• No results found

Marijn Thijs Stageverslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marijn Thijs Stageverslag"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag

Marijn Thijs

S3239322

De Volkskrant

Redactie Economie

1/3/2018 – 31/5/2018

Begeleider universiteit: Greta Riemersma

Begeleiders de Volkskrant: Yvonne Hofs, Robert Giebels

MA Journalism

(2)

2

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

3

1. De Volkskrant

4

1.1

Motivatie

4

1.2

Verwachtingen

4

1.3

Vergaderingen

5

2. Taken

6

2.1

Nieuwsberichten

6

2.2

Reportage, Analyse, Rubriek

8

2.3

Beurs en Bedrijf

9

2.4

Het Redactionele Proces

10

3. Begeleiding: Yvonne Hofs, Robert Giebels en Greta Riemersma

10

4. Evaluatie

11

4.1

Persoonlijke Ontwikkeling

11

4.2

Theoretische Opleiding

12

5. Conclusie & Aanbevelingen

13

6. Stageportfolio

15

A.

Nieuwsberichten (selectie)

16

B.

Reportages

23

C.

Beurs en Bedrijf

31

(3)

3

VOORWOORD

Dit verslag beschrijft mijn stageperiode op de redactie economie van de Volkskrant. De stage

fungeerde als afsluiter van de internationale MA ‘Journalism’ aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Tijdens deze periode van drie maanden (1 maart tot en met 31 mei) draaide ik als volwaardig

verslaggever mee op de deelredactie, die vanuit het INIT-gebouw in Amsterdam opereert. Ik werkte

met ongeveer vijftien collega’s en onder twee chefs: Yvonne Hofs en Robert Giebels. Mijn

takenpakket was gevarieerd: ik produceerde nieuwsberichten, reportages en rubrieken en

vergaderde dagelijks mee met de redactie. Zodoende kon ik veel schrijven en uitgebreid kennis

maken met de dagelijkse werkzaamheden van de krant.

Dit verslag begint met een korte omschrijving van de stageplaats, de opbouw van de redactie en wat

ik van de stage verwachtte. Vervolgens omschrijf ik mijn werkzaamheden en kijk terug op de

stagebegeleiding, zowel vanuit de redactie als de universiteit. Ook zal ik uitleggen hoe ik mijn

vaardigheden en inzichten heb ontwikkeld en welke elementen van mijn theoretische opleiding ik in

de praktijk herkende. Ten slotte is mijn volledige stageportfolio aan het verslag toegevoegd.

(4)

4

HOOFDSTUK 1: De Volkskrant

1.1 Motivatie

Voor de internationale MA (Journalism) aan de Rijksuniversiteit Groningen liep ik drie maanden lang

stage op de redactie economie van de Volkskrant. Werken voor de Volkskrant had vanaf het begin

van de MA mijn voorkeur: de Volkskrant is één van de grootste Nederlandse kwaliteitskranten die bij

ongeveer 200 duizend mensen op de mat valt. Haar artikelen zijn daarnaast ook beschikbaar voor

abonnees via digitale media, zoals de

website, apps en tablet. De Volkskrant publiceerde haar eerste

editie in 1919 en is gevestigd in Amsterdam. De krant wordt nu beheerd door De Persgroep

Nederland, een uitgever die ook andere dagbladen, regionale kranten en magazines onder haar

hoede heeft.

Terwijl een stage bij de Volkskrant hoog op mijn lijstje stond lag de redactie economie niet

direct voor de hand, al was economie wel één van mijn hoofdrichtingen tijdens mijn Bachelor in

Liberal Arts & Sciences. Dat kwam omdat ik nog niet heel bekend was met economisch nieuws.

Daardoor wist ik vooraf niet precies wat het werk exact inhield. Gelukkig kon de stagecoördinator

namens de Volkskrant, Paul Onkenhout, mij vertellen dat ik op een uitdagende maar mooie positie

terecht zou komen waar de mogelijkheid bestond om (veel) stukken voor de krant te produceren en

voor online te schrijven. Verder bracht hij me in contact met Dion Mebius, die na zijn stage bij de

Volkskrant een vaste positie kreeg op de redactie economie.

Na die twee telefoontjes besloot ik om in het diepe te springen en de uitdaging aan te gaan.

Ik verwachtte dat ik op de redactie erg veel kon leren: ik had voordat de stage begon amper

redactie-ervaring en was nieuwsgierig naar de manier waarop een kwaliteitskrant gemaakt wordt. Verder kon

ik in aanraking komen met een relatief grote redactie vol ervaren journalisten, die door de jaren

heen verschillende functies bij de Volkskrant bekleed hadden. Het medium paste in mijn beleving

goed bij mij en mijn opleidingsniveau: het probeert objectief kwaliteitsjournalistiek te bedrijven voor

de hoger opgeleide lezer.

1.2 Verwachtingen

Ik verwachtte vooraf dat ik in een snelkookpan terecht zou komen: een plek waar men verwacht dat

je in een hoog tempo stukken van hoge kwaliteit kan tikken die ook nog eens aantrekkelijk zijn om te

lezen. Die verwachting bleek wel terecht. De eerste paar dagen was ik hevig onder de indruk van de

snelheid waarmee de – veelal ervaren – auteurs hun (gecompliceerde) artikelen schreven, en over

(5)

5

het feit dat men altijd een stap verder dan het nieuws denkt. In veel stukken zit een vergelijkend

element, een alternatieve invalshoek of een vraag die dieper gaat dan het pure nieuws. Mede door

die spanning deed ik in de eerste weken vaak een dag over een relatief simpel nieuwsbericht.

Ik was in eerste instantie dus wat overweldigd door het feit dat ik voor een groot medium

schreef. Naar bronnen bellen als ‘Volkskrant-journalist’ was daarom ook eerst wel spannend.

Gelukkig kon ik me vrij snel optrekken aan mijn collega’s en mede-stagiair, die een maand eerder was

begonnen. Mijn eerste chef, Yvonne Hofs, had mij ingelicht over haar verwachtingen: ze schreef dat

ik actief het economisch nieuws moest volgen, ideeën moest aandragen en nieuwsberichten en

reportages zou gaan schrijven voor krant en website.

De redactie economie bleek al snel enorm veelzijdig. Ondanks de beperkte ruimte op de

eigen pagina’s (achter in de krant, alleen sport staat verder achterin), schrijft de redactie verassend

veel voor een gemiddelde editie. Een groot deel van de nieuws-pitches kan namelijk linea recta naar

‘Ten Eerste’, het hoofddeel van de krant. Ook kan veel nieuws een economische draai krijgen.

Bij economie werken ongeveer 15 redacteuren, ieder met zijn eigen portefeuille (o.a.

financieel-economisch nieuws, topinkomens, vergroening, retail, verkeer en vervoer, sociale

economie, wonen, technologie, etc.). Als stagiair fietste ik overal een beetje tussendoor, waardoor ik

uiteindelijk over een breed scala aan verschillende onderwerpen heb geschreven, ook over

onderwerpen waar ik voorheen nog nooit mee in aanraking was gekomen. Naarmate de

stageperiode vorderde, ontdekte ik welke elementen het beste bij mij pasten, en schreef ik het

makkelijkst over retail, vervoer en voeding/gezondheid.

1.3 Vergaderingen

Vergaderingen waren een belangrijk aspect van het dagelijkse werk op de redactie economie. Iedere

dag begon met een vergadering om 9.30, waarbij alle aanwezige redacteuren rond de tafel gingen

zitten om opvallend nieuws te bespreken, ideeën te pitchen en updates te geven. De vergaderingen

zijn van groot belang voor het reilen en zeilen van de redactie. Het is belangrijk voor de chef, die de

uitkomsten van de vergadering meeneemt naar de chef-vergadering om 10 uur, maar ook voor de

redacteuren om te weten waar iedereen zich mee bezig houdt. Zeker in het begin kon ik nog weinig

bij die sessies inbrengen. Naarmate de eerste maand vorderde kon ik echter een actievere houding

innemen en steeds vaker mijn eigen nieuwsberichten pitchen. Langere verhalen bedenken bleef de

hele periode moeilijk. Onder Robert Giebels (de tweede chef) bracht ik iets minder nieuws in, maar

kon ik wel een aantal zelfbedachte onderzoeksreportages pitchen.

(6)

6

HOOFDSTUK 2: Taken

2.1 Nieuwsberichten

Mijn hoofdtaak tijdens de stage was het schrijven van nieuwsberichten van ongeveer 400 tot 450

woorden. Soms werden deze ingekort voor de krant als er te weinig plek was - in veel gevallen werd

de langere, uitgebreidere versie dan online gepubliceerd. Doordat de redacteuren met vaste

reportage-portefeuilles werken lag hier voor mij meeste ruimte. Regelmatig waren de stukken voor

onze eigen pagina’s, maar ze zijn ook aardig vaak doorgesluisd naar de hoofdkrant. Deze

onderwerpen droeg ik soms zelf aan, wanneer ik bijvoorbeeld iets tegenkwam tijdens mijn dagelijkse

rondje langs de economiepagina’s van de kranten en de agentschappen, maar het merendeel van de

tijd werd mij gevraagd een stuk te schrijven. Zo schreef ik over allerhande onderwerpen: van

retail-innovaties tot telecomproblemen, van CBS-resultaten tot fraude met uitkeringen en pluimvee, met

allerlei verschillende structuren (hard nieuws, verhalend ‘kader’, 5-vragen) en met verschillende

deadlines (ochtendnieuwsbrief van 11.30, dagtaken, opvulling pagina later in de middag).

Hoewel 400 woorden niet heel indrukwekkend lijkt, kostte het zeker in het begin moeite om

de stukken goed op papier te krijgen. Ik was vooral lang bezig met het ordenen van informatie en het

spreken van bronnen. Ik schreef en herschreef zinnen, morrelde met de structuur van artikelen en

moest lang denken over de juiste bronnen om aan te schrijven. Naarmate de stageperiode vorderde

merkte ik dat ik sneller en accurater ging werken en makkelijker ging telefoneren. Ik was zowel bij

Yvonne als bij Robert helemaal vrij om fouten te maken: het werkt prettig als je vertrouwen krijgt en

toch een vangnet hebt in het geval dat een stuk mislukt of niet goed uit de verf komt.

Toen ik het nieuwsbericht goed onder de knie had, begon ik mezelf aan te bieden voor

nieuwsstukken in het geval dat er een gat op de economiepagina ontstond. Dan zocht ik rond 14.30

naar een relevant bericht, zodat ik het kon uitwerken en rond 17.00 af kon leveren. Op die manier

schreef ik bijvoorbeeld over de voorlichting van e-bikes en over trouwcijfers van het CBS. Ik kon ook

steeds vaker analyse-elementen toevoegen in mijn nieuwsberichten: zo zocht ik bijvoorbeeld uit hoe

de NS Intercity direct-treinen verlengt en of telecomproviders tegelijkertijd hun prijzen mogen

verhogen.

De nieuwsberichten waren de perfecte manier om veel te schrijven en veel onder mijn naam

gepubliceerd te krijgen. Zoals Yvonne schetste in haar verwachtingenalinea

kon ik daar veel gevoel

voor nieuws, bronnen en structuur uit putten en kon ik een van mijn belangrijkste doelen – veel (in

het Nederlands) schrijven - goed vervullen.

(7)

7

Natuurlijk waren niet alle pogingen even succesvol. Een aantal keer was mijn onderzoek

nuttig, maar bleek er aan het einde van de rit geen directe nieuwsaanleiding. Dat was bijvoorbeeld

bij mijn onderzoek naar alcohol in alcoholvrij bier het geval. Ook was er een keer geen juiste bron te

bereiken voor de invalshoek die ik als achtergrond bij een verhaal wilde benadrukken (ik probeerde

op een vrijdagmiddag contact te zoeken met hoogleraren sanctierecht, die allemaal niet te spreken

waren).

Het onderwerp van het stuk was belangrijk voor het succes. Vanzelfsprekend lag het ene

onderwerp me beter dan het andere: ik heb soms hard moeten werken om zelf alles te begrijpen als

ik bijvoorbeeld schreef over hypotheken, uitkeringsfraude, of een rechtszaak over koel- en

vrieshuisfraude. Zeker van dat laatste artikel heb ik ongeveer vijf versies moeten schrijven omdat ik

zelf fouten bleef maken: ik was me niet bewust van die rechtelijke documenten, de geschiedenis van

de zaak of het jargon dat gebruikt werd. Hoewel ik erg geloof dat je alles over onderwerpen kan

leren, zelfs als je er ’s morgens nog niets over weet, nam ik me na dat stuk voor om

(mijlen)ver-van-mijn-bed verhalen af te gaan leggen – al is zo’n situatie daarna niet voorgekomen.

In de drie maanden had ik een paar leuke scoops te pakken. Zo zette ik op dag 1 mijn tanden

in een onderzoekje over de vernieuwde trouwwet en kon ik resultaten van een onderzoek van

notarissenkoepel Netwerk Notarissen publiceren op dezelfde dag als dat zij het publiceerde

(medio

april). Dat hadden we zo afgesproken. Verder schreef ik onder embargo een CBS-stuk met behulp van

cijfers over de gehele Nederlandse economie: in dat artikel kon ik een tweetal belangrijke elementen

(krapte op arbeidsmarkt en beschikbaar inkomen) naar voren brengen.

Bij dit soort nieuwsberichten lag ‘gespinde’ berichtgeving altijd op de loer. Bedrijven willen

positief in de krant komen en kauwen vaak wollige reacties voor. Vooral woordvoerders zijn daar

bekwaam in. Zo sprak ik met de voorzitter van de pluimhoudersvereniging die me twintig minuten

lang over allerlei zaken vertelde die voor mij niet nuttig waren. Mede door zulke gesprekken leerde ik

mezelf aan om scherpere vragen te stellen en mensen af en toe te onderbreken.

Daarnaast voelde nieuws schrijven voor de krant soms een beetje onnatuurlijk. Het leek alsof

we ‘het nieuws van gisteren voor de krant van morgen’ maakten. We haalden dan bijvoorbeeld

artikelideeën van de NOS, het FD of regionale titels en brachten zodoende ’s avonds onderwerpen

die ’s morgens actueler waren. Ik kwam er snel achter dat de krant nu eenmaal zo gemaakt wordt:

dat is een van de redenen waarom een analyserend element of alternatieve structuur soms

noodzaak is.

(8)

8

2.2 Reportage, Analyse, Rubriek

Naast de kortere nieuwsberichten was er ook genoeg ruimte om langere genres, zoals reportages,

analyses en rubrieken uit te werken. Dit waren veelal langere stukken (950-1200 woorden) die meer

tijd en onderzoek vereisten. Ik maakte er in totaal vier: twee daarvan zelf door mij gepitcht, de

andere twee aangeboden door de chef. In mijn eerste maand liep ik een ochtend mee met een

vrouwelijke loodgieter en bezocht ik een verpakkingsvrije winkel in Leiden. Daar kon ik een reportage

en een ‘repolyse’ van maken (door verpakkingsvrije initiatieven in Nederland en België te

vergelijken).

Tijdens de laatste maand van de stageperiode pitchte ik zelf twee verhalen: een complete

analyse met interviews, voorbeelden en inzetjes over het gebrek aan een eenduidig

voedselkeuzelogo in Nederland (zoals het Vinkje) en een ander in het kader van de maandagrubriek

‘De Onderneming’. Dat is een rubriek waarin bedrijven geprofileerd worden.

De reportages vond ik erg leuk om te doen, maar heb ik niet heel vaak gedaan. Ten eerste

zijn onderwerpen voor langere artikelen wat lastiger te verzinnen, ook omdat je vaak in andermans

portefeuille snuffelt. Zo had ik bijvoorbeeld het idee om bij lokale makelaars te kijken tot hoe ver de

rook van Amsterdam reikt en waar de huizenprijzen nog redelijk gedrukt zijn, maar twee dagen

daarna ging de redacteur wonen naar Den Haag om hetzelfde te doen. Ten tweede nam het werken

aan langetermijnprojecten logischerwijs een stuk meer tijd in beslag, die ik ook nuttiger kon

gebruiken om mijn eerste doel (veel schrijven) te behalen. Ten derde merkte ik tijdens het werken

aan reportages minder werkdruk, waardoor ik een stuk minder productief leek. De keuzelogo-analyse

heeft me, logischerwijs, meerdere dagen gekost.

Desalniettemin waren de vier reportages extreem leerzaam. Doordat je langere interviews

doet, leer je scherp luisteren en vervolgvragen stellen – daar is bij zulke interviews meer tijd voor. Je

maakt ook bewuster notities. Daarna moet je de stapels informatie en quotes die je hebt vergaard,

verwerken in een mooi, pakkend en inhoudelijk sterk stuk, op een manier dat je de lezer verleidt om

alle 1000 woorden van je stuk te lezen. Toch wil je zoveel mogelijk van je onderzoek laten zien en

daardoor kreeg ik bij vlagen problemen met de toon van mijn stukken. Je moet belevend en creatief

schrijven en dat is niet mijn sterkste punt. De eerste versies van de artikelen lazen vaak als opstellen,

niet als leuke reportages. Uiteindelijk kon ik, soms met hulp van de chef, aan alle stukken wel een

draai geven waardoor ze interessanter en bovenal aantrekkelijker werden om te lezen.

In dit genre is het opnieuw uitkijken voor PR. Ik bood stukken altijd aan mijn bronnen aan

zodat ze feitelijke onjuistheden konden uitlichten, maar men ging geregeld een stapje verder. Ze

leverden dan suggesties of veranderden citaten om ze intelligenter te laten klinken. Die suggesties

(9)

9

nam ik, zolang ze iets toevoegden, wel serieus, maar dat was lang niet altijd het geval. Zo moest ik

nog flink onderhandelen met de communicatiemedewerker van ATI Abseiltechnieken van de

‘Onderneming’, die ondanks het positieve stuk nog een aantal dingen veranderd wilde zien. Ik heb

tijdens die gesprekken voet bij stuk gehouden en niet aan al die wensen gehoor gegeven.

De variatie tussen het schrijven van nieuws en reportages vond ik erg interessant. Als je zelf

op pad gaat beleef je de journalistiek zoals je die op kantoor niet helemaal te pakken krijgt: je gaat

echt verslag geven. Ook ben je voor reportages een stuk actiever bezig met bijpassend beeld. Ik

probeerde daarom altijd een langetermijnproject op de achtergrond te houden om aan te werken op

het moment dat ik geen nieuwsbericht schreef.

2.3 Beurs en Bedrijf

De tweede helft van de stageperiode heb ik zes keer de leiding gehad over de Beurs en

Bedrijf-pagina. Dat is een pagina met korte nieuwsberichten over ondernemingen en markten, in

verschillende vormen gepresenteerd met foto’s en grafiekjes. Vaak bestond een ‘B&B’ uit een

opening van ongeveer 200 woorden, drie korte nieuwsberichtjes (elk 100-150 woorden), en nieuws

uitgedrukt in een quote en/of cijfer. Ik maakte deze pagina heel graag: je bent bezig met alle stadia

die je nodig hebt om een krantenpagina te maken. In de ochtend zoek je naar mooie onderwerpen,

die je na lunchtijd samenvoegt in een lijst. Die wordt kort gecontroleerd door een leidinggevende

(vaak chef B&B/rubrieken Wilco Dekker). Je licht waar nodig de fotoredactie en de graphics-redactie

in en laat de pagina intekenen bij vormgeving. Je zoekt achtergrond bij je stukjes en schrijft ze op

maat, zodat ze in de getekende vorm passen. Als laatste bespreek je de zelf geschreven koppen met

de eindredactie. Soms gaat de planning voor de pagina gedurende de dag op de schop en moet je

improviseren door hele stukken te herschrijven, of een al geschreven nieuwsbericht in een andere

vorm gieten.

Door oefening maakte ik de pagina steeds makkelijker: je leert een aantal specifieke trucjes

en gaat gerichter schrijven. Aan het einde van de rit kan je over ongeveer zes verschillende

onderwerpen per dag schrijven waardoor je op één dag heel gevarieerd werk doet en ruim

zeshonderd woorden schrijft. Verder kan je de pagina precies indelen zoals je wil: op de dagen dat ik

verantwoordelijk was voor deze pagina bemoeide niemand zich met mijn werk, tenzij ik erom vroeg.

(10)

10

2.4 Het Redactionele Proces

Als laatste kreeg de ploeg stagiairs ruim de kans om het hele redactionele proces van dichtbij mee te

krijgen door een lunch met de hoofdredactie, een dag meelopen op de eindredactie en een bezoek

aan de drukkerij. Zo worden alle stappen van vergadertafel naar geprinte krant extra uitgelicht. Al

met al een zeer leerzame ervaring waardoor iedere stagiair uiteindelijk de complete

‘Volkskrant-beleving’ meemaakte.

Met de eindredactie liep ik een avondshift mee (16.00-23.00). Tijdens de avond heb ik bij

vergaderingen gezeten, meegekeken en –gedacht met een eindredacteur die de buitenlandpagina’s

en een tweetal losse elementen deed, maar kon ik ook vragen stellen aan mensen van verschillende

stations (de ‘chef uit’, corrector, vormgever, fotoredacteuren en graphic-makers). Met de laatste kon

ik zelfs een halfuurtje meelopen.

De eindredactie zelf is een compleet verschillende en veelzijdige tak van sport: de

eindredacteur verzorgt bijschriften, verduidelijkt teksten en verzint intro’s en koppen. Tussendoor

komen de stukken nog op de internetredactie terecht die ze, vaak verrijkt met Tweets of beeld,

online plaatst. De avond was erg nuttig: na de shift begreep ik op zijn minst een stuk beter waarom

er soms flink gesleuteld werd aan mijn artikelen.

Bij de drukkerij leerden we dat de persen rond 23.00 beginnen te draaien. De krant wordt op

relatief dun papier gedrukt en maakt een hele ronde door de fabriek – een prachtig ingenieus proces.

Uiteindelijk worden deze op stapels gesorteerd, klaar voor distributie. De rondleiding door de

drukkerij was naast leerzaam ook indrukwekkend.

HOOFDSTUK 3: Begeleiding - Yvonne Hofs, Robert Giebels, Greta Riemersma

Door een chefswissel halverwege de stageperiode had ik het geluk dat ik twee verschillende

manieren van leidinggeven kon meemaken. Van 1 maart tot 13 april was Yvonne Hofs de chef en

mijn begeleider, vanaf 16 april tot 31 mei nam Robert Giebels die taken van haar over. Over het

algemeen heb ik de begeleiding als prima ervaren. De chef heeft het de hele dag druk met het

dirigeren en nalezen van stukken, overleggen met redacteuren en meepraten met vaste

vergaderingen over de krant, dus ik verwachtte niet dat ik veel bij de hand genomen zou worden.

Yvonne was wat norser en terughoudender in haar aanpak dan Robert. Ze was minder goed

bereikbaar omdat ze altijd erg druk leek. Als je de goede momenten uitzocht, kreeg je echter wel

altijd nuttige en concrete feedback, maar doordat ze alle stukken compleet nalas en zelf bewerkte

(11)

11

kwam ze daarvoor vaak tijd tekort. Dat leverde bij de hele redactie geregeld gefronste wenkbrauwen

op, omdat er soms (ook bij ervaren redacteuren) hele andere teksten in de krant stonden. Onder

Yvonne was de sfeer op de redactie wat giftig: ze had op een gegeven moment totaal geen overwicht

meer op de redactie, waardoor redacteuren continu liepen te ruziën en zelfs vergaderingen

oversloegen.

Robert leidde de redactie op een heel andere manier (stagebegeleider Paul Onkenhout

vertelde mij later dat hij nog niet eerder zo een grote verandering op een redactie had gezien als

gevolg van een chefswissel). Hij wist direct van aanpakken met een wat actievere, uitnodigende

houding. Robert liep vaak rond om te peilen waar iedereen mee bezig was en gebruikte bij die

gesprekjes een strenge maar subtiele toon. Op de eerste dag dat hij er was, kon ik direct met hem

sparren en wat opener met hem discussiëren. Wat ik ook erg fijn vond aan de samenwerking met

Robert is dat hij de tijd nam om stukken te lezen en ze vervolgens samen door te nemen. Daardoor

kon ik slimme tips met betrekking tot (zins)structuur en taalgebruik meepikken en kwam ik niet

langer voor grote verassingen te staan. Wanneer je veranderingen zelf doorvoert, leer je een stuk

meer, heb ik gemerkt. Ik was blij dat ik dat zelf mocht doen.

Met beide chefs had ik dagelijks contact, mede doordat mijn bureau naast dat van de chef

stond. Uiteindelijk had ik met Robert iets meer contact dan met Yvonne. Verder zat de B-en-B- en

rubriekencoördinator Wilco Dekker aan het tafelblok. Met hem kon ik als het nodig was ook sparren.

Vanuit Groningen was de begeleiding meer dan prima. Ik heb halverwege de stage een

telefoongesprek gehad met Greta om te bespreken hoe alles ging en ze was altijd te bereiken per

mail als ik korte vragen had. Ze had in dat evaluatiegesprek goede tips over hoe ik het beste kon

omgaan met kritiek (zowel van chef als van lezers) en veranderingen (als chef en eindredactie je

artikel veranderen betekent het niet dat het stuk slecht was). Mede door die tips ben ik daarna wat

beter omgegaan met kritiek.

HOOFDSTUK 4: Evaluatie

4.1 Persoonlijke Ontwikkeling

In mijn stageplan had ik een aantal persoonlijke doelen opgesteld, waarvan ik de meeste mijns

inziens succesvol heb behaald. Zo wilde ik vooral in woord en structuur mijn schrijfcapaciteit

verbeteren. Tijdens mijn stage ben ik ervan overtuigd dat ik geleerd heb om vaardiger en duidelijker

te schrijven. Dat merkte ik onder andere aan mijn groeiende woordenschat en de snelheid waarmee

(12)

12

ik onderwerpen duidelijk uit kon leggen. Eerst kon ik mijn gedachten nog niet goed genoeg op papier

krijgen, vooral bij de meer uitdagende onderwerpen. Door oefening vloeiden mijn teksten na de

eerste maand een stuk beter. Schrijven in het Nederlands viel me ook alleszins mee, al liep ik wel

tegen een paar onhandigheden aan. Zo kon ik minder gemakkelijk spreekwoorden en gezegden

gebruiken die een tekst beter door laten lopen en gebruikte ik af en toe anglicismen. Ik moest

geregeld een woordenboek of synoniemenpagina raadplegen om daarmee om te gaan, maar voor

mijn gevoel heeft dat de kwaliteit van mijn stukken weinig tot niet beïnvloed.

Al met al heb ik veel geleerd in een korte tijd. Ik kan me nu bijvoorbeeld snel inlezen over

onbekende onderwerpen, beter bedenken welke bronnen ik voor bepaalde verhalen kan

aanschrijven en mijn artikelen sneller en interessanter opbouwen. Bij langere interviews leerde ik het

belang van aandachtig en scherp luisteren en van notities maken: dat scheelt veel tijd bij het

verwerken en eventueel transcriberen van je audio-bestanden. Op die manier kan je een onderwerp

mogelijk veel breder uitlichten dan je in eerste instantie verwacht. Verder heb ik in de praktijk

gemerkt dat structuur in de journalistiek een zeer rekbaar begrip is. Soms is de nieuwsaanleiding

minder belangrijk dan de duiding, bijvoorbeeld wanneer cijfers al een aantal uren

bekend zijn. Dan

vereist een artikel een andere aanpak.

Natuurlijk waren er ook een paar aspecten die iets minder succesvol waren. Het pitchen en

uitdenken van ideeën was bijvoorbeeld een proces van vallen en opstaan. Zeker bij nieuwsberichten

ging dat vaak goed, al had ik een enkele keer een belangrijke vraag niet gesteld. In dat geval had ik

een onderwerp onvoldoende uitgedacht. Originele ideeën verzinnen voor reportages bleek nog erg

moeilijk. Als ik veel nieuwsberichten schreef, vond ik het altijd fijn om een reportage of

onderzoeksopdracht achter de hand te hebben, zodat ik zo min mogelijk vrije momenten had. Dit

lukte niet altijd. Vaak was dat niet erg, omdat ik dan mijn handen vrij had om een lege ruimte in de

krant te kunnen vullen. Toch was ik op die momenten relatief onproductief: daar valt in de toekomst

dus nog op te winnen.

4.2 Theoretische Opleiding

Ik geloof dat ik veel heb gehad aan de lessen tijdens de MA, zowel op theoretisch als op praktisch

vlak. Natuurlijk gebruikte ik mijn praktische vaardigheden het meeste: interviewen, schrijven over

lastige onderwerpen en het structureren van teksten op verschillende manieren (5-vragen,

tekst+inzet, etc.). Daarbij kon ik terugvallen op de lessen over het schrijven van nieuws, features en

digitale journalistiek. Omdat de Engelstalige MA veel inspeelt op crossmedia heb ik niet alle kennis in

de praktijk kunnen brengen: werken met audio en video bleef achterwege tijdens de drie maanden.

(13)

13

De theoretische kennis komt in de praktijk verrassend vaak van pas, al blijkt dat soms pas

achteraf. Zo moedigt de manier waarop de redactie is ingedeeld aan tot interactie tussen

verschillende medewerkers en redacties. In de zaal waar de krant gemaakt wordt en ik werkte, zitten

de redacteuren rondom een centraal punt, waar de hoofd-, internet-, eind- en fotoredacties zitten.

Op die manier is het controlerende orgaan voor iedereen gemakkelijk bereikbaar.

Daarnaast komen de PR- en spintechnieken van woordvoerders steeds naar voren. Ik kon

bijvoorbeeld geen woord gebruiken van een compleet interview met Coolblue, ook al ging het artikel

puur over één van hun nieuwe innovaties. Ze gaven me alleen maar citaten die extreem wollig en

positief waren. Door geleerd te hebben over PR en spin prikte ik makkelijker door deze babbeltrucs

heen.

Een ander zeer belangrijk aspect voor een kwaliteitskrant is journalistieke ethiek. Studenten

van de Engelstalige MA kregen hierover een volledige cursus. Hoewel deze een internationale focus

had, waren veel elementen direct in de praktijk toe te passen. Ethiek en verantwoording staan bij de

Volkskrant hoog in het vaandel – tijdens mijn stageperiode kwamen er een aantal grote onderzoeken

uit waar de journalisten uitgebreid verantwoording voor aflegden. Zodoende dringt dat

verantwoordelijkheidsgevoel ook sterk door tot de stagiairs: het belang van hoor en wederhoor en

het aanbieden van de mogelijkheid om feitelijke onjuistheden recht te zetten ervoer ik daarom als

zeer belangrijk. Om een relatie met een bron te onderhouden heb ik één rechtzetting gedaan, door

deze te delen met de Ombudsman.

Als laatste was ik me heel bewust van het belang van de digitalisering van nieuws. Tijdens

mijn stageperiode schakelde de Volkskrant over op een ander besturingssysteem (DNR in plaats van

QPS, om stukken voor internet beter te kunnen verrijken met beeld en hyperlinks), en lanceerde het

een nieuwe app en website die bijvoorbeeld gifjes als beeldtegels toelaten. Steeds meer lezers

consumeren het nieuws online en veel abonnementen zijn bijna volledig digitaal. Tijdens de lunch die

we met de hoofdredactie hadden, spraken we uitgebreid over de digitalisering van de journalistiek

en doordat ik het belang daarvan goed snapte kon ik daar veel over meepraten.

HOOFDSTUK 5: Conclusie & Aanbevelingen

Een stage bij de redactie economie van de Volkskrant is zeer aan te bevelen, ook voor mensen voor

wie economie niet meteen de eerste keuze is. Het is een enorm veelzijdige positie waar je veel

vrijheid krijgt om nieuws en reportages uit te werken, veel kan publiceren (38 publicaties in mijn 62

dagen) en tegelijkertijd de ruimte krijgt om fouten te maken. Daarnaast doet de Volkskrant er alles

(14)

14

aan om de stage-ervaring zo compleet mogelijk te maken door ontmoetingen met de hoofdredactie,

een avond eindredactie en een excursie naar de drukkerij aan te bieden.

Van Yvonne had ik graag wat meer begeleiding gehad, maar ik zag tegelijkertijd in dat die tijd

er vaak simpelweg niet was. Ik had bijvoorbeeld heel graag gezien dat de chef mij over suggesties

vertelde zodat ik ze zelf kon uitwerken, maar dat was nu eenmaal niet haar stijl. Dat ging wel een

stuk beter met Robert: als hij tijd had konden we altijd even met zijn tweeën kijken. Ook had ik graag

meer introductie willen krijgen: de eerste week werd ik enorm in het diepe gegooid. Andere nieuwe

redacteuren kregen zo’n introductie over het reilen en zeilen van de redactie wel, dus dat miste ik de

eerste week wel een beetje.

Aan de universiteit zou ik willen suggereren om meer mogelijkheid tot specialisatie te bieden

voor internationale studenten. Het mooie aan de Engelstalige MA is dat je een beetje met alle

mediavormen werkt, waardoor je met verschillende media vaardig bent. Ik kreeg nu alleen wel te

horen dat ik ‘te weinig praktijkervaring’ had om meteen mee te draaien op zo’n redactie. Mijn

mede-stagiair had daar minder moeite mee omdat hij zich al langer op schrijven toespitste en een periode

verplicht gefreelancet had. Verder hoop ik dat de universiteit ruimte en tijd kan maken voor de

seminar over online researchtrucs van Henk van Ess: door zijn zoekacties kon ik in de praktijk allerlei

nuttige informatie over mensen vinden.

Qua begeleiding en organisatie verliep de hele stageperiode heel soepel, daar heb ik niets op

aan te merken.

(15)

15

STAGEPORTFOLIO MARIJN THIJS

(16)

16

A. Nieuwsberichten (selectie)

NS-topman slaat alarm: verminderd aantal sporen na verbouwing Amsterdam

CS zal problemen opleveren

NS-topman Roger van Boxtel heeft dinsdag een brandbrief gestuurd naar staatssecretaris Van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) over de geplande verbouwing van Amsterdam CS. Als de Tweede Kamer het huidige voorstel aanneemt, zal het aantal doorgaande sporen op het Centraal Station van de hoofdstad dalen van veertien naar negen. Volgens de NS en reizigersorganisatie Rover zijn minimaal tien doorgaande sporen noodzakelijk om de bereikbaarheid van Amsterdam in de toekomst te kunnen waarborgen.

De Vervoerregio Amsterdam, spoorpartijen zoals NS en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat spraken in 2012 al hun voorkeur uit voor tien perronsporen op Amsterdam Centraal. In dat geval zouden de vier perronloze middensporen, die nu veel gebruikt worden door passerende goederentreinen, worden opgeheven. Met de vrijgekomen ruimte kunnen de tien overgebleven perrons verbreed worden. De NS vindt dat nodig om de groei van het aantal reizigers te kunnen opvangen: de huidige perrons worden zo langzamerhand te smal om de reizigersstroom te verwerken. Het aantal treinreizigers zal tot 2040 met 45 procent toenemen, is de verwachting. ProRail gaat nu nog een stapje verder en wil teruggaan naar negen doorgaande perronsporen (daarnaast is er nog een doodlopend spoor, het huidige Spoor 1). Die optie is aantrekkelijk, omdat ProRail daar 100 miljoen euro mee bespaart.

De NS ziet dat voorstel van ProRail niet zitten en voorziet problemen op de lange termijn. 'Wij pleiten voor tien sporen op Amsterdam Centraal, omdat die optie toekomstbestendig is. Kiezen voor negen sporen is een

kortetermijnmaatregel waarmee het spoor op de lange termijn op slot wordt gezet', aldus NS-topman van Boxtel.

Extra overstap

Het spoorwegbedrijf voorziet dat sprinters vanuit Schiphol en Haarlem niet meer door kunnen rijden naar Amsterdam Centraal als er maar negen sporen beschikbaar zijn. Deze stoptreinen moeten dan omkeren in Amsterdam Sloterdijk, waardoor reizigers voor Amsterdam Centraal een (extra) overstap moeten maken. Met negen sporen zijn ook de plannen voor 'spoorboekloos rijden', elke tien minuten een trein, rond Amsterdam moeilijker uit te voeren.

Tegelijkertijd zal station Amsterdam Zuid zwaarder worden belast. De Thalys, de Eurostar en de IC naar Brussel zullen voortaan vanaf dat station moeten vertrekken. Om dat mogelijk te maken zal het aantal sporen op Amsterdam Zuid uitgebreid moeten worden van vier naar zes.

Reizigersorganisatie Rover is evenmin blij met het plan van ProRail. Volgens voorzitter Arriën Kruyt blijkt uit reizigersonderzoek dat er juist behoefte is aan meer doorgaande sprinters vanuit Haarlem naar Amsterdam Bijlmer en Amsterdam Amstel. 'Als al die reizigers niet meer hoeven overstappen op Amsterdam Centraal ontlasten zij de drukke tunnels en trappen van dat station.'

Het voorstel van ProRail wordt op 15 maart besproken in de Tweede Kamer. Naar verwachting begint de verbouwing van het Centraal Station in 2022.

(17)

17

Limburgse supermarkt belooft 'beste bier ter wereld' niet meer zonder

toestemming monniken te verkopen

Het conflict over het trappistenbier ‘Westvleteren’ tussen de Belgische abdij van Sint-Sixtus en

supermarktketen Jan Linders is opgelost. De supermarkt, die zonder medeweten van de monniken driehonderd kratten van hun exclusieve bier verkocht, heeft toegezegd dit nooit meer zonder toestemming te doen.

Jan Linders verkocht op donderdag 8 maart het exclusieve bier als ‘speciale aanbieding’. De trappisten reageerden ontsteld, want zij hadden geen toestemming gegeven voor verkoop in de supermarkt: hun abdijbier wordt gewoonlijk alleen aan particulieren verkocht. Jan Linders heeft de monniken nu beloofd dat de Limburgse supermarktketen het Westvleterenbier nooit meer zonder toestemming van de brouwers zal verkopen. Met die toezegging is voor de monniken de kous af. De abdij onderneemt verder geen juridische stappen.

Het trappistenbier uit de Sint-Sixtusabdij is wereldwijd vermaard. Vooral ‘Westvleteren 12’ (een zwaar, donker bier) is geliefd en werd meerdere keren uitgeroepen tot ‘beste bier ter wereld’. Drie variëteiten van het Vlaamse abdijbier lagen eenmalig in de schappen van de Jan Linders-filialen. De supermarkt profileert zich als bierspecialist en wilde met het speciale aanbod zijn trouwe klanten belonen. Supermarktbezoekers mochten maximaal twee flesjes van het gerstenat à 9,95 euro per fles aanschaffen. Het aanbod vond gretig aftrek: bijna de hele aangeboden voorraad (300 kratten van 24 flesjes) werd in één dag verkocht.

Het bier wordt normaal gesproken niet aan groothandels of supermarkten verkocht, en ook nu hadden de monniken Jan Linders geen toestemming gegeven voor de verkoop ervan. Een andere doorn in het oog van de monniken was de ‘woekerprijs’ waarvoor het bier werd verkocht. De woordvoerder van de abdij vertelde dat de prijs van 10 euro per fles (de monniken vragen zelf 1,45 tot 1,87 euro per flesje) indruist tegen de ethische normen en waarden van de kloosterlingen. Hij verzekerde dat de trappisten van Westvleteren ‘geen winstmaximalisatie nastreven’, en ‘enkel zoveel bier produceren als nodig is om in hun levensonderhoud te voorzien.’

De paters gaan naar aanleiding van het incident onderzoeken of ze de verkoopregels aan moeten passen. Het verkoopproces is al strikt gereguleerd: een koper mag elke zestig dagen maximaal twee kratten van 24 flesjes reserveren en moet die bestelling op een afgesproken datum en tijd aan de poort van de abdij ophalen. Zo’n krat kost 35 tot 45 euro, afhankelijk van het soort trappistenbier. Omdat de abdij maar een beperkte hoeveelheid trappist produceert, moeten liefhebbers volgens de website van de Sint-Sixtusabdij ‘veel geduld en wat geluk’ hebben om aan een krat te komen. Het was dan ook geen wonder dat sommige bierliefhebbers ’s morgens al voor de deur van de Jan Linders-filialen stonden om twee flesjes van het moeilijk te verkrijgen gerstenat te

bemachtigen.

Hoe de supermarktketen aan een paar honderd kratten van het Westvleteren-bier kwam, blijft een raadsel. De abdij vermoedt dat verschillende tussenhandelaren de kratten hebben opgespaard totdat ze een lading aan Jan Linders konden leveren. Marketingmanager Gineke Wilms vertelde destijds dat het bier inderdaad via

verschillende ‘schakels’ in de supermarkt terechtkwam. Maar wie deze tussenpersonen waren, wilde ze niet prijsgeven. Door de tussenhandel werd de prijs voor het bier omhoog gestuwd, waardoor de winst voor Jan Linders volgens haar beperkt bleef.

Wilms verzekerde de kloosterlingen dat Jan Linders ‘echt goede intenties’ had, en de monniken niet wilde beledigen. ‘We respecteren de exclusiviteit van het bier enorm.’

(18)

18

Koppels trouwen nauwelijks meer in algehele gemeenschap van goederen na

nieuwe wetgeving

Koppels trouwen nauwelijks meer in algehele gemeenschap van goederen. Tot vorig jaar deed de overgrote meerderheid van de stellen dat nog. Oorzaak lijkt de invoering van de nieuwe huwelijkswetgeving: sinds 1 januari 2018 trouwen stellen niet langer automatisch in algehele gemeenschap van goederen maar in ‘beperkte’ gemeenschap.

Volgens een peiling van kennisorganisatie Netwerk Notarissen vraagt slechts 13 procent van de aanstaande echtelieden die de moeite nemen om voor huwelijkse voorwaarden naar de notaris te stappen, naar de

‘ouderwetse’ variant. Vóór invoering van de nieuwe wet trouwde ongeveer driekwart van alle koppels in algehele gemeenschap van goederen.

Bij trouwen in beperkte gemeenschap van goederen behoudt iedere partner zijn privévermogen. Bij een scheiding moeten de partners het gezamenlijk vergaarde vermogen verdelen. De individuele vermogens en schulden opgebouwd vóór het huwelijk blijven buiten de gemeenschap. Het wetsvoorstel, ingediend door de toenmalige Tweede Kamerleden Swinkels (D66), Van Oosten (VVD) en Recourt (PvdA) werd op 28 maart vorig jaar

aangenomen. Stellen die in algehele gemeenschap van goederen willen trouwen, moeten nu langs de notaris.

Peiling

Minister Dekker (Rechtsbescherming) kondigde in februari dit jaar het plan aan om de algehele variant buiten de huwelijkse voorwaarden te laten om de optie gemakkelijk en betaalbaar te houden. Lucienne van der Geld, directeur van Netwerk Notarissen, vond het voorstel van Dekker ‘opmerkelijk’ omdat het zo kort na de invoering van de wet volgde. De notariskoepel was zelf namelijk voorstander van de wetswijziging. Netwerk Notarissen deed daarom een peiling onder 222 aangesloten notarissen om uit te zoeken hoeveel animo er in de praktijk nog is voor trouwen in algehele gemeenschap.

Uit die peiling blijkt dat gemiddeld slechts 13 procent van de mensen bij de notaris naar de vroegere

standaardoptie vraagt. Ook kiezen koppels na voorlichting vaker voor andere opties, zoals trouwen in ‘obligatoire’ gemeenschap van goederen. Van der Geld: ‘Dus als iemand eigenaar is van een huis, dan heeft de ander geen recht op de helft van het huis zelf, maar wel op de waarde ervan. Als de partner die geen eigenaar is van de woning schulden krijgt, kan zijn schuldeiser geen beslag leggen op de woning. Als je in algehele gemeenschap van goederen trouwt, kan dat wel.’

Prijzig

Dat de algehele variant na de wetswijziging zo nadrukkelijk op zijn retour is verbaast hoogleraar notarieel recht Pim Huijgen (Universiteit Leiden) niet, want huwelijkse voorwaarden zijn prijzig. ‘Je bent er ongeveer 700 euro aan kwijt. Mensen gaan dat echt niet betalen, dus de afname is logisch’.

Dat koppels door de wetswijziging minder huwelijkse voorwaarden afsluiten lijkt Huijgen ook onwaarschijnlijk, al was dat wel een doel van de initiatiefnemers. ‘Volgens mij worden er potentieel zelfs meer huwelijkse

voorwaarden gemaakt. Er zijn nu zoveel opties om uit te kiezen en de beperkte gemeenschap van goederen is een technisch lastig systeem. Hoe weet je over 20 jaar nog wat je voor je huwelijk aan vermogen had?’

(19)

19

ANWB: voorlichting e-bikes schiet tekort - fietsers weten niet hoe ze accu

moeten onderhouden

Eigenaars van elektrische fietsen hebben onvoldoende kennis over accu’s, omdat de voorlichting daarover vaak tekort schiet.

Dat blijkt uit een onderzoek van verkeersorganisatie ANWB onder twintig landelijk actieve e-bikefabrikanten. De fietseigenaren weten vaak niet hoe ze de accu moeten onderhouden of hoeveel een nieuw exemplaar kost. Bij slechts twee van de geteste producenten werd de kwaliteit van de voorlichting als ‘voldoende’ beoordeeld. In Nederland rijden 1,2 miljoen ANWB-leden op een elektrische fiets. Ongeveer de helft van deze leden klaagde bij de bond over de problemen die ze met de fietsaccu hadden. Eigenaren van e-bikes vinden bijvoorbeeld dat ze niet goed ingelicht zijn over hoe ze de batterij in goede staat houden, of over het bereik van een opgeladen accu. Ook missen ze kennis over de levensduur van de batterij.

Zelfs oplettende consumenten zijn volgens de ANWB regelmatig onvoldoende ingelicht, omdat de benodigde informatie over de fietsaccu’s vaak niet beschikbaar is. Dat zorgt, zeker wanneer de accu stukgaat, voor de nodige verrassingen bij de fietsers. De prijs van een vervangende accu is met gemiddeld 551 euro best hoog. Bij één van de onderzochte fabrikanten kostte een nieuwe fietsbatterij zelfs 949 euro. ‘Dat is bijna de helft van de prijs van de e-bike zelf’, zegt een ANWB-woordvoerder. ‘Wij kunnen ons voorstellen dat mensen best wel schrikken van die prijs, want ze zijn daar niet mee bezig als ze een fiets aanschaffen.’

'Matig' en 'redelijk'

Voor het onderzoek testte de ANWB de informatievoorziening van twintig e-bikeproducenten over prijs,

levensduur en onderhoudstips. Daarvoor raadpleegde de bond eerst handleidingen en websites, en zocht daarna telefonisch contact met de fabrikant. Ruim de helft van de fabrikanten werd als ‘matig’ of ‘redelijk’ beoordeeld, van twee van de twintig merken was de informatievoorziening adequaat.

Volgens de ANWB heeft een aantal onderzochte fabrikanten in woord en daad gereageerd op de testuitslagen. Ze plaatsten meteen informatie over bijvoorbeeld hun accuprijzen op de website, of gaven te kennen op korte termijn hun informatievoorziening te verbeteren. ‘Fietsfabrikanten moeten echt hun rol pakken in de voorlichting van hun eigen klanten’, aldus de ANWB-woordvoerder.

Daarnaast heeft Bovag Fietsbedrijven op 1 mei nieuwe regels in laten gaan voor de voorwaarden rond de aanschaf van e-bikes. De 800 bij Bovag aangesloten ondernemers zijn nu verplicht om ten tijde van de koop een redelijke indicatie te geven van de vervangingskosten, levensduur en actieradius van de accu.

Vijf tips

De elektrische fiets is al jaren bezig aan een schijnbaar onstuitbare opmars. Uit een recente steekproef van Bovag en RAI Vereniging blijkt dat in Nederland 1,9 miljoen e-bikes zijn verkocht. Vijf tips van de Fietsersbond:

1. Laad een lege accu zo snel mogelijk weer op.

2. Laad de accu binnenshuis op, dus bij kamertemperatuur. De capaciteit van de batterij neemt af bij lage temperaturen.

3. Wie zijn of haar fiets in de winter weinig gebruikt, kan de accu het best op kamertemperatuur bewaren in een droge omgeving.

4. Een accu moet regelmatig ontladen en weer opladen om gezond te blijven. Veel laders doen dit automatisch. Het is daarom beter de accu in de lader te bewaren.

(20)

20

Beschikbaar inkomen groeit minder hard dan economie

De economie groeit harder dan het besteedbare inkomen van Nederlanders. Tegelijkertijd wordt de arbeidsmarkt steeds krapper, omdat de hoeveelheid werkloze personen daalt en het aantal vacatures juist stijgt. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de Nederlandse economie in 2017.

Het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) steeg vorig jaar met 3,2 procent. Dat is de hoogste toename in de waarde van goederen en diensten sinds de crisis. De economische groei leunde vooral op de export, maar Nederlanders consumeerden en investeerden ook meer.

Waar de economie groeide met ruim 3 procent, nam het netto reëel beschikbaar inkomen (het totaalbedrag wat gespaard of besteed kan worden) echter met maar 1,5 procent toe. De gemiddelde Nederlander merkt dus minder van de groeiende economische welvaart. De ongunstige ontwikkeling van het beschikbaar inkomen ten opzichte van het bbp is al zo sinds het begin van de eeuw, maar nam in 2017 nog verder toe.

Een voorspoedig jaar

De arbeidsmarkt beleefde door de aangetrokken economie een voorspoedig jaar. Meer dan tien miljoen werknemers en zelfstandigen hadden een baan: dat getal was nooit eerder zo hoog. Ook daalde het gemiddelde aantal werklozen en steeg de hoeveelheid openstaande vacatures. Ruim 430 duizend mensen waren op zoek naar werk, een daling van meer dan 100 duizend ten opzichte van het jaar ervoor.

Het werkloosheidspercentage zakte dan ook tot 4,9 procent, het laagste niveau sinds de crisis. Tegenover elke openstaande vacature (ongeveer 200 duizend) stonden in het vierde kwartaal van 2017 gemiddeld 1,8 werkloze personen. Dat betekent een grotere spanning op de arbeidsmarkt dan 5 jaar geleden, want toen stonden tegenover elke vacature gemiddeld 7 werklozen.

Sinds 2009 groeide de Nederlandse economie met 11 procent, waarmee ze ten opzichte van de andere Europese landen enigszins achterbleef. De gemiddelde economische groei van de 28 EU-lidstaten was 13 procent. De Nederlandse economie heeft de Franse en Belgische economie de afgelopen jaren echter wel ingehaald.

(21)

21

Mogen providers wel collectief abonnementen duurder maken?

Internetproviders Ziggo, XS4ALL en KPN verhogen allemaal per 1 juli hun abonnementstarieven met twee tot drie euro per maand. Mag dat zomaar?

Een gezamenlijke prijsverhoging op 1 juli; wat zit daarachter?

Dat de marktleiders hun abonnementsprijzen tegelijk verhogen kan achterdocht wekken, maar het is min of meer toevallig. Ziggo ‘bekijkt jaarlijks of een prijsaanpassing noodzakelijk is’, waarna deze halverwege het jaar wordt doorgevoerd. Ook bij KPN is 1 juli de vaste datum om aanpassingen te implementeren. ‘Dat is bijvoorbeeld ook de dag waarop we zenderwijzigingen doorvoeren’, aldus een KPN-woordvoerder. Vorig jaar voerden beide providers hun prijsstijging eveneens in juli door.

Volgens Tim Poulus, analist van marktonderzoeker Telecompaper, zit er achter die 1 juli wel degelijk een ‘sluwigheidje’. ‘In juli zijn mensen vaak op vakantie en hebben ze geen zin om over te stappen naar een ander’, zegt hij. Klanten hebben het recht om hun contract tussentijds kosteloos op te zeggen als de prijsstijging hoger ligt dan de inflatie. Dat is bij de aankomende stijging bij Ziggo, KPN en Xs4ALL het geval.

Concurrenten die tegelijk hun prijzen verhogen: wat vindt de kartelwaakhond daarvan?

Bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) gaan er niet direct alarmbellen rinkelen. ‘Providers zijn vrij om hun eigen prijzen te veranderen wanneer ze willen, zolang ze de consument van tevoren duidelijk informeren over de prijsstijgingen’, zegt Frederique Hermie van ACM. De woordvoerders van Ziggo en KPN geven beiden aan dat ze dat gedaan hebben. Wel houdt de ACM de providers nauwlettend in de gaten om te voorkomen dat de concurrentie in de sector vervaagt. Omdat KPN en Ziggo veruit de grootste spelers zijn op de markt voor bijvoorbeeld vier-in-één-pakketten (internet, vaste telefonie, televisie en mobiel bellen) ligt een duopolie op de loer. De Consumentenbond denkt er hetzelfde over: ‘Het is niet erg dat de prijzen stijgen, maar er moet wel voldoende te kiezen blijven.’

Wat krijgen we voor die prijsverhoging?

Ziggo-klanten zullen gemiddeld 1,65 euro meer moeten betalen omdat het datagebruik van de consument explosief is gestegen. De prijs van het populairste alles-in-één-pakket stijgt met twee euro. Volgens een woordvoerder krijgt de consument daar een ‘sneller, betrouwbaarder en veiliger’ netwerk voor terug. KPN verhoogt de prijzen van zijn abonnementen met 2,50 tot 3,50 per maand om hogere internetsnelheden en een uitgebreider zenderpakket aan te kunnen bieden. Ook XS4ALL levert voor een aantal varianten abonnementen sneller internet, wat de klant 3,50 euro per maand meer kost.

Waren de prijzen niet onlangs verhoogd?

Ja, voor veel klanten van Ziggo, KPN en XS4ALL is het weer raak. Vorig jaar stegen de tarieven van abonnementen namelijk ook: toen met een kleine twee euro per maand.

(22)

22

Grootste stijging vleesprijs sinds 2001: vooral pluimvee werd duurder

Voor een kilo kipfilet, een pondje rundvlees of een onsje schouderham moest de consument in 2017 een stuk meer betalen dan het jaar ervoor. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Vleesproducten werden 3,8 procent duurder. De laatste keer dat de prijs van vlees zo hard steeg, was zeventien jaar geleden.

De reden voor deze stijging is niet eenduidig. Volgens het CBS zijn in de hele productieketen, zoals slachterijen en uitbeenbedrijven, de prijzen gestegen. Consumptiesocioloog Hans Dagevos van de Wageningen University & Research: ‘De grondstoffen die nodig zijn om vlees te produceren, zoals voedsel, water en land zijn duurder geworden omdat meer mensen vlees kunnen en willen kopen. Het heeft ook te maken met de stijgende loonkosten, en misschien compensatie voor het milieu. Uiteindelijk draagt alles een beetje bij.’

Langzame stijging

Matthijs van den Berg, hoofd Voeding, Preventie en Zorg bij het RIVM, verwacht niet dat de consument op korte termijn minder vlees gaat kopen als gevolg van de prijsstijging: daarvoor is de prijs te langzaam gestegen. ‘Dat effect zie je pas bij een substantiële prijsverhoging van bijvoorbeeld tien of twintig procent. Dat weten we uit onderzoek naar accijnsverhogingen bij tabak en alcohol, waar je dat wel degelijk terugziet in de consumptie.’ Ook Dagevos denkt dat de prijsstijging nog niet rigoureus genoeg is om vleesconsumptie terug te dringen. ‘Maar als deze trend doorzet, worden mensen zich meer bewust dat vlees duurder wordt, en gaan ze nadrukkelijker opletten.’

De Nederlandse consument heeft al langer te maken met een stijgende vleesprijs. Gemiddeld steeg de verkoopprijs de laatste twee decennia met twee procent per jaar, maar de laatste keer dat de kosten explosief toenamen was in 2001. Toen kostten vleesproducten tien procent meer dan het jaar daarvoor. Dat had waarschijnlijk te maken met de uitbraak van de mond-en-klauwzeer die honderdduizenden dieren het leven kostte.

Europa

Met een prijsstijging van bijna vier procent was Nederland in 2017 op Europees niveau een van de koplopers. Alleen in de Slowaakse supermarkten werd het vlees met een stijging van 4,4 procent nog duurder. In de eurozone moesten consumenten gemiddeld 1,3 procent meer betalen. Die percentages zijn wel relatief, waarschuwt Dagevos. ‘Levensmiddelen zijn in Nederland sowieso al goedkoper, dus procentueel is het verschil dan al snel groter.’

In 2017 steeg vooral de verkoopprijs van pluimveevlees met 4,7 procent bovengemiddeld hard. Ook

varkensvleesproducten en gerookte, gedroogde of gezouten vleeswaren werden ruim vier procent duurder. De prijzen van andere vleessoorten, waaronder schapen-, rund- en konijnenvlees namen toe met 1,5 tot 3,5 procent.

(23)

23

B. Reportages

Wilt u persoonlijke aandacht van uw loodgieter? Kies voor een vrouw

Ze zijn nog uitzonderingen in een typisch mannenberoep: vrouwelijke loodgieters. Terwijl het vak voor hen aantrekkelijker wordt: er moeten steeds meer digitale systemen worden geïnstalleerd en daarbij zijn communicatieve vaardigheden belangrijk. Vrouwen zijn daar beter in dan mannen.

‘We zijn binnen!’, lacht Regina Smolders (44) terwijl ze met een handontstopper een rioolveer in een pijp draait. Smolders probeert in een woning in Amsterdam-Noord een verstopte leiding te repareren die een lek in de cv-ketel heeft veroorzaakt. Smolders is met haar eenmansbedrijf ‘De Loodgietster’ een van de weinige vrouwelijke loodgieters in Nederland. Met een nieuw koppelstukje in de ene hand en een espresso in de andere legt ze uit hoe ze zich staande houdt in het loodgietersvak, traditioneel een echt mannenberoep. Het voordeel van vrouw-zijn is dat ze opvalt tussen haar mannelijke concurrenten, het nadeel is dat sommige klanten vooroordelen hebben over vrouwen in een technisch beroep. Hoewel Smolders daar weinig van zegt te merken. ‘Laten we zeggen dat één op de duizend klanten van tevoren twijfelt aan mijn vakmanschap, maar als ik dan de klus geklaard heb, is hun perspectief helemaal veranderd’, verklaart Smolders. ‘Ik zorg er met mijn werk voor dat het huishouden weer draait, ik zorg voor warmte. En dat is heel mooi.’

Het aantal vrouwelijke loodgieters neemt maar heel langzaam toe. Volgens de belangenorganisatie van de installatiebranche, Uneto-VNI, werken er nu zo’n vijfhonderd vrouwen als loodgieter. Dat is 1,2 procent van de hele beroepsgroep van 41 duizend loodgieters. In 2006 waren er 330 vrouwelijke loodgieters. Uneto-VNI zou graag zien dat meer vrouwen voor dit beroep kiezen, want er is een groot tekort aan installateurs en loodgieters. Het percentage vrouwen zal waarschijnlijk nog wel wat verder stijgen, want dat geldt ook voor het aantal meisjes dat voor een technische opleiding kiest, aldus de brancheorganisatie.

Tekort aan vakmensen

De van oorsprong Spaanse Smolders (ze heeft een Nederlandse vader, maar groeide op in Andalusië) volgde een loodgietersopleiding in Spanje. Dat diploma is ook in Nederland geldig. Toen ze in 2003 naar Nederland

emigreerde, werkte ze eerst een aantal jaren in loondienst bij loodgietersbedrijven, maar dat beviel haar slecht. Nu rijdt ze als zzp’ende ‘loodgietster’ met een bestelbus vol gereedschap door Noord-Amsterdam en klaart klussen die variëren van kapotte kranen tot complete badkamerrenovaties. Omdat er meer dan genoeg werk is verdient ze daar een goed belegde boterham mee: er is een structureel tekort aan vakmensen in de

installatiebranche.

Het beroep van loodgieter vernieuwt zichzelf constant. Die ontwikkeling maakt het vak aantrekkelijker voor vrouwen, want naast het traditionele repareren van kapotte kranen en lekkages kan de loodgieter steeds meer betekenen op het gebied van energiebesparing, digitalisering en duurzaamheid. Denk daarbij aan de installatie van slimme meters die op afstand het energieverbruik kunnen aflezen, of spiegels die door middel van gezichtsherkenning kunnen vertellen of je tanden wel goed gepoetst zijn. Bij het installeren van zulke digitale systemen zijn communicatieve vaardigheden belangrijker dan ooit en vrouwen zijn gemiddeld beter in communicatie dan mannen. Daarnaast is het vak met de jaren minder zwaar geworden doordat het oude basismateriaal van de loodgieter, lood, veelal is vervangen door kunststof. ‘Maar de grootste verandering heeft hier plaatsgevonden', zegt Smolders terwijl ze met haar vinger tegen haar slaap tikt. ‘Het vooroordeel dat vrouwen niet goed zijn in loodgieterswerk verdwijnt, al is het langzaam.’

Enige meisje

Uneto-VNI mag dan een gestage groei van het aantal meisjes op de vakscholen zien, Lindsay Bos (18) is nog steeds het enige meisje van de ongeveer honderd studenten die de opleiding werktuigkundige installatie volgen aan het Nova College in Beverwijk. ‘In het begin was het nogal onwennig om de enige te zijn, maar na een week of twee was ik er wel aan gewend. Ik ben nu eenmaal geen type voor de gezondheidszorg of om kapster te worden, maar ik wilde wel graag met mensen werken.’ Tijdens de opleiding krijgt Bos daar genoeg gelegenheid voor; ze werkt het grootste deel van de week bij haar leerbedrijf.

(24)

24

Bos wordt geschoold in de technische vernieuwingen van het vak, maar ziet bij haar leerbedrijven dat nog niet alle loodgieters die toekomst omarmen. Sommige bedrijven waar Bos praktijkervaring opdoet beperken hun

werkzaamheden nog tot het ontstoppen van rioleringen en het installeren van cv-ketels, maar volgens haar zal elke loodgieter in de toekomst moeten weten hoe je technologische snufjes in het huishouden integreert. Ook de Amsterdamse eenpitter Smolders probeert zichzelf door middel van wintercursussen bij te scholen. Tijdens haar tweede reparatie van de ochtend belt sanitairfabrikant Grohe haar om haar te attenderen op een training tot ‘waterveiligheidsexpert’. Tijdens die korte opleiding kan ze leren hoe ze systemen moet installeren die lekkages vroegtijdig herkennen.

Grof wereldje

De vrouwen die als loodgieter werken moeten sterk in hun schoenen staan. Zij treden toe tot een groep die tot voor kort exclusief uit mannen bestond en het kan lang duren voordat de oude garde de komst van een vrouw accepteert. Studente Bos ondervond dat in haar eerste halfjaar als leerling-loodgieter ook. Ze was vaak het doelwit van vuige of gemene grappen. Tijdens haar opleiding kreeg ze onder andere te horen dat ze ‘wel lesbisch moest zijn’ en ‘een hoer was’, omdat ze voor werktuigkundige installatie had gekozen. ‘Het is een grof wereldje. Ik had er vooral bij mijn eerste leerbedrijf veel last van. Mijn baas zei toen dat ik niet tegen een grapje kon, maar wat daar gebeurde was echt geen grap meer.’ Ze vertrok daarom bij dat bedrijf. ‘Als jullie geen respect voor me hebben, heeft het ook geen zin dat ik hier blijf’, dacht ik. Ik werk nu bijna twee maanden voor een ander bedrijf en daar vinden ze het geweldig dat ik er ben.’

Smolders weet wel raad met klanten die de wenkbrauwen fronsen als er een vrouw met een gereedschapskist voor de deur staat. ‘Ik ben net zo bekwaam als mijn mannelijke collega’s. Ik probeer me te onderscheiden met een combinatie van aanpakken en persoonlijke aandacht.’ De bewoonster van de woning met de lekkende cv-ketel knikt hevig. Ze belt altijd Smolders als ze problemen heeft met haar verwarming, zegt ze: ‘Ik vind Regina betrouwbaarder dan andere loodgieters, omdat haar aanpak persoonlijker is.’

(25)

25

Waarom slaan verpakkingsvrije winkels toch niet aan in Nederland?

Terwijl in België en Duitsland verpakkingsvrije winkels floreren, houdt in Nederland één groene winkelier met hangen en wurgen het hoofd boven water. Een prachtinitiatief, maar het mag niet te veel kosten

Sinds 1 februari staat de groene supermarkt De Verpakkingsvrije Winkel in het Leidse winkelcentrum De

Kopermolen er verlaten bij. De winkel is tijdelijk gesloten omdat de eigenaren de tweede verhuizing in anderhalf jaar tijd voorbereiden. In de Merenwijk in Leiden liep de supermarkt niet, dus verhuist ze naar de drukkere binnenstad.

Eigenaar Jeroen Schrama (42) is vooralsnog de enige in Nederland die een volledig verpakkingsvrije winkel draaiende weet te houden. Maar gemakkelijk is het niet: 'Mensen vinden ons initiatief heel leuk, maar ze kopen te weinig.' Schrama wil geen concessies doen aan het verpakkingsloze concept om meer klanten te trekken.

In een verpakkingsvrije supermarkt worden voornamelijk graanproducten, noten, bonen en kruiden verkocht. De winkels kopen die in grote hoeveelheden in en presenteren ze in silo's, schepbakken en containers. De klant doet het gewenste aantal grammen in zelf meegebrachte bakjes en potjes. Doordat de klanten precies de hoeveelheid kopen die ze nodig hebben, verspillen ze minder voedsel.

Kort leven

Andere volledig verpakkingsvrije winkels waren in Nederland een kort leven beschoren. De pionier in deze categorie, Bag&Buy in Utrecht, ging in 2015 open, en kampte al snel met uitzichtloze rode cijfers. De winkel sloot binnen een half jaar, hoewel hij in een populaire winkelstraat zat.

Opgeweckt Noord in Groningen hield al na veertien maanden opheffingsuitverkoop. De eigenaren moesten met lede ogen aanzien hoe de klanten ineens toestroomden op die laatste dagen, toen de voorraden met 50 procent korting werden verkocht.

Biolokaal in Coevorden ging binnen twee jaar dicht en de eigenaar van Goods Only in Zutphen vertelde de Stentor dat het runnen van de winkel na ruim anderhalf jaar 'fysiek en mentaal te zwaar werd', omdat ze met veel pijn en moeite maar net break-even draaide. Waarom hadden deze milieubewuste ondernemers het zo moeilijk?

Beperkt assortiment

Een mogelijke oorzaak is het beperkte assortiment. Verse producten als zuivel en vlees kunnen zonder verpakking amper hygiënisch bewaard worden. 'Verpakkingen hebben een belangrijke functie, want zonder bescherming daalt de houdbaarheid', aldus hoogleraar marktkunde Hans van Trijp.

Consumenten kunnen dus niet voor al hun boodschappen in zo'n winkel terecht, terwijl ze bij de supermarkt wel in een keer klaar zijn. Van Trijp wijst erop dat milieuwinst vaak gepaard gaat met een persoonlijk verlies: klanten zijn meer tijd kwijt aan boodschappen doen en zijn vaak ook iets duurder uit. 'Als ze moeten kiezen tussen gemak en duurzaamheid, kiezen consumenten vaak voor gemak.'

Ook onderzoeker duurzaam consumentengedrag Jan Willem Bolderdijk gelooft dat consumenten

'gewoontedieren' zijn die vaak 'op de automatische piloot' keuzes maken. Verpakkingsvrij winkelen is volgens hem lastig aan de man te brengen omdat consumenten er hun boodschappenroutine voor moeten veranderen. Een biologische of verpakkingsvrije supermarkt heeft daarom meer kans van slagen als deze gevestigd is in een wijk waar veel milieubewuste mensen wonen die de extra moeite willen nemen. 'Stel dat je erg voor

verpakkingsvrij winkelen bent, maar niet in de buurt van de winkel woont. Dan wordt het een stuk lastiger om klant te worden.'

Een andere mentaliteit

Al deze mitsen en maren lijken in het buitenland een minder grote belemmering te vormen. In Duitsland en België gedijt het concept veel beter. Vooral in België schieten de verpakkingsvrije en afvalloze winkels als paddestoelen uit de grond.

(26)

26

De Antwerpse winkel Robuust is de grondlegger in België en verkoopt sinds 2014 biologische voeding en dranken, badkamer- en huishoudelijke producten. Robuust is een van de tien succesvolle Belgische verpakkingsvrije winkels. In Duitsland zijn er een stuk of twintig.

Marketingexpert Malaika Brengman van de Vrije Universiteit Brussel denkt dat verpakkingsvrij winkelen in België beter aanslaat, omdat Belgen een andere mentaliteit hebben dan Nederlanders. 'België is Europees kampioen recyclen. Belgen zijn zich erg bewust van het effect van verpakkingen op het milieu', stelt ze.

In België is milieubewustzijn een statussymbool, zegt hoogleraar marketing aan de KU Leuven Luk Warlop. 'Mensen laten graag zien dat ze verpakkingsvrij winkelen, zo van: zie eens hoe ecologisch we zijn.'

Toch relativeert hij het succes van de Belgische winkels. 'De verpakkingsloze winkel blijft een nicheconcept, maar er is in België blijkbaar wel een klantensegment dat groot en kapitaalkrachtig genoeg is om de winkels open te houden.'

Duurzaamheid boven alles

'Creatieve wereldverbeteraar' Schrama van De Verpakkingsvrije Winkel in Leiden erkent dat hij van nature geen ondernemer is. Omdat hij duurzaamheid boven alles stelt, vertoont zijn verdienmodel tegenstrijdigheden. Zo houdt hij de prijzen van zijn producten relatief laag om zichzelf niet uit de markt prijzen, maar daardoor blijft de winstmarge laag.

Vlees wil Schrama uit principe niet verkopen, omdat de vleesindustrie een van de grootste milieuvervuilers is. Een proef met verse groenten sloeg niet aan. 'Ik kreeg de groenten die op dat moment oogstbaar waren. Als ik kolen binnen kreeg, werden die zelden allemaal verkocht. Ik wilde niet weggooien wat overbleef, dus heb ik zelf veel kool gegeten in die periode.'

Om de omzet te verhogen verkocht De Verpakkingsvrije Winkel aanvankelijk ook huishoudelijke artikelen, zoals wasbare luiers en inlegkruisjes, maar vaste klanten schaften die producten logischerwijs maar één keer aan: ze waren herbruikbaar.

Schrama werkt uitsluitend met vrijwilligers en huurt tegen een pop-uptarief (ongeveer 230 euro per maand, inclusief gas, water en licht). Op de nieuwe locatie, waar de huur ongeveer even hoog is, wil hij een bedrijfsleider inhuren die de ondernemerstaken van hem overneemt. De vrijwilligers kunnen zich dan richten op het

organiseren van workshops en voorlichting.

Daarnaast opent De Verpakkingsvrije Winkel een kleine lunchroom. Schrama: 'De winkel blijft belangrijk, maar de lunchroom en workshops moeten een groot deel van het verdienmodel invullen.'

(27)

27

De mannen van ATI Abseiltechnieken zijn het laatste redmiddel als men

ergens niet kan komen

Abseilen als beroep, niet iedereen zal daar het benodigde lef voor hebben. Maar hoe pleeg je anders onderhoud in hoekjes van silo's, op gevels van monumenten of op de Schipholtoren?

Bovenop het 123-meter hoge World Port Center in Rotterdam stapt een medewerker van ATI Abseiltechnieken in zijn klimharnas, voordat hij zijn gereedschapszak aan het tuigje hangt. Dan checkt hij zijn back-uplijn en zijn touwbescherming die op de rand van het gebouw ligt. Hij haalt een keer diep adem, knikt naar zijn collega en laat het touw een stukje vieren. Over de rand. Echt schrikken van de hoogte doet hij al jaren niet meer. Aan het werk. Het is dagelijkse kost voor de abseilers van ATI Abseiltechnieken. Ze zijn een van de acht gecertificeerde bedrijven in Nederland die met behulp van touwtechnieken industriële onderhoudsklussen uitvoeren op moeilijk bereikbare locaties, zoals grote hoogte of besloten ruimtes. Het in Sint Nicolaasga gevestigde familiebedrijf was de pionier op gebied van industrieel abseilen toen ze in 2004 hun eerste opdrachten voltooiden.

Bedrijf: ATI Abseiltechnieken Waar: Sint Nicolaasga Sinds: 2004

Aantal werknemers: 5, en ongeveer 15 gespecialiseerde zzp’ers Omzet: ruim 1 miljoen euro

Toen zijn oom hem in 2003 vroeg voor een onderhoudsklus in een aantal silo’s kwam bedrijfsoprichter Jeroen van Deijnen (40) in aanraking met industrieel abseilen. ‘Er moesten alleen wat schroefjes vervangen worden op een plek waar hoogwerkers en kranen niet konden komen.’ Hij volgde daarna een gecertificeerde abseiltraining in België en richtte samen met zijn oudste broer Jorrit (39) ATI op. Op een later moment voegden de andere twee broers Jasper (38) en Joep (35) zich bij het bedrijf. Alle vier vervullen ze binnen het bedrijf een eigen

administratieve taak, maar de broers zijn stuk voor stuk ook gelouterde abseilers.

Ondertussen behoren een paar honderd grote en kleine opdrachtgevers tot hun clientèle, variërend van Tata Steel en FrieslandCampina tot afvalverbrander Energy from Waste uit Delfzijl en voetbalclub SC Heerenveen - voor onderhoud aan het dak van het stadion. Het zijn spectaculaire plekken waar ATI doet aan industrieel onderhoud, inspectie, montage, schoonmaak en schilderwerkzaamheden.

In de touwen

‘We werken bijvoorbeeld in de smerigste silo’s, maar ook op gevels van monumenten en op de Schipholtoren’, zegt Rudolf van der Werf, operationeel manager van ATI. Naast de vier van Deijnen-broers is hij de enige vaste werknemer. Het bedrijf werkt met een flexibele schil omdat het niet altijd evenveel werk heeft. ATI haalt zijn abseilers uit een bestand met ongeveer vijftig gespecialiseerde zzp’ers, waarvan er ongeveer vijftien met regelmaat in de touwen hangen.

Omdat veel opdrachtgevers steevast eerst aan steigerbouw, hoogwerkers en kranen denken als ze op zoek gaan naar een aannemer zijn er nog weinig bedrijven die de voordelen van abseiltechnieken kennen. ‘Wij zijn vaak het laatste redmiddel als men ergens niet kan komen’, vertelt van der Werf. ‘Al worden we wel steeds vaker direct gevraagd.’ Van Deijnen valt hem bij: ‘Als je alleen de wijzerplaten van de kerkklok wil verven is het niet efficiënt om een steiger te bouwen’, zegt hij terwijl hij door het kantoorraam naar de Sint-Nicolaaskerk wijst. ‘Dat duurt twee weken, terwijl het voor ons met drie man een week werk zou zijn.’

Daarom is het inhuren van een abseilteam in veel gevallen goedkoper voor een opdrachtgever, al valt de uurprijs van het team wat hoger uit. Het mes snijdt aan twee kanten, legt van der Werf uit: ‘Als de productie door kan blijven lopen, in plaats van dat het geheel stopgezet moet worden, reken je winst dan maar uit.’

Veiligheidsplan

Om de veiligheid van de abseilers te garanderen maakt ATI gebruik van sterk, industrieel klimmateriaal. Iedereen die voor het bedrijf abseilt, heeft de basisvaardigheden geleerd bij een opleiding van de International Rope Access Trade Association (IRATA). Voor leidinggevenden zijn de eisen zelfs nog iets strenger: zij hebben minstens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Slechts zes jaar na 1956, toen zij Greber als een spiritist ontmaskerden, handelde het Genootschap alsof zij dat nooit gedaan hadden: zij openbaarden Greber als een bijbelgeleerde

Het placht vremde vraagen aan de Moeder te vraagen nopende den Hemel en Godt/ en de Moeder dacht/ dat het kindt eenige hadde hooren spreeken over die

Ewerts vrouw Mary, die haar man in zijn laatste uren bijstond, neemt de verdediging op zich: ‘Craig had écht z’n redenen om de camera’s toe te laten aan zijn sterfbed’, zegt

Alles wijst erop dat dit een politiek proces moest worden: een poging om via de rechtsgang, op de rug van een dode, een getroebleerde familie en geïntimideerde artsen, aan

Volgens Keuleneer, die benadrukt dat hij het arrest nog niet ko lezen, wordt "euthanasie nu iets vanzelfsprekends": "De euthanasiewet heeft geen controle me Iedereen

dementerenden 'uitboeken als ex-mensen, die nu huisdier zijn geworden, zodat baasje mag besluiten ze te laten inslapen.' Het is cru gezegd, maar niet onjuist. Niet de vergelijking

De datum en de locatie lagen al vast: aanstaande zondag in de ziekenboeg van de

Mijn vader zei dat hij niet alle papieren meer had, dat er niet zo veel meer over was, maar toen ik voor het eerst die cijfers onder ogen kreeg, dacht ik: als dit het bedrag is