• No results found

De vrije wil van de bal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De vrije wil van de bal"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

38

Levende Talen Magazine 2020|2

39

Levende Talen Magazine 2020|2 Kees van Domselaar. (2019). De stille

fanfare. De Arbeiderspers. Isbn 978 90 295 4062 9, € 18,50, 84 blz.

Er zijn relatief veel dichtende leraren Ne- derlands: Ed Leeflang, Driek van Wissen, Willem Wilmink, om maar een paar be- kende voorbeelden te noemen. Goed, dit drietal bezet inmiddels een mooi plaatsje in de Dode Dichters Almanak, maar er zijn er nog veel meer. Ook levende. Maar ik moest niet voor niets aan deze drie denken toen ik De stille fanfare las van Kees van Domselaar – ook neerlandicus.

Zij delen een bedrieglijke eenvoud, die de valse suggestie kan wekken dat dich- ten een fluitje van een cent is. Die een- voud is natuurlijk niet alleen aan leraren Nederlands voorbehouden (al vermoed ik dat zij er ook beroepsmatig wel baat bij hebben). Ook Rutger Kopland bezat die kracht. Zijn gedicht ‘Weggaan’ toont tamelijk goed wat ik bedoel:

Weggaan is iets anders dan het huis uitsluipen zacht de deur dichttrekken achter je bestaan en niet terugkeren. Je blijft

iemand op wie wordt gewacht.

Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Niemand wacht want je bent er nog.

Niemand neemt afscheid want je gaat niet weg.

Ik zei het al: de eenvoud is bedrieglijk. De leraar Nederlands kan naar aanleiding van dit gedicht nog lang discussiëren over het verschil tussen weggaan en het huis uit sluipen. Hij zou er dan, iets inge- wikkelder, ook Gerrit Kouwenaar nog bij kunnen halen, die in ‘Weg/verdwenen’

de regel ‘en zo is eensklaps afwezigheid / leegte’ noteerde. Heel anders, maar toch vergelijkbaar.

Kees van Domselaar heeft De stille fan- fare haast mathematisch strak ingericht.

De bundel bevat zeven groepen van elk zeven gedichten. Zo’n strakke compo- sitie nodigt uit tot allerlei getalsmatige speurtochten. Een lijder aan beroepsde- formatie zou bijvoorbeeld op zoek kun- nen gaan naar precies het middelste gedicht. De echt zware gevallen ook nog naar de middelste regel van dat gedicht, die ene regel waar de hele bundel om draait. Wiskundig geneuzel natuurlijk.

Dan kun je beter een inhoudelijke zoek- tocht beginnen naar de aard van deze gedichten.

De derde afdeling begint met een gedicht, opgedragen aan Rudy van den Hoofdakker, die, u weet het, dichtte onder het pseudoniem Rutger Kopland.

Het gedicht staaft mijn ideeën over die bedrieglijke eenvoud. Sterker, ‘Eenvoud’

is ook de titel van het gedicht:

De vraag is

hoe kan het eenvoudiger dan dit

elk antwoord maakt de zaak ingewikkelder

we zouden dit soort vragen niet meer

moeten stellen zo eenvoudig is het.

Ja, wás het maar zo eenvoudig. Poëzie is immers bij uitstek een genre dat uit- nodigt om vragen te stellen. Je zou zelfs kunnen stellen dat de kwaliteit van een gedicht bestaat bij de gratie van de vra-

gen die het oproept. Dat geldt ook voor een op het eerste gezicht simpel gedicht als dit. Als je je zonder commentaar bij de geboden tekst neerlegt, kun je je af- vragen of je het gedicht wel recht doet.

Bij mij komen de onzekerheden in ieder geval meteen opborrelen. Welke vragen maken de zaak ingewikkelder? Hoe erg is het om die te stellen? Mag het misschien ook wél wat ingewikkelder? Zijn er trou- wens ook vragen denkbaar die alles juist simplificeren? Nee, met het gedicht ‘Een- voud’ is de lezer nog niet zo een-twee- drie klaar.

Meer poëticaal en filosofisch is het korte gedicht ‘De vrije wil’, uit dezelfde afdeling.

Na de stoot ligt alle beweging op het laken feitelijk vast maar gaandeweg

is het goed en aangenaam voor de aard van het spel domweg te geloven in de vrije wil van de bal.

Dit gedicht gaat natuurlijk alleen maar over biljarten als je er verder geen vragen bij hebt. Maar er is meer aan de hand.

Die rollende bal figureert niet voor niets in een gedicht. Het doet mij daarom ook heel erg denken aan de manier waarop wij poëzie lezen. De weg die de lezer af- legt, van de eerste naar de laatste regel, ligt vast. Het is een tamelijk algemeen geaccepteerd principe dat de lezer op zijn weg door het gedicht voortdurend eigen keuzes maakt. Hij maakt er als het ware zijn eigen gedicht van. Gerrit Kou- wenaar onderschreef dit principe door nogal wat gedichten te laten eindigen

poëzie

De vrije wil van de bal

met een gedachtestreepje. Het was een soort aanmoediging aan de lezer om nu zelf aan het werk te gaan. Het gedicht

‘De vrije wil’ gaat hierover de discussie aan. De lezer kan interpreteren wat hij wil, staat hier. Maar uiteindelijk ligt de

uitkomst vast. Die vrije wil van de bal en de lezer is slechts schijn: alles is immers al voorbestemd in die tekst. Er staat nou eenmaal niets anders dan wat er staat, papier en inkt zijn geduldig.

Of is ‘de stoot’ niet de aanzet die

de dichter geeft, maar het allereerste idee waarmee de lezer het gedicht bin- nenstapt? En beschrijft dit gedicht dan de onmogelijkheid om los te komen van je eigen eerste interpretatie? Allemaal vragen bij negen doodsimpele regeltjes!

De stille fanfare, de titel alleen is al een mooie paradox, probeert het onmo- gelijke te vangen en het zware te relati- veren. Het menselijk tekort komt in veel gedichten naar voren. Of het nu om de illusie gaat dat je een gedicht vrij kunt interpreteren, of om de onmogelijkheid om op enige andere manier invloed op je leven te hebben. Het gedicht ‘Het nu’

verwoordt het zo:

Aan het nu ontbreekt eigenlijk alles wat je van een langdurige relatie zou mogen verwachten: trouw en een zekere voorspelbaarheid maar het nu, het slaat, als het even kan

de godganse boel genadeloos kapot soms langzaam, vreselijk langzaam maar niet zelden van de een op de andere dag

‘Life is what happens to you while you’re busy making other plans’, zong John Lennon. Het is een aardige samenvatting van Van Domselaars thematiek. De mens is, ontdaan van zijn vrije wil, gereduceerd tot ‘een warm lichaam’.

De hierboven genoemde ernstig beroepsgedeformeerde lezer kijkt nu verrast op en komt opgewekt zijn mathe- matische gelijk halen: de middelste regel van het middelste gedicht – die ene regel waarom de hele bundel draait – luidt inderdaad ‘een warm lichaam’. Onzin natuurlijk. Maar toch gek. ■ Jan de Jong

Kees van Domselaar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’

Teenoor die wye reeks studies waarin die algemene akademiese prestasie van universiteitstudente voorspel is, word min navorsing gedoen om die invloed van

2.2.3 Welke vormen van ondersteuning of begeleiding worden er geboden aan gebruikers van vrije ruimte?. Handleiding voor initiatiefnemers met alle relevantie informatie, links

Dit staaft het vermoeden dat de draagkracht van het Meerdaalwoud voor de Middelste Bonte Specht voorlopig werd bereikt, hoewel hier met een dichtheid van 0,3 broedparen per 10

gemeenteraad en van commissies, alsmede reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de gemeente gemaakt voor de uitoefening van de functie voor vergoeding in aanmerking komen (dit

De huidige studie toont aan dat de functies van de middelste antwoordoptie en de non- responsoptie voor participanten soms uitwisselbaar zijn, dat de opties vaak niet gebruikt

Daar heeft deze specht langzaam maar zeker zijn areaal uitgebreid, van de Gaume naar de grote Ardense boscomplexen, en wordt hij sinds kort ook in de Waals- Brabantse bossen

− Als door tussentijds forser afronden P = 0,055R als eindantwoord gegeven wordt, hiervoor geen scorepunten in mindering brengen. − In plaats van de waarde 0,053 in het