• No results found

Spieken en grammatica

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Spieken en grammatica"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

42

Levende Talen Magazine 2015|1

‘Een vaderlijk woord’ spreekt Peter-Arno Coppen tot ons in zijn column in LTM 2014-8. Als hij in het openbaar spreekt over grammaticaonderwijs, wordt hem ie- dere keer gevraagd naar het nut daarvan.

Dat vindt Coppen ‘dom’, ‘een beetje ach- terlijk’ en ‘kortzichtig utiliteitsdenken’.

Ik begrijp Coppens wanhoop, maar een vaderlijk woord lijkt me ontoerei- kend. Hier had tenminste een herderlijk schrijven gepast.

Grammaticaonderwijs is geen onder- wijs. Het is een geloof. En net als alle geloof

‘zit het in onze genen’, zoals Coppen zelf ooit schreef. Onderzoek dat uitwijst dat grammaticaonderwijs geen nut heeft (niet voor vergroting van de taalvaardig- heid, niet voor het leren van vreemde talen), heeft geen nut. Voor de gelovigen in grammaticaonderwijs is het even irre- levant als voor andere gelovigen de vraag naar het nut van het opperwezen of het hiernamaals. Alle pogingen van Coppens voorganger Hulshof om (drog)redenen te geven voor het nut van grammaticaon- derwijs, zijn niet meer geweest dan een knieval voor de twijfelaars en de ongelo- vigen, paarlen voor de zwijnen. De vraag naar het nut hoort in de taboesfeer, dat heeft Coppen goed begrepen.

Dat grammaticaonderwijs een geloof is, betekent niet dat er bínnen de geloofsgemeenschap geen discussie plaats heeft, integendeel. Als op een internetforum de vraag rijst naar de juis- te benoeming van het zinsdeel ‘(vader is) aan het koken’, barst een gedachtewis- seling los die niet onderdoet voor die over de maagdelijkheid van Maria of het spreken van de slang. Uit het diepst van hun ziel roeren dan talrijke gelovigen

zich, onder hen velen van wie wij over onderwijs of didactiek Nederlands nooit eerder iets hebben vernomen.

Ongelovigen hebben ook onderzoek gedaan naar de vragen hoeveel leerlin- gen opsteken van grammaticaonder- wijs (zeer weinig), hoe ze het waarderen (saai) en hoeveel onderwijstijd het kost (veel). Maar ook deze vragen zijn vanuit geloofsperspectief volstrekt irrelevant.

Kent elk geloof niet vele afvalligen, wei- nig geroepenen en nog minder uitverko- renen? En steekt de aan grammaticaon- derwijs bestede tijd niet gunstig af tegen de tijd besteed aan bestudering van de Bijbel, de Talmoed of de Koran?

Coppen is ook teleurgesteld dat docenten en schoolboekauteurs de term predicatie niet willen invoeren in het grammaticaonderwijs. Ik zou een stap verder willen gaan en de term predicatio voorstellen. De neergang van de rooms- katholieke kerk is pas echt ingezet na de afschaffing van het Kerklatijn. Invoering van Latijnse termen in het grammatica- onderwijs zou een belangrijke bijdrage leveren aan de zo broodnodige afstand tussen de aardse mens en de hogepries- ters van het grammaticaonderwijs.

Slechts een vraag blijft over. Is het wel verstandig dat Coppen in zijn vaderlijk woord ongelovigen typeert als ‘dom’,

‘een beetje achterlijk’ en ‘kortzichtig’?

Iets in mij vreest dat dit de verbreiding van het geloof in grammaticaonderwijs in de weg zal staan. Een goede her- der houdt altijd de armen geopend om bekeerlingen alsnog aan de borst te kun- nen drukken. ■ Helge Bonset

‘Nicht spicken!’ Met deze rituele waar- schuwing bij ieder proefwerk introdu- ceerde tussen 1850 en 1880 een leraar Duits het woord spieken in het Nederlands.

Die leraar was dr. C.A.X.F.G. Sicherer van het Gymnasium in Leiden.

Deze oorsprong van spieken achter- haalde in 1912 dr. H.W.J. Kroes, ook leraar Duits (en medeoprichter van de Vereniging van Leraren in Levende Talen), en dat werd weer gememoreerd door Ewoud Sanders in de NRC in 1998 en in zijn boek Woorden met een verhaal (2004, p. 121–124). Natuurlijk is alleen het woord en niet het spieken zelf een Duitse uitvinding. En ook het woord spicken bestaat in het Nederlands als spek- ken met de betekenis larderen, abstracter te omschrijven als verrijken met niet-oor- spronkelijke elementen.

Dr. Carl August Xaverius Gottlob Friederich Sicherer (1807–1886), een Schwabe uit Rottweil, was ook buiten schooltijd productief. Kon ook makkelijk, met bijvoorbeeld in het schooljaar 1868–

1869 niet meer dan elf lessen per week op een school met vijf klassen en alles bij elkaar 31 leerlingen (Gymnasium, 1868). Niet alleen schreef hij, samen met A.C. Akveld, een Duits–Nederlands en Nederlands–Duits woordenboek, maar ook een uitvoerig werk in twee delen onder de titel Lorelei: Plaudereien über Holland und seine Bewohner (1869–1870), waarin hij vertelde over de meest uit- eenlopende aspecten van het leven in Holland, van schaatsenrijden, zeeziekte op de Zuiderzee tot en met politiek en literatuur. Ook Nederlands–Duitse ani- mositeiten brengt hij ter sprake, maar zijn oordeel is genuanceerd:

Es ist wahr, die Holländer fühlen, wie gesagt, keine Sympathie für uns, ihre stammverwandten Brüder, und ha-

Spieken en grammatica

opinie

Een herderlijk schrijven

praktijk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tar- wezetmeel en biergist worden zelfs alleen maar door de varkenshouderij afgenomen, terwijl het aanbod van aardappelstoomschillen voor 90% naar deze sector gaat.. De afzet naar

Alhoewel het stikstofleverend vermogen (NLV) van de grond nu minder sturend is bij de bepaling van de jaargift, blijft het van belang voor de verdeling van de stikstof over

Dit zijn de bioactieve stoffen, een zeer brede groep van stoffen, variërend van specifieke vetzuren, tot vitamines en mineralen (ze zijn bijvoorbeeld essentieel voor

Hij berekent de kans dat twee leerlingen die zich beiden goed op de toets hebben voorbereid en die niet gespiekt hebben, toch precies dezelfde antwoordenlijstjes inleveren. Als deze

Later verneem ik dat de daklozen die door Spullenhulp worden opgevangen (in Brussel momenteel niet minder dan negentig mensen) worden aange- spoord ofwel als vrijwilliger in

Dat het gebied dat vroeger Mandatory Palestine was al vijftig jaar de facto, uiteindelijk onder Israëlische staats- macht valt, en dat er inmiddels meer dan 600 000 kolonis- ten

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Wensen van ouderen | “Participatie en eigen kracht beleid”: mensen stimuleren te handelen vanuit hun eigen kracht (empowerment), onder meer door hun sociaal netwerk te benutten