• No results found

Pasquino in Rome

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pasquino in Rome"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pasquino in Rome

1492-1523

(2)

Pasquino in Rome

1492-1523

(3)

Inhoudsopgave 1.0 Inleiding 6 2.0 Pasquino en de pasquinades 8 3.0 Alexander VI 15 4.0 Julius II 29 5.0 Leo X 39 6.0 Adrianus VI 48

7.0 Vorm- en taaleigen van pasquinades 61

8.0 Conclusie 63

(4)

Lijst van afbeeldingen

Pasquino, Piazza di Pasquino, Roma. 8

Portret van Pietro Aretino. Titiaan, 1545. 10

Portret van paus Alexander VI. Pinturicchio, 1492-1495. 15

Pauselijk wapen van paus Alexander VI 20

Portret van paus Julius II. Rafaël, 1511. 29

Portret van paus Leo X. Rafaël, 1513-1519. 39

(5)

Voorwoord

Deze scriptie heb ik geschreven als afsluiting van mijn EduMa-opleiding Griekse en Latijnse Taal en Cultuur. Na mijn Bachelorscriptie geschreven te hebben over de beeldvorming rondom paus Adrianus VI, was mijn nieuwsgierigheid naar het onderwerp alleen maar toegenomen. Voor mijn Masterscriptie heb ik mijn blikveld enerzijds verruimd door er nog een drietal pausen bij te nemen (Alexander VI, Julius II en Leo X), anderzijds beperkt door me uitsluitend te richten op pasquinades. In deze scriptie heb ik onderzocht of er verschillen zijn tussen pasquinades op Italiaanse en ‘barbaarse’ pausen en zo ja, hoe die verschillen verklaard kunnen worden.

(6)

1.0 Inleiding

Fietsend over de Corso Vittorio Emanuele II, maak ik meestal een korte stop bij het Pasquinobeeld, dat zich op de Piazza Pasquino bevindt aan het einde van de Via di Pasquino, een zijstraatje van de Piazza Navona. Met de fiets aan de hand sta ik voor het Pasquinobeeld de meest recente spotschriften te lezen. De pasquinades wisselen elkaar snel af: elke dag hangen er weer nieuwe teksten. Achter me hoor ik toeristen met elkaar praten over de vreemde verschijning die voor hen opduikt. Een onduidelijk, verminkt beeld. Vaak hebben ze geen idee wat het beeld voorstelt en ook de betekenis van al die verschillende papiertjes, die op het beeld zijn geplakt, ontgaat hun. Dat is jammer.

Het Pasquinobeeld verdient veel meer waardering dan er vaak aan wordt gegeven. Het gaat hier niet zomaar om de resten van een beeld met wat teksten erop geplakt. Het gaat erom dat Pasquino de ruimte biedt voor kritiek die afkomstig is van de gewone man en bovendien op een toegankelijke plek in de openbaarheid wordt gebracht. Vandaag de dag leveren de pasquinades (term waarmee deze teksten worden aangeduid) vooral kritiek op de politiek, met name Berlusconi wordt regelmatig genoemd. Ook worden zaken als homofobie, de anticonceptiepil en de opstelling van de Katholieke Kerk daarbij aan de kaak gesteld. Dat is Pasquino in de 21e eeuw.

In deze scriptie zal ik onderzoek doen naar de kritiek die werd geleverd in de pasquinades die verschenen zijn in de periode 1501 tot en met 1523. Ik heb deze periode afgebakend omdat er in deze periode vijf verschillende pausen de Heilige Stoel bekleedden, van wie er van oorsprong twee geen Italiaan zijn.1

1492 – 1503 Alexander VI Rodrigo Borgia Spanje

(1503 Pius III Piccolomini Italië)

1503-1513 Julius II Giuliano della Rovere Italië

1513 – 1521 Leo X Giovanni de’ Medici Italië

1522 – 1523 Adrianus VI Adriaen Floriszoon Boeyens Habsburgse Nederlanden

Paus Pius III (Francesco Todeschini Piccolomini) valt niet onder mijn onderzoek, omdat er geen pasquinades op deze paus zijn verschenen (of in ieder geval niet overgeleverd zijn). Pius III is amper vier weken paus geweest, van 22 september 1503 tot en met 18 oktober 1503. Na

1 Op paus Pius III zijn geen pasquinades verschenen, dus deze paus laat ik buiten beschouwing in mijn

(7)

de dood van Alexander VI werd Francesco tot paus gekozen, hoewel hij op dat moment al dodelijk ziek was. Al snel kwam deze paus dan ook te overlijden, waarna hij werd opgevolgd door Julius II.

De opbouw van mijn scriptie is als volgt. Eerst zal ik ingaan op het verschijnsel van Pasquino en de pasquinades. Vervolgens zal ik nader ingaan op de auteurs van deze spotschriften en daarbij specifiek ingaan op Pietro Aretino, hoogstwaarschijnlijk een van de auteurs van de teksten. Vervolgens zal ik de pasquinades behandelen, op chronologische volgorde van de verschillende pausen: Alexander VI, Julius II, Leo X en Adrianus VI. Elk hoofdstuk begint met een inleiding op de betreffende paus, waarna een aantal treffende pasquinades op deze pausen aan bod komen. Ik zal een commentaar geven op deze pasquinades en afronden met een kleine conclusie.

(8)

2.0 Pasquino en de pasquinades

In een zijstraatje van Piazza Navona, op de Piazza di Pasquino, staat een beschadigd, niet erg opvallend beeld. Toeristen lopen er aan voorbij zonder het op te merken, maar diegenen die hun oog er op laten vallen, worden nieuwsgierig naar Pasquino toegetrokken. Menig toerist weet niet goed wat te denken van dit beeld. Toegegeven, Pasquino blinkt niet meteen uit door zijn schoonheid en perfectie, al gaat het gerucht dat Bernini daar anders over dacht. Toen een reiziger uit het Noorden hem eens vroeg welk beeld van Rome hij het mooist vond, antwoordde Bernini dat dit naar zijn mening het beeld van Pasquino was.2

Wellicht beweerde Bernini dit met een vleugje sarcasme, maar op zijn eigen manier verdient Pasquino wel degelijk de nodige lof. Dat wordt duidelijk als we weten wat voor functie Pasquino had en nog steeds heeft.

Pasquino

Pasquino maakt deel uit van een groep van zes ‘sprekende beelden’. Naast Pasquino bestaat deze groep uit Marforio, Madama Lucrezia, Abate Luigi, il Babuino en il Facchino. Samen worden ze ook wel het ‘congresso degli arguti’, het congres van de scherpe tongen, genoemd. Deze bijnaam is zeer toepasselijk, want scherpe kritiek leveren de beelden zeker. In de 16e eeuw gold er in Rome nauwelijks persvrijheid, waardoor de onvrede die er heerste niet geuit kon worden. Met de vondst van het beschadigde beeld van Pasquino veranderde dit. Het beeld werd gevonden toen kardinaal Oliviero Carafa rond 1500 de omgeving van zijn paleis opnieuw liet bestraten. Tijdens die werkzaamheden kwam dit beeld aan het licht en Carafa liet het op een voetstuk bij zijn paleis plaatsen.3 Wat het beeld oorspronkelijk precies voor heeft moeten stellen en waarom het beeld ‘Pasquino’ heet is niet helemaal duidelijk.4 Wel weten we dat er op de sokkel van dit beeld veel ‘pasquinades’ werden opgehangen.

2 Hare (1893) 467; Verhuyk (2001) 263.

3 Op het voetstuk liet Carafa zijn kardinaalswapen aanbrengen en een opschrift: ‘Olivierii Carafae beneficio hic

sum. Anno salutis MDI.’ ‘Ik ben hier door de welwillendheid van Oliviero Carafa. Gedateerd 1501.’

4 Sommigen denken dat dit beeld Ajax met het lichaam van Achilles moet voorstellen, of Menelaos met het

(9)

Pasquinades

Met pasquinades (It: pasquinate) worden de teksten bedoeld die te lezen waren op de sokkel van het Pasquinobeeld. Niet alleen werd er kerkelijke informatie opgehangen aan de beelden (zoals pauselijke decreten en afkondigingen van aflaten), maar ook was dit de plek voor scherpe, vooral negatieve, teksten die kritiek uitten op het doen en laten van de paus en de clerus. De pasquinades werden niet alleen bevestigd aan een van de zes sprekende beelden, de teksten vonden ook een plek op de beelden van Paulus en Petrus op de Piazza di Ponte Sant’ Angelo aan het begin van de Engelenburcht.5

Nadat het beeld door Carafa gevonden en opgesteld was, werd het traditie dat studenten op de feestdag van San Marco hun zelfgemaakte gedichten declameerden voor het paleis van Carafa.6 Bovendien werd het beeld elk jaar verkleed als een mythologisch figuur.7 Het duurde niet lang of de eerste Latijnse spotverzen werden bevestigd aan het Pasquinobeeld. De eerste gedateerde pasquinades gaan terug tot de tijd van Alexander VI.8 Slechts een deel van de pasquinades is gepubliceerd in boeken en in tijdschriften. Het grootste deel is nog niet uitgegeven en wordt verspreid bewaard in bibliotheken en archieven in heel Italië.9

Daarbij komt het feit dat leden van de pauselijke lijfwacht opdracht kregen om de spotschriften te verwijderen, waardoor veel teksten verloren zijn gegaan.10 Verschillende

pausen hebben namelijk een einde willen maken aan de gevaarlijke en kritische tong van Pasquino. Paus Adrianus VI was zelfs stellig van plan het beeld de Tiber in te werpen, maar dat werd hem afgeraden, omdat verwacht werd dat de kritiek dan alleen maar zou toenemen.11 Zelfs het verwijderen van de briefjes door de pauselijke lijfwacht had niet het gewenste resultaat, omdat niet voorkomen kon worden dat sommigen de spotschriften al uit hun hoofd hadden geleerd, zodat ze alsnog aan iedereen doorverteld konden worden.12

5 Verhuyck (2001) 263-266. 6 Marucci (1988) 8.

7 Luzio (1890) 680; Hare (1893) 464-5; Van Gessel (2006) 10-11. Het Pasquinobeeld wordt bij bepaalde

gelegenheden nog steeds verkleed. In 2001 werd A.S. Roma voetbalkampioen van Italië en Pasquino werd ter ere van die overwinning gekleed in het tenue van de voetbalclub en versierd met vlaggen en sjaals.

8 Romano (1932) inleiding. De eerste ongedateerde pasquinade is echter al verschenen ten tijde van het

pausschap van Nicolaas VI (1447-1455), zie: Dell’ Arco (1967) XVI.

9 Romano (1932) inleiding; Marucci (1988) 10-11. 10 Morpurgo (1954) 4-7.

(10)

Pietro Aretino

1 In Rome is geen man beter dan ik. Ik vraag Non homo me melior Romae est. Ego nil peto niemand iets. Niet ben ik breedsprakig. Ik zit ab ullo. Non sum verbosus. Hic sedeo et

hier en ik zwijg. taceo.

Bovenstaande woorden komen ‘uit de mond’ van Pasquino. Hij karakteriseert zichzelf als iemand die eerder zwijgt, dan praat. In feite is dat ook zo, Pasquino praat niet werkelijk, maar brengt zijn boodschap over door middel van zijn spotschriften. Maar wie is de man die verantwoordelijk is voor (een groot deel van) deze pasquinades?

Helaas is ons over de auteur(s) van de pasquinades weinig bekend. In beginsel werden de spotschriften door studenten geschreven. Het was traditie dat er elk jaar op 25 april een processie door de stad trok ter gelegenheid van het feest van St. Marcus. De processie hield stil voor het paleis van de Orsini en studenten declameerden daar hun zelfgeschreven gedichten die ze vervolgens aan het Pasquinobeeld bevestigden.13

Vermoedelijk zijn er meerdere auteurs die zich toegelegd hebben op het schrijven van pasquinades, maar alleen van Pietro Aretino (1492-1556)

weten we met zekerheid dat hij dit soort spotschriften heeft geschreven. Pietro Aretino was geboren in Arezzo (zijn achternaam is hiervan afgeleid), een stad in Toscane, gelegen tussen Rome en Florence. Zijn moeder was de beeldschone Tita. Sommigen beweren dat zij een hoer was, anderen menen dat zij een kuise huisvrouw was. Over zijn vader is evenmin duidelijkheid: zo zou hij een schoenmaker zijn, genaamd Luca, of een man van adel. Pietro zelf schijnt ervan overtuigd te zijn

geweest uit een adellijk geslacht te stammen en hij meende, terecht, dat hij voorbestemd was voor grootse dingen.14

Over Pietro’s kindertijd en jeugd is ons vrijwel niets bekend. Toen Pietro nog maar vijftien jaar was, schijnt hij gedwongen te zijn om Arezzo te verlaten. Hij had niet alleen geld gestolen van zijn moeder, maar ook een obsceen gedicht geschreven dat gericht was tegen de

(11)

Kerk, waarin hij de aflatenhandel bekritiseerde. Pietro is vervolgens de stad uit gevlucht om een op handen zijnde straf te ontlopen.15

Aretino vluchtte naar Perugia en heeft daar de rest van zijn jeugd doorgebracht. Hij legde zich niet alleen toe op het schrijven, maar als jongen had hij zich, niet ongetalenteerd, ook beziggehouden met schilderen.16 Het schrijven heeft echter altijd de overhand gehouden. Negen jaren verbleef Aretino in Perugia. In 1516, op vierentwintigjarige leeftijd, vertrok hij naar Rome. Hij moest daar op zoek naar een maecenas, die in zijn talenten geloofde en zijn werk zou kunnen financieren.

Die maecenas vond Aretino in Agostino Chigi. Chigi was een rijke bankier en zijn paleis aan de Tiber17 deed dienst als ontmoetingsplaats voor veel prominenten uit Rome in die tijd. De voornaamste vorstsen, geleerden, dichters en kunstenaars kwamen hier bij elkaar. Zo werd hem de kans geboden om een netwerk op te bouwen.18

De talenten van Aretino bleven niet onopgemerkt door de toenmalige paus, Leo X. Deze nam hem op in zijn gevolg en Aretino kon naar hartelust schrijven. Zaken die voorheen binnen de pauselijke kring gebleven waren, werden nu naar buiten gebracht door de teksten van Aretino. Dit tot grote schaamte van veel geestelijken, omdat hun wanpraktijken ongecensureerd een weg naar buiten vonden. Zo deed Aretino bijvoorbeeld schaamteloos uit de doeken welke kardinalen zich ophielden in de bordelen in Rome en welke geestelijken zich schuldig maakten aan omkoperij.19 Leo X genoot van de tirades van Aretino en legde hem geen strobreed in de weg bij het schrijven van zijn verzen.

Hier leek een abrupt einde aan te komen toen Leo X plotseling stierf. Nog maar 46 jaar oud overleed de paus op één december 1521. Niet alleen voor de geestelijken, maar ook voor Aretino leek er met de dood van Leo X een einde te zijn gekomen aan het luxueuze leven dat zij allen onder deze vrijgevige paus genoten hadden. Tegen de verwachting in had de dood van Leo X echter juist positieve gevolgen voor de loopbaan van Aretino.20

Vanaf dit moment ontstond er een verband tussen Pietro Aretino en Pasquino. Zoals hierboven al uiteengezet, deed het Pasquinobeeld dienst als uitlaatklep voor ongenoegens die leefden over vooral de paus en de clerus. Sinds de vondst van het beeld in 1501 hadden

15 Thiele-Dohrmann (1998) 18-19.

16 Roeder (1933) 486; Thiele-Dohrmann (1998) 20.

17 Thiele-Dohrmann (1998) 23. Het paleis is nu bekend onder de naam ‘Villa Farnesina’, naar de latere eigenaar

kardinaal Alessandro Farnese.

(12)

(vooral) studenten spotverzen op de het Pasquinobeeld geplakt.21 Na de dood van Leo X ging ook Aretino zich bezighouden met het schrijven van dit soort spotschriften. Doordat Aretino zo goed op de hoogte was van alle (wan)daden van verschillende geestelijken, was de kritiek specifiek gericht op bepaalde personen. De vorm van de spotschriften onderging ook een verandering. De studenten hadden hun verzen geschreven naar de vorm van het Latijnse epigram. Aretino liet de spotschriften de vorm aannemen van het sonnet, met de bedoeling een groter publiek te bereiken.22

Na de dood van Leo X op 1 december duurde het een hele poos voordat een nieuwe paus werd gekozen. Pas op 9 januari werd Adriaen Floriszoon Boeyens, regent van Karel V in Spanje, tot paus gekozen (Adrianus VI). Van de tussenliggende weken had Aretino gebruik gemaakt om de kardinalen te bespotten. Slechts één kardinaal bleef buiten schot: kardinaal Giulio de’ Medici, de neef van de gestorven paus. Aretino had er namelijk alle belang bij dat er opnieuw een Medici tot paus gekozen zou worden, zodat hij zijn eigen, luxueuze positie zou kunnen behouden. Tot ieders verbazing werd echter de buitenlander Boeyens, die niet eens aanwezig was bij de pauskeuze, tot paus gekozen, Adrianus VI.

Vanaf dat moment kwam de positie van Aretino in gevaar. Adrianus liet een verbod uitvaardigen op het feest van St. Marcus, dat elk jaar op 25 april gevierd werd. Enerzijds omdat hij dit feest als heidens beschouwde en het wilde uitroeien, anderzijds omdat hij wilde voorkomen dat er nog langer pasquinades zouden verschijnen.23 Hij dreigde niet alleen het beeld van Pasquino in de Tiber te werpen, maar ook de schrijvers van de spotschriften, mocht hij ze in handen krijgen. Hierop verliet Aretino Rome en hij vertrok naar Florence, net als kardinaal Giulio de’ Medici (de latere paus Clemens VII). De’ Medici begreep dat Aretino inmiddels grote naam gemaakt had en dat het beter was hem te vriend te houden dan tegen te werken of te negeren.24

Aretino was dan wel vertrokken uit Rome, Pasquino was nog niet de mond gesnoerd. Vanuit Florence en gedurende een paar weken ook vanuit Mantua25 liet Pasquino nog steeds van zich horen. Door middel van zijn verzen probeerde Aretino de publieke opinie tegen de nieuwe paus op te zetten. Daarop deed Adrianus het verzoek aan kardinaal Giulio de’ Medici in Florence om Aretino aan hem uit te leveren. Giulio de’ Medici nam Aretino in bescherming

21 Thiele-Dohrmann (1998) 31. 22 Thiele-Dohrmann (1998) 33. 23 Coppens (1959) 227.

24 Thiele-Dohrmann (1998) 40-41.

25 Thiele-Dohrmann, 1998, 41-42. Aretino verbleef gedurende een paar weken bij Federico Gonzaga, markgraaf

(13)

en informeerde Federico Gonzaga over het gevaar dat Aretino liep. Ze zorgden er samen voor dat Aretino kon onderduiken bij Giovanni de’ Medici.

Giovanni de’ Medici had onder paus Leo X gediend als condottiere, aanvoerder van het huurlingenleger en hij was Aretino, net zoals Leo X, goedgezind.26 De combinatie van Giovanni en Aretino was voor beiden voordelig: Aretino kreeg zijn bescherming, Giovanni kreeg de roem. Giovanni verlangde naar onsterfelijke roem, zoals die toegevallen was aan Griekse en Romeinse veldheren, en een van de manieren om die roem te bereiken was natuurlijk het laten vastleggen van zijn roemrijke veldslagen door Aretino.27

Pas na de dood van Adrianus in 1523 keerde Aretino terug naar Rome. Niet langer hoefde Aretino bang te zijn voor vervolging, aangezien Adrianus opgevolgd werd door een Medici-paus. Giulio de’ Medici werd in 1523 gekozen tot de nieuwe paus, Clemens VII.28 Aretino was teruggekeerd in Rome, maar er werd geklaagd over het feit dat Pasquino zo rustig was: blijkbaar had Aretino het te goed onder deze paus.29 In de nacht van 25 juli 1525 veranderde alles. Er werd een aanslag gepleegd op Aretino. Aretino overleefde de aanslag, maar Clemens VII ondernam geen actie tegen de dader. Nu was het voor Aretino duidelijk dat zijn rol uitgespeeld was aan het pauselijk hof.30

Op 13 oktober 1525 verliet Aretino Rome en na twee jaar van omzwervingen door Noord-Italië kwam hij uiteindelijk in 1527 in Venetië terecht. Daar bracht hij de rest van zijn leven door. Hij werd bezocht door de grootste geleerden en raakte bevriend met de schilder Titiaan. Op 29 november 1556 overleed Aretino, naar het schijnt doordat hij een hartaanval kreeg nadat hij ontzettend moest lachen om de roddels die zijn zus hem kort daarvoor had verteld.31 Tot zover de levensloop van Pietro Aretino. In het volgende komen de verschillende pausen aan bod. Belangrijk hierbij is dat er tweedeling gemaakt moet worden tussen de verschillende pasquinades. De eerste periode loopt van 1501 tot 1516, de tweede periode vanaf 1516 tot en met 1523.32 Zoals we hierboven al hebben gezien dateert de eerste pasquinade uit 1501.33 In die periode schreven studenten hun zelfgeschreven spotdichten (naar de vorm van een

26 Giovanni de’ Medici was de zoon van Giovanni de’ Medici en Caterina Sforza. Zijn bijnaam was Giovanni

delle Bande Nere: na de dood van Leo X had Giovanni als gebaar van rouw zijn witte strepen door zwarte vervangen. Giovanni stond bekend om zijn harde, nietsontziende en strijdlustige karakter en zijn desinteresse in de kunsten en de wetenschap, een uitzondering binnen de familie van de Medici.

27 Thiele-Dohrmann (1998) 48-53.

28 Coppens (1959) 227-28; Thiele-Dohrmann (1998) 54-55. 29 Thiele-Dohrmann (1998) 58-9.

30 Thiele-Dohrmann (1998) 80-83. 31 Van Gessel (2006) 60.

32 De afbakening tot en met het jaar 1523 is door mijzelf gehanteerd, omdat ik dit onderzoek beperk tot de

periode vanaf paus Alexander VI tot en met de dood van paus Adrianus VI.

(14)

klassiek epigram) en bevestigden die aan het Pasquinobeeld. Met de komst van Aretino in Rome in het jaar 1516, duurde het niet lang of ook hij legde zich toe op het schrijven van pasquinades en goot de teksten in de vorm van een sonnet. Aretino verbleef gedurende zeven jaren in Rome, onder de pausen Leo X en Adrianus VI, verliet Rome voor korte tijd en keerde terug onder Clemens VII.

(15)

3.0 Alexander VI (1431-1593)

Paus Alexander VI (Rodrigo Borgia) werd geboren in Játiva, vlakbij Valencia. Hoewel hij van Spaanse afkomst was, heeft hij toch de Heilige Stoel bekleed. De weg naar het paussschap was voor een belangrijk deel voor hem vrij gemaakt door zijn oom, Alonso Borgia, die in 1455 paus werd (Calixtus III).

Rodrigo was nog maar zes jaar oud toen zijn vader stierf. Samen met zijn twee broers vertrok Rodrigo naar Italië, waar de jongens werden opgenomen door hun oom Alonso de Borja. Alonso zorgde ervoor dat Rodrigo kerkelijk recht ging studeren in Bologna.34

Toen Alonso in 1455 gekozen werd tot paus (Calixtus III), benoemde hij zijn neefje Rodrigo tot kardinaal. Dit was een doorn in het oog van de overige kardinalen.35 Calixtus III maakte zich veelvuldig schuldig aan nepotisme. Hij benoemde Rodrigo niet alleen tot kardinaal, ook maakte hij hem tot bevelhebber van het pauselijk leger, president van de Sacra Rota (het kerkelijk Hoge Gerechtshof) en vice-kanselier van de Kerk. Hierdoor werd Rodrigo Borgia de op een na belangrijkste man in de hiërarchie van de curie.36 Deze positie behield Rodrigo ook onder de vier volgende pausen: Pius II, Paulus II, Sixtus IV en Innocentius VIII.37

Paus Innocentius VIII stierf op 25 juli 1492. Er moest dus een nieuwe paus gekozen worden. Onder de 23 kardinalen die in conclaaf bijeen waren gekomen bevonden zich twee kardinalen van niet-Italiaanse komaf: kardinaal Costa, een Portugees, en Rodrigo Borgia, van oorsprong Spanjaard.38 In beginsel werd Borgia niet als een serieuze kandidaat voor het pausschap beschouwd, omdat hij nu eenmaal van Spaanse komaf was.39 Italianen beschouwden Spanjaarden als bloeddorstige, hebzuchtige en onverstandige barbaren.40

34 Johnson (1982) 29.

35 Johnson (1982) 40. Rodrigo was nog maar amper volwassen, had zijn studie nog niet afgerond en was alleen

bekend door zijn familieband met de paus. En wat misschien nog wel het ergste was: hij was een Spanjaard.

36 Mallet (1969) 75; Johnson (1982) 41; Martines (2006) 122-23. 37 Oxfordreference.com, ‘Alexander VI’; Sorni (2002) 57.

38 Von Pastor (1924) 343; Schüller-Piroli (1979) 133. Het feit dat Rodrigo Borja oorspronkelijk uit Spanje

afkomstig was, was een argument dat veel Italiaanse kardinalen in beginsel aanvoerden tegen Borja als paus.

39 Johnson (1982) 34, 73. Calixtus III was ook een Spanjaard. Hij was uitgeroepen tot paus, omdat de kardinalen

het onderling niet eens konden worden. Ze dachten er in dat geval goed aan te doen om dan maar een buitenlander tot paus uit te roepen. Alonso was toen al 77 jaar en kampte met een zwakke gezondheid. De kardinalen verwachtten dat hij toch niet lang meer zou kunnen regeren en hadden daarom niet zoveel van hem te vrezen. Zo kon het dat een Spanjaard op de Pauselijke Stoel terecht kon komen.

(16)

Bovendien heerste nog steeds de angst over de mogelijkheid dat de Heilige Stoel opnieuw verplaatst zou kunnen worden.41

Rodrigo was echter vast van plan paus te worden. In de jaren voorafgaand aan dit conclaaf had hij hard naar de nieuwe pausverkiezing toegewerkt. Rodrigo was inmiddels geen ‘homo

novus’ meer binnen de kerk, integendeel. Jarenlang had hij belangrijke posities binnen de kerk

bekleed, hij had zelfs meer dan dertig jaar de functie van vice-camerlengo uitgeoefend.42 Ten tijde van de pausverkiezing had hij inmiddels zoveel rijkdommen verworven, dat hij andere kardinalen om kon kopen en medestanders voor zijn eigen pausschap kon werven.43 En zo gebeurde ook. Rodrigo Borgia werd, vermoed wordt door simonie, op 11 augustus 1492 uitgeroepen tot paus: Alexander VI.44

Bij aanvang van zijn pausschap kondigde Alexander grootse plannen aan. Hij wilde de orde in Rome herstellen, hij beloofde hervorming van de curie en hij wilde een Europees front vormen tegen de bedreiging van de Turken.45 Verder besloot hij dat de pauselijke hofhouding niet meer dan 20 tot 30 dukaten per dag mocht uitgeven (terwijl hij voor zichzelf geen enkele beperking oplegde). Hij wilde Italië vrede brengen en hij beloofde zich niet schuldig te maken aan nepotisme. 46

Al snel bleek dat Alexander geen van deze plannen tot uitvoering bracht. Hij begunstigde juist zijn familieleden met diverse hoge posities en rijkdommen.47 Bovendien maakte hij geen

geheim van zijn relatie met Vannozza.48 Rond 1470 begon hij omgang met haar te krijgen. Samen met deze Romeinse had Alexander vier kinderen: Cesare (1475-1507), Giovanni

41 Zoals gebeurd was in de jaren 1309-1377. Gedurende deze jaren verbleef de paus in Avignon in plaats van in

Rome. De Franse paus Clemens V was hiermee begonnen, nadat de Franse koning hem ervan overtuigd had dat het beter was in Avignon te verblijven dan in het roerige Rome.

42 Miglio (2002) 79. De functie van vicecamerlengo was een bijzondere binnen de Katholieke Kerk. De

camerlengo stond aan het hoofd van de Apostolische kamer en werd daarbij ondersteund door een vice-camerlengo, een deken, een kanselier en een secretaris. Samen moesten ze zorg dragen voor de rechten en de goederen van de Katholieke Kerk gedurende de periode tussen het overlijden van een paus en de uitverkiezing van de nieuwe paus.

43 Von Pastor (1924) 343; Collison-Morley (1932) 38; Johnson (1982) 70. Het conclaaf begon op 6 augustus

1492. Pas na vier stemrondes werd Rodrigo Borgia tot paus gekozen. De eerste drie rondes kreeg Rodrigo respectievelijk 4, 1 en 8 stemmen. Hoe het kon dat Borgia in de vierde stemronde opeens een tweederde van de stemmen kreeg, is moeilijk vast te stellen. De vermoedens zijn groot dat er sprake is geweest van simonie.

44 Audin (1845) 448; Collison-Morley (1932) 40; McClung-Hallman (1985) 4; Llombart (2002) 119-120.

Simonie houdt in dat iemand een bepaald kerkelijk ambt voor zichzelf verkrijgt (in dit geval het pausschap) door andere geestelijken om te kopen door aan hen geestelijke ambten of goederen te beloven in ruil voor zijn steun. Of er in het geval van Alexander VI werkelijk sprake is geweest van simonie, is onduidelijk. De meningen hierover zijn behoorlijk verdeeld. Tijdens het conclaaf waren er opvallend weinig kardinalen aanwezig (23), van wie 91% Italiaan was (21). Des te opvallender is de keuze voor een paus van Spaanse afkomst, wat een aanwijzing lijkt te zijn voor simonie.

45 Oxfordreference.com, ‘Alexander VI’.

46 Collison-Morley (1932) 43; Johnson (1982) 77. 47 Kühner (1959) 123; Seppelt (1964) 263-4.

48 Collison-Morley (1932) 25: Haar volledige naam luidt ‘Giovannozza dei Catanei’, maar ze wordt vaak

(17)

(1476-1497), Lucrezia (1480-1519) en Jofré (1481-1517). Alle vier kinderen zijn geboren nog vóór de pausverkiezing van Alexander VI. Daarnaast had hij nog twee kinderen (zoon Piero Ludovico en dochter Girolama), van wie de moeder onbekend is gebleven.49 Het feit dat Alexander kinderen had was niet bevorderlijk voor zijn populariteit onder de kardinalen.50 Over de dood van Alexander bestaat grote onduidelijkheid. Het gerucht gaat dat hij aan malaria gestorven is, maar ook een andere verklaring wordt wel gegeven. Opvallend was dat Alexander en zijn zoon Cesare tegelijkertijd ziek werden. Er gaat een theorie dat Alexander en Cesare vergiftigd zijn door hun eigen drank. De wijn die bestemd was voor hun gasten werd per ongeluk omgewisseld met de zuivere wijn.51 Cesare bracht het er levend van af, maar Alexander stierf. Naar zijn doodsoorzaak blijft het gissen. Na een pausschap van 11 jaar overleed Rodrigo Borgia op 18 augustus 1503.52

Pasquinades

In totaal zal ik hier achttien pasquinades bespreken die Alexander VI als onderwerp hebben. Deze pasquinades zijn in te delen in drie categorieën. De eerste groep pasquinades betreft de persoon Alexander (6 stuks), de tweede groep spreekt over zijn familie (3 stuks) en de derde groep pasquinades benadrukt hoezeer Rome te lijden heeft onder deze paus (9 stuks). Ik zal bovenstaande hieronder nader toelichten en als eerste zal ik de pasquinades over de persoon Alexander VI bespreken.

Groep 1: pasquinades over Alexander VI

Hier zal ik zes pasquinades bespreken, die kritiek uiten op paus Alexander VI zelf, dus niet op een van zijn kinderen, zijn vrouw of hoezeer Rome te lijden heeft onder deze paus. De eerste pasquinade luidt als volgt:

49 Nuyens (1953) 107.

50 Seppelt (1964) 265; Mallett (1969) 110.

51 Von Reumont (1868) 247; Collison-Morley (1932) 235. De Borgias zelf hadden ook een reputatie opgebouwd,

wat vergif betreft. Het gerucht ging dat de Borgias nooit op pad gingen zonder het dodelijke ‘cantarella’. Van Alexander VI wordt zelfs gezegd dat hij de kardinalen eerst begunstigde en vervolgens doodde door middel van dit vergif, zodra de betreffende kardinalen (erg) rijk waren geworden, zodat diens eigendommen weer terugvloeiden naar de paus. Nu lijkt de paus zelf slachtoffer te zijn geworden van vergiftiging.

(18)

2 Het zijn de Borgia’s die werkelijk op de goede weg zijn, door roemrijke heldendaden te verrichten die waardig zijn aan de slang, Judas en Kaïn.

Son questi Borgia inver sul buon cammino, oprando gesta glorïose e degne

del serpente, di Giuda e di Caino.

Bovenstaande pasquinade is een spotschrift op de hele familie Borgia. De situatie wordt gepresenteerd alsof de Borgia’s goed bezig zijn, ze zijn ‘op de goede weg’. Verderop wordt duidelijk wat er onder die goede weg verstaan wordt. De Borgia’s verrichten daden als van de slang, van Judas en van Kaïn. Deze vergelijkingen slaan terug op een aantal verhalen uit de Bijbel, waaruit blijkt dat in deze pasquinade verschillende slechte zaken worden toegeschreven aan de Borgia’s.

Allereerst de slang. De slang staat voor misleiding. In Genesis 3:1 lezen we: ‘De slang nu

was het listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had.’ Het was de slang

die Eva ervan overtuigde dat ze van de boom des levens kon eten. De volgende vergelijking betreft Judas. Judas was een discipel van Jezus, die hem heeft overgeleverd, dan wel verraden door hem een kus te geven, zodat de overpriesters en hoofdlieden van de tempel en oudsten hem gevangen konden nemen. In Lucas 22:47-48 lezen we: ‘Terwijl hij nog sprak, zie, daar

kwam een schare en hij, die Judas genoemd werd, één van de twaalven, liep voor hen uit en hij naderde Jezus om Hem te kussen. En Jezus zeide tot hem: Judas, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?’ De vergelijkingen met de slang en met Judas geven aan dat de Borgia

niet te vertrouwen zijn: ze misleiden en bedriegen.

De derde vergelijking betreft Kaïn. Kaïn was de zoon van Adam en Eva en doodde zijn broer Abel. Abel was schaapherder, Kaïn landbouwer. Toen de Here wel acht sloeg op Abel en zijn offer, maar niet op Kaïn, doodde Kaïn uit woede zijn broer. De vermelding van Kaïn verwijst naar het vermoeden dat Cesare zijn broer Giovanni gedood zou hebben, de zoon die Alexander VI volgens toespelingen in andere pasquinades (nr. 8 en 9) weer uit de Tiber gevist zou hebben. De pasquinade maakt duidelijk dat de Borgia in feite helemaal niet op de goede weg zijn. Volgens Pasquino maken de Borgia zich schuldig aan misleiding, verraad en broedermoord.

(19)

3 Hier ligt Alexander VI: en op dezelfde plaats worden de dingen die hij koesterde begraven: luxe, twist, list, wapens, moorden. 4 De naam van Alexander zou je misschien niet tegen kunnen houden, vreemdeling: ga weg, hier ligt zowel misdaad als ondeugd.

Sextus Alexander iacet hic: conduntur et una quae coluit: luxus, lis, dolus, arma, neces.

Nomen Alexandri nec te fortasse moretur, hospes; abi, jacet hic et scelus et vitium.

5 Wie ligt hier? Sextus. Wie bejammert luid de doden? De wraakgodinnen. Welke metgezel gaat naar zo’n belangrijk sterfgeval? De ondeugd. En wat is de oorzaak van de dood? Vergif, bij de goden, vergif was voor het menselijk geslacht leven en redding!

Quis iacet hic? Sextus. Quis funera plangit? Erinnis. Quis comes in tanto funere obit? Vitium. Et quae causa necis? Virus, proh numina, virus humano generi vita salusque fuit!

Het is duidelijk dat er in deze pasquinades een negatief beeld geschetst wordt van Alexander VI. Hij wordt in verband gebracht met luxe, twist, list, oorlog, moordpartijen, misdaden en ondeugd. Alleen de wraakgodinnen bejammeren de dood van de paus. Deze wraakgodinnen achtervolgen misdadigers, die wat voor misdaad dan ook hebben gepleegd. Alleen de wraakgodinnen jammeren om de dood van de paus, omdat hun, nu Alexander gestorven is, de gelegenheid ontnomen is om hem nog langer te vervolgen. Pasquino vertelt dat de paus gestorven zou zijn aan de gevolgen van een vergiftiging. Of de paus werkelijk op deze manier aan zijn einde is gekomen, is tot op heden echter niet duidelijk.53

6 Terwijl Alexander voor de mensen de weg Mentre Alessandro agli uomini schiude del naar de hemel op een kier zet, opent de weg ciel la via, con stragi e con infamie all’ Erebo naar de weg naar de Erebus zich met slachtingen si avvia.

en schanddaden.

7 Doodt de stier die de Italiaanse gebieden Ausonios fines vastantem caedite taurum, plundert, rukt weg de woeste hoorn van de cornua monstrifero vellite torva bovi. Merge, monsterlijke stier. Trotse wreker, Tiber, dompel Tiber, vitulos animosus ultor in undas; bos de veulens onder in de golven, laat de stier cadat inferno, victima magna Jovis. neerstorten in de hel, groot offer voor Juppiter.

(20)

Spotschrift nr. 6 uit kritiek op het niet-functioneren van de paus. Alexander VI zou in zijn hoedanigheid als geestelijk leider van de kerk de mensen moeten

helpen met het vinden van hun weg in het geloof. Terwijl de paus dit zou moeten doen, gebeurt er volgens Pasquino echter iets heel anders. De weg naar de Onderwereld opent zich: allerlei gruwelen spelen zich af onder deze paus.

Het volgende spotschrift (nr. 7) bevat een verwijzing naar het pauselijk wapen van Alexander VI. Pasquino spreekt hier over een stier die de Italiaanse gebieden plundert. De stier zien we terug in het wapen: een rode stier op de linker helft van het schild. Pasquino wenst

dat de stier, Alexander VI, wordt gestopt, dat zijn veulens (de kinderen van de paus) verdronken worden in de Tiber (Giovanni was werkelijk in de Tiber gegooid) en dat de stier zelf omkomt in de hel. We zien hier een pasquinade met daarin een prachtige vergelijking, al is de boodschap die uit gaat van deze vergelijking erg naar.

Groep 2: pasquinades over Alexander en zijn familie

Er bestaat geen twijfel over dat Alexander, ook tijdens zijn pausschap, omgang had met een vrouw, Vannozza, en dat hij met haar vier kinderen had.54 Deze gegevens zijn opmerkelijk omdat in de wet op het celibaat besloten was dat een geestelijke geen omgang mocht hebben met een vrouw en al helemaal geen kinderen met haar mocht hebben. Toch was Alexander vader van (in ieder geval) vier kinderen: in de praktijk was dit dus niet uitgesloten.55 Ik zal nu eerst kort ingaan op de wetten met betrekking tot het celibaat.

Tussen 295 en 31456 werd er voor het eerst gesproken over een wet met betrekking tot het celibaat, tijdens het Spaanse Concilie te Elvira.57 Voor het eerst vroeg de Kerk van haar geestelijkheid om zich te onthouden van vrouwen en geen kinderen voort te brengen. Het celibaat werd hun niet afgedwongen: ze mochten dus wel trouwen, maar geen seks hebben.58

54 Nuyens (1953) 106-107; Lawe (2000) 74.

55 Collison-Morley (1932) 14. Van kardinalen werd niet verwacht dat ze hun kuisheid behielden, zolang ze maar

wel een fatsoenlijk en niet al te losbandig leven leidden.

56 Goosen (1965) 26-27. Er bestaat onduidelijkheid over de datum waarop dit Concilie werd gehouden. Het staat

vast dat de vergadering in ieder geval rond het jaar 295 begonnen is en duurde tot ongeveer 314.

57 Goosen (1965) 25. In de tweede eeuw (eerder is er geen concilie bekend) wordt de vergadering (= het concilie)

de meest aangewezen vorm, waarin de Kerk verkondigt alsof ze één mond heeft.

58 Laeuchli (1972) 95.

(21)

In de periode van paus Alexander VI was er veel discussie over de wet op het celibaat. In deze discussie waren drie verschillende groepen te onderscheiden.59

De eerste groep was voor het celibaat en stond op een lijn met de wetgeving uit de derde eeuw. Geestelijken mochten niet samenleven met concubines, de vrouwen moesten uit hun huizen gezet worden en diegenen die weigerden hieraan mee te werken, moesten uit hun ambt gezet worden. De tweede groep was van mening dat de wet op het celibaat ontbonden moest worden. Bovendien moest er voor de geestelijken totale vrijheid zijn om een relatie te hebben met een vrouw en eventueel met haar kinderen te krijgen. De derde groep stond op één lijn met de visie van de Romeinse Curie zelf. In theorie moesten geestelijken celibatair leven. Mochten er al kinderen zijn, dan moesten die uitgesloten worden van wijding. In de praktijk echter kwam het voor dat geestelijken vrouwen hadden en ook dat de kinderen gewijd werden. Theorie en praktijk waren dus tegenstrijdig.

In het geval van Alexander was er sprake van onduidelijkheid en conflicten. Alexander negeerde de wet op het celibaat, al liet hij dat in beginsel niet in de openbaarheid komen. Al in de jaren 1480, toen hij nog kardinaal was, had Alexander er geen geheim van gemaakt dat hij kinderen had. Vannozza echter bleef anoniem tot zijn pausverkiezing in 1492.60 Toen pas, twintig dagen na zijn pausverkiezing, liet hij Vannozza en de kinderen overkomen naar Rome.61 De reacties op de houding van Alexander ten opzichte van de wet op het celibaat

waren verschillend.62

Sommigen richtten hun kritiek met name op de kinderen van de paus. Aan het hoofd van deze groep kardinalen stonden Della Rovere en Carafa. Zij vonden dat de kinderen op afstand van het pauselijk hof gehouden moesten worden. Anderen waren vooral kritisch omdat ze tegen een verwereldlijkt pausschap waren en daar hing het verwijt dat de paus kinderen had mee samen.63 De grootste vertegenwoordiger van deze groep was Savonarola (die overigens zelf geen kardinaal was).64 Samen met zijn aanhangers werd de groep wel de piagnoni genoemd (lett: ‘zeurkousen’, of ‘huilebakken’).

59 Lawe (2000) 72. 60 Lawe (2000) 71-73. 61 Lawe (2000) 85. 62 Lawe (2000) 74.

63 Collison-Morley (1932) 24. Echter, in de periode van Alexander VI maakte de clerus zich zelf vaak ook

schuldig aan het schenden van de wet op het celibaat en hadden geestelijken maîtresses en kregen ze zelfs kinderen.

64 Catholic Encyclopedia, ‘Girolamo Savonarola’; Nuyens (1953); Martines (2006) 125-281. Girolamo

(22)

Girolamo Savonarola (1452-1498) predikte vanuit Florence fel tegen de misbruiken binnen de Kerk. Hij leverde kritiek op de verkoop van aflaten en het immorele en zedeloze gedrag van de clerus en paus Alexander VI. Hij hoopte op een hervorming van de Kerk en sprak daar openlijk over. Daardoor kwam hij in conflict met Alexander VI. De paus vreesde dat Florence de Fransen steunde en nodigde Savonarola uit naar Rome te komen om zich daar te verantwoorden voor zijn uitlatingen. De prediker ging hier niet op in. Vervolgens werd Savonarola verboden nog langer te prediken en hij werd zelfs geëxcommuniceerd, maar hij bleef doorgaan. Uiteindelijk werd hij gevangen genomen, gemarteld en veroordeeld tot de dood. Op 23 mei werd hij opgehangen, zijn lichaam werd verbrand en de as werd in de rivier de Arno gegooid.65

Een derde groep had vooral kritiek op Lucrezia, vanwege het feit dat ze, volgens deze groep, seksuele omgang had met haar vader en haar broers. Opvallend is dat er op geen enkel punt kritiek werd geuit jegens Vannozza.66

Hoe is nu de kritiek die geuit wordt in de pasquinades? De drie pasquinades die betrekking hebben op de paus en zijn familie gaan over de dood van Giovanni en de vermeende omgang van zijn zuster Lucrezia met haar vader. Op 14 juni 1497 werd Giovanni, de tweede zoon van Alexander en Vannozza, vermoord en dood aangetroffen in de Tiber. Nog altijd is onduidelijk wie verantwoordelijk was/waren voor de dood van Giovanni. Er waren wel een aantal verdachten, onder wie zijn eigen broers Cesare en Jofré. Alexander leek diep getroffen door de dood van zijn zoon en een paar dagen lang weigerde hij te eten, te drinken en zelfs te slapen.67 Op het Pasquinobeeld verschenen een paar pijnlijke pasquinades die de spot drijven met de dood van Giovanni:

8 Moeten wij jou niet als visser van mensen Piscatorem hominum te non, Sexte, putemus, beschouwen, o Sextus, kijk, jij vist jouw zoon piscaris natum retibus ecce tuum.

uit de netten.

9 Wij geloven dat jij een visser van mensen D’uomini pescator noi ti crediamo papa fra (bent), paus tussen alle priesters, omdat wij tuti i preti, Poichè il figliuol pescare ti zagen dat jij je zoon opvist met je eigen netten.68 vediamo con le tue stesse reti.

65 Lawe (2000) 75. 66 Lawe (2000) 78.

67 Burcardus (1973) 178-182; Johnson (1982) 98-107. Na de dood van zijn zoon beloofde Alexander zijn eigen

leven te beteren en de kerk te hervormen. Daar kwam niets van terecht. Hoewel Cesare van de moord verdacht werd, geloofde Alexander in zijn onschuld.

(23)

In pasquinade 8 wordt een vergelijking getrokken tussen Jezus en Alexander VI. In Marcus 1 vers 14-20 lezen we over Jezus die de discipelen oproept om hem te volgen. Jezus trekt langs het meer van Galilea en ziet daar de vissers Simon en Andreas. ‘En Jezus zeide tot hen:

Komt achter Mij en Ik zal maken, dat gij vissers van mensen wordt. En zij lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem’ (Marcus 1, vers 17-18).

Het idee is dat Alexander VI als paus eigenlijk ook een ‘visser van mensen’ zou moeten zijn. Het is immers zijn taak om het geloof onder de mensen te verspreiden. De tekst echter geeft aan dat de paus niet een figuurlijke, maar een letterlijke visser van mensen is. Niet brengt hij als figuurlijke visser de mensen tot het geloof, wel vist hij zijn zoon Giovanni letterlijk uit de Tiber. Pasquino schertst dat Alexander VI dus wel beschouwd moet worden als visser van mensen, terwijl hij tegelijkertijd aangeeft dat dit niet op de eervolle manier bedoeld is.

In pasquinade 9 wordt gespeeld met de letterlijke betekenis van ‘visser’. Alexander wordt verondersteld inderdaad een visser van mensen te zijn, omdat hij zijn eigen zoon heeft opgevist.

Ook Lucrezia wordt genoemd in de pasquinades. Lucrezia was het derde kind en de enige dochter van Alexander en Vannozza. Niet alleen zou zij een seksuele relatie gehad hebben met haar drie broers, maar ook met haar vader. Tot op heden is niet bewezen dat dit werkelijk heeft plaatsgevonden.

10 Oh noodlot! Een Zesde begeert jou altijd, Oh fato! Sempre ti appetisce un Sesto, O Lucrezia, nu is deze jouw vader. Lucrezia, adesso per te il padre è questo.

In bovenstaande pasquinade lezen we dat Lucrezia altijd begeerd wordt door ‘un Sesto’, ‘een Zesde’. Hier maakt Pasquino een toespeling op de antieke Lucretia. Het verhaal van deze Lucretia, de vrouw van Collatinus, wordt beschreven door Livius.69 Collatinus en de Tarquinii discussieerden over wiens vrouw de meeste lof toekwam. Collatinus was ervan overtuigd dat dit zijn vrouw was en stelde aan de mannen voor om onverwacht bij hun vrouwen op bezoek te gaan. Uit de manier waarop de vrouwen aangetroffen zouden worden, zouden ze vervolgens kunnen opmaken welke vrouw de meeste lof toe zou komen. De vrouwen van de Tarquinii troffen zij met andere feestgangers aan bij een maaltijd. Lucretia echter was samen met haar slavinnen nog ijverig bezig met het spinnen van wol. Collatinus kreeg dus gelijk.

(24)

Onverwacht kwam Sextus Tarquinius een paar dagen later nog een keer op bezoek bij Lucretia. Sextus werd voorzien van een maaltijd en mocht overnachten in de logeerkamer. Diezelfde nacht sloop Sextus echter de kamer van Lucretia binnen, bedreigde haar met een zwaard en vertelde haar dat hij haar wilde onteren. Lucretia weigerde stellig. Toen zei Sextus dat hij haar in dat geval zou doden en een dode, naakte slaaf naast haar zou leggen. Als zij op deze manier zou worden aangetroffen, dan zou het erop lijken dat zij echtbreuk gepleegd had en daarom gedood was. Nu kon Lucretia niet langer weigeren en ze liet Sextus toe. Toen Sextus vertrokken was, zorgde Lucretia er voor dat haar vader en haar echtgenoot zo snel mogelijk bij haar kwamen. Ze vertelde wat er gebeurd was en hoe groot deze schande voor haar was. Haar vader en Collatinus probeerden haar ervan te overtuigen dat haar geen schuld toekwam. Lucretia kon deze oneervolle gebeurtenis echter niet verdragen. Zij greep een zwaard en doorboorde haar borst.

Zoals we hierboven al zagen luidt het verhaal van Lucrezia Borgia heel anders. Niet zoals Lucretia stond zij bekend om haar kuisheid.70 In deze pasquinade wordt beschreven dat Lucrezia begeerd werd door haar eigen vader, Alexander VI. We weten niet of dit werkelijk zo is, maar nergens wordt gesproken over enige weerstand van de dochter. Werd Lucretia in het verhaal van Livius nog begeerd door Tarquinius Sextus, Lucrezia Borgia wordt begeerd door Alexander VI. Beide Lucre(t/z)ia’s worden dus begeerd door ‘un Sesto’. Op deze manier geeft de pasquinadeschrijver er blijk van kennis te hebben van de Klassieken. In deze pasquinade wordt Lucrezia belachelijk gemaakt: ze heeft omgang met haar vader. Door deze toespeling wordt ook gespot met Alexander VI zelf.

Groep 3: Rome lijdt onder Alexander VI

De derde groep pasquinades spreekt zich uit over de relatie tussen Alexander VI en de stad Rome en de positieve, dan wel negatieve invloed van de paus op de stad. Twee spotschriften maken hun punt door te variëren op ‘Sextus’.

70 Gregorovius (1948) 227-29; Catholic Encyclopedia, ‘Alexander VI’. Lucrezia Borgia trouwde in 1493 met

(25)

11 Alexander verkoopt de sleutels, de altaren, Christus: Hij kan ze terecht verkopen, hij had ze eerder gekocht.

Van zonde in zonde, van vlam naar vuur groeit hij, Rome gaat te gronde onder de Spaanse heerschappij.

Sextus Tarquinius, Sextus Nero, en die Sextus; altijd onder de Sextii is Rome geruïneerd.

Vendit Alexander claves, altaria, Christum: vendere iure potest, emerat ille prius. De vitio in vitium, de flamma crescit in ignem, Roma sub hispano deperit imperio. Sextus Tarquinius, Sextus Nero, Sextus et iste; semper sub Sextis perdita Roma fuit.

Pasquinade 11 is een bijzondere in de reeks van spotschriften op Alexander VI, omdat dit de enige pasquinade is die een toespeling maakt op de afkomst van de paus, namelijk Spanje. De eerste twee verzen vertellen dat Alexander de kerk als het ware verkocht heeft. Dat kan ook, omdat hij de kerk eerst gekocht heeft. Dat wil zeggen, Alexander is door simonie, door omkoping, op de Heilige Stoel terecht gekomen en hij kan, nu hij eenmaal in die positie is, de kerk ook weer verkopen.

In vers drie lezen we dat Alexander VI steeds verder op het slechte pad raakt: het gaat van kwaad tot erger. Vers vier behelst de toespeling op de Spaanse afkomst van de paus (‘hispano

imperio’): Alexander VI is dus een barbaar. De laatste twee verzen tonen aan dat de auteur

van dit spotschrift goed op de hoogte is van de Klassieken. Hij verwijst naar Sextus Tarquinius71 en Sextus Nero (= Nero Claudius Caesar Drusus Germanicus)72, beiden slechte mannen, en plaatst Alexander VI in hetzelfde rijtje.

12 Onder Caesar was Rome groot, nu is Caesare magna fuit, nunc Roma est maxima: zij het grootst: Alexander VI regeert; de eerste Sextus regnat Alexander; ille vir, iste deus. een man, de laatste een god.

Deze pasquinade is bijzonder positief te spreken over Alexander VI. Pasquino zegt dat Rome groot was onder Caesar, een sterveling, maar dat Rome het grootst was onder leiding van Alexander, een god. Helaas geeft Pasquino geen toelichting waarom hij Alexander als god beschouwt. Wellicht is deze tekst puur sarcastisch bedoeld en moeten we de tekst heel anders lezen: juist onder Alexander VI gaat het slecht met Rome. De meeste pasquinades

71 Zie toelichting bij pasquinade nr. 10, pagina 23-24.

72 Keizer Nero was slecht voor Rome: zijn grootheidswaanzin (denk aan het 40 meter hoge standbeeld voor de

(26)

hebben niets anders dan kritiek op de paus. In andere spotschriften beweert Pasquino dat Italië zeer te lijden heeft onder deze paus:

13 Door oorlog, vetes, listen en slachtingen Bello, inimicitiis, furtisque et caedibus heb je Italië uitgeput, o Sextus, nu kun je haustam Italiam cernis, Sexte, et obire potes. sterven.

14 Terwijl de Italische stadsdelen nu prooi Or che preda del fuoco e delle spade zijn van vuur en van zwaarden kun jij dus, Son l’Itale contrade,

Alexander de Zesde, blij zijn: Nu kun jij Ecco, Alessandro sesto, or puoi gioire:

sterven.73 Ora puoi morire.

Italië heeft een slechte periode gekend onder de paus, maar Sextus komt er makkelijk mee weg. Italië is nu te gronde gericht, maar Alexander VI heeft zijn doel bereikt en kan nu zelf rustig sterven. Zeker na de dood van de paus is Pasquino allesbehalve mild in zijn uitlatingen over de paus:

15 Alexander is dood: terwijl hij leefde, E morto Alessandro Sesto: lui vivo, Roma zag Rome nooit een kuis bed. Alexander VI is giammai vide un letto casto. È morto gestorven: tijdens zijn leven, was geen enkele Alessandro Sesto: lui vivo, nessun ricco a rijkaard in Rome vrij van hinderlagen. Roma fu indenne dalle insidie. E morto Alexander VI is gestorven: tijdens zijn leven, Alessandro Sesto: lui vivo, l’uno e l’altro polo zag de hele wereld Italië gekweld door oorlog. videro l’Italia straziata dalla guerra.

16 Wreedheid, listen, waanzin, weerzin, Saevitiae, insidiae, rabies, furor, ira, libido, woede, wellust, en een verschrikkelijke dorst Sanguinis atque diri spongias dira sitis; naar sponzen van afgrijselijk bloed; Hier lig ik, Sextus Alexander iaceo hic; iam libera, gaude, Alexander de Zesde; eindelijk vrij, verheugt u, Roma, tibi quoniam mors mea vita fuit. Rome, aangezien mijn dood voor jou het leven

was.

17 Furiën, waarom is de orgie van bloed en Furie, perchè del sangue e dell’ eccidio l’orgia van slachting opgehouden en lacht daar nu Cessò d’un tratto e pace e gioia ora ne arride? plotseling vrede en vreugde? Borgia is dood! E’ morto Borgia!

(27)

18 Zeg, Alecto, hoe komt het dat deze vrede Dic unde, Alecto, pax haec effulsit et unde schittert en de oorlogen zo plotseling zwijgen? tam subito reticent proelia? Sextus obit. Sextus is gestorven.

Het is eigen aan Pasquino om al zijn kritiek op de pausen vrijelijk te uiten, maar zeker nu de paus eenmaal gestorven is, neemt Pasquino helemaal geen blad meer voor de mond. In spotschrift 15 vertelt Pasquino dat Rome nooit een kuis bed heeft gezien toen Alexander nog leefde, waarmee Pasquino doelt op o.a. diens vermeende relatie met zijn eigen dochter. Verderop zegt Pasquino dat rijkaards niet vrij zijn van hinderlagen. Vermoedelijk wordt hier gedoeld op het feit dat Alexander tot veel in staat was om inkomsten voor zichzelf te verwerven. Zo liet hij voor kardinaalsbenoemingen hoge prijzen betalen, andere kardinalen werden vermoord, zodat de paus hun erfenissen kon verkrijgen.74 Daardoor is geen enkele rijkaard in Rome vrij van bedrog. In spotschrift 16 meent Pasquino vervolgens dat Rome zich kan verheugen nu Alexander eenmaal dood is. Zijn dood markeert het einde van een verschrikkelijk periode voor de stad.

De volgende twee spotschriften (17 en 18) hebben een gemeenschappelijke deler: een verwijzing naar de Furiën. De Furiën stonden bekend als wraakgodinnen, meestal drie in aantal: Alekto, Teisiphone en Megaira. De Furiën achtervolgden misdadigers, die om wat voor reden dan ook hun misdaad begaan hadden. De Furiën, en in pasquinade nr. 18 specifiek Alecto, worden hier aangesproken om te benadrukken dat de Furiën na het overlijden van Alexander in feite werkeloos zijn: nu de paus dood is, zijn er geen misdadigers meer die vervolgd kunnen worden. Het is duidelijk dat Pasquino te kennen wil geven dat de paus een groot misdadiger was.

Conclusie

(28)
(29)

4.0 Julius II (1443-1513)

Julius II75 (Giuliano della Rovere) is geboren in Albissola, in de buurt van Savona. Julius sloot zich aan bij de Franciscanen en studeerde in Perugia. Zijn oom, Francesco della Rovere, werd in 1471 gekozen tot paus (Sixtus IV) en toen deze in 1484 stierf, deed Giuliano er alles aan om te zorgen dat kardinaal Cibo hem zou opvolgen. Giuliano had zelf ambities voor het pausschap, maar zijn positie was nog niet sterk genoeg. Daarom wilde hij dat er een paus op de Heilige Stoel terecht zou komen, die hij gemakkelijk zou kunnen beïnvloeden. Dat was kardinaal Cibo, die na de nodige omkoperij door Giuliano inderdaad tot paus gekozen werd en de naam ‘Innocentius VIII’ aannam.

Innocentius VIII bekleedde acht jaar lang het pausschap (1484-1492) en stond al die tijd onder invloed van Giuliano. Na de dood van Innocentius in 1492 streefde Giuliano naar het pausschap, maar door zijn sympathieën voor Frankrijk had hij zichzelf gehaat gemaakt onder de overige kardinalen. In plaats van Giuliano werd kardinaal Rodrigo Borgia (Alexander VI) de nieuwe paus. Dit was een grote teleurstelling voor Giuliano. Hij had graag gezien dat hijzelf paus was geworden in plaats van Rodrigo. Vanaf dat moment kwamen Rodrigo en Giuliano lijnrecht tegenover elkaar te staan.

Na de pauskroning van Alexander VI verruilde Giuliano Rome voor Ostia.76 Na de dood van Alexander in 1503 keerde Giuliano terug in Rome, in de hoop nu zelf de Heilige Stoel te bekleden. Echter, Francesco Piccolomini werd uitgeroepen tot de nieuwe paus, Pius III. Al na 26 dagen kwam Pius III te overlijden. Door omkoperij werd vervolgens op 1 november Giuliano met algemene stemmen gekozen tot de nieuwe paus, Julius II.77 Het conclaaf had slechts een paar uren geduurd en is daarmee nog steeds het kortste conclaaf ooit. De reacties op de uitverkiezing van Giuliano della Rovere waren verschillend. De Romeinen zelf lijken vooral verheugd te hebben gereageerd. Velen ook waren verbaasd dat Giuliano paus was geworden, omdat hij niet alleen gehaat, maar ook gevreesd werd.78

75 Karakterisering ontleend aan Von Pastor (1924); Kühner (1959) 138-43; Catholic Encyclopedia, ‘Julius II’,

Shaw (1993); Chambers (2006) 110-35.

(30)

Julius II zag het als een van zijn belangrijkste taken om de wereldlijke macht niet alleen te behouden, maar ook uit te breiden. De paus versloeg Venetië79, Perugia en Bologna en wilde heel Italië bevrijden van haar onderwerping aan buitenlandse machten. Samen met Spanje, Venetië, Engeland, Oostenrijk en Zwitserland sloot de paus een verbond tegen Frankrijk. In 1512 werden de Fransen vervolgens verslagen in de slag bij Ravenna en werd Italië verlost van haar onderwerping aan Frankrijk. Zijn bijnaam ‘oorlogspaus’ heeft Julius II te danken aan zijn oorlogszuchtige karakter.80

Julius II was bovendien belangrijk als maecenas voor de kunsten. Met zijn snel groeiende rijkdommen financierde de paus onder andere projecten van Bramante, Rafaël en Michelangelo.81 Opvallend ook is dat hij zich, in vergelijking met zijn voorgangers, in mindere mate schuldig maakte aan nepotisme. Julius benoemde wel een aantal familieleden tot kardinaal, maar deze zijn nooit op de voorgrond getreden.82 Begin februari werd Julius ziek. Een Venetiaanse gezant berichtte dat de paus koorts had, maar de toestand van de paus werd snel slechter. Na een pausschap van tien jaren overleed Julius in de nacht van 20 op 21 februari in het jaar 1513.83

Pasquinades

In totaal heb ik 15 pasquinades gevonden die Julius II als onderwerp hebben. Een onderverdeling van deze spotschriften aan de hand van verschillende onderwerpen laat zich niet maken. Direct of indirect hebben al deze teksten namelijk hetzelfde punt van kritiek: het feit dat Julius II zoveel oorlog voerde. Negen van de vijftien spotschriften zijn verschenen na de dood van Julius II.84 De zes pasquinades die verschenen zijn tijdens zijn leven komen eerst aan bod, daarna volgen de spotschriften na het overlijden van de paus. De eerste pasquinade luidt als volgt:

79 Kühner (1962) 127. Venetië had gebieden van de Romagna ingelijfd (dus gebieden van de Pauselijke Staat).

Op 10 december 1508 werd de Liga van Kamerijk opgericht, een verbond tussen Lodewijk XII, Maximiliaan I en Ferdinand de Katholieke. Deze Liga keerde zich tegen Venetië. In 1509 sloot Julius II zich aan bij de Liga en op 14 mei 1509 werd Venetië door de troepen van de Liga verslagen en behoorde de gehele Romagna weer toe aan de paus.

80 Seppelt (1964) 268.

81 Audin (1845) 347-76; Seppelt (1964) 270-1. 82 Von Reumont (1870) 18; Kühner (1962) 126.

83 Audin (1845) 408; Von Reumont (1870) 44-5; Von Pastor (1924) 869-72.

84 Ondanks het ontbreken van een datum van verschijnen van elke pasquinade afzonderlijk, kunnen we toch een

(31)

19 Zo doet men niet, nee, nadat je de eer van Non si fa, no, così di onor acquisto, (van het pausschap) hebt verkregen, o, door jouw ahi, che per opra tua già si vergogna toedoen schaamt Rome zich nu al voor de paus di papa Roma, e di nepote Sisto. en schaamt Sixtus zich voor zijn neef.85

Pasquino uit kritiek op Julius II. Rome schaamt zich voor haar paus en wel zo erg, dat Pasquino hem hier niet eens bij name noemt. Pasquino verwijst hier naar hem met ‘de neef van Sixtus’, waarmee natuurlijk paus Sixtus IV (1471-1484) wordt bedoeld.

Sixtus IV is 13 jaar lang paus geweest. Voor de kunsten was hij een belangrijke maecenas, maar tegelijkertijd betekende zijn pausschap een ramp voor de katholieke kerk. Meteen na zijn pausverkiezing begon Sixtus IV met een vorm van nepotisme, zoals nog niet eerder was voorgekomen. Sixtus liet enorm veel geld doorvloeien naar familieleden. Ook benoemde hij vijf neven tot kardinaal, onder wie Giuliano della Rovere.86 Della Rovere ontving zelfs zes bisschopsambten. Van Sixtus IV wordt wel gezegd dat hij niet alleen de belastingen verdubbelde, maar ook het aantal ambten dat gekocht kon worden.87 Pasquino geeft er hier duidelijk blijk van kennis van de geschiedenis te hebben.

De ‘point’ van Pasquino in deze pasquinade is als volgt: door het gedrag en handelen van paus Julius II schaamt Rome zich. Maar ook dat Sixtus IV zich voor de nieuwe paus schaamt, nota bene familie van hem. Julius is de aanleiding tot de schaamte, maar dat wordt niet nader uitgewerkt. Vermoedelijk heeft dat wederom te maken met het vele oorlog voeren van Julius.

20 Silenus, eerst leraar van Bacchus, Sileno, primo precettor di Bacco, is, dankzij zijn leerling, bij de goden in grazia dell’ allievo, fra gli Dei geroepen om te ontnuchteren; fu chiamato a smaltir le sbornie sue; de tweede Silenus is Rome binnengevallen il secondo Sileno ha invaso Roma met tweehonderd dronkaards, en gaf de con duecento briaconi, e al Santo Padre garde aan de Heilige Vader die hij verdiende. fornì la guardia che si meritava.

Hij deed de wijn duurder worden en uiteindelijk Fe’ rincarare il vino e finalmente ging hij naar de Santa Marta om (de wijn) andollo a digerire a Santa Marta.

te verteren.88 andollo a digerire a Santa Marta.

85 Romano (1932) 9.

86 Kühner (1962) 118; Shaw (1993) 9; Martines (2006) 122: Giuliano werd met unanieme stemmen tot kardinaal

uitgeroepen. Pas in November datzelfde jaar, werd zijn bevordering tot kardinaal in het openbaar bevestigd.

(32)

In januari 1506 stelde Julius II een garde in van Zwitserse wachters. De officiële stichtingsdatum van de pauselijke Zwitserse garde is 22 januari 1506. Op uitnodiging van de paus trok Kaspar von Silenen, de eerste commandant van de garde, op die dag door de Porta del Popolo met zijn gardisten. In eerste instantie bestond de Zwitserse garde uit 150 mannen, later werd dit aantal uitgebreid tot 200.89

Dit is de achtergrond behorende bij bovenstaande pasquinade (nr. 20). Pasquino uit kritiek op Kaspar von Silenen, maar noemt hem hier Sileno. Silenus is ons bekend uit de mythologie: hij geldt als een van de opvoeders van Dionysos en wordt gekarakteriseerd als iemand die altijd dronken is en geen maat weet te houden.90 Pasquino trekt hier een vergelijking tussen Von Silenen en Silenus. De gemeenschappelijke deler tussen beiden is hun dronkenschap. Silenus, als leraar van Bacchus, moest bij de goden komen om te ontnuchteren, terwijl de tweede Sileno (= Von Silenen) met een garde dronkaards Rome binnentrad. Maar die invasie vond wel op een vreedzame manier plaats. Julius II had hem daartoe opdracht gegeven. Pasquino presenteert de gebeurtenis hier alsof Kaspar von Silenen ongevraagd de stad is binnengevallen (ha invaso Roma). Bovendien voegt Pasquino daaraan toe dat de Heilige Vader zo’n garde van dronkelui verdiende, met andere woorden: ook Julius II is een dronkenlap. Pasquino sluit af met de mededeling dat Sileno de wijnprijs deed stijgen en dat hij naar de Santa Marta ging om die wijn te verteren. Met andere woorden: hij heeft zichzelf dood gedronken. De Santa Marta wordt hier specifiek genoemd, omdat Kaspar von Silenen na zijn dood in deze kerk werd begraven.91

In de volgende twee spotschriften geeft Pasquino advies aan de paus:

21 Herder, blijf op jouw plek, Pastor, sta nel tuo loco,

want het is niet niks Rome goed te besturen, che non è poco governar ben Roma, en de last van de mantel te dragen. e del manto tener para la soma.

22 Keer terug, o heilige vader, naar jouw Ritorna, o padre Santo, al tuo San Pietro, Sint Pieter, en bedwing de teugel van jouw e stringi il freno al tuo caldo desiderio, warm verlangen, die om een teken te geven che per dare in segno e poi fallire, en vervolgens te mislukken, aan anderen reca altrui più disonor che starsi addietro. meer oneer brengt, dan daar te blijven.

89 Von Pastor (1924) 696; www.vatican.va, ‘La Guardia Svizzera’. 90 Moormann (1987) 235-37.

(33)

In spotschrift nr. 21 geeft Pasquino het advies aan Julius II om in Rome te blijven en zich (uitsluitend) bezig te houden met het besturen van Rome. Daaraan alleen zou hij zijn handen al vol moeten hebben. In het laatste schrijft Pasquino dat het niet niks is om de (pauselijke) mantel te dragen: het zou beter zijn als de paus zich uitsluitend met tot zijn functie behorende taken bezig zou houden (en dus niet zozeer met het vele oorlog voeren).

Spotschrift nr. 22 heeft dezelfde strekking. De heilige vader moet volgens Pasquino terugkeren naar de Sint Pieter en de teugel van zijn warm verlangen bedwingen. Met dat verlangen wordt verwezen naar zijn drang om oorlog te voeren. De paus moet niet langer het teken tot de oorlog geven (dare in segno), hij moet zijn oorlogsdrang zien te bedwingen. Want de paus verkrijgt volgens Pasquino meer oneer door oorlog te voeren, dan op zijn plek in de Sint Pieter te blijven.

Beide spotschriften geven dus het advies aan Julius II om in Rome te blijven en er niet op uit te trekken om oorlog te voeren. Pasquino benadrukt niet zozeer dat Rome lijdt onder de oorlogen gevoerd door Julius II, maar geven op een milde, fatsoenlijke manier aan dat de stad het oorlog voeren van Julius zat is.

Ook op Julius II verschenen er pasquinades in het Latijn. Hieronder noem ik er twee:

23 Omdat de sleutels van Petrus niets bereiken in de strijd, zal het zwaard van Paulus

misschien tot hulp zijn.

Cum Petri nihil efficiant ad proelia claves, auxilio Pauli forsitan ensis erit.

24 De Italiaanse grond zal vruchtbaar worden door het bloed van de Fransen: dit zal

verwezenlijkt worden voor de eerste nieuwe oogst.

Itala Gallorum pinguescet sanguine tellus: ante novas segetes perficietur opus.

(34)

Spotschrift nr. 24 is waarschijnlijk verschenen nadat de paus een verbond gesloten had tegen Frankrijk. De Fransen werden vervolgens in 1512 bij Ravenna verslagen en Italië was vrij van haar Franse onderwerpers. Pasquino heeft er zoals blijkt uit dit spotschrift groot vertrouwen in dat de Fransen snel verdreven zullen worden.

De volgende acht pasquinades zijn verschenen na het overlijden van paus Julius II.

25 Bij de dood van Julius II

Wat betreft de verkoop van aflaten ten gunste van de St. Pieter:

Men weet dat paus Julius II een

bedrieglijke verkoper is, die aan onnozelen die hemel verkoopt, die hij voor zichzelf niet heeft.

In morte di Giulio II

Per la vendita delle Indulgenze e favore della Fabbrica di S. Pietro:

Un fraudolento mercator si sa, E’ papa Giulio che ai baggei vende’ Quel ciel che, per se stesso egli non ha.

Pasquino levert hier kritiek op (de inmiddels gestorven) Julius II omdat hij aan onnozelen de hemel zou verkopen. Dat is de reden waarom Julius II volgens Pasquino een bedrieger is. De paus heeft zelf niet eens toegang tot de hemel en vanwege zijn levenswijze zal hij daar zelf ook nooit binnentreden. Verderop zegt Pasquino dat Julius aan ‘baggei’, dus aan het ‘klootjesvolk’ de hemel verkoopt door middel van het verkopen van aflaten. Pasquino is van mening dat Julius zelf niet eens toegang heeft tot de hemel, dus dan kan hij het ware geloof ook niet doorgeven aan anderen.

26 Julius II is gestorven en hier begraven, de wrede, afschuwelijke en ellendige kwelling van zijn mooie Italië, nog is hij het niet beu om te bluffen en de wereld te bedreigen.

Morì bravando e minacciando il mondo, Del crudo, orrendo e miserando strazio Della sua bella Italia, ancor non sazio, Il tumulato qui, Giulio secondo. 27 Zijn lichaam is uitgeblust, zijn naam leeft

eeuwig voort. Hij is het over wie Italië weent, Juius II, te gronde gericht, overgelaten aan vuur en bloed, een universele gesel.

(35)

Het moge duidelijk zijn dat Pasquino (in pasquinade nr. 26) niet rouwig is om de dood van Julius II. Italië is verlost van een grote kwelling, namelijk een paus die bluft en bedriegt (en dat zelfs op zijn sterfbed nog presteert). In de laatste twee verzen zegt Pasquino dat Julius het zelfs na zijn dood nog niet beu is om Italië met oorlogen te kwellen en te bluffen. Deze laatste opmerking van Pasquino is een mogelijke verwijzing naar het imposante grafmonument van Julius II.92 Michelangelo werd de opdracht gegeven om dit grafmonument te realiseren, maar dat proces verliep alles behalve soepel. Door onenigheid tussen de paus en Michelangelo en later met de pauselijke familie werd het monument maar niet afgerond. Van 1505 tot 1545, dus in een periode van maar liefst veertig jaar, verschenen er in totaal zes verschillende versies van het bouwwerk, totdat uiteindelijk het grafmonument voor Julius II verrezen was. In spotschrift nr. 27 legt Pasquino uit dat de naam van Julius II eeuwig voortleeft, maar dat hoeft niet positief te zijn. Italië weent dan wel over deze paus, maar niet omdat ze het overlijden van de paus als een groot gemis beschouwt, eerder omdat Italië achterblijft met hetgeen de paus tijdens zijn leven heeft aangericht. Na Julius’ dood is zij overgelaten aan vuur en bloed. Julius was (en blijft zelfs na zijn dood) een universele gesel: een straf voor de wereld.

28 Houd stil, voorbijganger, en leer van mijn lot: Fermati, viator, saprai mia sorte: Tijdens mijn leven stortte ik de wereld in oorlog: Vivendo in guerra posi tutto il mondo: Maar de wereld wilde vrede, en ik, Julius II, wilde Ma volea pace, ed io Giulio secondo dat niet; nu strijd ik aan een ander hof. Non volsi; or guerra fo’ nell’ altra corte. 29 Hier ligt herder Julius II, Qui Giulio secondo pastor giace, Bekend in Italië en in de wereld door geweld: Noto all’ Italia e al mondo per furore: Hij wilde, deed en handelde voor zijn eigen eer Volse, fece, mostrò per farsi onore, Zijn geest is in de hemel, hetzij in oorlog, hetzij E ‘l spirto è in ciel, non so se in guerra o

in vrede, dat weet ik niet. pace.

Bovenstaande spotschriften hebben wederom dezelfde strekking. In pasquinade nr. 28 wordt de voorbijganger, de lezer van het spotschrift, aangesproken. Dat komt ook vaak voor in het geval van antieke grafepigrammen. Pasquino laat Julius II aan het woord. Hij heeft oorlog in de wereld gebracht en nu hij gestorven is, doet hij hetzelfde in een ‘altra corte’, een

92 Voor een uitgebreide beschrijving van dit grafmonument zie: De Tolnay, C., The Tomb of JuliusII (Princeton

1954); Panofsky, E., ‘The First Two Projects of Michelangelo’s Tomb of Julius II’, in: Wallace, W. E., Tomb of

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofe- teerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan.. Dan zal Ik

Leerlijn Toegankelijke Onafhankelijke cliëntondersteuning.. MAARTEN VAN DEN

Gezamenlijke scholings- en intervisie- bijeenkomsten voor alle Meedenkers, nog beter

• Wat kan ik de komende weken bijdragen binnen mijn organisatie om een prettige werkcultuur te creëren voor ervaringsdeskundigen. • Welke kennis ontbreekt wellicht nog binnen

• Niet altijd bewust dat cliëntondersteuning óók is voor vraagstukken rond schulden, werk & inkomen. • SCP over participatiewet: geen sprake

• Presentatie door Frits Dreschler van Divosa over het project ‘Rechtshulp en het sociaal domein’1. • In gesprek met Wil Evers, beleidsmedewerker bij

Een evaluatie levert kennis op voor de doorontwikkeling van beleid of aanpak of voor nieuw te ontwikkelen beleid of projecten.?. Vijf stappen voor monitoren

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder