Samenvatting Engels literature and vocabulary Literature
- - Satire = a piece of literature that uses sarcasm and irony
▪ Makes fun of humanity
▪ Grappig / kritiek / helder
▪ Vb: zondag met Lubach
- Irony = a mode of expression, though words (verbal irony) or events (irony of situation)
▪ Showing (suddenly a reality different from and usually opposite to appearently expected
▪ Vb: cowboy breekt been op pony van dochter Definition irony
A contrast between what is expected and what actually
happens
Situational irony Something happens that we
wouldn’t expect to happen Dramatic irony
The reader knows something the characters don’t
Verbal Irony
What is said is different than what is meant
- Hyperbole = (een flinke overdrijving) a deliborate exaggeration to achieve an effect
▪ Overstatement
- Litotes understatement = (je zegt iets alsof het klein is maar het is in werkelijkheid heel
groot)
▪ Vb: it rained a bit last night:
- Carricature = (voor gek zetten door middel van kenmerkende eigenschappen) (kenmerkende eigenschappen uitvergroten)
- Ridicute = to poke fun at someone (belachelijk maken) - Utopia = a nearly perfect ideal society or community
▪ Equal rights control over the direction of society, and acces to resources
- Dystopia = opposite of utopia
▪ Depicts a frightening society or community
▪ Some things that can come up
▪ Human misery
▪ Make people believe they’re not miserable
▪ Often promote propaganda within society to make the people think that they live in an utopia
o Kenmerken van een dystopia zijn:
▪ Propaganda used to control the citizens
▪ Info independent though and freedom overrestricted
▪ A leader/concept is worship by citizens
▪ Citizens are perceived tob e under constant surveilance
▪ Have fear fort he outside world
▪ Natural world is banished and distrusted
▪ Citizens conform to uniform expectations individually and dissent are bad have to live up to expectations
▪ Society is an illusion of a perfect world
Vocabulary
1 Also Ook
2 And En
3 As well as Evenals
4 Besides, Bovendien
5 Both ... and … Zowel … als …
6 Even Zelfs
7 First, second, third Eerste, tweede, derde
8 Furthermore Bovendien
9 In addition Bovendien
10 Indeed Sterker nog
11 Moreover Bovendien
12 Neither … nor … Noch … noch …
13 Not only … but also Niet alleen … maar ook
14 One … another Één … een andere
15 Or Of
16 ,Too Ook
17 What is more Bovendien
18 After all Tenslotte, immers
19 As Daar, omdat
20 As a result of Als gevolg van
21 Because Omdat
22 For Want
23 Since Aangezien
24 Admittedly Toegeven
25 Although, though Ofschoon, hoewel
26 Besides Behalve
27 But Maar
28 By contrast Daarentegen, als contrast
29 Certainly, Weliswaar
30 Conversely Daarentegen
31 Despite Ondanks
32 Either … or … Ofwel … of …
33 Even so Toch, desondanks
34 However Echter
35 In fact Feitelijk, eigenlijk
36 In spite of Ondanks
37 Instead In plaats daarvan
38 Nevertheless Desalniettemin
39 Now Nu
40 Of course Natuurlijk
41 On the one hand … on the other Enerzijds, anderzijds
42 Paradoxically In tegenstrijd daarmee
43 Rather Eerder dan, in plaats van, liever
44 Still Toch
45 Sure, Weliswaar
46 Then again Aan de andere kant
47 To be fair Om eerlijk te zijn
48 True Weliswaar
49 Whereas Terwijl
50 (Mean)while Ondertussen
51 Yet Toch
52 If Als, indien
53 Provided, providing Mits, op voorwaarde dat
54 Unless Tenzij
55 Before Voor
56 Earlier Vroeger
57 Eventually Uiteindelijk
58 Initially Aanvankelijk
59 In the past In het verleden
60 Later Later
61 Now Nu
62 Once Zodra, toen eenmaal
63 Once upon a time Op een keer … er was eens …
64 Present, present-day Nu, tegenwoordig, vandaag de dag
65 Today Tegenwoordig, vandaag de dag
66 Until Totdat
67 (mean)while Ondertussen
68 After all Tenslotte
69 As a result Daarom
70 Consequently Met als gevolg
71 Hence Daarom, zodoende
72 In short Kortom
73 So Dus, daarom
74 That’s why Daarom
75 Therefore Daarom
76 Thus Zo, op die manier, samenvattend
77 As if Alsof
78 Equally Evenzeer, evenzo
79 Likewise Op dezelfde manier
80 Similarly Op dezelfde manier
81 For example Bijvoorbeeld
82 For instance Bijvoorbeeld
83 Such as Zoals
84 At least 1. Tenminste
2. Een meer precieze
verduidelijking, vaak gebruikt om een uitspraak af te zwakken/minder stellig te maken
3. In elk geval
85 To make clear Duidelijk maken
86 To prove Bewijzen
87 To point out Wijzen op
88 To demonstrate Aantonen
89 To clarify Duidelijk maken
90 To show Aantonen
91 To illustrate Illustreren
92 To give examples Voorbeelden geven
93 To stress Benadrukken
94 To emphasise Benadrukken
95 To highlight Uitlichten
96 To question In twijfel trekken
97 To contradict Tegenspreken
98 To criticise Bekritiseren
99 To undermine Ondermijnen
100 To refute Weerleggen
101 To challenge Uitdrukkelijk twijfelen aan
102 to present a different perspective/put into perspective
Van een andere kant bekijken
103 To reject Verwerpen
104 To analyse Analyseren
105 To describe Beschrijven
106 To outline Beschrijven
107 To discuss Bespreken
108 To add Toevoegen
109 To elaborate Uitbreiden
110 To list Opsommen
111 To corroberate Instemmen met
112 To praise Prijzen
113 To support (onder)steunen
114 To advocate Pleiten
115 To confirm Bevestigen
116 To explain Uitleggen
117 To explain why Uitleggen waarom …
118 To modify Aanpassen
119 To introduce Inleiden
120 To present Aandragen
121 To summarise Samenvatten
122 In accordance with In overeenstemming met, volgens
123 To judge from Te oordelen naar, volgens
124 In line with In lijn met, volgens
125 To aim Richten op
126 It amounts to Het komt neer op
127 To approach Benaderen
128 To cause, a cause Veroorzaken, oorzaak
129 To characterise Karakteriseren, typeren
130 To claim Stellen dat, beweren
131 It concerns Het gaat over
132 To contain Bevatten
133 To debate Bediscussiëren
134 Due to Dankzij, ten gevolge van
135 How does … relate to …? Hoe verhoudt zich … tot …?
136 To imply Impliceren (niet letterlijk zeggen maar wel bedoelen)
137 To prove Bewijzen
138 To provide Voorzien van
139 Ancient Zeer oud, antiek
140 Century Eeuw
141 Modern Modern, van deze tijd
142 Recent Pas gebeurd, recent
143 To achieve, achievement Bereiken, prestatie
144 Advantage Voordeel
145 Appropriate Geschikt
146 To benefit Voordeel hebben van
147 Charitable Liefdadig
148 Charity Goed doel
149 To convince Overtuigen
150 Credibility Geloofwaardigheid
151 To develop, development Ontwikkelen, ontwikkeling
152 Effective Doeltreffend, effectief
153 To encourage Aanmoedigen
154 Enhancement Vermeerdering, versterking
155 Gifted Begaafd, intelligent
156 Growth Groei
157 Importance Belangrijkheid
158 To improve Verbeteren
159 To increase, an increase Vergroten, toename
160 Popular Populair, geliefd
161 To profit Voordeel hebben van
162 Progress Vooruitgang
163 Prosperity Welvaart
164 To raise, rising Doen toenemen, stijgend
165 Safe Veilig
166 To solve, solution Oplossen, oplossing
167 Support Steun
168 To abuse Misbruiken, mishandelen
169 Danger Gevaar
170 To blame De schuld geven
171 To complain, complaint Klagen
172 To counter Tegengaan
173 A decline, declining Daling, dalend
174 To deny Ontkennen
175 To disappoint, disappointment Teleurstellen, teleurstelling
176 False, wrong Fout, verkeerd
177 To fail, failure Falen, mislukking
178 Hard Moeilijk, hard
179 To ignore Negeren
180 To lack Ontbreken, missen
181 To mock Bespotten
182 To reduce Verminderen
183 To regret Spijt hebben van, betreuren
184 Risk Risico
185 Struggle Inspanning, worsteling
186 Suffering Lijden
187 Threat Dreiging
188 Violence, violent Geweld, gewelddadig
189 Academic Geleerd, academicus, universitair
190 Degree Universitaire graad, mate waarin
191 Education Opvoeding, onderwijs
192 Evidence Bewijs
193 Facts Feiten
194 Findings Bevindingen
195 Grades Cijfer, klas
196 Historical Historisch, geschiedkundig
197 Knowledge Kennis
198 Pupils Leerlingen
199 Research (wetenschappelijk) onderzoek
200 Science Wetenschap, vooral de exacte
vakken
201 Scientific Wetenschappelijk
202 Scientists Wetenschappers
203 Society Maatschappij
204 Species Soorten
205 State Staat, toestand
206 Studies Onderzoeken, studies
207 To study (be)studeren
208 Theory Theorie
209 University Universiteit
210 Accident Ongeluk
211 Attitude Houding
212 Audience Publiek
213 Authority Overheid, machthebbende
214 Backgrounds Achtergronden
215 Behaviour Gedrag
216 To believe, belief Geloven, geloof
217 Citizenship (staats)burgerschap
218 Community Gemeenschap
219 Conspiracy Samenzwering
220 Engineering Techniek
221 Environment Milieu, omgeving
222 Ethical Moreel, ethisch
223 Foreign Buitenlands, vreemd
224 Global Wereld-
225 Government Regering
226 Independent Onafhankelijk
227 Individual Individueel, individu
228 Issues Onderwerpen, zaken
229 Language Taal
230 Legal Legaal, wettig
231 Local Plaatselijk
232 Moral Moraal, moreel
233 Native Inwoner, autochtoon, inheems
234 Opinion Mening
235 To order Bevelen
236 Political Politiek
237 Power Macht, kracht
238 Private Particulier, persoonlijk
239 Public Openbaar, algemeen
240 Scene Scène, wereldje
241 Social Maatschappelijk
242 Statements Beweringen
243 System Systeem, stelsel
244 Trial Rechtzaak
245 Truth Waarheid
246 Advertisement Reclame
247 Agency Bureau, bedrijf, organisatie
248 Agriculture Landbouw
249 Brand Merk
250 Business Bedrijf, handel, zaken
251 Commercial Handels-, bedrijfs-, commercieel
252 Client Klant
253 Corporate Bedrijfs-
254 Corporations Bedrijven, onderneming
255 Executive Manager
256 Debtor Iemand met een schuld
257 Financial Geld-, financieel
258 Investors Beleggers
259 Industry Inustrie, bedrijfstak
260 Insurance Verzekering
261 Offer Aanbod
262 To order Bestellen
263 Practice Praktijk, bedrijf, beroep
264 Resources Middelen
265 Wealth Rijkdom, welzijn
266 Fiction Frictie, verzonnen
267 Novel Roman
268 Published Uitgegeven
269 Quotations Citaten
270 Reviewer Recensent
271 Stories Verhalen
272 Cells Cel
273 Clinical Klinisch
274 Depression Depressie, somberheid
275 Diet Voeding, dieet
276 Disease Ziekte
277 Genes Genen
278 Genetic Genetisch
279 Health Gezondheid
280 Heart Hart
281 Human Menselijk, mens
282 Innate Aangeboren
283 Mental Geestelijk, metaal
284 Offspring Nakomeling(en)
285 Pharmaceutical Farmaceutisch
286 Physical Lichamelijk, fysiek
287 Psychological Geestelijk, psychisch
288 Sense Gevoel
289 To sense Waarnemen
290 Treatment Behandeling
291 Ability Bekwaamheid
292 To be able to In staat zijn om
293 To accept Aannemen, aanvaarden
294 Access Toegang
295 Actually Eigenlijk, zowaar
296 Additional Bijkomend
297 Advice Advies
298 Amount Hoeveelheid
299 Apparently Kennelijk
300 To appear (ver)schijnen
301 To argue Beweren/stellen, ruzie maken
302 Attention Aandacht
303 Average Gemiddeld
304 To avoid Vermijden
305 Based on Gebaseerd op
306 Beyond Verder/meer dan, buiten … om
307 Bias Vooroordeel, neiging, tendens
308 By accident Per toeval
309 Certain Zeker, bepaald
310 To change Veranderen
311 Circumstances Omstandigheden
312 Common Gewoon, veelvoorkomend
313 Competition Wedstrijd
314 Complex Ingewikkeld
315 Concern Bezorgdheid
316 Conditions Omstandigheden
317 Consequences Gevolgen
318 Consistent Consequent
319 Contents Inhoud
320 To contribute Bijdragen
321 Controversial Omstreden, controversieel
322 Current Tegenwoordig, huidig
323 To decide Besluiten
324 Delivery Bezorging
325 Easily Moeiteloos
326 Effect Effecten, gevolgen
327 Enough Genoegen
328 Entirely Geheel
329 Emphasis Nadruk
330 Equality Gelijkheid
331 Especially Vooral
332 Exposed Blootgesteld
333 Few Weinige
334 Focus Nadruk
335 Forced Gedwongen
336 To gain Winnen, meer van iets krijgen
337 Generally, In general In/over het algemen
338 To happen Gebeuren
339 Huge Reusachtig
340 To identify Vaststellen, identificeren
341 To identify with Vereenzelvigen met
342 Image Beeld
343 To imagine Voorstellen
344 Impact Invloed
345 In particular Voornamelijk
346 In practice In de praktijk
347 Including Inclusief
348 To influence Beïnvloeden
349 Interest Belang
350 Involved Betrokken
351 It amounts to Het is gelijk aan, het komt neer op
352 To judge Oordelen
353 Likely Waarschijnlijk
354 Major Ernstig, groot
355 To make sense Ergens op slaan
356 To make sense of Proberen te begrijpen
357 Matter Kwestie
358 To matter Van belang zijn
359 Necessarily Noodzakelijk
360 Ordinary Gewoon
361 Particularly In het bijzonder
362 Perhaps Misschien
363 Phenomenon Fenomeen
364 Potential Vermogen
365 Precisely Precies
366 Presence Aanwezigheid
367 To prevent Voorkomen
368 Pressure Druk
369 Probably Ongetwijfeld, waarschijnlijk
370 Proportion Gedeelte
371 Purpose Doel
372 Quite Nogal, geheel
373 Radiation Straling
374 Range Bereik, reeks
375 Reality Realiteit, werkelijkheid
376 Regard Aandacht achting
