogen plaatsvinden en dit alleen middels samenspraak tussen de betreffende Länder.87 Een verder meningsverschil bestond over de vraag wie het initiatief zou mogen nemen voor een grenscorrectie. Dit recht op initiatief zou of bij de Bund of bij de Länder kunnen liggen:

“Im ersten Falle bestand Einverständnis darüber, daß- außer im Falle besonderer Notstände- nicht gegen den Willen der betroffenen Bevölkerung vorgegangen werden dürfe; im anderen Falle war man sich darüber einig, daß auch von den Ländern unternommene Gebietsänderungen- mit Ausnahme kleiner Grenzberichtigungen- der Sanktion durch den Bund bedürftig sein sollten.”88

Het kwam in Herrenchiemsee niet tot overeenstemming en er werd besloten de meningsverschillen te documenteren zonder tot een definitief besluit te komen. De parlementaire raad zou dit materiaal dan als basis voor verdere Erwägungen ter beschikking staan.89

Vanaf september 1948 kwamen 65 Duitse politici in Bonn bijeen om als parlementaire raad tot een grondwet voor West-Duitsland te komen. De kwestie van de grenzen van de Länder zou hier ook opgepakt worden. De Ausschuß für Grundsatzfragen zou zich intensief gaan bezighouden met het Neugliederungs-vraagstuk. De Ausschuß was zich bewust van de situatie in Niedersachsen. De Landtag van Niedersachsen had onder andere Ernst Wirmer van de CDU in de parlementaire raad gestemd. Wirmer was na 1945 werkzaam geweest bij het Staatsministerium van het Land Oldenburg. Na opheffing van het Land Oldenburg was hij lid van de Bezirksregierung Oldenburg.90 Wirmer zou in de Hauptausschuß levendig discussiëren met Otto Heinrich Greve. De jurist Greve had in 1946 een

84

.G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2, LXXIII

85

Verfassungsausschuß der Ministerpräsidentenkonferens der westlichen Besatzungszonen. Bericht über den Verfassungskonvent vom 10. Bis 23. August 1948 in G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2, 504 t/m 630 aldaar 523.

86

Bericht des Unterausschusses 1. In G.Wernicke und H.Booms (Hsg.) Der parlamentarische Rat: 1948-1949. Akten und Protokolle. Band 2, 189 t/m 232 aldaar 200

87 Ibidem 88 Ibidem 202. 89 Ibidem 203. 90

E.H.M Lange, Grundgesetz und Parlamentarische Rat: Ernst Wirmer

(23)

23

advocatenkantoor in Hannover geopend en nam namens de SPD deel aan de parlementaire raad.91 Wirmer zou in de vergaderingen regelmatig aan Oldenburg refereren:

“ (…) Wir wollen nur die Bestimmung darüber haben wohin wir gehören. Auch im Interesse derjenigen Länder dem Oldenburg angehören wird, ist es wirklich einmal gut, wenn eines Tages einmal Klarheit besteht und (…) durch Beschluß einmal gesagt wird: eure Wünsche sind richtig oder unrichtig. Irgendwann muß dieses schwelende Feuer ausgetreten werden.”92

Wirmer antwoordde dit naar aanleiding van een aanmerking van Greve die aankondigde te vrezen dat het te makkelijk zou worden voor gebiedsdelen om zich van een bestaand Land af te scheiden.93 De vraag hoe makkelijk of moeilijk een Neugliederungs-verzoek doorgevoerd zou kunnen worden hield ook de overige leden van de Ausschuß bezig. Aan de ene kant was men zich bewust van het feit dat de geallieerden met het samenvoegen van de gebiedsdelen tot grotere Länder een tijdelijke maatregel hadden genomen die een democratische legitimatie miste. In de woorden van Fritz Eberhard (SPD) die door de Landtag van Württemberg-Baden zitting had in de parlementaire raad:

“man sollte diesen Gebieten die, ohne das sie gefragt worden sind in andere Länder geworfen sind- aus irgendwelchen strategischen oder sonstigen Gründen von anderen Mächten- jedenfalls die Chance geben, ihren Wunsch zu äußern. Bei Braunschweig und Oldenburg ist mir ganz klar daß die dafür in Frage kommen.”94

Kaspar Gottfried Schlör (CSU Beieren) en Georg August Zinn (SPD Hessen) stelden hier in een eerdere zitting al tegenover dat zij vreesden voor een “Aufsplitterung der Wirtschaftlichen und Kulturellen Höchstleistung.”95 Over de verlangens van onder andere Oldenburg was Zinn kort: “Das alles ist verjährte Romantik.”96 In de Ausschuß speelden tegengestelde ideeën en er waren veel details die uitgewerkt moesten worden. Vanuit waar zou het initiatief van een Neugliederung uit mogen gaan? Wat zou de rol van de Bund en de Länder moeten zijn? De Ausschuß für Grundsatzfragen leggen uiteindelijk een complex voorstel neer bij de Hauptausschuß die alle voorstellen moest coördineren om oeverloze debatten te voorkomen.97

91

E.H.M.Lange, Grundgesetz und Parlamanentarischer Rat: Otto Heinrich Greve.

(http://www.bpb.de/themen/U5UKK3,0,0,Otto_Heinrich_Greve_(SPD).html) gezien 10-09-2011

92

16. Sitzung des Ausschusses für Grundsatzfragen. 29.Oktober 1948. In E.Pikart (Bearb.) Der Parlamentarischer Rat. Akten und Protokolle. Band 5.2 Ausschuß für Grundsatzfragen (Boppard am Rhein 1975) 427-465 aldaar 435

93

Ibidem

94

34. Sitzung des Ausschusses für Grundsatzfrafen. 26. Januar 1949 in E.Pikart (Bearb.) Der Parlamentarischer Rat. Akten und Protokolle. Band 5.2, 979-1007 aldaar 980

95

13.Sitzung des des Ausschusses für Grundsatzfrafen. 20.Oktober 1948 in E.Pikart (Bearb.) Der Parlamentarischer Rat. Akten und Protokolle. Band 5.2, 342-359 aldaar 353

96

Ibidem, 358

97

(24)

24

Het voorstel van de Hauptausschuß luidde:

“Unter berücksichtigung der landsmannschafftlichen Verbundenheit, der geschichtlichen

Zusammenhänge, der kulturellen Lebenskräfte, der wirtschaftlichen Zweckmäßichkeiten und des sozialen Gefüges ist das Bundesgebiet von Bundes wegen durch Bundesgesetz neu zu gliedern.”98

Volgens het voorstel zou de Bondsregering binnen drie jaar na inwerkingtreden van de grondwet een grensrevisie moeten doorvoeren. Deze revisie zou middels een referendum worden voorgelegd aan de bevolkingen van de betreffende gebiedsdelen. Mocht de betreffende bevolking de grensrevisie per referendum afkeuren zou na hernieuwde beraadslagingen een referendum op het hele bondsgebied moeten plaatsvinden.99 In de Hauptausschuß wordt het artikel op 17 november 1948 op details nog verder bediscussieerd maar er worden ook principiële kwesties besproken. Dr Josef Schwalber van de Beierse CSU formuleert volgend bezwaar:

“Ich kann dem Text (…)nicht zustimmen (…) , und zwar deshalb nicht, weil er über die Länder

hinweggeht. Ich kann einen Bundesstaatlichen Aufbau nicht mehr erkennen, wenn den Ländern nicht eine gewisse Gebietshoheit zugestanden ist.”100

Dr Hermann von Mangoldt van de CDU, naast deelnemer aan de Hauptausschuß ook voorzitter van de Ausschuß für Grundsatzfragen, stelt echter dat de Länder middels het referendum wel inspraak hebben in de beslissingen van de Bondsregering.101 De argumentatie van Dr. von Mangoldt zou het uiteindelijk winnen. Josef Schwalber, die tot de federale vleugel van de CSU hoorde, zou bij afsluiting van de beraadslagingen tegen aanname van de grondwet stemmen.102 In de grondwet werd het artikel 29 opgenomen waarin besloten werd dat de Bondsregering een Neugliederung van de grenzen van de deelstaten zou ondernemen en dit als referendum aan de betreffende bevolkingen zou worden voorgelegd. In dit artikel was nu echter ook een bepaling opgenomen die door de bevolking van Oldenburg met twee handen zou worden aangegrepen:

“In Gebietsteilen, die bei der Neubildung der Länder nach dem 8. Mai 1945 ohne Volksabstimmung ihre Landeszugehörigkeit geändert haben, kann binnen eines Jahres nach Inkrafttreten des Grundgesetzes durch Volksbegehren eine bestimmte Änderung der über die Landeszugehörigkeit getroffenen Entscheidung gefordert werden.”103

98

Vierte Sitzung des Hauptausschusses 17.November 1948 in Der Parlamentarische Rat 1948-1949. Akten und Dokumente. Band 14: Hauptausschuß (München 2009) 103-140 aldaar 133

99

Ibidem

100

Vierte Sitzung des Hauptausschusses 17.November 1948 in Der Parlamentarische Rat 1948-1949. Akten und Dokumente. Band 14: Hauptausschuß, 135

101

Ibidem

102

E.H.M.Lange, Josef Schwalber (CSU) (http://www.bpb.de/themen/EASKDF,0,0,Josef_Schwalber_(CSU).html)

gezien 5-09-2011

103

(25)

25

Het zou echter nog enkele jaren duren voordat deze mogelijkheid voor Oldenburg en andere gebiedsdelen zou openstaan. De geallieerden moesten de door de Duitsers ontworpen grondwet goedkeuren en formuleerden dienaangaande een aantal voorbehouden, waaronder de volgende: “Ein vierter Vorbehalt bezieht sich auf die Artikel 29 und 118 und die allgemeinen Fragen der Neufestsetzung der Ländergrenzen. Abgesehen von Württemberg-Baden und Hohenzollern hat sich unsere Haltung in dieser Frage, seitdem wir die Angelegenheit mit Ihnen am 2. März besprochen haben, nicht geändert. Sofern nicht die Hohen Kommissare einstimmig eine Änderung dieser Haltung

beschließen, sollen die in den genannten Artikeln festgelegten Befugnisse nicht ausgeübt werden und die Grenzen aller Länder mit Ausnahme von Württemberg-Baden und Hohenzollern bis zum Zeitpunkt des Friedensvertrages, so wie sie jetzt festgelegt sind, bestehen bleiben.”104

Voor Baden, Württemberg-Baden en Württemberg-Hohenzollern was in de grondwet van 1949 een apart artikel opgenomen:

“Die Neugliederung in dem die Länder Baden, Baden und Württemberg-Hohenzollern umfassenden Gebiete kann abweichend von den Vorschriften des Artikels 29 durch Vereinbarung der beteiligten Länder erfolgen. Kommt eine Vereinbarung nicht zustande, so wird die Neugliederung durch Bundesgesetz geregelt, das eine Volksbefragung vorsehen muß.”105

De gebieden Baden en Württemberg werden in 1945 tussen de Franse en de Amerikaanse bezettingszone verdeeld waardoor drie kleinere gebieden ontstonden met de snelweg Karlsruhe-Stuttgart-Ulm als grens. De scheiding tussen het geïndustrialiseerde noordelijke en het agrarische zuidelijke deel van het gebied zorgde voor grote economische problemen waardoor werd besloten dat er een aparte regeling voor dit gebied zou worden getroffen.106De geallieerden hadden besloten dat de Neugliederung van de overige deelstaten, die nu onderdeel waren van de federale West-Duitse staat, tot de voorlopig nog door de geallieerden uit te oefenen bevoegdheden zou behoren. Het zou nog tot het Duitslandverdrag van 1955 duren voordat het voor West-Duitsland weer een precaire kwestie zou worden.

De grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) trad op 23 mei 1949 in werking. In deze grondwet waren de bestuurlijke verhoudingen tussen de Bondsregering en de deelstaten uitgewerkt. Binnen de federaal georganiseerde BRD zouden de Länder naast hun Hoheitsrechte via de Bondsraad ook invloed kunnen uitoefenen op Bondswetgeving. Dat gold ook voor de Landesregierung in Hannover. Maar in hoeverre zou het voormalige Land Oldenburg aan de hand van artikel 29 dwars kunnen gaan liggen?

104

Genehmigungsschreiben der Militärgouverneure der britischen, französischen und amerikanischen Besatzungszone zum Grundgesetz vom 12. Mai 1949 ( http://www.verfassungen.de/de/de45-49/grundgesetzgenehmigung49.htm) gezien 03-09-2011

105

Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland. Vom 23. Mai 1949. Artikel 118. (http://www.documentarchiv.de/brd/1949/grundgesetz.html) gezien 10-09-2011

106

R Meier, Besatzungspolitik der Allieerten (Landeszentrale für politische Bildung Baden-Württemberg

(26)

26

Hoofdstuk 3: Oldenburg in Niedersachsen.

Op 1 november 1946 publiceerde de Britse bezetter de Ordinance no 55 waarmee het Land Niedersachsen een feit was. Oldenburg, Braunschweig en Schaumburg -Lippe verloren hun zelfstandigheid.107 Op dezelfde dag maakte de Britse bezettingsmacht echter ook een aanvullende verordening bekend. In deze verordening nummer 70 heette het:

“Die von der gesetzgebenden Körperschaft des Landes Niedersachsen (…) erlassene Gesetzgebung soll die Belange der früheren Länder auf dem Gebiet der Überlieferung, Kultur, Architektur und Geschichte gebührend berücksichtigen und soll im Einklang mit diesen Belangen für die Sicherstellung des gesamten Vermögens der einzelnen Länder Vorsorge treffen.”108

Na de oprichting van het Land Niedersachsen brak dan ook direct een discussie los over hoe de belangen van de voormalig zelfstandige gebieden het beste zekergesteld konden worden. De Landtag van het opgeheven Land Oldenburg formuleerde op zijn laatste bijeenkomst de volgende unanieme stellingname:

“Der Landtag ist in der Überzeugung daß allein eine solche Lösung (Erhaltung der Selbstverwaltungsbehörden) im Sinne der Grundsätze liegt, die General Robertson aufgestellt hat, indem Niedersachsen eine Union der verschiedenen Gebiete werden und unter keinen Umständen eine Absorbierung oder Annektierung in Frage kommen solle.”109

Vanuit Oldenburg werd voorgesteld om een bestuurslaag op middenniveau te creëren waardoor een “Eigenleben in der Selbstverwaltung” mogelijk zou zijn.110 Bij de vorming van de eerste Landesregierung van Niedersachsen (nog zonder verkiezingen maar door benoemingen door de Britse bezettingsmacht) kon de minister-president Hinrich Wilhelm Kopf niet aan deze voorstellen voorbij gaan. In de regeringsverklaring werd gesteld dat:

“Wir sind entschlossen alles zu tun, um den neuen Staat und sein öffentliches Leben in engste Verbindung mit dem Volke zu bringen. Volk und Volksvertretung einerseits und die öffentliche Verwaltung andererseits müssen eine Einheit bilden. Das Schwergewicht aller demokratischen Verwaltung liegtin den Gemeinden. Nur das unbedingt notwendige ist zu zentralisieren.”111

107

Verordnungen der Militärregierung die im ganzen Britischen Kontrollgebiet Geltung haben. Verordnung Nr. 55 Bildung des Landes Niedersachsen 1.11.1946

(http://www.niedersachsen.de/live/live.php?navigation_id=7005&_psmand=1000) gezien 22.07.2011

108

Verordnung Nr. 70 der Militärregierung über die Ergänzungsverordnung zu Verordnung Nr 55. 1.11.1946 in J.Borchers (Hsg.), Gründung des Landes Niedersachsen. Darstellung und Quellen (Hannover 1986) 63

109

Die letzte Sitzung des Oldenburger Landtages in Nordwestzeitung Oldenburger Ausgabe, 06-11-1946

110

Oldenburger Vorschläge in NordwestzeitungOldenburger Ausgabe, 08-11-1946

111

(27)

27

Kopf geeft verder aan dat er Mittelinstanzen (Verwaltungsbezirke) geschapen zullen worden die de verschillende onderdelen van het Land Niedersachsen tot een eenheid zullen brengen.· De voormalige staatsministeries in Oldenburg, Braunschweig en Schaumburg-Lippe werden omgevormd en

ombenoemd. Oldenburg had vanaf nu geen ministeries meer maar een “Präsident des

Niedersächsischen Verwaltungbezirks. In plaats van een minister-president beschikte Oldenburg nu over een Verwaltungspräsident.”112 Deze functie werd vanaf 1946 waargenomen door August Wegmann. Theodor Tantzen was inmiddels minister geworden in de regering van het Land Niedersachsen.113 Kopf had in zijn regeringsverklaring echter niet alleen gesteld dat er een bestuurlijk middenniveau zou m worden geschapen. Hij had ook gesteld dat bestuurlijke en organisatorische vragen in de schaduw van de grote problemen die vlak na de oorlog ook in Niedersachsen speelden dienden te staan.114

Hongersnood en tekort aan grondstoffen waren enkele van de problemen die in Niedersachsen speelden en die een sterk centraal bestuur nodig leken te maken. De Britse bezetter vond de organisatorische opbouw met een bestuurlijk middenniveau daarnaast ook inefficiënt en duur.115 In oktober 1947 werd een eerste “Gesetz zur Vereinfachung der Verwaltung” aan de, inmiddels democratisch gekozen, Landtag van Niedersachsen voorgelegd.116 Doel was om het bestuur te

vereenvoudigen:

“Die Regierungspräsidenten und die Präsidenten der Verwaltungsbezirke Braunschweig und Oldenburg fallen als selbständige Instanzen fort. Ihre Zuständigkeit geht auf die Niedersächsische Landesregierung über. Diese soll einzelne Aufgaben oder Aufgabengebiete auf Ministerien oder andere Dienststellen unterverteilen.”117

Het voorstel stuitte op enthousiasme bij de Britten maar de bestuurders van de Verwaltungsbezirke wisten een meerderheid van de Landtag in Hannover voor zich te winnen. De wet werd niet

aangenomen.118 Het afschaffen van het middenbestuur werd door zowel dor de Britten als de

Landesregierung van Niedersachsen losgelaten. De wet had echter bange vermoedens vanuit Oldenburg bevestigd. In het Vereinfachungsgesetz was ook sprake geweest van het opdelen van het Bezirk

Oldenburg. Waar de Landtag van Oldenburg in 1946 al de termen annexatie en absorbatie had geïntroduceerd leken deze angsten nu werkelijkheid te worden. De gang van zaken had in Oldenburg behoorlijk wat wantrouwen tegenover de politiek in Hannover gewekt.

112

A.Eckhardt, Land und Verwaltungsbezirk Oldenburg vom Kriegsende bis in die fünfziger Jahre in A.Eckhardt (Hsg.) Oldenburg um 1950 (Oldenburg 2000) 9-36 aldaar 14

113

Ibidem

114

Regierungserklärung des Ministerpräsidenten Hinrich Wilhelm Kopf am 9. Dezember 1946. In Borchers (Hsg.), Gründung des Landes Niedersachsen, 65

115

T.Möhlenbrock, Geschichte der Bezirksregerierung Ems. Mittelinstanzliche Verwaltung im Raum Weser-Ems von 1815 bis heute. (Oldenburg 2000) 57

116

Ibidem

117

H.C.Paul, Oldenburg und Niedersachsen. Eine Abrechnung (Oldenburg 1950) 13

118

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Pesten is een groot probleem dat ernstige gevolgen voor het welzijn van alle betrokkenen kan hebben. In de afgelopen jaren is er veel onderzoek naar pesten gedaan. Uit deze

In short, chapter 2 investigated how teachers’ characteristics—in particular their perceptions of bullying—were related to the number of self-reported victims in their

Leerkrachten zijn mogelijk niet voldoende toegerust om pesten aan te pakken: ze weten niet precies wat pesten is en gebruiken inefficiënte methoden om pesten te

Mutations in the other high risk can- cer susceptibility genes tp53 (Li-Fraumeni Syndrome), pten (Cowden syndrome), cdh1 (hdgc-syndrome) and lkb1 (Peutz-Jegher Syndrome) are

Indeed, even when the prevalence of a population specific founder mutation has led to a specific susceptibility gene accounting for the majority of families of a hereditary

Loss of heterozygosity analysis with at least one marker per chromosomal arm (65.. markers) was used to characterize 100 breast tumors derived from 92 patients from 42 selected

»Mhm«, machst du, weil deine Eltern dir vielleicht erzählt haben, dass ich einen Laden habe, denn du fragst nicht

are in- depth studies about the small- and middle scale consultants in Germany. Carefully monitoring and analyzing the dynamics and characteristics of small- and middle scale