• No results found

Terugtreding van de verzorgingsstaatge- dachte is op zichzelf n1et genoeg voor de verzekering van een sterk, zelf verantwoor- Chnsten Derrocrat1sche Verkenn1ngen 5

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Terugtreding van de verzorgingsstaatge- dachte is op zichzelf n1et genoeg voor de verzekering van een sterk, zelf verantwoor- Chnsten Derrocrat1sche Verkenn1ngen 5"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nu verder met een verantwoordelijke

maatschappij

mr. L. B. M. Wust

Met de oproep tot een verantwoordelijke verzorgingsmaatschappij heeft het CDA een eerste aanloop tot nadere uitbouw van zijn Program van Uitgangspunten genomen.

Een fundamentele stap, vol beloften voor een maatschappelijk omvormingsproces, maar nog abstract en nog lang niet in al zijn consequenties doordacht, laat staan in een samenhangende aanpak geconcretiseerd.

Oat wordt de taak voor de komende jaren, waarin verdere theorievorming en praktijk- vertaling hand in hand zullen moeten gaan, willen we onze geloofwaardigheid niet ver- liezen.

Als ik goed zie gaat het daarbij om twee n1veaus. Het eerste is het eigenlijke polltiek- maatschappelijke niveau, waar nieuwe orde- ningsvragen op de overheid afkomen: Wat komt er, van de ene kant. allemaal aan om- vormingen kijken willen de overhe1d en de overheidsbureaucratie minder zelf de verzor- ging van allerlei maatschappelijke taken en voorzieningen ter hand nemen en meer - door ordening en voorwaardenschepping - de instanties worden, die de eigen verant- woordelijkheid en onderl1nge solidariteit van personen en maatschappelijk groepsleven bevorderen? Waarbij dan vervolgens met- een een ander complex van vragen zich aandient, waarop het verkiezingsprogramma 'Uitzicht' de aandacht vestigt.

Terugtreding van de verzorgingsstaatge- dachte is op zichzelf n1et genoeg voor de verzekering van een sterk, zelf verantwoor-

Chnsten Derrocrat1sche Verkenn1ngen 5; 86

delijkheid dragend 'maatschappeiiJk md- denveld'. In de maatschappij zelf zijn sterke machtsconcentraties, die pnmair individua- listisch en 'anarchistisch' op strikt eigen economische belangenbehartiging z1jn ge- schoeid. Die kunnen langs een andere kant dan de overmatige overheidsbemoeiing - als het ware van binnenuit - evenzeer een bedreiging vormen voor de ontplooiing van de eigen verantwoordelijkheid van het maat- schappelijk groepsleven op bepaalde we- zenlijke terreinen. Een 'terugtredende' over- heid mag in dit opzicht geen machtsvacuum Iaten ontstaan, laat staan creeren, maar moet steeds de twee keerzijden van deze ene medaille behartigen.

Op dit niveau ontwikkelt zich thans binnen het Wetenschappelijk lnstituut en in dit blad een uiterst levendige en constructieve dis- cussie, waarin de zwaartepunten en de con- touren van een aanpak zichtbaar worden.

Zander volledigheid nate streven noem ik de reeks artikelen over de rol van de Staat en met name de slotbeschouwing van Hirsch Ballin (CDV 12/84) met z1jn pleidooi voor een versterking van de politieke wil om te beslis- sen waar en in hoeverre er- met name in het l1cht van de grondrechten - een staatstaak ligt; ik noem voorts het artikel van Baren- drecht over het mediabeleid (CDV 1 /86), waann naar aanleiding van 'Uitzicht' een in- ventarisatie en een (normatieve) analyse wordt gevraagd van die maatschappelijke terreinen - 1n het bijzonder d1e waarbij

189

(2)

grondrechten in het geding zijn - waarop de zelfverantwoordelijkheid van personen en groepen bij uitstek op het spel staat en dan ook bij voorrang aandacht verdient. Vermaat (CDV 1 /86) ziet de noodzaak van nieuwe economische instituties en doet voorstellen voor een uitwerking. Balkenende (CDV 3/86) gaat het debat aan met WD en PvdA en situeert de eigen plaats, welke het econo- misch beleid van het GOA-program in het politieke krachtenveld inneemt. Evenzovele voorbeelde.l van creatieve bedrijvigheid, ge- makkelijk met andere aan te vullen en die reeds in dit stadium verdienen bij de realise- ring van 'Uitzicht' in het komende regerings- programma ter harte te worden genomen door partij, fractie en bewindslieden.

Maar deze discussie verwijst uit zichzelf naar het tweede, diepere niveau, nl. van de gees- telijke inspiratiebronnen van het CDA Daar- over moet de discussie evenzeer voortgaan, intern en extern. Met de begrippen 'Rent- meesterschap' en 'Solidariteit', waarop de gedachte van de verantwoordelijke maat- schappij inhoudelijk het meest steunt, heb- ben wij in antwoord op het Evangelie twee herkenningstekenen willen oprichten, die in spanning staan met een breed verbreid en politiek overheersend modern levensbesef.

Oat levensbesef is diepgaand getekend enerzijds door een bepaalde - beperkte! - vorm van rationaliteit, die eenzijdig gericht is op en aile heil verwacht van het kunnen heersen over de natuur en het kunnen 'rna- ken' van de samenleving en waarmee men- sen zichzelf autonoom doelen stellen 'etsi Deus non daretur'11 En zulks, bovendien, met een fundamenteel individualistische gericht- heid, ook al handelen mensen gezamenlijk.

Wij mogen niet verwachten, dat wij met de 'normativiteit' die wij aan ons beeld van de mens, zijn zin en bestemming, ontlenen, ge- makkelijk gehoor vinden, ook al is dat mo- derne levensbesef momenteel zelf niet vrij van crisisverschijnselen. Rentmeesterschap veronderstelt een v66rgegeven kijk op de mens, nl. als een persoon die in vrije verant- woordelijkheid een opdracht weet te moeten

190

Column

vervullen, die hij ontvangen heeft en niet zelf maakt. Solidariteit veronderstelt een v66rge- geven wil om zichzelf niet als uitgangspunt te nemen bij het realiseren van verlangens en behoeften. Rentmeesterschap en solidariteit beide gaan van de grondgedachte en grondervaring uit, dat 'ons menselijk verlan- gen geen gegeven is, maar vraagt om te worden gevormd tot een verlangen dat bij ons mensen hoort' (Peperzak). Een verlan- gen, dat voortdurend van zijn schamelheid- zijn heerszucht, zijn behoefte aan onmiddel- lijk consumentisme, zijn ik-gerichtheid - moet worden willen gezuiverd, wil het verlan- gen edel en de wil werkelijk vrij zijn. Wat 'bij ons mensen hoort' halen wij niet uit onszelf, stellen wij niet zelf vast, leiden we ook niet af uit de functionele rationaliteit op zichzelf waarmee wij de deelgebieden van onze ge- segmenteerde samenleving organiseren, maar vernemen wij door ons in geweten en geloof open te stellen voor het geheimnis- volle, maar duidelijk een appel op ons doen- de Woord, dat ons in geweten en geloof wordt aangezegd.

Maar juist die openheid voor het transcen- dente woord is moeilijk bespreekbaar. In het politieke bedrijf lijkt er, in een verkeerd begrip van de levensbeschouwelijke neutraliteit van de overheid, zelfs een volstrekt taboe op te rusten. Ook in eigen kring lijken we de dis- cussie over wat dat 'v66rgegevene' voor ons vrijheidsbegrip en voor onze politieke standpuntbepalingen meebrengt, opnieuw te moeten gaan voeren. Want echte, vol- menselijke zelfverantwoordelijkheid kan het niet stellen zonder behartiging van de trans- cendente dimensie van de mens. Onze 'be- ginselen' en 'uitgangspunten' staan, als het goed is, niet als grenzen of meetlatten rond de onderdelen van onze politieke beleids- voornemens, maar moeten juist daarln de ruimte en de nieuwe vormen scheppen voor de verantwoordelijkheid van mensen voor de beleving van hun eigen en gemeenschappe- lijke bestemming en zingeving.

1 I 'Aisof God niet bestond' (red.)

Christen Democrat1sche Verkenningen 5/86

Vol I

-

E

S]

rr

pre

De eut be~ be{ op. the var:

Me pa< on< tief die sie ian mo

OVE

het wo tha get da< doE de

pa~

veE

Eer mr sie ouc dar wo die

(3)

Euthanasie, spann1ngen en I

m isvatti ngen

prof. dr. C. van der Meer

De meningsverschillen met betrekking tot de

euthanasieproblematiek zijn noch in de Tweede Kamer beslecht noch daarbuiten. De schrijver zet uiteen waarom bepaalde opvattingen op misvattingen berusten, en gaat in op zowel de principiele a is de praktische element en van de thematiek. Vooralsnog wil hij geen wijziging van het wetboek van strafrecht.

Prof. dr. C. van der Meer (1922) is hoogleraar lnwendige Geneeskunde aan de VriJe Universiteit te Amsterdam

Met euthanasie worden helaas soms be- paalde situaties aangeduid die beslist niet onder het begrip euthanasie vallen. Dit fou- tief gebruik geschiedt zelfs door personen, die de gangbare omschrijving van euthana- sie hanteren. Een verwljzing naar het Duits- land van Hitler is in wezen absurd1) Het moge dan waar zijn, dat de meningsvorming over euthanasie in het Duitsland van nu door het misbruik van toen ernstig belemmerd wordt, men dient zich te realiseren dat eu- thanasie door het nationaal-socialisme werd gebruikt om een rnisdadig handelen (mis- daad tegen de mensheid) onschuldig te doen lijken. Het handelen was in strijd met de grondgedachte van euthanasie. Hierop past het woord moord beter dan het nog veel te fraai klinkende pseudo-euthanasie.

Een vergelijkbare opvatting - maar van veel minder kwaadaardige orde- is dat euthana- sie een schrikbeeld 1s voor bejaarden. Als je oud bent en nutteloos voor de maatschappij dan loop je de kans dat euthanasie op je wordt toegepast. Mochten er bejaarden zijn, die zo denken, dan zal zelfs de tegenstander

Christen Democrat1sche Verkenn1ngen 5/86

van euthanasie hen moeten duidelijk maken, dat deze angst zeer onterecht is, want zo'n opvatting is al evenzeer in strijd met het wezen van euthanasie als de moorddadige handelingen in het nazi-Duitsland.

Wat is euthanasie?

Maar het wordt tijd, dat we nu eerst het begrip euthanasie omschrijven. Erg veel ver- schil in de definities die de laatste tijd worden gehanteerd, is er niet. Noch de ethische, noch de juridische voorwaarden voor eutha- nasie dienen in de definitie te worden onder- gebracht. Deze kunnen aan verandering on- derhevig zijn, waardoor weer sneller verwar- ring kan ontstaan over het begrip. De om- schrijvingen van Kuitert21, van Leenen31 en van de Staatscommissie41 komen in hoqe

1) Prof. dr. C. Dessaur, De zelfmoord op zieken en bejaar- den. Euthanasie als nationaal-socialistisch erfgoed.

NRC. Handelsblad 13 1anuari 1986.

2) H.M. Ku1tert, Een gewenste dood Ten Have, Baarn 1981.

3) H.J.J. Leenen, Rechten van mensen in de gezondheids- zorg. Samson, Alphen aan den Rijn 1978.

4) Rapport van de Staatscommiss1e Euthanasia, Staatsuit- geveriJ, 's-Gravenhage 1985.

191

(4)

mate overeen. Aangezien ik zelf het als een misvatting beoordeelde, dat een van de we- zenskenmerken van euthanasie, en wei dat deze op een milde wijze wordt uitgevoerd in deze definitie ontbreekt, ben ik tot een kleine uitbreiding van de omschrijving, zoals u wilt van de definitie gekomen: euthanasie is een opzettelijk op een voor betrokkene milde wijze levensverkortend handelen (inclusief nalaten) door of met behulp van een ander dan betrokkene in diens belanif'1.

De opzettelijkheid bij euthanasie

Zelfs over het meest kenmerkende van al deze definities, nl. de opzettelijkheid, be- staan duidelijke misvattingen. Opzettelijk- heid in deze omschrijving wil immers zeggen, dat de intentie van iemands (n1et-)handelen levensverkorting is. Als men zegt. zoals wei voorkomt: euthanas1e is ongeoorloofd, maar een beetJ8 helpen bij het sterven mag, dan bedriegt men zichzelf. Want een beetje hel- pen bij het sterven heeft de intentie het sterven sneller te doen verlopen, dus het Ieven te verkorten en is dus euthanasie.

Als vanu1t de CDA-fractie in de Kamer wordt beweerd, dat men tegen act1eve euthanas1e is, maar dat het wei geoorloofd is om midde- len toe te dlenen, die als neveneffect de dood ten gevolge kunnen hebben, dan wijst dit op veel onbegrip. Vrijwel elk geneesmid- del kan de dood ten gevolge hebben. In de geneeskunde wordt hierdoor de toepassing van medicamenten ten dele belemmerd, maar nooit vermeden. In zoverre is de hier- boven geschetste opvatting een open deur intrappen. Het is altijd al zo geweest dat de medicamenteuze geneeskunde het gevaar inhield van ongewenste ernstige gevolgen.

Zelfs in de homeopathie worden niet aile geneesmiddelen onschuldig geacht.

Wordt echter met de bovengenoemde op- vatting bedoeld, dat het wei geoorloofd is om medicamenten te geven die het lijden verlichten, maar als zeker neveneffect heb- ben dat de dood versneld intreedt, laat men dan de handeling bij zijn echte naam noe- men: euthanasie (actief, op langzame wijze, ook wei indirect genoemd; en dan wei op

192

Volksgezondheid

verzoek van de pat1ent, anders is het

moore~.

lets anders wordt het, als de arts genees- middelen geeft om het lijden te verlichten, die als neveneffect kunnen hebben, dat de dood vervroegd 1ntreedt. Dit laatste wordt dan niet beoogd, maar als ongewllde mogelijkheid geaccepteerd, zoals dat bij veel therapeu- tisch handelen als risico d1ent te worden afgewogen. Deze s1tuatie valt niet onder eu- thanasie. lmmers de opzettelijkheid, de in- tentie ontbreekt.

Uiteraard doen zich hier spanningen voor. AI of niet euthanasie hangt af van de intentie van de arts bij het voorschrijven van midde- len. Die intentie kan duidelijk zijn uit de geko- zen medicamenten en de dosering daarvan, maar dit 1s niet altijd eenvoudlg te beoor- delen.

Actieve en passieve euthanasie

Volgens berichten in Trouw vindt de heer F.

Borgman actieve euthanasie niet geoorloofd, passieve euthanasie wei. Passieve euthana- sie zou dan zijn het niet meer voorschrijven of staken van geneesmiddelen, d1e geen ver- betering meer geven, die dus in medisch opzicht zinloos zijn. (Om misverstand te voorkomen: medisch zinloze therap1e zegt niets over het al of niet zinvol zi]n van het Ieven van de patient.) Hier wordt een dubbe- le fout gemaakt. De arts heeft zich, als hij een patient in behandeling neemt, verplicht de patient naar z1jn beste kunnen en weten te behandelen (prestatie-contract). Medisch z1nloze behandeling behoort daar niet bij en aangezien iedere medische behandeling schadelijk kan zijn, is het de arts door zijn eed of belofte zelfs verboden een zodanige behandeling voor te schrijven.

De tweede denkfout die gemaakt wordt, is dat hier over een passieve euthanasie gesproken wordt. Er is geen intentie om het Ieven te verkorten. Het niet geven van een

5) C. van der Meer, Euthanasie en medisch handelen. ln. J.

de Graaf, W C.M Kl11n. C van der Meer. Ch.J. Ensche- de, T M. Schalken: Euthanasie. recht. ethiek en medi- sche praktijk. Kluwer 1985

Christen DerT'ocrat1sche Verkenn1ngen 5/86

~

c 1

(5)

medisch zinloze therapie versnelt het intre- den van de dood niet. Dit handelen valt niet onder het begrip euthanasie.

Dan zijn er over passieve euthanasie wei andere zaken te vermelden. Mijns inziens zijn er geen principiele verschillen tussen actieve en passieve euthanasie, dus tussen opzette- lijk de dood versnellen door al of juist niet handelend op te treden. De intentie is bij beide dezelfde. Geen hulp bieden, waar hulp

' Er zijn geen principiele ver- schillen tussen actieve en passieve euthanasie, dus tussen opzettelijk de dood versnellen door al of niet handelend op te treden. '

geboden kan worden is en ethisch en juri- disch (W.v.S.) niet aanvaardbaar.

Toch is er wei verschil. Voor de 'uitvoerders' is actieve euthanasie heel wat belastender dan passieve. Dit is geen principieel, maar een zuiver psychologisch-emotioneel ver- schil. Belangrijk is het verschil in uitkomst.

lmmers actieve euthanasie, volgens de rege- len van de kunst uitgevoerd, zal onvermijde- lijk de dood ten gevolge hebben. Bij pas- sieve euthanasie is dit iets minder onvermij- delijk. De loop van een pathologisch gebeu- ren is ook voor de arts niet altijd in tljdsspan- ne te voorspellen.

In het rapport van de KNMG wordt de pas- sieve euthanasie terzijde geschoven61. Daar is veel voor te zeggen. Ook passieve eutha- nasie geschiedt op verzoek van de patient.

In de praktijk betekent dit, dat de patient geen levensverlengende behandeling wenst.

Hij verbiedt daarmee de arts om zo'n behan- deling toe te passen. De intentie, die de arts

Chnsten Democrat1sche Verkenningen 5/86

heeft ten aanzien van de levensverlenging van de patient, doet niet meer ter zake.

lmmers de patient heeft het volste recht de arts een behandeling te verbieden (maar niet om hem die te gebieden, voorzover die bui- ten het arts/patient-contract valt). Aileen v1a een IBS-(In Bewaring Stelling)verklaring zou een behandeling wei gegeven kunnen wor- den. In de hier besproken situatie is dit niet relevant. Hierbij sluit de opvatting in de min- derheidsnota van de Staatscommissie Eu- thanasie aan4) Passieve euthanasie ge- schiedt op verzoek, is dus geen euthanasie, want de dood wordt in zo'n geval niet door een ander dan de betrokkene versneld, maar door de betrokkene zelf.

In bovenstaande opvatting gaat het dus in het euthanasie-vraagstuk aileen over actieve euthanasie. Er zijn twee vormen: een snelle (±30') en een langzame (uren) manier, ook wei genoemd de directe en indirecte. Dit is een zuivere medisch-technische aangele- genheid in de uitvoering. Maar er zijn wei psychologische overwegingen. Voor de 'uit- voerders' is de snelle manier vee I meer emo- tioneel belastend dan de langzame. Voor de naasten (familie, partners) en soms voor de patient, is de langzame manier vaak nauwe- lijks te dragen. Het besluit is immers gevallen en het wachten op het resultaat blijkt voor vele mensen, die in feite al aan de rouvvfase zijn begonnen, een onu1thoudbare periode.

lk denk dan ook, dat de 'uitvoerders' beter deze zware belasting kunnen dragen (het is natuurlijk niet aileen maar een beroepsbelas- ting, maar evenzeer een gewoon menselijke belasting) dan de naasten.

Zo blijft de snelle actieve euthanasie over, waar het hele vraagstuk van de ethische, juridische en religieuze toelaatbaarheid om draait. (Zie echter mijn opmerking onder 'In het belang van de patient'.)

Hulp bij zelfdoding

Wei dient in dit verband nog de hulp bij

6) K.N.M.G. Standpunt 1nzake euthanas1e. Medisch Con-

~ct1984, nr 31,990.

193

(6)

zelfdoding ter sprake te worden gebracht. lk gebruik met opzet de term zelfdoding, om- dat in het woordje moord het wederrechtelij- ke, het tegen de zin van betrokkene aanwe- zig is. Hulp bij zelfdoding heeft lang niet altijd met euthanasie te maken. Maar in het geval van een voor elke betrokkene aanvaardbare euthanasie-situatie, zou de uitvoering het beste kunnen geschieden door degene, die het meest verantwoordelljk er voor is, met andere woorden door de vrager om eutha- nasie, ir, casu de patient. Uiteraard gesteld, dat deze het nog kan, gezien zijn somatische en psychische toestand. De patient heeft vanzelfsprekend hulp nodig, die de arts hem dan moet verstrekken. Er is dus sprake van een milde dood, maar niet door de arts, doch door de patient. Mijns inziens dient de hulp bij deze zelfdoding op eenzelfde wijze ethisch en juridisch te worden beoordeeld als een geval van euthanasie-toepassing.

Ethische toelaatbaarheid

Het is niet mijn bedoeling uitvoerig op de ethische toelaatbaarhe1d in te gaan. Sporken schreef hierover reeds in dit bladn Ethische toelaatbaarheid brengt met zich mee, dat voorwaarden daarvoor aanwezig zijn. Ethi- sche en juridische voorwaarden zijn niet Jdentiek. Maar de ethische voorwaarden en zorgvuldigheidseisen zullen begrepen z1jn in de jundische. Deze laatste zullen dus als regel uitgebreider zijn. Zo zal de e1s tot nauwkeurige verslaglegging van de he!e pro- cedure niet als een ethische, maar wei als een juridische zorgvuldighe1dseis moeten worden gezien. De verslaglegging is aileen uit juridisch oogpunt noodzakelijk om ach- teraf de juistheid van standpunt en handelin- gen te kunnen beoordelen. Ethische overwegingen behoeven in zich geen ver- slaglegging.

Ethische toelaatbaarheid van euthanas1e is door vele artsen, volkeren en culturen al van oudsher - zij het niet altijd wenselijk - aan- vaard. (Israel als woestijnvolk bijvoorbeeld:

de ernstig zieke of bejaarde die niet meer mee kon komen werd met een dagrantsoen de woestijn ingestuurd. Elia in 1 Koningen

194

Volksgezondheid

19:4.) Waarom dan nu zulke bezwaren? Cul- tuur-historisch gezien is de waarde, die men hecht aan een mensenleven aanzienlijk toe- genomen, en Ieven wordt door velen zelfs als het hoogste goed beschouwd. In de Bijbel kan men deze laatste opvatting niet vinden:

Ieven is niet altijd het hoogste goed voor de mens 81. Dit zegt overigens niets over het al of niet toelaatbaar zijn van euthanasie. Maar als het Ieven zo hoog wordt gewaardeerd,

' In de Bijbel kan men niet de opvatting vinden dat Ieven altijd het hoogste goed is

voor de mens. '

zal de vraag naar rechtvaard1ging van eutha- nasie des te sterker klinken.

Naast andere redenen, waarom euthanasie zo ter discussie staat (bijvoorbeeld openheid tussen arts-patient, mondigheid van de pa- tient) 1s het vooral de medisch-technische vooruitgang, die hier debet aan is. Merk- waardige paradox: enerzijds het Ieven van de patient veel meer kunnen verbeteren en verlengen dan vroeger mogelijk was, ander- zijds het Ieven van de patient juist door zulks beogende maatregelen te moeten afbreken.

lk schrijf niet zonder opzet 'moeten', want ik draag als arts evenzeer verantwoordelijkheid voor het door mijn toedoen (uiteraard men- selijk) geredde en mogelijk verbeterde Ieven

7) Prof. dr. CP. SporKen. WetSWIJziglng 1nzake eutrmnasie.

Kantteken1ngen vanuit de ethiek. Chnsten Democratl- sche Verkenningen 1 /86. 34.

B) Euthanas1e en Pastoraat Bijlage Kerkinformatie nr 159 (maart1985)

Chnsten Democratische Verkenn1ngen 5186

(7)

als het eveneens door mijn toedoen mens- onwaardig verminkte Ieven. Tot voor kort was een bepaalde aandoening bij jonge mensen voor 100% dodelijk. Thans is het mogelijk om hen een behandeling te geven, die zij en de omstanders in een nauwelijks te verdragen toestand doorleven, maar die uit- eindelijk leidt tot een zeer aanzienlijke, vaak volledige verbetering bij 86% van deze pa- tienten. Alleszins toelaatbaar. Maar wat met die 14%, die in een erbarmelijk lijden zijn gebracht? Bij een deel van hen is de on- draaglijkheid niet meer te bestrijden. Zij grij- pen soms naar allerlei middelen om hun lijden en hun Ieven te beeindigen. Want zij zijn in een mensonwaardige toestand overgebleven, mede dank zij mijn toedoen.

Mensonwaardig is wat niet overeenkomt met de bedoeling van de schepping van de mens en - voegen christenen daaraan toe - zoals die bedoeling duidelijk is geworden in Jezus van Nazareth. Als men euthanasie uiteraard op verzoek als consequentie van dit handelen met dit gevolg afwijst, dan 1s er maar een logische redenering, dat men dan ook niet aan zo'n behandeling dient te be- ginnen. Dan doet zich direct de volgende vraag voor: is het wei geoorloofd om die 86% van de ten dode opgeschreven pa- tienten een behandeling met succes te ont- houden? Voor de patient is het geen dilem- ma, hij zal die 86% willen hebben. (In de praktijk blijkt, dat de patienten soms een kans van ± 3% aangrijpen ondanks aile te verwachten, maar door hen niet te beseffen ellende.)

Ten overvloede merk ik op, dat zulke situa- ties z1ch ook bij optimale begeleiding voor- doen. Optimale begeleiding is ook gestoeld op de overtuig1ng van de patient dat zijn arts hem niet ondraaglijk zal Iaten lijden.

Het is duidelijk, dat de arts hier in een ethi- sche noodsituatie wordt gemanoevreerd, als de algemene ethische bezinning zou leiden tot de norm, dat euthanasie onder aile om- standigheden toelaatbaar is. Dan is de indivi- duele ethiek van de arts - niets anders dan zijn eigen norm - in strijd met de algemene ethiek. Toch zal hij ook dan naar zijn eer en

Chnsten Democratische Verkenn1ngen 5/86

geweten moeten handelen en de eventuele consequenties daarvan moeten dragen.

In het belang van de patient

Ook hier spanningen en misvattingen. Kan een arts - als uitvoerder van euthanasie - wei oordelen over het belang van de dood voor de patient? Is de toestand na de dood mogelijk niet ernstiger dan ervoor (vagevuur bijvoorbeeld)? Geeft de dood wei de verlos- sing uit het lijden, die wordt beoogd? Het gaat te ver om hier in te gaan op al of niet en welk Ieven na de dood. Maar wei is een gegeven, dat ook zonder euthanasie de dood de patient zal treffen, veelal op korte termijn.

Veel meer moet deze uitdrukking gelezen worden in negatieve zin, dus als 'niet in het be lang van anderen of andere zaken'. Dus niet omdat de familie zo lijdt, niet omdat de dokter of de verpleegkundigen het niet meer aankunnen, niet omdat de patient het ver- zoek tot euthanasie doet, omdat hij vindt dat hij zo'n last is voor zijn naasten of voor de verpleegkundigen, niet omdat hij de maat- schappij zoveel kost (bejaarden!), niet omdat de budgettering van de ziekenhuizen de In- tensive Care Unit - een kostbaar onderdeel - in de laatste maanden van het jaar op een lager niveau doet draaien. Oat is allemaal niet in het belang van de patient.

Als euthanasie inherent aan het belang van de patient moet zijn, houdt dit zeker 1n dat hij zelf het verzoek (consistent bij herhaling en niet als uiting van een verlangen om in een andere situatie te Ieven) daartoe moet doen.

Maar ook houdt deze voorwaarde een - zij het geringe - mogelijkhe1d in om in uitzon- derlijke gevallen euthanasie toe te passen zonder verzoek van de patient, doordat hij dit verzoek niet tot uiting kan brengen (co- mateuze patienten, apathische patienten, ernstig gehandicapten, zowel lichamelijk als psychisch). Dit geldt zowel actieve als mis- schien meer nog passieve euthanasie. Op dit punt zijn de meningen nog zo weinig uitgekristalliseerd en is het nog zo moeilijk de ethische cr1teria te formuleren - de opmer- kingen van de Staatscommissie op dit punt

195

(8)

hebben grote weerstand opgeroepen41, 91 , 101

- dat uiterste zorgvuldigheid is geboden en dat zeker moet gelden: in dubio abstine (bij twijfel onthoude men zich).

Concrete doodsverwachting

In de proeve van de wet van het Kabinet 111 wordt in plaats van het vroegere 'in de ster- vensfase' gesproken van 'concrete doods- verwachting' als voorwaarde van toelaat- baarheid van euthanasie. Mijns inziens is dit in zoverre een verbetering dat de stervensfa- se nauwelijks prospectief is vast te stellen, zoals iedere arts weet en dat concrete doodsverwachting uitgaat van de inschat- ting, die de arts doet over het naderen van de dood. D1t is een prospectief gegeven en kan aileen retrospectief worden gecontro- leerd, als geen euthanasie is toegepast. Ook deze voorwaarde blijft dus vrij vaag. In het rapport van de KNMG wordt deze vaagheid onderkend en daarom wordt aileen gespro- ken over 'een duurzaam verlangen naar de dood bij een uitzichtloos lijden'61. In het wetsvoorstel Wessel-Tuinstra (0'66) is 'in de stervensfase' eveneens verlaten en vervan- gen door 'die zich in een uitzichtloze noodsi- tuatie bevindt'12)

Over het algemeen zullen in de praktijk beide voorwaarden elkaar dekken, maar een enke- le keer zal de formulering van de KNMG aanvaard kunnen worden zonder dat er een concrete doodsverwachting bestaat. Oat wordt in het rapport van de KNMG op de koop (dat is de du1delijkheid) toe genomen.

Juridische zorgvuldigheid

Slechts enkele opmerkingen van een niet- jurist. Het is uiteraard uit het oogpunt van juridische zorgvuldigheid noodzakelijk dat de ethische afwegingen nauwgezet geschied zijn. H1eruit volgt dat ter beoordeling een nauwkeurig en tijdig opgesteld verslag van de gesprekken en gebeurtenissen voorhan- den dient te zijn.

Het aanwezig zijn van een recente euthana- sie-verklaring van de patient, mede onderte- kend door een getuige, zal voor het beoor- delen van de vrijwilligheid en consistentie

196

Volksgezondheid

van het verzoek van de patient van nut zijn.

Het is echter n1et altijd mogelijk om over een dergelijke schriftelijke verklaring te beschik- ken. De patient is door zijn lijden niet meer in staat zulk een verklaring op te stellen en te tekenen. Wei zal de aanwezigheid van getui- gen, die de vrijwilligheid en consistentie van het verzoek kunnen bevestigen, dan van nut zijn. Getuigen zullen bij voorkeur buiten de familiekring moeten worden gezocht (bijv.

(wijk)verpleegkundige).

Veel meer moeite heb ik met de in de juris- prudentie en in navolging daarvan door de Staatscommissie noodzakelijk geachte con- sulent. Als men waarde wil hechten aan het oordeel van de consulent, en daar dient hij toch voor, dan zal deze niets anders kunnen doen dan zijn oordeel gronden op de feitelij- ke situatie uit eigen waarneming. Het heeft in dit geval weinig zin om het oordeel van een consulent te vragen, die aile gegevens, noodzakelijk voor zijn oordeelsvorming, krijgt van de consult-vrager zoals zij gezien wor- den door diens bril. En het is juist deze bnl die op zijn goed-zijn beoordeeld moet worden.

De eigen waarneming van de consulent blijkt in de praktijk een ernstige inbreuk te zijn op de relatie tussen patient-familie-arts, die zich in een uiterst beperkte wereld als een haast intiem gebeuren afspeelt. Gezamenlijk op weg naar de dood. AI het andere is onbe- langrijk en een inbreuk in de intimiteit van de groep, die ge1soleerd van de wereld op weg is om het isolement van de stervende tot het laatste zo veel mogelijk te verminderen. En later blijkt deze inbreuk bovendien een be-

9) HAH. van Till-d'Auln1s de Bouroulil, Patientenrecht en het art1kel 292bis van de Staatscomm1ssie Euthanasie.

Medisch Contact 1985, nr. 43, 1347

10) Door de K.N.M.G. werd een commissie ingesteld, om advies uit te brengen over een standpunt inzake eutha- nasie, met name waar het gaat om mensen die hun wil n1et kunnen uiten (sept. 1985).

11) Kabinetsstandpunt over wetgeving euthanas1e. Staats- courant nr. 13, 20 Januari 1986, biz. 1.

12) Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 1985-1986. 18331: Voorstel van wet van het lid Wessei- T uinstra ter wijzigmg van de ar1ike/en 293 en 294 van het Wetboek van Strafrecht, nrs. 1 0 en 11

Christen Democratische Verkenn1ngen 5/86

(9)

lemmering in de rouwvervverking. Het is voor de nabestaanden alsof zij op dat moment de stervende in de steek hebben gelaten.

Dus geen consulent? lk weet het niet. Het antwoord is aan de jurist. Vanuit ethische zorgvuldigheid is de consulent niet noodza- kelijk en lijkt eerder een ethisch onverant- woorde bijkomstigheid. Het is vrij duidelijk, dat als ik dit zo stel, de jurist terecht zal vragen wat dan het alternatief rnoet zijn. lk moet het antwoord nog schuldig blijven.

De A-verklaring en normaal medisch han- delen

Het niet tekenen voor een natuurlijke dood (dus van de A-verklaring) betekent inmen- ging van de justitie. Voor arts en nabestaan- den een onaangename zaak. Het ergste voor de nabestaanden, die door de getroffen maatregelen (inbeslagneming van het stoffe- lijk overschot- gerechtelijke obductie- ver- horen door de politie) ernstig in hun verdriet worden geschokt. De arts dient te staan

' De vrijheid tot zelfbeschik- king wordt beperkt door de verantwoordelijkheid ten opzichte van zichzelf, zij naasten (sterven is ook een sociaal gebeuren) en God.'

voor de zaken, die hij in eer en geweten heeft gemeend te moeten doen, ook al zijn zij strijdig met de wet. Zijn beroep brengt dit vaak met zich mee.

Tekenen voor een natuurlijke dood is bij euthanasie m.i. zeker valsheid in geschrifte en daarom een misdaad. Er zijn vele opvat- tingen om dit te verbloemen (Cremers: van de beide kwaden het mnst kwade kiezen 13i;

mevr. Scholten: euthanasie is normaal me-

Christen Democrat1sche Verkenn1ngen 5/86

disch handelen 141; Enschede: euthanasie kan tot normaal medisch handelen worden gerekend, maar dient wei aangegeven, na- dat de A-verklaring is getekend15i.

Euthanasie kan een gevolg zijn van normaal medisch handelen, maar is daarmee zeit nog geen normaal medisch handelen. In wezen is euthanasie in strijd met het medisch be- roep. De medicus immers moet trachten de patient te genezen, hem in Ieven te houden en de 'kwaliteit van zijn Ieven' zien te verbe- teren. Doden is een uitzondering, waartoe de arts zo min mogelijk geroepen is en dat aileen vanwege zijn deskundigheid en kennis van de diagnose en prognose van de lijden- de en stervende mens.

Zelfbeschikking

Het hele vraagstuk van euthanasie draait voor vele gelovigen om de zeltbeschlkking.

Kuitert ziet zeltbeschikking in dezelfde zin als zelthulp, de mens beschikt zeit- persoonlijk en niet een ander mens. Zelfbeschikking staat dus niet tegenover een beschikking door God. lk denk, dat hij daarin gelijk heeft.

Dezeltde opvatting trett men aan in het we- tenschappelijk rapport van het CDA over euthanasie161 en de discussienota van de Geretormeerde Kerken81.

De mens blijkt in vele opzichten vrij te zijn om te beschikken en hij maakt daar gebruik van.

ledere keer dient hij te bedenken dat de vrijheid tot zeltbeschikking beperkt wordt en wei door drie verantwoordelijkheden, ten op- zichte van zichzelt, ten opzichte van zijn naasten (sterven is ook een sociaal gebeu- ren) en ten opzichte van God.

Conclusies

Als dus op grond van mijn beschouwingen (niet aileen bovenstaande) in bijzondere ge-

13) H. I h P. Cremers, t::uthanasie wetteiiJK 'natuuriiJk'? Me- dlsch Contact 1984, nr. 39, 989.

14) Drs. E.G. Scholten. Euthanasie ex lege artis? Medisch Contact 1983, nr. 46, 144 7.

15) Mr. Ch.J. Enschede, Euthanasie en overli)densverkla- ring Ned Juristen Blad 1985. nr. 25, 797

16) Euthanasie. Rapport van de wetenschappelijke institu- ten van KVP, ARP en CHU. Den Haag 1979

197

(10)

vallen euthanasie is toegestaan, zelfs gebo- den, dient dan ons Wetboek van Strafrecht daarop nu te worden aangepast?

Het antwoord luidt: neen. De argumentatie vindt u bovenstaand. Vele zaken, die zowel de ethische als vooral de juridische zorgvul- digheid betreffen, ZIJn onvoldoende uitgekris- talliseerd. lk noem u:

- de goede definitie; aileen op verzoek, of in diens belang?

- hoe is de intentie van de arts te verifieren?

- moet hulp bij zelfdoding in euthanasie- omstandigheden niet gelijk gesteld wor- den aan euthanasie (auto-euthanasie)?

En onder welke voorwaarden?

- concrete doodsverwacht1ng of uitzlchtlo- ze noodsituatie?

- wat is de positie van de consulent? Is er een alternatief?

- hoe te handelen ten aanzien van de groep, die geen verzoek kan doen: coma- teuze patienten, ernst1g lichamelijk en/of psychisch gehandicapten?

- de A-verklanng tekenen of niet? Behoort euthanasie tot normaal medisch han- delen?

Maar hoe dante handelen in de periode, dat uitkristall1sering nog plaats vindt? De onze- kerheid over het JUStitiele 1ngrijpen zou artsen belemmeren euthanasie toe te passen en patienten om het te vragen. Is het niet mo- gelijk om op grond van de bestaande juris- prudentie algemeen geldende richtlijnen voor toelaatbare - maar uiteraard te toetsen - euthanasie op te stellen? En daarbij ook

198

Volksgezondheid

procedure-regels zoals deze op enkele plaatsen (Amsterdam, Alkmaar) bestaan?

Want het komt toch wei vreemd over, dat op de ene plaats de politie in burger een ver- hoor op een afgesproken geschikte tijd komt afnemen, terwijl op een andere plaats in het (kleine) Nederland de arts met een arrestan- tenbusje van zijn spreekuur wordt opge- haald voor verhoor.

En wat te denken van het geval, waarin de rechercheur in opdracht van zijn chef het moordwapen, de gebruikte ampul len, die na- tuurlijk allang waren weggegooid, in beslag kwam nemen?

Het is mijn overtuiging, dat recherche, Justitie en lnspectie der Geneeskunde snel tot alge- meen geldende richtlijnen zullen komen, als aile euthanasie-gevallen, met inachtneming van de h1erboven besproken ethische en juridische zorgvuldigheidseisen toegepast, door het niet tekenen voor natuurlijke dood ter kennis van deze instanties zouden komen.

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 5186

(11)

Economie en Mensenrechten:

meten met twee maten

dr. E.J.J.M. Kimman s.j.

'Of er een mensenrechtenbeleid moet zijn staat niet ter discussie, maar wei of er een uniform mensenrechtenbeleid moet zijn ', aid us de schrijver. Hu constateert dat in vee/

Ianden geen mensenrechtentraditie en dus ook geen rechtsbesef dienaangaande is. Bij deze Ianden worden maatregelen als pressie uitoefenen, boycotten etc. niet begrepen. Er moet daarom met twee maten worden gemeten.

Dr. Eduard Kimman S.J (1946) IS be- drqfskundige H1j verbleef van 1973- 1983 1n lndonesie. Thans IS hiJ van- wege de .Jezu1etenorde vri)gesteld voor economische eth1ek.

Landen waar de overheid overeind blijtt met behulp van dictatuur of staatsterrorisme, be- horen doorgaans niet tot de meest welva- rende Ianden. Economisch onderontwikkel- de Ianden vallen gemakkelijk ten prooi aan regimes die veelbelovend aan de macht ko- men om dan vervolgens met behulp van terreur aan de macht te blijven. Staatsterro- risme genereert angst isolement, verslechte- ring van de economische toestand. Honger, analfabetisme en werkloosheid maken de bevolking van zulke Ianden eerder apathisch dan opstandig. Arrestaties, deportat1es en martelingen moeten de bevolking zo onze- ker maken, dat revolutionaire bewegingen die nu eenmaal 1n het zaailand van armoede en ontevredenheid gedijen, weinig of geen kans van slagen krijgen. Met andere woor- den, waar de fundamentele persoonlijke rechten niet geeerbiedigd worden, daar zijn de sociale grondrechten ook nauwelijks of niet ontwikkeld.

Men heett mij gevraagd iets te zeggen over het economische aspect van het Nederland-

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 5/86

se mensenrechtenbeleid. In hoeverre mogen economische overwegingen dit beleid beln- vloeden? Men kan hierbij denken aan bin- nenlandse economische belangen, zoals bij- voorbeeld ons eigen werkloosheidsvraag- stuk. Export lijkt in het algemeen goed te zijn voor onze economie, maar is export naar notoire kolonelsregimes nu wei zo'n moreel acceptabele zaak? Bij gebrek aan voldoen- de investeringsmogelijkheden in ons land, wordt ons spaaroverschot ten dele geln- vesteerd in Ianden van de Derde Wereld, maar is een rendabel ogend project in bijv.

Zuid-Afrika of Zuid-Korea ook moreel aan- vaardbaar? Misschien kunnen we wei stel- len, dat investeren in betrekkelijk veel Ianden van de Derde Wereld net zo goed bekriti- seerd kan worden als het exporteren van bepaalde produkten (m.n. wapenen) naar deze Ianden. Het argument dat andere be- drijven of andere Ianden het doen als wij het op morele gronden nalaten, wordt dikwijls gehoord, maar iedereen weet, dat het eigenlijk geen handelwijze kan rechtvaardi- gen. Onze economische betrekkingen met

199

(12)

ontwikkelingslanden die een slechte reputa- tie hebben op het vlak van de mensenrech- ten, zijn dan ook dikwijls voorwerp van kri- tiek. Het negeren van deze kritiek en het ongenuanceerd voortzetten van bestaande economische betrekkingen vormt het ene uiterste van een scala van mogelijkheden, waarbij het afbreken van de economische betrekkingen bij wijze van economische boycot het andere uiterste vormt.

Zoals al is opgemerkt aan het begin, het ziet er naar uit dat gebrek aan respect voor mensenrechten vooral verwacht kan worden in Ianden met een zwakke, eenzijdige of anderszins kwetsbare economie. Een relatie tussen bescherming van de 1ndividuele mens en economische vooruitgang mag dus gelegd worden. Een Nederlands mensen- rechtenbeleid dat gebruik maakt van econo- mische instrumenten zoals bijv. een boycot, is denkbaar. De vraag die ik wil beantwoor- den in dit artikel, is of zo'n boycot ook doel- treffend is. Zo niet, hoe kunnen economi- sche betrekkingen dan wei aangewend wor- den ten gunste van een mensenrechtenbe- leid?

Langzame realisering van mensen- rechten

De ervaringen van de Tweede Wereldoorlog hebben ertoe gele1d dat het Handvest van de V.N. (1945) en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) normen bevatten die respect voor de menselijke per- soon en zijn ontplooiing trachten te verzeke- ren. Oeze mensenrechten zijn dikwijls niet slechts rechten die gehandhaafd en gewaar- borgd dienen te worden, maar zijn ten dele ook idealen die gaandeweg tot het nationale erfgoed zouden moeten gaan behoren. Het onderschrijven van het Handvest der V.N.

door een lidstaat houdt in, dat zo'n staat bereid 1s deze mensenrechten en voorts an- dere internationale rechtsnorrnen te eer- biedigen. Kan lidmaatschap van de V.N. re- delijkerwijze inhouden, dat aile lidstaten reeds deze binnenlandse en buitenlandse rechtsnormen ge·l·ncorporeerd hebben in nationale rechtsopvattingen?

200

Mensenrechten

Een voorbeeld uit onze eigen geschiedenis is wellicht nuttig. Toen in 1814 overeengeko- men werd dat de ZuideliJke Nederlanden deel zouden gaan uitmaken van een nieuw te vormen Koninkrijk der Nederlanden, wer- den acht artikelen geformuleerd die de grondslag moesten gaan vormen van deze vereniging van Holland en Belgie. Artikel twee van het Protocol van Londen somt enige beschermde rechten op:

'II ne sera rien innove aux articles de cette constitution qui assurent a tous les Cultes une protection et une faveur egales, et ga- rantissent !'admission de tous les Citoyens quelle qui soit leur croyance religieuse, aux emplois et offices publics.'11

We weten dat de feitelijke emancipatie van de niet -protestanten, dus bijvoorbeeld ka- tholieke en joodse Nederlanders, bijna een eeuw gekost heeft. De afspraken, neerge- legd in het Protocol van Londen en later in de Grondwet van 1815, werden niet meteen vertaald in een sociale werkelijkheid. Oat kon ook niet. Noch de instituties hierbij betrok- ken, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Her- vormde Kerk of de nog niet officieel georga- niseerde Rooms-Katholieke Kerk of de Ne- derlandse overheid, noch de attitudes van de Nederlanders veranderden snel genoeg dat het Protocol van Londen of de nieuwe Grondwet binnen een generatie werkelijk ge- heel gerealiseerd werden. De afscheiding van Belgie werd tenslotte onverrnijdelijk, toen vrees om voorrechten te verliezen en angst voor overheers1ng krachten mobili- seerden die het centrale gezag van het Ko- ninkrijk te boven gingen.

Geen Grondwet op papier, ook niet de Ne- derlandse Grondwet van 1983 is een ade- quate weergave van de constitutionele voor- stellingen der burgers en de constitut1onele

1) 'Er zal niets nieuws worden 1ngevoegd 1n de art1kelen van deze (nl. de reeds in Holland ingestelde, ek) Grondwet d1e aan aile Godsd1ensten een zelfde bescherm1ng en be- gunstlging verlenen en d1e de toegang van aile Burgers.

van welk godsdlenstig geloof ook, tot de openbare amb- ten waarborgen .'

Chnsten Democrat1sche Verkenn1ngen 5186

(13)

realiteiten in een land. Soms loopt de realiteit voor, zodat bepaalde rechten wei bestaan maar nog niet geformuleerd zijn. Soms loopt de realiteit achter, zodat bepaalde rechten wei beschreven zijn maar in feite niet geres- pecteerd worden. De Belgische opstand van 1830 illustreert het eerste: de facto zelfstan- dig, maar op papier tot 1839 was Belgie onderdeel van het Koninkrijk. De meer dan een eeuw durende emancipatie van de ka- tholieken in ons land illustreert het tweede geval. Dit tweede voorbeeld laat ook iets zien van de relatie van economische ontwik- keling met groeiend respect voor vrijheids- rechten: nadat de katholieken van een on- derdrukte minderheid een welvarende, al- hoewel nog steeds miskende minderheid waren geworden rond de eeuwwisseling, was de emancipatie middels beter onderwijs binnen bereik.

Toch durf ik te stellen, dat Nederland in de loop van deze eeuw het ideaal van een

' De realisering van de rechtsbescherming van mensenrechten heeft ook in Nederland veel tijd

nodig gehad. '

rechtsstaat waar de individuele mens, burger zowel als vluchteling, beschermd wordt, vrij- wel gerealiseerd heeft. De rechtsbescher- ming van mensenrechten is vnj behoorlijk tot stand gebracht, maar we mogen niet verge- ten, dat dit alles veel tijd heeft nodig gehad.

Eigenlijk zijn wij in Nederland nog bezig met allerlei verfijnde aanpassingen van onze wet- geving aan internationale afspraken, zoals het Europese mensenrechten-verdrag van

Chnsten Democrat1sche Verkenningen 5/86

1950 en het Europees sociaal handvest van 1961. In 1983 vergaderde de Nederlandse Juristen Vereniging over deze aanpassingen in het Nederlandse recht. Het bleek, dat in ons strafprocesrecht, in het burgerlijk recht en in het administratieve recht nog een aan- tal zaken gestroomlijnd dienden te worden met een verdrag dat ruim veertig jaar tevoren al ondertekend was.

Respect voor mensenrechten in de gehe- le wereld

De rechten van de mens, zoals geformuleerd in 1948, en vervolgens uitgewerkt in de twee verdragen van de Verenigde Naties van 1966, zijn neergeschreven vanuit een min of meer westerse context. Alhoewel de Univer- sele Verklaring stelde, dat ze bedoeld was als een gemeenschappelijke norm voor wat aile volkeren en naties moeten trachten te verwezenlijken, wordt de verwezenlijking zelf geheel aan de lidstaten van de V.N. overge- laten. Tenzij de internationale vrede op het spel staat, zijn de lidstaten overeengekomen niet te intervenieren in elkaars b1nnenlandse problemen. Algemeen wordt gesteld, dat het hier vooral gewapende 1nterventie betreft, zodat vormen van diplomatieke inmenging, vrijwillige samenwerking of 'vriendschap' op cultureel of techn1sch geb1ed en politieke aaneensluiting wei passen in het kader van het V.N.-handvest.

Ook al kent de politieke opdracht van onze.

overheid haar binnenlandse begrenzingen, vastgesteld mag worden, dat de Nederland- se overheid de binnenlandse rechtsorde ge- leidelijk aanpast aan internationale afspra- ken, terwijl diezelfde overheid in haar buiten- lands beleid tracht bij te dragen aan een internationale rechtsorde en aan een groter respect voor de mensenrechten en voor ln- ternationale afspraken in staten waarmee diplomatieke betrekkingen onderhouden worden.

Het beoordelen van de binnenlandse proble- matiek van andere Ianden is geen eenvoudi- ge zaak. Men mag stellen ,dat de mensen- rechten eigenlijk bedoeld zijn als objectieve

201

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een (kleinschalig) onderzoek onder op zichzelf wonende mensen met chro- nisch psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking laat een- zelfde beeld zien: het

Verdergaande centralisatie van aanvraag- en toekenningsprocedures Het College begrijpt het voorstel zo, dat de toekenning van andere – meer algemene - voorzieningen benodigd

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Vrij algemeen wordt het woord 'onbewust', als bijvoeglijk naamwoord (een onbe- wuste daad) én als zelfstandig naamwoord ('het' onbewuste), in verband gebracht met Freud. Hij zou

Het is belangrijk om met kennis van de historische achtergrond en de cul- turele eigenheid van Afrika respect te hebben voor de regionale kenmerken van de eigen Afrikaanse visie op

Op grond van de voornoemde wetgeving is het College van de rechten voor de mens (hierna: ‘het College’) bevoegd om te oordelen op schriftelijke verzoeken en te onderzoeken of in

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

Wensen van ouderen | “Participatie en eigen kracht beleid”: mensen stimuleren te handelen vanuit hun eigen kracht (empowerment), onder meer door hun sociaal netwerk te benutten