• No results found

SAMENWERKEN: EEN MIDDEL, GEEN DOEL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "SAMENWERKEN: EEN MIDDEL, GEEN DOEL "

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SAMENWERKEN: EEN MIDDEL, GEEN DOEL

“Een beoordeling van het samenwerkingsproces van de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie”

Frits Visser

Afstudeerscriptie

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde

Afstudeerrichting Business Development

(2)

SAMENWERKEN: EEN MIDDEL, GEEN DOEL

“Een beoordeling van het samenwerkingsproces van de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie”

Auteur:

Frits Visser

Studentnummer: 1345842 Groningen, oktober 2004 In opdracht van:

en

Cluster Business Development

Begeleiders:

Prof. dr. ir. F.P.J. Kuijpers (RuG) Drs. G. Blaauw (RuG)

Ing. J.F. Horváth MBA (Syntens)

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteur

(3)

Voorwoord

Voorwoord

In januari 2004 begon ik vol verwachting aan een nieuwe uitdaging die mij stond te wachten: het schrijven van een afstudeerverslag. Ik heb ervaren dat dit een moeizaam proces kan zijn. Bij Syntens ben ik aangenomen om operationele taken uit te uitvoeren voor een bepaald project.

Binnen het project werd ik geheel vrijgelaten om een eigen invulling te geven aan een afstudeeropdracht. Dit bleek echter gemakkelijker gezegd dan gedaan, omdat de voortgang van het project niet liep zoals ik graag had gezien. Ik wilde toch verder en heb een aantal keren de doelstelling van het onderzoek drastisch moeten wijzigen. Na tien maanden vallen en opstaan, is het me dan toch gelukt om het verslag af te leveren. Hiervoor wil ik Janika Horváth van Syntens bedanken, die ondanks zijn druk bezette agenda toch vaak tijd vond om mij met raad en daad bij te staan. Verder wil ik de heren Kuijpers en Blaauw van de faculteit Bedrijfskunde bedanken, die geholpen hebben mijn onderzoek in goed banen te leiden. De gezellige sfeer in het ‘stagehok’ van Syntens heeft bijgedragen aan een goede balans tussen inspanning en ontspanning. Hiervoor mijn dank.

De keerzijde van het voltooien van het afstudeerverslag, is dat hiermee definitief een einde is gekomen aan een leuke studententijd. Toch overheerst de blijdschap en zullen mij ongetwijfeld nieuwe uitdagingen staan te wachten.

Groningen, 27 oktober 2004 Frits Visser

(4)

Samenvatting

Samenvatting

Dit rapport is het resultaat van het afstudeeronderzoek dat is uitgevoerd, ter afsluiting van de studie Business Development, van de faculteit Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Het is uitgevoerd bij en in opdracht van Syntens te Groningen.

Twee bedrijven, genaamd MaxControl B.V. en Siri Marine B.V. uit Delfzijl, willen inspelen op de toenemende dataoverdracht aan boord van schepen. Zij zijn tot het idee gekomen om een datacommunicatiesysteem te ontwikkelen op basis van opto elektrische technologie. Dit idee ontstond zonder een uitgebreide analyse van de markt. Aan het einde van de afstudeerperiode, die duurde van januari tot en met juli 2004, kwam men tot de conclusie dat het idee niet zo innovatief was als men aanvankelijk dacht: componenten voor een dergelijk systeem zijn reeds op de markt verkrijgbaar.

Het innovatieproces wordt, gedurende de afstudeerperiode, niet als succesvol beschouwd. Er werd meteen een oplossing aangedragen, zonder dat er is nagedacht op welke wijze de partijen business kunnen halen. Syntens had de partijen hier op moeten wijzen.

Alvorens duidelijk werd dat componenten voor een systeem reeds verkrijgbaar zijn, zijn er met de hulp van Syntens drie partijen betrokken om het datacommunicatiesysteem te realiseren. In samenwerkingsverband maken de partijen namelijk aanspraak op een aanzienlijk subsidiebedrag.

Twee van de drie benaderde partijen hebben vroegtijdig aangegeven niet meer te willen participeren in het project. De partijen die door zijn gegaan zijn MaxControl B.V., Siri Marine B.V.

en Airborne Systems B.V. uit Heerenveen. De samenwerking tussen deze drie partijen zal in het rapport worden aangeduid als de ‘Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie’, veelal afgekort tot

‘OES’. In dit rapport wordt onderzocht of het innovatieproces in termen van samenwerken succesvol is geweest in de periode januari tot en met juli 2004. Samenwerken wordt hiertoe opgesplitst in twee onderdelen:

Samenwerken met netwerk en partner; en

Samenwerken met een klant.

Door de partijen uit de OES is in genoemde periode geen klant betrokken bij het innovatieproces.

Het onderdeel wordt wel behandeld om aanbevelingen te doen, over de wijze waarop een klant kan worden betrokken bij het innovatieproces. Het samenwerkingsproces met betrekking tot het netwerk en partner wordt naar aanleiding van het onderzoek met een voldoende beoordeeld.

Elementen die bij de beoordeling werden behandeld zijn: soort netwerk, doelen van partners, intensiteit van samenwerking, soort partner en omgeving waarin wordt samengewerkt. Er worden wel een aantal kanttekeningen gezet, veelal richting Syntens. Alvorens er besloten wordt om te innoveren, moet eerst bekeken worden of er business behaald kan worden. Vervolgens kan besloten worden om potentiële partners te benaderen. Hierbij is het van groot belang dat de doelstellingen van alle partners overeenkomen Samenwerking is een middel om te kunnen innoveren, geen middel om subsidies te verstrekken.

(5)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

1. INLEIDING ...8

1.1 SYNTENS...8

1.2 HET PROJECT "SAMEN INNOVEREN IN DE VEENKOLONIËN" ...9

1.3 DE OPTO ELEKTRISCHE SAMENWERKINGSRELATIE... 10

2 HET ONDERZOEK ...14

2.1 AANLEIDING ONDERZOEK... 14

2.2 ONDERZOEKSOPZET... 17

Probleemstelling en theoretische concepten... 18

Doelstelling ... 18

Theoretische Concepten... 18

Vraagstelling ... 19

Deelvragen ... 20

Randvoorwaarden ... 20

De overige onderzoeksactiviteiten ... 20

2.3 WAT IS INNOVATIE? ... 21

Vormen van verandering... 21

Mate van nieuwheid ... 22

Complexiteit... 23

Impact... 23

3 SAMENWERKEN MET NETWERK EN PARTNER ...24

3.1 SOORT NETWERK... 24

3.2 DE DOELEN VAN DE SAMENWERKINGSPARTNERS... 25

3.3 DE INTENSITEIT VAN DE SAMENWERKING... 26

3.4 DE SOORT PARTNERS EN DE SAMENWERKINGSOMGEVING... 27

De samenwerkingspartners ... 27

De samenwerkingsomgeving ... 27

3.5 SAMENVATTING... 29

4 SAMENWERKEN MET DE KLANT ...30

4.1 HET INITIATIEF... 30

Ongevraagde klantbetrokkenheid ... 30

Gevraagde betrokkenheid ... 31

4.2 MATE VAN KLANTBETROKKENHEID... 34

4.3 NIEUWHEID EN DE BIJDRAGEN VAN KLANTEN TIJDENS INNOVATIEFASEN... 35

Keuzecriteria ... 35

Mate van nieuwheid ... 35

Fasen van het innovatieproces... 35

4.4 SAMENVATTING... 36

(6)

Inhoudsopgave

5 DE CASUS ‘OPTO ELEKTRISCHE SAMENWERKINGSRELATIE’ ...38

5.1 CONCEPTUEEL MODEL... 38

5.2 SAMENWERKEN MET EEN NETWERK EN PARTNER... 39

Soort netwerk... 39

Doelen partner ... 41

Intensiteit samenwerking ... 41

Soort partner en omgeving ... 42

5.3 SAMENWERKEN MET EEN KLANT ... 45

Initiatief... 45

Mate van klantbetrokkenheid... 46

Nieuwheid en bijdragen van klanten tijdens innovatieproces... 46

5.4 BEOORDELING VAN HET SAMENWERKINGSPROCES... 47

Verleden ... 47

Gewenste toekomst... 48

Onderhandeling ... 48

Overeenkomst ... 48

Uitvoering ... 49

Evaluatie... 49

Afhankelijkheid... 49

Vertrouwen ... 50

5.5 SAMENVATTING... 52

6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...54

6.1 REFLECTIE... 55

LITERATUURLIJST...56 BIJLAGE 1 : COMPONENTEN VOOR DATACOMMUNICATIESYSTEEM

BIJLAGE 2 : FORMAT VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN PROJECTPLAN BIJLAGE 3 : PROJECTAANPAK TNO

BIJLAGE 4 : WERKDOCUMENT SAMENWERKING BIJLAGE 5 : VIER FASEN VAN DE QFD-BENADERING BIJLAGE 6 : HALEN EN BRENGEN

BIJLAGE 7 : GOEDKEURINGSTRAJECT

BIJLAGE 8 : GEHEIMHOUDINGSOVEREENKOMST BIJLAGE 9 : PROJECT UITVOERINGSPLAN

(7)

Inleiding 8

1. Inleiding

In dit hoofdstuk zal de context van het onderzoek worden beschreven. Hierbij zullen verschillende zaken 'van groot naar klein' worden behandeld. Allereerst zal achtergrondinformatie worden gegeven over Syntens en haar taken. Syntens tracht het innoverend vermogen van midden- en klein bedrijven te versterken binnen Nederland. Zij voert in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken een aantal projecten uit. Eén van die projecten is 'Samen Innoveren in de Veenkoloniën". Dit project zal worden behandeld in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk. Voor dit project zal in de Veenkoloniën een aantal samenwerkingsrelaties gerealiseerd moeten worden, teneinde het innovatief vermogen van dit gebied te stimuleren. Eén van deze samenwerkingsrelaties is de Opto Elektrische Samenwerkingrelatie (OES) die mogelijkheden tot innoveren ziet binnen de scheepvaart. Deze samenwerkingsrelatie zal worden beschreven in paragraaf 1.3.

1.1 Syntens

De opdrachtgever voor dit onderzoek is Syntens. Syntens is in het begin van 1998 opgericht uit een fusie van "Innovatie Centra Netwerk Nederland" en een deel van het "Instituut Midden- en Kleinbedrijf". De organisaties gaven voorlichting aan het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), op het gebied van technologische innovaties en organisatorische vraagstukken. Na de fusie ontstond Syntens als stichting. Kort gezegd is Syntens een non-profit adviesorganisatie, gericht op het verhogen van het innovatievermogen van het MKB.

De opdrachtgever en financier van Syntens is het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Syntens kan dan ook worden gezien als het instrument van EZ om, door het leggen van nadruk op innovatie, invloed uit te oefenen op het verhogen van het concurrentievermogen van het Nederlandse MKB en daardoor werkgelegenheid te creëren. Om dit te bereiken streeft Syntens de volgende missie na: 'Het versterken van het innoverend vermogen van het MKB door het actief bemiddelen in praktisch toepasbare kennis.'

Om deze missie uit te voeren is Syntens, in termen van Mintzberg [1991], ingericht als een hybride vorm van een professionele bureaucratie en een divisiestructuur. Het overgrote deel van de in totaal 450 werknemers, bestaat uit professionals: de adviseurs. Adviseurs van Syntens hebben kennis van innovatieprocessen en koppelen via hun uitgebreide kennisnetwerk van bedrijven en instellingen de ondernemer aan de juiste (markt)partijen. Deze partijen kunnen kennisinstituten zijn of onderwijsinstellingen, maar ook andere bedrijven, koepel- en brancheorganisaties, overheidsinstellingen en commerciële adviesbureaus. Zo komt Syntens in Noord-Nederland niet alleen bij bedrijven, maar ook bij belangenorganisaties als VNO/NCW- Noord en MKB-Noord, overheidsbedrijven als de Noord-Nederlandse Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), Kamer van Koophandel, gemeenten, provincies (Groningen, Friesland, Drenthe) en kennisinstellingen als de Rijksuniversiteit Groningen (RuG), Hanze Hogeschool en TNO (Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek).

(8)

Inleiding 9 Via 15 regiokantoren verspreid over heel Nederland, wordt getracht invulling te geven aan de missie. De regiokantoren richten zich op het opbouwen van een netwerk op regionaal niveau tussen midden- en kleinbedrijven, lokale overheden en andere belanghebbende instanties. Het hoofdkantoor onderhoudt voornamelijk de relaties met de landelijke overheid en andere overkoepelende instanties.

De financiering van EZ en belanghebbende marktpartijen leidt ertoe dat Syntens de diensten tegen een zeer lage prijs kan aanbieden. Dit is één van de manieren waarop wordt geprobeerd de drempel om Syntens te benaderen voor het MKB zo laag mogelijk te houden.

Het primaire proces, voorlichting en advisering aan het MKB, was tot voor kort opgedeeld in een zestal thema's, te weten: Nieuw Ondernemerschap, Informatie- en Communicatietechnologie, Personeel en Organisatie, Product- en Procesontwikkeling, Samenwerken, en Marketing en Strategie. Daarnaast werden specifieke aandachtsgebieden behandeld in projecten. De doelgroep werd gevormd door de industrie en de dienstverlening.

Recentelijk zijn er echter enkele organisationele veranderingen doorgevoerd. De zes thema's zijn als leidraad losgelaten en nu wordt advies steeds vaker gegeven op basis van specifieke vragen van ondernemers. Daarnaast is de doelgroep uitgebreid van industrie en dienstverlening tot het gehele MKB, met uitzondering van de horeca, detailhandel en de landbouw.

1.2 Het project "Samen Innoveren in de Veenkoloniën"

In december 2000 heeft het Kabinet de Commissie Structuurversterking Veenkoloniën ingesteld onder leiding van mr. R.J. Hoekstra. De opdracht was om de sociaal-economische situatie van de Drents-Groningse Veenkoloniën te analyseren en adviezen te verstrekken voor de verdere beleidsvorming. De Veenkoloniën in Groningen en Drenthe beslaan het veenkoloniale deel van de gemeenten Aa en Hunze, Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Veendam, Pekela, Borger-Odoorn, Stadskanaal, Vlagtwedde en Emmen. De Veenkoloniën wacht een aantal belangrijke veranderingen, die het gevolg zijn van internationale politiek, bijvoorbeeld door de mogelijke vermindering van de huidige steun voor de akkerbouw in 2006 en door de verwachte uitbreiding van de Europese Unie.

In mei 2001 heeft de Commissie Structuurversterking Veenkoloniën (de Commissie Hoekstra) haar rapport gepresenteerd. Volgens de Commissie zijn de hoofdproblemen van de regio samen te vatten in de begrippen eenzijdigheid, afhankelijkheid en negatief imago. Haar rapport met als titel

"Van Afhankelijkheid naar Kracht" is regionaal omgezet in de "Agenda voor de Veenkoloniën". In deze agenda worden maatregelen gepresenteerd die een bijdrage moeten leveren aan de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen. Voor financiering van de maatregelen is een beroep gedaan op de ICES-gelden. De ICES is een interdepartementale werkgroep van verschillende ministeries. Zij adviseert het Kabinet over financieel-economische vraagstukken op het terrein van de versterking van de economische structuur en over de besteding van middelen uit het Fonds Economische Structuur. Het Kabinet heeft het verzoek tot financiering middels deze gelden echter niet gehonoreerd.

(9)

Inleiding 10 Naast de afwijzing van het Kabinet, uitten enkele regionale ondernemers kritiek op de Agenda. Zij vonden dat de Agenda te weinig inging op het versterken van het regionaal bedrijfsleven. Op initiatief van VNO/NCW zijn vervolgens verschillende partijen, waaronder het Adviescollege voor de markt, de Kamer van Koophandel, Provincie Groningen, Streekraad Oost-Groningen en Syntens, samen met enkele succesvolle ondernemers in overleg getreden om samen een concrete invulling te geven aan de Agenda. Het gezamenlijke initiatief is vooral gericht op versterking van het bestaande bedrijfsleven in de Veenkoloniën.

Dé manier om het bestaande bedrijfsleven te versterken is innovatie. Innovatie staat tegenwoordig midden in de belangstelling, zo benoemt het Ministerie van Economische Zaken innovatie in haar Innovatiebrief als "een belangrijk wapen in de concurrentiestrijd", en moet "innovatie de belangrijkste pijler worden onder onze toekomstige welvaartsgroei".

Het gezamenlijke initiatief ter versterking van het bestaande bedrijfsleven in de Veenkoloniën heeft er toe geleid dat het Adviescollege voor de markt bereid is gevonden om een pilot, gericht op het stimuleren van innovatie via samenwerking, middels een Task Force te ondersteunen. De Task Force bestaat uit vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven. Het project met als titel "Samen innoveren" zal namens Syntens door dhr. Horváth worden begeleid. Doelstelling is om door samenwerking van ondernemingen te komen tot gezamenlijke innovaties van MKB-bedrijven in de Veenkoloniën. Kortom: als concrete uitwerking van de "Agenda voor de Veenkoloniën" zal binnen de regio Veenkoloniën de pilot "Samen innoveren" plaatsvinden.

Het beoogde resultaat van de pilot "Samen innoveren" is het realiseren van drie tot vijf samenwerkingsverbanden van Midden- en Kleinbedrijven in de Veenkoloniën. De samenwerkingsverbanden moeten resulteren in daadwerkelijke verzoeken tot financiering uit middelen die door het Rijk beschikbaar zijn gesteld in het kader van het Kompas voor het Noorden.

Het Kompas voor het Noorden is het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma voor de periode 2000 t/m 2006 voor Noord-Nederland. Met dit programma investeren de provincies Groningen, Drenthe en Fryslân, in samenwerking met lokale overheden en organisaties, de Rijksoverheid en de Europese Commissie, in de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Noord- Nederland. Eén van de maatregelen uit het programma heeft (onder andere) ten doel om de marktsector te stimuleren tot invoering van innovaties. Een deel van de geïdentificeerde kansrijke samenwerkingsverbanden kan in aanmerking komen voor subsidiëring. Één van deze samenwerkingsverbanden, is de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie (OES). Deze zal worden toegelicht in de volgende paragraaf.

1.3 De Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie

De Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie, ofwel OES, bestaat uit een aantal partijen die werkzaam zijn binnen de scheepvaart. Twee van deze partijen, MaxControl B.V. en Siri Marine B.V., constateerden verschillende factoren die van invloed zijn op de ontwikkelingen in de scheepvaartmarkt en waar op ingespeeld zou kunnen worden:

De hoeveelheid datatransmissie aan boord van schepen neemt steeds toe. Dit voornamelijk onder druk van regelgeving en meer elektronisch gestuurde apparatuur (metingen en alarmering van machinekamer systemen, deksystemen en navigatiesystemen, alsmede het aansturen van componenten als afsluiters, motoren, lampen, etc.). Ook toenemende piraterij

(10)

Inleiding 11 heeft zijn invloed, het aantal videocamera’s aan boord van een schip lijkt toe te nemen. Een praktisch voorbeeld van ontwikkelingen die plaats vinden onder druk van regelgeving, is dat in 2009 binnen de Europese Unie 36.000 schepen moeten zijn uitgerust met een Voyage Data Recorder (VDR). Dit is een zogenaamde zwarte doos, waarvan de informatie bij onderzoek naar een ongeval gebruikt kan worden.

De andere ontwikkeling die voortvloeit uit eerstgenoemde is dat voor de installatie van nieuwe systemen, of uitbreiding op bestaande systemen een veelheid aan bekabeling nodig is; per alarm-, meet-, stuur- en voedingspunt een aparte kabel. Het huidige casco-ontwerp is hier niet geschikt voor. Deze bestaat namelijk uit vele schotten die nodig zijn om de veiligheid aan boord van de schepen te garanderen. Indien er een aparte kabel moet worden getrokken, zullen er gaten geboord moeten worden in deze schotten waardoor de kabels kunnen lopen.

Vervolgens moeten de schotten op een dusdanige wijze worden dichtgemaakt, opdat het schip weer voldoet aan strenge veiligheidseisen. Hiermee is ontzettend veel werk gemoeid.

Naar aanleiding van bovengenoemde ontwikkelingen, ontstond gezamenlijk een idee wat zou kunnen leiden tot een daadwerkelijke innovatie. Dit idee houdt verband met een verbetering danwel vernieuwing op het gebied van datacommunicatie aan boord van schepen. Er bestaat behoefte in de scheepvaart voor meer eenvoudige methoden van datatransmissie en elektrische voeding, waarbij de installatiekosten gereduceerd kunnen worden en de flexibiliteit van een uitbreiding na nieuwbouw mogelijk is. Dit alles zonder uitgebreide nieuwe bekabeling en de daarbij horende kosten. Momenteel gebeurt dataoverdracht aan boord van schepen door middel van het tweedraads(koper)systeem. De partijen zijn ervan overtuigd dat er behoefte is aan een schip dat is uitgerust met een systeem van datatransmissie op basis van opto elektrische technologie in combinatie met een backbone van elektrische voeding ten behoeve van elektrische verbruikers.

Deze kan uit prijstechnisch oogpunt worden gecombineerd met een bestaande technologie. Het systeem bestaat basaal uit vier componenten (zie bijlage 1):

Optische ring machinekamer

Optische ring ruim + voorschip

Elektrische backbone ( Redundant, b.v. stuurboord + bakboord)

Optical PLC1

Datacommunicatie met behulp van glasvezelkabels aan boord van schepen betekent dat het systeem redundant is, waardoor het minder gevoelig is voor storingen én gemakkelijk uitbreidbaar is. MaxControl B.V. uit Delfzijl doet alles wat te maken heeft met meten op schepen (rolling and pitching, stability). Deze activiteiten hangen nauw samen met een vernieuwde methode van datatransmissie; men kan in het kader van veiligheid voortdurend op de hoogte willen zijn van de bewegingen van de lading aan boord van een schip. Siri Marine, eveneens uit Delfzijl, is een adviesbureau. Het maakt geen producten, maar levert een dienst en heeft veel ervaring met het coördineren van en sturing geven aan projecten. Via Syntens is er nog een derde partij betrokken bij het project: Airborne Systems B.V. uit Heerenveen. Dit bedrijf is vooral gespecialiseerd in liften die aan boord van schepen gebruikt worden. Het is begonnen vanuit een winkel in Assen en maakt

1 PLC staat voor Planar Lightwave Circuit. Met deze componenten, die geïntegreerd worden in de optische ring, kan gecommuniceerd worden met de mainframe.

(11)

Inleiding 12 nu samen met Airborne Development en Airborne Products onderdeel uit van de Airborne Interational groep.

Indien in dit rapport wordt gesproken over ‘het idee’, dat wordt hiermee een datacommunicatiesysteem bedoeld op basis van opto elektrische technologie (eventueel gecombineerd met het huidige koperdraadsysteem).

Aan het einde van paragraaf 1.2 is genoemd dat de OES in aanmerking kan komen voor subsidiëring. Zo wordt TNO betrokken bij de samenwerkingsrelatie. TNO is een kennisorganisatie voor bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties. Haar missie is het toepasbaar maken van wetenschappelijke kennis, om het innovatief vermogen van bedrijfsleven en overheid te versterken. In het verleden is binnen TNO een aantal specifieke programma’s uitgevoerd gericht op het overdragen van kennis naar het MKB. De daarbij opgedane kennis en ervaring zijn inmiddels achterhaald of door personeelswisselingen grotendeels verdwenen. In 2002/2003 zijn met wisselend succes enige proefprojecten uitgevoerd tussen Syntens en TNO met een zogenaamde duo-aanpak. Hierbij werken een medewerker van Syntens en een medewerker van TNO samen in het benaderen van het MKB en het overdragen van specifieke kennis. Deze werkwijze blijkt goed te werken. Eind 2003 is door de directie van Syntens samen met de Raad van Bestuur van TNO een plan neergelegd bij het Ministerie van Economische Zaken (EZ) om specifiek voor het technologievolgend MKB een programma van projecten uit te voeren. Dit projectenprogramma krijgt de naam ‘experimenten kennisoverdracht MKB’.

Bij EZ blijkt het eigen beleid voor kennisoverdracht naar MKB nog onvoldoende uitgewerkt te zijn om een oordeel te geven over het plan. Het Ministerie zoekt naar effectieve en efficiënte vormen van kennisoverdracht; daarom is aan Syntens en TNO gevraagd een aantal experimenten uit te voeren. Hiermee kunnen Syntens en TNO aantonen dat de samenwerking meerwaarde heeft voor het MKB. EZ zal door het volgen en evalueren van enige projecten het eigen beleid in dit opzicht kunnen vormgeven. Naast het goed uitvoeren van de projecten, met als doel de MKB-ondernemers te ondersteunen in hun zoektocht naar innovaties, moeten de experimenten ook inzicht geven in de mate waarop de overheid kennisoverdracht naar het MKB kan stimuleren. Behalve ‘juichende ondernemers’ dienen verschillende vormen van kennisoverdracht en de zinvolle samenwerking tussen Syntens en TNO als eindresultaat te ontstaan.

Het plan voor elk experiment dient in eerste instantie afkomstig te zijn van, en actief gedragen te worden door de bedrijfscluster. Vanuit Syntens en TNO kan natuurlijk over de vorm van kennisoverdracht en de projectaanpak een adviserende rol vervuld worden. Wat betreft de kennisoverdracht zelf, kunnen vormen gebruikt worden als:

Trainingstrajecten van MKB-personeel;

Workshop gericht op actieve kennisoverdracht;

Samen advies en plan opstellen voor gewenste investeringen;

Bepalen van het economisch perspectief of de marktkansen;

Onderhouden van een netwerk voor kennisuitwisseling.

De over te dragen kennis zal veelal een technologisch karakter hebben, of daar sterk mee verbonden zijn. Bovendien zal de kennis reeds binnen de bij TNO beschikbare kennisvelden moeten vallen. Bij de uitvoering van de projecten kan EZ op eigen initiatief besluiten om tussentijds en na

(12)

Inleiding 13 beëindiging het project te evalueren. TNO zal in ieder geval elk project laten evalueren op de bereikte resultaten voor de clusterbedrijven (juichende ondernemers), op de samenwerking met Syntens en op de toegepaste vormen van kennisoverdracht. Er is grote aandacht van EZ, de Raad van Bestuur van TNO en de directie van Syntens voor deze experimenten; dus aandacht voor de kwaliteit van de inzet van TNO is een vereiste.

Voor het TNO-aandeel in elk experiment kan uit eigen middelen van de Raad van Bestuur worden voorzien tot een omvang van vijftigduizend euro. Syntens voorziet zelf in de middelen voor haar medewerking. Er is geen verplichting voor een financiële bijdrage van de bedrijven, dit is echter wel toegestaan. Zeker in de laatste fasen van een experiment is dit goed mogelijk. Voor eventuele inschakeling van andere instanties die betaald moeten worden, zullen de clusterbedrijven moeten voorzien. Toezegging van financiering vindt plaats op basis van een uitgewerkt projectplan;

betaling zal geschieden na besteding van de uren, conform het plan. Voor de kostencalculatie dient de integrale kostprijs zonder winstopslag te worden toegepast.

Als voorselectie zal een korte beschrijving worden opgesteld. Door de programma-manager zal hierop worden gereageerd met aanwijzingen hoe het voorstel aangepast zou moeten worden of dat het voorstel niet past binnen het programma. Pas daarna is het zinvol dat de projectleider of de projectbeschrijver het voorstel volgens het opgegeven format en de bijbehorende handleiding verder uitwerkt. Voor het format van een projectplan wordt verwezen naar bijlage 2. Eventueel kan de ondersteuning van de programma-manager gevraagd worden bij het vormen van de cluster en het opstellen van het projectplan. De selectie voor financiering wordt aan de hand van criteria uitgevoerd door leden van de TNO-Werkgroep MKB en de programma-manager. De keuzecriteria zijn opgenomen in dezelfde bijlage. Indien deze vragen zijn beantwoord en het projectplan wordt goedgekeurd, zal TNO actief gaan deelnemen. Het projectplan is in augustus 2004 ingediend bij de programma-manager.

Nu de achtergrond van het project is besproken, zal het onderzoek worden toegelicht in het volgende hoofdstuk.

(13)

Het onderzoek 14

2 Het onderzoek

In het vorige hoofdstuk is de context van het onderzoek behandeld, alsmede achtergrondinformatie over de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie en het idee dat mogelijk zou kunnen leiden tot een innovatie. Het project verliep echter moeizaam. Een half jaar na aanvang van de onderzoeksperiode deden er zich enige problemen voor, die aanleiding waren voor het onderzoek.

Dit zal worden besproken in de eerste paragraaf. Paragraaf 2.2 bevat de onderzoeksopzet, waarbij o.a. de doelstelling en de vraagstelling van het onderzoek worden behandeld. Omdat het creëren van business het doel behoort te zijn van een innovatieproces, zal de term ‘innovatie’ worden toegelicht in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk.

2.1 Aanleiding onderzoek

Om het heel simpel uit te drukken: als een organisatie wil overleven, moet zij haar markten kennen, voldoende en juiste bronnen aantrekken, deze bronnen omzetten naar passende producten, services en ideeën om deze vervolgens op een effectieve wijze te kunnen distribueren aan het publiek [Van Egeren en O’Connor, 1998]. Maar dit zijn nu juist de punten die het innovatieproces tegelijkertijd ingewikkeld maken. Het innovatieproces begint volgens Tidd e.a.

[2001] uit het scannen van de omgeving. Deze fase bestaat uit het detecteren van signalen uit de omgeving die een aanzet kunnen geven tot veranderingen. Aan het einde van deze fase is een idee ontstaan over datgene wat vernieuwd danwel verbeterd kan worden.

Kijkend nu naar de aanpak van de OES, dan is het idee (datacommunicatiesysteem op basis van opto elektrische technologie) ontstaan zonder dat er een uitgebreide externe analyse was uitgevoerd. MaxControl en Siri Marine hebben de ontwikkelingen, met betrekking tot de toenemende dataoverdracht, bespeurd op basis van intuïtie, ervaring én kennis van de scheepvaartmarkt. Een externe analyse behelst echter meer dan het identificeren van trends. Zo zal er goed bestudeerd moeten worden wat er in de markt te verkrijgen is, welke concurrenten er te onderscheiden zijn, welke overkoepelende instanties er zijn, etc. Kortom: men zal de markt door en door moeten kennen.

Vervolgens moet antwoord worden gegeven op de vraag waar het uiteindelijk om draait: “Biedt de markt business?”. Er zal namelijk op termijn wel geld verdiend moeten worden. Business Development is het bijeenbrengen van een product of dienst (nieuw of oud) op een markt (nieuw of oud). Het product en de markt zullen nauw op elkaar aan moet sluiten. Bij deze aansluiting van het product (of idee) op de markt schuilt het probleem voor de partijen van de OES. Een datacommunicatiesysteem op basis van opto elektronische technologie is dan wel technisch haalbaar, maar hoe zit het met de commerciële haalbaarheid? Een reder wil namelijk een zo goedkoop mogelijk schip. Richt men zich op de tweedraadsytemen, dan wordt men één van de vele aanbieders en is men van weinig toegevoegde waarde. Daarnaast gelden de voordelen van een opto elektrisch systeem (gemakkelijk uitbreidbaar, niet beïnvloedbaar door bijvoorbeeld magnetische velden) ook voor koperdraad. Naast het kijken naar de haalbaarheid van het systeem, hebben de personen een vluchtig onderzoek gedaan naar wat er in de markt te verkrijgen is. Zij kwamen tot de ontdekking dat componenten voor het datacommunicatiesysteem reeds bestaan.

(14)

Het onderzoek 15 Met bestaande componenten is het gemakkelijker om een systeem te ontwikkelen. Er wordt dan ook serieus getwijfeld of er wel business gehaald kan worden.

Een uitgebreid marktonderzoek lijkt noodzakelijk; wellicht zijn er naast Siemens nog meer organisaties die componenten ontwikkelen. Het is een gegeven dat deze componenten nog niet veel worden gebruikt aan boord van schepen. Het is een technologie in ontwikkeling, waar het gaat om datacommunicatie aan boord van schepen.

Er heerste dan ook de mening dat er teveel is vastgepind op de opto elektrische technologie. Men vind dat eigenlijk onderzocht had moeten worden op welke wijze er kan worden ingespeeld op de marktontwikkelingen, die betrekking hebben op de toenemende dataoverdracht aan boord van schepen. Er werd te resultaatgericht gedacht waar een probleemoplossende aanpak meer op zijn plaats lijkt te zijn; market-pull in plaats van technolgy-push. Dit vraagstuk is goed doorgedrongen tot de deelnemende partijen. Enige tijd was het onzeker of het project wel door moest gaan. Maar de partijen waren er van overtuigd dat een dergelijk communicatiesysteem toekomst had. TNO deelde hierin dezelfde mening en besloot bijsturing te verlenen. In september 2004 is er binnen TNO een projectvoorstel ingediend bij de programma-manager. Dit voorstel wacht nog op goedkeuring, maar de hoofdpunten van het voorstel worden hieronder genoemd.

De doelstelling van het project is als volgt gedefinieerd:

“Het project dient licht te werpen op de mogelijkheden die netwerken aan boord van schepen kunnen bieden voor de toepassingen binnen de bedrijfscluster. Er zal inzichtelijk gemaakt moeten worden wat de huidige stand van de techniek te bieden heeft en wat de toekomst op korte termijn te bieden heeft.

TNO kiest er op deze wijze voor om te onderzoeken welke netwerktechnologieën er zijn en zal onderzoeken welke technologieën toepasbaar zijn binnen de bedrijfscluster. Een aantal technologieën zal verder worden uitgewerkt zodat deze in het productportfolio van de cluster kan worden opgenomen. Uiteindelijk zal dit resulteren in een selectiematrix (doorvalschema), waarin op casebasis aan de hand van een aantal selectiecriteria duidelijk gemaakt kan worden welke technologie het beste ingezet kan worden. Dit schema zal ook in een praktijksituatie getoetst worden.

In het projectplan is de doelstelling specifieker gemaakt voor de deelnemer van het netwerk:

Specifieke doelstellingen voor de bedrijfscluster (MaxControl, Siri Marine en Airborne Systems):

“Het verkrijgen van een methode op grond waarvan netwerktechnologieën kunnen worden geselecteerd, alsmede (een aanzet tot) een uitbreiding van het huidige portfolio met componenten voor relevante netwerktechnologieën.

Specifieke doelstellingen voor TNO: “Het voldoen aan de bedrijfsmissie: overdracht van kennis naar het bedrijfsleven zodanig dat dit daar leidt tot feitelijke innovaties”.

De kennis die TNO naar de OES wil overdragen is kennis rondom:

Netwerkselectie en -beheer;

Verschillende netwerktechnologieën;

Netwerk- en informatiebeveiliging;

Netwerk gebruik en juridische aspecten hieromtrent.

(15)

Het onderzoek 16 De kennis zal worden overgedragen op de volgende wijzen:

Via een presentatie, waarin de kennis wordt uitgelegd (persoonlijke kennisoverdracht)

Via een document, waarin deze kennis is vastgelegd (gebruikers- en referentie documentatie)

De partijen uit de bedrijfscluster zelf laten uitvoeren van een voor hen relevante activiteit (bijv.

het schrijven van een innovatievoorstel of het maken van portfoliomateriaal). TNO coacht op die punten waar de overgedragen kennis feitelijk wordt. Hiermee wordt de kennis daadwerkelijk op een voor de partijen bruikbare manier overgedragen.

Het projectvoorstel, zoals deze ligt bij de programma-manager, is opgenomen in bijlage 3. Het lijkt er op dat de naam ‘Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie’ te voorbarig is gekozen. Het zou kunnen zijn dat datacommunicatie door middel van deze technologie gaat gebeuren, maar dit zal moeten blijken uit het onderzoek dat uitgevoerd wordt door TNO. Als onderzoeker ben ik van mening dat de oorspronkelijke naam gewijzigd moet worden in “Samenwerkingsrelatie ten behoeve van het onderzoek doen naar, selectie, ontwikkeling én implementatie van een optimaal datacommunicatiesysteem aan boord van bepaalde schepen” Dit is een lange naam om uit te spreken, maar het dekt de lading wel. Zo staat er bewust ‘bepaalde schepen’ opdat duidelijk is dat er een doelgroep moet worden gekozen. Dit is namelijk niet expliciet gedaan door de partijen uit de OES. Zo zou er door hen (in samenwerking met Syntens) gekozen kunnen worden voor een bepaald segment, omdat dat segment aantrekkelijk kan zijn voor het idee. Aan boord van bijvoorbeeld luxe jachtbouwschepen is er in verhouding minder datatransmissie noodzakelijk dat bij bijvoorbeeld olietankers. De keuze van een doelgroep is dus van groot belang indien men wil inspringen op de toenemende dataoverdracht aan boord van schepen.

Aan het begin van ieder innovatieproces zal er antwoord moeten worden gegeven op de vraag of er business kan worden behaald. Uit bovenstaande tekst blijkt dat hier niet goed over na is gedacht door de betrokken partijen. Hier wordt dan ook een kritische kanttekeningen naar het adres van Syntens gemaakt. Zij had de partijen van de OES moeten wijzen op dit vraagstuk. Nu werd nota bene door TNO bijsturing van het innovatietraject verleend, een half jaar na aanvang van de onderzoeksperiode. Terwijl dit juist één van de kerntaken van Syntens is. Ik ben er dan ook van overtuigd dat zij hier lering uit moet trekken. Haar taak is namelijk het versterken van het innovatief vermogen van de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie, en niet louter het verstrekken van subsidies. Het verstrekken van subsidies, in de vorm van het projectenprogramma

‘experimenten kennisoverdracht MKB’, moet als een manier worden gezien om het innovatief vermogen te versterken. Syntens had dus eerst moeten kijken of er business te halen valt voor de deelnemende partijen. Indien dit het geval is, kan worden overgegaan op het verstrekken van de subsidies. Niet eerder.

Dit zelfde geldt voor het betrekken van samenwerkingspartners voor MaxControl en Siri Marine.

Men moet geen partners aan gaan trekken, om te kunnen samenwerken. Met moet samenwerken om te kunnen innoveren. Samenwerken is dus een middel en niet het doel.

Er kan dus worden gesteld dat er nogal wat is misgegaan tijdens het innovatieproces van de OES.

Ruim 6 maanden na aanvang van de onderzoeksperiode werd het gewoonweg onduidelijk óf en hoe er kan worden ingespeeld op de toenemende dataoverdracht aan boord van schepen. Dit is onder meer afhankelijk van het onderzoek naar netwerktechnologieën dat TNO zal uitvoeren. Nu hebben

(16)

Het onderzoek 17 er zich in de periode januari tot en met juli 2004 activiteiten voorgedaan, die een interessant onderwerp kunnen zijn van onderzoek. Dit onderzoek zal zich richten op een onderdeel van een innovatieproces, namelijk het proces welke heeft geleid tot de totstandkoming van de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie. Is technologische vernieuwing (of innovatie) een voorwaarde om te kunnen overleven en groeien in de toekomst, samenwerking is voor groot en klein een voorwaarde voor innoveren en het realiseren van business. De opzet van het onderzoek zal worden besproken in de volgende paragraaf.

2.2 Onderzoeksopzet

Het type onderzoek kan worden gedefinieerd naar het beoogde product [De Leeuw, 2001]:

bijdragen aan het algemene kennisbestand van de bedrijfskunde (wetenschappelijk onderzoek), respectievelijk het voldoen aan een specifiek klantgebonden behoefte aan kennis (praktijkonderzoek). Dit onderzoek kan worden aangeduid als de laatstgenoemde. In dit geval wordt er praktijkonderzoek gedaan, met als nadere specificering dat het beleidsondersteunend is.

Dit type onderzoek beoogt concrete (in de probleemstelling gespecificeerde) kennis op te leveren die bruikbaar is in een specifieke situatie van aanwijsbare klanten en een gedeelte van de totale kennisbehoefte te bevredigen. Voor dit onderzoek is een aanwijsbare klant aanwezig: de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie en de hierbij betrokken partijen. Het samenwerkingsproces zal als het theoretisch kader worden beschouwd van het onderzoek. Het samenwerkingsproces van de

‘klant’ zal gedurende de periode januari tot en met juli 2004 worden gevolgd.

Om het onderzoeksproces met betrekking tot het afstudeeronderzoek in goede banen te kunnen laten leiden, zal gebruik worden gemaakt van de zogenaamde ballentent [De Leeuw, 2001]. Hierin worden de hoofdactiviteiten van een onderzoeksproces samengevat en op elkaar betrokken. De ballentent (figuur 1), is een nuttig hulpmiddel bij de keuzes die de hoofdlijnen van een onderzoeksaanpak vastleggen.

Figuur 1 Ballentent van De Leeuw

Probleemstelling en theoretische concepten (conceptueel model, theoretisch kader) vormen samen het hart van de ballentent: alle andere beslissingen moeten vanuit dat oogpunt worden genomen.

Het is het sturend centrum van de aanpak. Er is een nauwe relatie tussen theoretische concepten en probleemstelling. In deze paragraaf zullen de verschillende activiteiten van een onderzoek worden behandeld.

Te gebruiken concepten Probleemstelling

Gegevensbronnen Meet- en waarnemingsmethoden

Analysemethoden

(17)

Het onderzoek 18 Probleemstelling en theoretische concepten

Een goede probleemstelling bestaat volgens de Leeuw [2000] uit een doelstelling, een vraagstelling en randvoorwaarden. De vraagstelling kan worden opgesplitst in deelvragen.

Doelstelling

Een juist geformuleerde doelstelling is bepalend voor het welslagen van een onderzoek. De doelstelling vormt de basis van de vraagstelling en stuurt aldus het proces van kennisverwerving.

Dit onderzoek zal zich richten op een belangrijke voorwaarde om te kunnen innoveren: het samenwerkingsproces van de OES. Organisaties kunnen o.a. de volgende redenen hebben om samen te werken [De Man e.a., 2000]:

Gehoor geven aan complexe vragen vanuit de markt

Het verkorten van de time-to-market

Het verkleinen van risico’s met betrekking tot ontwikkeling of markttoegang

Het verlagen van de kosten van ontwikkeling en markttoetreding

Het realiseren van standaarden

Het verkrijgen van toegang tot competenties van de partner en leren van deze partner

In het onderzoek staat centraal dat samenwerken een middel is om te innoveren. Middels het onderzoek zullen handvatten worden aangereikt ten aanzien van de wijze waarop partijen moeten samenwerken. Aan de hand van deze handvatten kan de lezer een samenwerkingsproces beter analyseren en kunnen in de toekomst misdwalingen worden voorzien en voorkomen. De doelstelling voor dit onderzoek luidt:

“Het beoordelen van het samenwerkingsproces van de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie, in de periode januari tot en met juli 2004”

De criteria die gehanteerd worden voor de beoordeling, worden hieronder besproken.

Theoretische Concepten

Samenwerken wordt in dit onderzoek gezien als een onderdeel van het innovatieproces; het is immers een middel om te innoveren. Raamwerk van het onderzoek is het innovatieproces, zoals beschreven door Tidd e.a. [2001]. ]. Reden hiervoor is dat in hun indeling samenwerken en innoveren nauw met elkaar zijn verweven en niet als losstaande componenten worden gezien. Het proces om de innovatie te kunnen managen, bestaat volgens hen uit de volgende vier fasen:

1. Scannen van de omgeving. Deze fase bestaat uit het detecteren van signalen uit de omgeving die een aanzet kunnen geven tot veranderingen. Aan het einde van deze fase is een idee ontstaan over datgene wat vernieuwd danwel verbeterd kan worden.

2. Strategieontwikkeling. Het doel van deze fase is om de signalen om te zetten in een concept van innovatie. Hierbij krijgt het idee, dat gedurende de ‘scanningfase’ is ontstaan, wat meer vorm: een concept.

(18)

Het onderzoek 19 3. Kennisuitwisseling. Het gaat in deze fase om het combineren van nieuwe en bestaande kennis

die nodig is voor de innovatie. De kennis kan zowel binnen als buiten de organisatie beschikbaar zijn. Het doel van deze fase is te komen tot een concreet product.

4. Implementatie. De output van deze fase is een ontwikkelde innovatie en een voorbereide markt, die beide klaar zijn voor de introductie. Het bijeenbrengen van product en markt wordt ook wel ‘business development’ genoemd.

Kijkend naar het innovatieproces van de OES, dan bevindt deze zich ergens tussen de eerste en de tweede fase: de gescande marktontwikkelingen zijn omgezet in een idee tot innovatie. Mogelijk een verkeerd idee, maar dit zal moeten blijken uit de uitkomsten van het onderzoek dat TNO zal uitvoeren. De conclusie die we uit de voorgaande paragraaf hebben getrokken is dat het innovatieproces gedurende de periode januari tot en met juli 2004 niet succesvol is geweest. Dit onderzoek zal zich richten op de vraag of het innovatieproces in termen van samenwerking succesvol is geweest in dezelfde periode. Tidd e.a. [2001] noemen twee onderdelen van samenwerken binnen een innovatieproces:

1. Samenwerken met een netwerk en partner;

2. Samenwerken met een klant;

Deze twee onderdelen vormen het theoretisch kader van het onderzoek en zullen als criteria worden gehanteerd om een beoordeling van het samenwerkingsproces te kunnen geven. In paragraaf 2.1 werd al vermeld dat de partijen uit de OES geen doelgroep hebben gekozen. Dit is dan ook een punt dat in dit rapport de nodige aandacht verdient. Indien wordt samengewerkt met een klant, zal een te ontwikkelen product of dienst veel beter aansluiten bij de wensen en eisen van de doelgroep. Dit is door de partijen uit de OES echter niet gedaan.

Vraagstelling

Wat men zoekt in een onderzoek, is natuurlijk bepaalde kennis waarmee het gestelde doel kan worden bereikt. Dit kan worden aangeduid als de vraagstelling van het onderzoek. De vraagstelling dient aan te sluiten bij het theoretisch kader van het onderzoek. De beantwoording van de vraagstelling is het doel in het onderzoek. De vraagstelling luidt:

“Hoe heeft de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie gescoord op de twee onderdelen van samenwerken?”

Om hier antwoord op te kunnen geven, zal allereerst aan de hand van voornamelijk literatuur inzicht worden gegeven in de twee onderdelen van samenwerken (netwerk/partner en klant).

Wanneer hier duidelijkheid in is verschaft, kan een analyse plaatsvinden van het samenwerkingsproces van de OES en kan het deze worden beoordeeld.

(19)

Het onderzoek 20 Deelvragen

Er kunnen deelvragen worden geformuleerd om antwoord te geven op de vraagstelling. Per deelvraag wordt hieronder uitgelegd hoe deze vraag beantwoord zal worden en waar in dit rapport de uitwerking van de vraag te vinden is.

1. Hoe ziet succesvol samenwerken met een netwerk en partner er uit?

Aan de hand van literatuur zal antwoord worden gegeven op deze deelvraag. Succesvol samenwerken met een netwerk en partner zal hierbij worden opgesplitst in verschillende elementen, om een beter beeld van dit proces te geven. Uitwerking van deze deelvraag is terug te vinden in hoofdstuk 3.

2. Hoe ziet succesvol samenwerken met een klant er uit?

Evenals bij de eerste deelvraag, zal deze deelvraag worden behandeld met behulp van literatuur. Ook hier zal succesvol samenwerken uiteen worden gezet aan de hand verschillende elementen. Er zal antwoord worden gegeven op deze deelvraag in hoofdstuk 4.

3. Op welke wijze heeft de Opto Elektrische Samenwerkingrelatie invulling gegeven aan beide onderdelen van samenwerken?

Antwoord hierop zal geschieden middels een casusbeschrijving, die is terug te vinden in hoofdstuk 5 van dit rapport. Voorafgaand aan de beschrijving zullen die activiteiten, die naar voren komen uit de eerste en de tweede deelvraag, worden opgenomen in een conceptueel model. Aan de hand van dit model zal antwoord worden gegeven op deze laatste deelvraag. In ditzelfde hoofdstuk wordt eveneens weergeven hoe de OES heeft gescoord op het samenwerkingsproces. Daarnaast zal de beoordeling plaatsvinden.

Randvoorwaarden

De onderzoeker zal in opdracht van Syntens Groningen een onderzoeksplan schrijven voor de deelnemende partijen.

Medio oktober dient het uitgewerkte plan te zijn ingeleverd bij de opdrachtgever en de deelnemende partijen.

De uitkomsten van het onderzoek dienen praktisch toepasbaar zijn.

Het onderzoek zal zich richten op de Opto Elektrische Samenwerkingsrelatie binnen de Veenkoloniën en zal voornamelijk uitgevoerd worden vanuit het kantoor van Syntens in Groningen.

De overige onderzoeksactiviteiten

Voor dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van literatuur en case studies over samenwerkingsprocessen. Verder zullen de partijen uit de OES nauw worden betrokken bij het onderzoek. Voor zaken, waar de theorieën geen antwoord op kunnen verschaffen, kan nadere uitleg worden gevraagd aan deskundigen op de genoemde onderwerpen. Hier kan gedacht worden aan adviseurs binnen Syntens, omdat zij veel betrokken zijn bij innovatietrajecten. De verkregen (kwalitatieve) gegevens zullen worden gerapporteerd in de vorm van dit onderzoeksverslag.

(20)

Het onderzoek 21 Het woord innovatie is al meerdere keren gevallen. Tot nu toe is er echter geen heldere definitie gegeven van dit woord. Innovatie is onlosmakelijk verbonden met vernieuwing en de continuïteit om te kunnen overleven. Het invoeren van innovaties wordt steeds belangrijker en complexer. De afgelopen vijftig jaar zijn er veel studies gedaan naar innovaties, bekeken vanuit verschillende oogpunten. Verschillende innovaties zijn bekeken in verschillende sectoren, bij bedrijven in verschillende hoedanigheden en omvang en in verschillende landen. Uit deze studies kwam naar voren dat innovatie enorm varieert. Het woord ‘innovatie’ zal daarom worden toegelicht.

2.3 Wat is innovatie?

Zoals hierboven genoemd, houdt innovatie verband met vernieuwing. Innovatie is de succesvolle invoering van iets nieuws [Wissema en Euser, 1988]. Innovatie en vernieuwing zijn twee termen die een verandering ten opzichte van de huidige situatie aangeven. Binnen de context van industriële MKB's kan de aard van de transformatie beschreven worden aan de hand van een aantal dimensies. Coehoorn [1995] noemt de volgende:

Vormen van verandering

Mate van nieuwheid

Complexiteit

Impact

De dimensies zullen hieronder worden behandeld aan de hand van de theorie, met als voorbeeld het datacommunicatiesysteem.

Vormen van verandering

Coehoorn maakt onderscheid tussen innovaties op het gebied van product, productieproces en markt. Bij deze indeling behoort de volgende definitie van innovatie: 'Het doorvoeren van één of meer significante wijzigingen in product, markt en/of primair proces en meestal in een combinatie van deze drie, waarvoor geen routines aanwezig zijn in de onderneming en die ook niet (eenvoudig) in te kopen zijn'. Faulkner [2000] definiëert innovatie als volgt; "Innovation is the introduction of products, processes or services new to the firm: novel innovators introduce products, processes or services that are completely new to the industry. Hij noemt hier ook nog de diensten. Deze vallen bij Coehoorn [1995] onder de productinnovaties. De vormen van innovaties die Jacobs en Waalkens [2001] noemen komen enigszins overeen met de indelingen van Coehoorn [1995] en Faulkner [2000]. Zij onderscheiden eveneens product- en procesinnovaties. Zij spreken echter niet van marktinnovaties, maar 'ontleden' de procesinnovatie in de volgende vormen:

Transactie-innovatie: Nieuwe manieren om producten aan de man te brengen. Online bestellen via Internet is hier een goed voorbeeld van.

Organisatie-innovatie: Hierbij kan gedacht worden aan plattere organisaties met meer autonoom functionerende afdelingen, het continue toegankelijk maken van de essentiële bedrijfsinformatie voor alle medewerkers of telewerken.

Innovatie in businessconcepten: de wijze waarop bedrijven hun geld verdienen. Feringa e.a.

[1990] definiëren innovatie als een sprongsgewijze verandering in de business van een onderneming. De business van een onderneming wordt volgens hen bepaald door drie dimensies:

(21)

Het onderzoek 22 - De afnemersfunctie, of 'Wat biedt het bedrijf aan?'

- De afnemersgroep(en), of 'Wie zijn de afnemers?'

- De technologie, of 'Hoe wordt in de behoeften van de afnemers voorzien?'

Een innovatie is volgens hen een sprongsgewijze verandering in één of meer van deze drie dimensies. Deze verandering moet echter wel succesvol zijn. Onder succesvol wordt verstaan het feit dat de vernieuwing ook daadwerkelijk wordt toegepast. Niet alle vindingen worden immers toegepast. De praktijk leert dat slechts weinig vindingen het maken in de markt; van de verleende octrooien wordt circa 90% niet toegepast en lang niet alle vindingen worden geoctrooieerd.

Volgens Jacobs en Waalkens [2001] bevinden veel innovaties zich in het overlapgebied tussen de door hen genoemde innovatievormen. Zo bevindt de internethandel of -bemiddeling zich op het grensgebied tussen diensten- en transactie-innovatie.

Binnen dit onderzoek wordt de definitie van Delanghe, Tiri, e.a, [2003] gebruikt. Zij definiëren een innovatie als volgt:

“Een nieuw of duidelijk verbeterd product (goederen of diensten) dat op de markt is gebracht, of de invoering van een nieuw of duidelijk verbeterd proces in de onderneming. Een innovatie is het resultaat van nieuwe technologische ontwikkelingen, nieuwe combinaties van bestaande technologieën of exploitatie van andere door uw onderneming verworven kennis.”

Deze 'andere kennis' wordt door hen niet gedefinieerd. De definitie is voor dit onderzoek volledig aangezien er gesproken wordt over nieuwe combinaties van bestaande technologieën. Dit is het aspect dat van belang is bij het datacommunicatiesysteem, aangezien het een mogelijke combinatie betreft van een nieuwe én een bestaande technologie.

Mate van nieuwheid

De mate van nieuwheid van een innovatie is meestal uitgedrukt als nieuw voor het bedrijf, nieuw voor de sector, nieuw voor het land of nieuw voor de wereld. Wissema en Euser [1988] spreken van een technologische vernieuwing. Wanneer een innovatie alleen maar nieuw is voor het bedrijf, wordt dit vaak niet een innovatie genoemd maar een 'verwijdering van technologische inferioriteit'.

Het idee dat de partijen uit de OES hebben, is echter geen verwijdering van technologische inferioriteit: de huidige technologie kan gecombineerd worden met een nieuwe technologie. In het eerste hoofdstuk is gesteld dat gedurende de periode januari tot en met juli 2004, het idee dat kan leiden tot een innovatie, nieuw was voor de partijen uit de OES. Na deze periode kwam echter aan het licht dat het niet zo vernieuwend is, als werd gedacht. Dit werd verweten aan het niet op een correcte wijze uitvoeren van een externe analyse. Er is voorlopig dus nog geen sprake van een innovatie. De term ‘innovatie’ wordt in dit rapport toegelicht, omdat dit juist het doel is: innoveren om business te creëren. En samenwerken is hiertoe een middel.

(22)

Het onderzoek 23 Complexiteit

De complexiteit heeft betrekking op de verschillende 'levels' van een innovatie. Met levels wordt hier bedoeld het aantal verschillende componenten waaruit een innovatie bestaat. Hoe meer verschillende componenten, hoe complexer de innovatie. Nu valt het buiten de strekking van het onderzoek en is het niet de taak van een bedrijfskundige om te achterhalen uit hoeveel verschillende componenten het datacommunicatiesysteem exact zal bestaan. Mogelijk zal het aangepast worden aan de behoefte van de klant. De innovatie is vanuit de techniek bekeken realiseerbaar en kan door OES worden ontwikkeld. Het zal geen simpele taak worden en zal de nodige ontwikkelingstijd en -kosten met zich meebrengen. Kijkend naar de dimensie 'complexiteit' kan de innovatie zowel technisch als bedrijfskundig als complex worden beschouwd.

Impact

De impact van een innovatie heeft betrekking op het economische en sociale effect dat het teweegbrengt. De impact is onder meer afhankelijk van het feit of het een radicale of incrementele innovatie betreft. Incrementele innovatie betreft het voortdurend verbeteren van bestaande producten en processen: Making things better. Zowel klantenreacties als bijdragen van werknemers op alle niveaus van de organisatie kunnen daartoe bijdragen. De Japanners hebben het in dit verband over Kaizen, hetgeen letterlijk 'continue verbetering betekent. Radicale innovatie - Making better; other things - gaat over nieuwe concepten, totaal nieuwe benaderingen, om hetzelfde dan wel geheel nieuwe producten en diensten tot stand te brengen. Niet zelden is het moeilijk om zich voor te stellen hoe de nieuwe producten en diensten zullen functioneren, wanneer en hoe ze hun definitieve vorm zullen krijgen. De eerste ijzeren bruggen werden geconstrueerd alsof ze van hout waren en de eerste auto's zagen eruit als koetsen zonder span.

Om gradaties aan te kunnen geven aan incrementele en radicale innovaties worden ze bekeken als twee uitersten van een continuüm. Om te bepalen of het datacommunicatiesysteem naar de incrementele danwel naar de radicale kant helt, moeten we de definitie van innovatie er nog even bijhalen. Voor dit onderzoek is gesteld dat innovatie wordt beschouwd als het resultaat van nieuwe combinaties van bestaande technologieën. De partijen uit de OES hopen met een mogelijke combinatie van twee (bestaande) technologieën de dataoverdracht aan boord van schepen te verbeteren. Een verbetering ten opzichte van de huidige situatie geeft aan dat het idee meer richting de incrementele kant neigt.

In het verlengde van de discussie over incrementele en radicale innovatie, moet volgens Jacobs en Waalkens nog een dimensie ten aanzien van innovatie worden toegelicht. Namelijk de tegenstelling tussen proactieve innovatie enerzijds en reactieve of adaptieve innovatie anderzijds. Proactieve innovatie wordt geïnitieerd door de innovator zelf, adaptieve of reactieve is het gevolg van een actie van een andere partij, bijvoorbeeld een concurrent, een klant of een regelgever. MaxControl en Siri Marine willen reageren op marktontwikkelingen. Dat dit mogelijk niet op een correcte wijze heeft plaatsgevonden, wordt hier even achterwege gelaten. Het feit dat er sprake is van een reactie op marktontwikkelingen, lijkt het hier om een reactieve innovatie te gaan.

Nu het onderzoek is besproken, zal in hoofdstuk 3 antwoord worden gegeven op de eerste deelvraag. Deze luidt: Hoe ziet succesvol samenwerken met een netwerk en partner er uit?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Schrijf de antwoorden op deze bladen en vul eventueel aan met losse bladen.. • U mag de cursustekst en een rekenmachine

Deze ZAPs waren daarom niet geschikt voor het huidige onderzoek; omdat onderzoek wordt gedaan naar effecten van samenwerken op onder andere het genereren van hypotheses, werden

A De twee voorbeelden aan de hand waarvan een antwoord wordt gegeven op de vraag naar politieke gelijkheid, moeten op het terrein van de politiek in de Stalintijd liggen. per

subsequi agmen hostium de vijanden te volgen (agmen niet vertaald) 1 subsequi agmen hostium de colonne te volgen (hostium niet vertaald) 1. agmen hostium vijandelijke colonne

heeft KPN bij brief, met kenmerk 00/016 pricing, aan het college de aanvullende informatie doen toekomen die hij noodzakelijk acht om het door KPN ingediende voorstel

6p 5 † Bereken de kans dat uiteindelijk meer dan 60 mensen van deze groep precies één vakje hebben opengekrast... De grafiek van f verdeelt deze rechthoek in

In figuur 1 staat de webgrafiek van de rij bij deze startwaarde.. Licht je

[r]