Vraag nr. 301
van 18 september 2001
van de heer CARL DECALUWE
Luchthaven Oostende – Impact geluidsnormen De Europese regelgeving m.b. t . de geluidsnormen van burgervliegtuigen wordt vanaf 1 april 2002 s t r e n g e r. Alle vliegtuigen op de luchthavens van de lidstaten moeten vanaf die datum voldoen aan de normen van hoofdstuk III van het Verdrag van Chicago.
Voor de luchthaven van Oostende wordt dit pro-b l e m a t i s c h , aangezien de meeste van de vliegtuigen die op Oostende vliegen van het type zijn dat onder hoofdstuk II valt. Volgens de nieuwe regel-geving zullen deze vliegtuigen te veel lawaai maken en dus omgebouwd moeten worden.
Gevreesd wordt dat er een achteruitgang van ten minste 25 % (en ten hoogste 40 %) van het totale vliegverkeer op de luchthaven van Oostende vast-gesteld zal worden.
1. Wat onderneemt de minister vice-president con-creet in dit dossier om de werkgelegenheid en de regionale uitstraling van de luchthaven van Oostende te vrijwaren ?
2. Is er reeds overleg geweest met minister van Landbouw en Leefmilieu mevrouw Dua, o m-trent dit dossier ? Zo ja, wat was het resultaat van dit overleg ?
Antwoord
1. De toepassing van artikel 8 van de richtlijn 92/14/EEG betreffende de beperking van de ex-ploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burger-l u c h t v a a r t , boekdeeburger-l 1, deeburger-l 2, hoofdstuk 2, tweede uitgave (thans omgezet in verordening), kan op 1 april 2002 inderdaad op korte termijn negatieve gevolgen hebben voor de luchthaven Oostende.
Ik kan bevestigen dat, theoretisch gesproken en uitgaande van de bestaande trafiek, een achter-uitgang mogelijk is met 25 tot 40 %. E e n z e l f d e vrees werd geuit toen vanaf 1 januari 1998, krachtens dezelfde Europese richtlijn, een ver-bod werd ingesteld op het gebruik van hoofd-stuk II-toestellen ouder dan 28 jaar, w a a r o n d e r 37 toestellen vielen die de luchthaven Oostende nog geregeld aanvlogen. De trafiekcijfers van de
luchthaven tonen aan dat zeer snel een recon-versie heeft plaatsgevonden, die toch een verde-re groei van het vrachtvervoer mogelijk heeft g e m a a k t . De verbodsbepalingen waren trou-wens voldoende tijdig op voorhand bekend (de richtlijn dateert reeds van 1992).
De toepassing van de verbodsbepalingen vanaf 1 april 2002 zal zich echter afspelen binnen een algemene context die voor de luchtvaart heel wat ongunstiger is dan in de voorbije jaren en die door de dramatische gebeurtenissen van 11 september 2001 nog eens sterk negatief werd b e ï n v l o e d . Het zal dan ook moeilijk zijn om uit te maken welke wijzigingen in de trafiek zullen toe te schrijven zijn aan enerzijds de toepassing van de Europese richtlijn en anderzijds de eco-nomische situatie van de luchtvaart, t e m e e r daar de vrachttrafiek in Oostende vooral op ad hoc basis gebeurt en sterk importgevoelig is. Deze veranderingen in de luchtvrachtmarkt zijn bovendien veelzijdig en zeer moeilijk te voor-spellen.
In ieder geval zal de luchthaven Oostende de Europese richtlijn 92/14 strikt toepassen, en zij verwacht dat ook de andere Europese luchtha-vens op dezelfde wijze zullen handelen. Zij is ook geen vragende partij voor een ultieme ver-soepeling van deze richtlijn.
Ik ben er echter van overtuigd dat deze richtlijn noodzakelijk is om de ontwikkeling van de luchtvaart af te stemmen op de vereisten inzake m i l i e u , en dat ze op lange termijn in het belang is van de luchtvaartsector zelf.
2. Over deze maatregel werd niet specifiek over-leg gepleegd met de Vlaamse minister van Mi-l i e u , aangezien het hier de Mi-loutere toepassing van Europese regelgeving betreft.