• No results found

De Heer H. D. Louwes herdacht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Heer H. D. Louwes herdacht "

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

en

Zaterdag 15 oldober 1960 - No. 604

De Heer H. D. Louwes herdacht

<Zie pag 8)

De algemene politiel~e beschouwingen

Onze fractievoorzitter prof. Oud aan het woord

Zoals gebruikelijk, laten wij hier thans de volledige tel{st volgen van de rede, welke onze fractievoorzitter in de Tweede Ii.amer, prof. mr.

P .• J. Oud, in eerste aanleg bij de algemene politieke beschonwingen in deze Kamer heeft uitgesproken.

Voor een algemeen overzicht van dit grote politieke debat en voor de replieken, verwijzen wij naar de "Flitsen van het Binnenhof" in dit- zelfde nummer.

De heer Oud: Mijnheer de Voor- zitter! U zult stellig, evenals ik, nog wel herinneringen hebben aan de Troonredes van vóór 1914, van vóór het uitbreken van de eerste wereld- oorlog. En dan zal het ongetwijfeld tot U doorgedrongen zijn, dat er op geen enkel punt zo'n groot verschil is tussen zo'n Troonrede van vóór 1914 en die van thansals op het stu)<: van de buitenlandse politiek.

In die Troonredes van vóór 1914 kwam een stereotype uitdrukking voor, die er altijd op neerkwam, dat de betrekkingen met de buitenlandse Mogendheden waren van .,de meest vriendschappelijke aard". Daarmede was dan het gehele probleem van de buitenlandse politiek in de troonrede afgedaan.

Dit is na de eerste wereldoorlog begonnen te veranderen en ik herin- ner mij, dat de heer Colijn als lid van deze Kamer de volgende vergelijking maakte: vóór I augustus 1914 zaten wij in fluwelen stoelen voor de ra- men en wij zagen een internationale optocht aan ons voorbijtrekken;

thans is het anders geworden en moeten wij in die optocht medelopen.

Dat was dan in de jaren kort na de eerste wereldoorlog.

Thans is het zelfs geen medelopen meer, maar moeten wij in dat buiten- lands beleid medes p eI e n. Dit is voor een klein land als het onze niet gemakkelijk; daarover zullen wij het allen eens zijn. Wij hebben als klein land natuurlijk niet zo heel veel te vertellen, maar wij zullen toch ons best moeten doen, dat wij bepaalde dingen, die wij onjuist achten, trach- ten te voorkomen. En dan is naar mijn mening een van de eerste çlin- gen, die wij moeten trachten te voor- komen, dat zich in Europa een hege- monie van enkelen ontwikkelt. Het gevaar van een dergelijke ontwikke- ling is groter naarmate de groep van de samenwerkende landen kleiner is.

Daarom is ,het voor ons van belang om, voor zover de samenwerking zich tot een kleine groep moet beper- ken, bovenal op het supranationale karakter van die samenwerking de riadruk te leggen.

Ik begrijp echter ook. dat dit aan de andere kant het gevaar met zich brengt, dat zo'n groep met een, laat ik maar zeggen: voortreffelijke su- pranationale samenwerking een zo

afgeslo.ten· geheel gaat vormen, dat er zich een tegenstelling dreigt te ontwikkelen tussen wat ik gemaks- halve zal noemen ...- en dan begrij- pen wij elkanqer best - : het kleine en het grote Europa. Daarom moet naar mijn mening in de allereerste plaats worden gestreefd naar het groeien van een goede en riauwe - economische en politieke samenwer-

king tussen de drie Gemeenschappen - de K.S.G., de E.E.G. en Euratom - en het overige Europa, in het bij- zonder het Europa van de Europese vrijhandelsassociatie.

Nu zou ik in dit verband, in aan- sluiting wat aan mij voorafgaande sprekers hebben gedaan, toch wel een waarschuwing willen laten horen tegen de weg, die Frankrijk, onder leiding van President De Gaulle, wil inslaan. Het door hem beoogde poli- tiek secretariaat zou in deze gemeen- schappen een element brengen, dat er niet in thuishoort. Intergouverne- mentele samenwerking, Mijnheer de Voorzitter, is een stap vooruit, waar nog in het geheel geen samenwer- king bestaat. Als het gaat over een terrein, waarop in het geheel geen samenwerking bestaat, dan is, zoals vanzelf spreekt, intergouvernemente- le samenwerking een stap vooruit, n;aar waar reeds supranationale or- ganen bestaan, kan die intergouver- nementele samenwerking een stap achteruit betekenen.

Daarom ben ik van oordeel, dat, wanneer men zou menen een politiek secretariaat te moeten nastreven, dit zou moeten gebeuren in een ruimer kader dan in dat van de Zes, b.v. in het kader van de Raad van Europa of eventueel in dat van de West- Europese Unie. Dat is veel

aann~­

melijker dan wanneer het gebeurt m het kader van de Zes. Wij moeten, Mijnheer de Voorzitter, in het Europa van de Zes in de aller- eerste plaats aansturen op verster- king van het federale element .. A!s

een van de middelen daartoe Zie ik de rechtstreekse verkiezing van het Europese parlement. Nu ben ik zo bevreesd, dat juist de plannen van de Franse President de komst van die rechtstreekse verkiezingen zullen vertragen, zoal niet in gevaar zullen brengen.

Het door hem daartegenover ge- propageerde referendum is naar mijn mening niet het referendum, dat men

kent in landen met overwegende parlementaire invloed, een referen- dum naar Zwitserse trant. Ik pleit niet voor een dergelijk referendum in Nederland; daar gaat het nu niet om, maar een referendum, zoals de Zwit- sers dat hebben ingepast en dat men ook in enkele andere landen vindt, is een referendum, dat past in een democratisch bestel. Ik vrees echter van een referendum, zoals de Franse President dat propageert, dat het meer lijkt op de plébiscieten uit de Napoleontische tijd, de volksstem- mingen ter bekrachtiging van een voldongen feit. Daarom zou ik graag ertegen willen waarschuwen, dat het die kant uit zal gaan.

Binnen het E.G.G.-verband zullen wij moeten vasthouden aan de doel- stellingen van het Verdrag van Rome en in dat verband heb ik dan ook met bijzondere instemming ver- nomen wat de Troonrede vermeldt

omtrent de landbouw en omtrent de vervoerspolitiek.

Wat het buitenlands· beleid be- treft, wilde ik het bij deze korte be- schouwing laten. Ik ben in het alge- mèen van ocH·deel, dat wij bij deze algemene beschouwingen op de

be~

langrijke algemene

aspecte~

wijzen, maar dat wij niet gaan treden in bij- zonderheden, die beter behandeld kunnen worden bij de behandeling van de afzonderlijke

begrotings~

hoofdstukken. Dat geldt ook t.a.v.

hetgeen ik zo aanstonds met betrek- king tot het binnenlands beleid zal gaan opmerken. De Minister-Presi- dent weet trouwens wel uit de

dis~

cussie van verleden jaar over de regeringsverklaring, dat ik ertegen gewaarschuwd heb om in een

alge~

meen politieke discussie, die wij nu eenmaal uitsluitend met de

Minister~

President voeren, allerlei punten te

(Zie vervolg pag. 6 en 7)

AANVAL VAN P.v.d.A. DOORSTAAN

NOU JA A.ANVAL ... .

(2)

VRIJHEID EN DEMOCRATm 15 OKTOBER 1960 - PAGINA 2

P.v.d.A. teleurgesteld dat het zo goed gaat zonder socialistische ministers

S

telselmatig tracht de propaganda- machine van de P. v. d. A. door aanhoudende herhaling de indruk te wek- ken dat er van het beleid van het ka- bin~t-De Quay niets deugt. De fractie- voorzitter van de P. v. d. A in de Tweede Kamer, mr. J. A. W. Burger, heeft het er bij de algemene politieke· beschouwin- gen naar aanleiding van de troonrede, ook weer dik opgelegd.

Nederland wordt geregeerd, zei hij, door een kabinet, dat gespeend is van politiek inzicht. Met de Karel Doorman is de weg der vernedering gegaan. Wij schamen ons voor dit beleid. Dit kabinet mist elke allure omdat het niet weet wat politiek is, omdat het gebiologeerd naar de oppositie zit te staren, zich innerlijk onzeker afvragend waar nu weer de plank mis is.

Dat minderwaardigheidscomplex van het kabinet, zei mr. Burger, moet dan worden overgecompenseerd door de schijn, dat het zich niets aan de oppositie gelegen laat liggen, hoe plausibel haar argumenten ook zijn mogen. Daarom is het, dat de oppositie aanspraak maakt op een presentabel kabinet, waaryan men weet wat men er aan heeft en waarmee werkelijk van gedachten kçn worden gP- wisseld op voet van gelijkwaardigheid.

Nederlands prestige is internationaal te grabbel gegooid, aldus mr. Burger. Na- tionaal wordt het gezag ondermijnd door gebrek aan respect.

Men zou kunnen denken, dat het gezag stelselmatig door de methoden van de · oppositie wordt ondermijnd, maar nee, mr. Burger zei: het regeringsgezag wordt ddor de politieke hulpeloosheid van het kabinet op ontoelaatbare wijze onder- mijnd. Dat is mijn zwaarste grief. Dit kabinet is geen serieuze aangelegenheid.

Er moet een beter kabinet mogelijk zijn.

Flitsen van het Binnenhof (I)

Daarom ben ik van mening, dat de hui- dige kamermeerderheid in gebreke blijft

te

doen wat zij krachtens haar machts- positie jegens het Nederlandse volk ver- plicht is te doen. Een goede regering is een landsbelang. Het kan zo niet lan- ger.

Wat wij hier nu anderhalf jaar lang vertoond hebben gezien, zo besloot mr.

Burger, nl. dat nauwelijks één zaak meer op haar merites wordt bekeken en dat het allereerst gaat om de benepen schijn dat het heus zonder socialisten ook wel kan, daaruit kan niets goeds groeien om- dat het klein en onwaarachtig is. Daar- om ook mist de bevolking perspectief, de zegen der hoogconjunctuur ten spijt.

Daarom ten slotte roep ik kabinet en kamermeerderheid toe: verman u, han- del waardig.

* * *

N

a zo'n rede zou het Nederlandse volk zich alleen maar kunnen ver- wonderen, dat zo'n kabinet weer de steun kreeg van een flinke meerderheid. Maar ach, zei dr. Tilanus, als woordvoerder van de CR-fractie, niet alleen wij hier in de Kamer, maar ook het Nederlandse volk zullen die redevoering wel begrepen hebben als een rede van de oppositielei- der, die in hoge mate overdreven is. De Chr. Hist. fractie wil de regering gaarne ook voor het nieuwe parlementaire jaar haar steun toezeggen.

Ook prof. mr. P. J. Oud vond de- kri- tiek van mr. Burger overdreven, maar hij begreep heel goed de toon van zijn rede· en de teleurstelling omdat het zo goed gaat zonder de P. v. d. A. in het kabiriet. Op de grote lijnen van het ka- binetsbeleid had prof. Oud geen kritiek.

Hij vond het beleid over het algemeen geslaagd.

Prof. mr. C. P. M. Romroe verklaar- de, dat het beleid, zoals het in het af- gelopen jaar is gevoerd en datgene wat in de troonrede is vervat, aanleiding geeft andermaal te zeggen, dat de KVP- fractie het kabinet met vertrouwen tege- moet blijft treden.

De hoofdlijnen van het beleid, zoals de- ze in de troonrede zijn ontwikkeld, ko- men ons bevredigend voor, zei dr. J. A.

H. J. S. Bruins Slot namens de AR-frac- tie, en hij deed voorts uitkomen een "be- houden vaart" van het kabinet op prijs te stellen.

De gezamenlijke meerderheid van KVP, VVD, AR en CH, ofschoon niet zonder kritiek op onderdelen van het be- leid, staat dus nog steeds achter het ka-

Algemene politieke beschouwingen in Tweede Kamer - PvdA maakt het met haar kritiek al te bont - Flinke meerderheid achter het kabinet-De Quay - Beleid over het algemeen geslaagd - Motie van PvdA voor tussentiidse loonsverhoging • Met 49 tegen 66 stemmen verworpen- Drie anti-rev. CNV-leden lieten hun partii- genoot, staatssecretaris Roolvink, in de steek.

STAATSSECRETARIS ROOLVINK in de steek gelaten

binet, tegenover de oppositie van P. v. d. A., de communisten en de PSP.

•• *

De oppositie van de P. v. d. A.

spitst zich graag toe op het loon- beleid nu de heer Suurhoff daarvoor geen verantwoordelijkheid meer draagt.

Het is een dankbaar terrein voor de op- positie. Mr. Burger, die had opgemerkt

Deze· Burger

dat "de arbeidende bevolking wordt uit- genodigd offers te brengen voor het ge- brek aan inzicht dat het kabinet een jaar geleden heeft getoond", diende een mo- tie in die aandrang op de regering uit- oefende het tussentijds openbreken van arbeidsovereenkomsten toe te staan voor loonsverhoging, indien daarover -tussen de contractspartijen overeenstemming wordt bereikt.

De regering is daar tegen. De koop- kmebt van de arbeiders is met gemid- deld 10 procent versterkt dank zij het feit, dat de prijzen niet noemenswaardig zijn gestegen. Die prijsstijging is voor een belangrijk deel voorkomen door de loonsverhogingen in de diverse bedrijfs- takken niet tegelijk op dezelfde datum te doen ingaan, maar te spreiden in de tijd. Indien zou worden toegestaan in een belangrijke sector (de metaalindustrie) het loon te verhogen vóór afloop van de CAO, dan zouden in de huidige con- juncturele omstandigheden ineens alge- meen looneisen worden gesteld. Dan zou- den overal tegelijk de lonen omhoog gaan en dan zou ook, blijkens de erva- ringen in het verleden, een stijging van de p'tijzen niet zijn te stuiten.

Het verzet van de regering tegen het tussentijds openbreken van de CAO's heeft alleen ten doel, verklaarde minis- ter-president De Quay, de reeds bereik- te welvaartsverbetering veilig te stellen, alsmede het systeem van de vrijere loonvorming, dat voor de arbeiders een succes is gebleken. Zonder openbreking van de CAO's zijn voldoende mogelijk- heden aanwezig (zoals winstdeling, die geen blijvende kostenverhoging veroor- zaakt) om de arbeiders te doen delen in de resultaten van bepaalde onderne- mingen en bedrijfstakken. Het is onjuist, dat de regering er op uit zou zijn de arbeiders het hun toekomende deel van

..

heeft H.

D.

Louwes lang geleend, lang maar niet

goed,

of - misschien - toch goed. Want zó kan het zijn

b~i

mensen, die langs elkaar heen schuiven in het vreemde schaduwspel 'Leven, maar

die

toch, telkens, in ellcaa1·s haTten zien.

Eén en deTtig jaar geleden heb ik H.

D.

Louwes voor het eerst ontmoet.

Hij, voorzitteT van de Groningse Maatschappij voor Landbouw; ik jong hoofdredacteur van

de,

nu Teeds lang overleden, P1'Dvinciale Groninger Courant.

Dat was in mijn schamele, doch lichie en Tttime kameT;

ik

zou

die

nàg kunnen tekenen; zulke oude bizarTe veTtrekken ve1·geet men niet.

Wellee indTuk Louwes die eerste kee1· op mij

maakte,

veTgeet ik even- min. Hij was een boer had men mij gezegd. Hij was de eeTste GToningeT boer, die ik in mijn leven ontmoette. Ik kwam uit het Brabantse en had, vandaar, een geheel ander beeld van "de boeT" meegekregen. In Louwes

die

winteTOchtend aan de Oude EbbingestTaat, ontmoette ik voor het eeTst het type van de grote Groninger hereboe1·. Late1· heb ik er

méé1·

zo ontmoet: Mansholt, Ebels, Welt, Bierema. Wetenschappelijke mannen, bereisd, geïnteresseerd in vele levensfacetten die hun grote boerderijen leidden als groot-industriëlen. Koningen op hun land.

Eénmaal ben

ik

met H.

D.

Louwes meege1·eden naar zijn grote goed in Ulrmn. Dat was een openbaring in ieder opzicht.

Ik

vond toen, in deze starre en stille figuur, de bewogen mens,

die met

zijn stille, watflakke- rende stem, getuigde van een diep leven. Voor wie hem niet kenden, zal het wellicht vreemd klinken: hij was, in al zijn, vrijwel-wetenschappe- lijke, zakelijkheid, een poëtische man.

Die

zondag luisterde ik, in de kleine dorpskerk, naar zijn "preek". Hij ging graag vóór in de dienst. Het was een ontroerende morgen van een prachtige zomerdag over deze verre Tijlee uithoek van het vntchtbare Groninger land.

Louwes was een bewogen man. Ook knap op

tal

van gebieden. MaaT zijn bewogenheid trof mij het meest. En de wijze waaTop

h~i

en zijn werknemers ellcaaT bejegenden. Dat was een stuk menselijke waardig- heid, wederzijds

Later heb ik hem wei1iig gesproken. Zo nu en dan, enige woorden in het voorbijgaan. Altijd dacht ik dan weer aan

die

eeTste ontmoeting en aan het korte veTblijf op zijn land.

In de m en sH.

D.

Louwes heeft het land, heeft Groningen, heeft onze partij iets kostbaars verloren.

Hij zal blijven voortleven in veler herinnering.

Ook in die van

-

de welvaartsverbetering te onthouden.

Men moet niet kijken naar toevallige conjuncturele meevallers op korte ter- mijn. Als ze blijvend zijn, worden ze verrekend in de nieuwe CAO's. Ze moe- ten dan ten dele ook ten goede komen aan het gehele volk in de vorm van prijsverlaging. Dat is ook nodig tegen- over de prijsstijging in de economisch zwakke bedrijven, die op een afstand de loonsverhogingen moeten volgen.

*

*

*

D

e motie van mr. Burger was plot- seling ingediend in de tweede ter- mijn van het debat. Het was een lange motie, die eerst moest worden gedrukt alvorens te kunnen worden rondgedeeld onder de leden. Dat kostte uiteraard eni- ge tijd. Toen prof. Oud aan het woord kwam bij de replieken moest hij zeg- gen nog nauwelijks tijd te hebben ge- had de motie te lezen. Daarom kon hij alle consequenties ervan niet overzien.

Hij vond het fout een dergelijke mo- tie op die manier aan de orde te stel- len bij de algemene politieke beschou- wingen. Dat zou behoren te geschieden bij de schriftelijk voorbereide behande- ling van de begroting van Sociale Zaken.

Los van de inhoud kon prof. Oud daar- om zijn stem aan de motie niet geven.

Dr. Tilanus verklaarde eveneens geen tijd te hebben gehad de motie te bestu- deren. Het was hem daarom onmoge- lijk geweest de inhoud te beoordelen, maar hij had wel begrepen, dat de mo- tie iets anders wilde dan de regering.

Omdat hij echter had verklaard achter het beleid van de regering te staan, had hij aan de motie geen behoefte.

De loondeskundige van de KVP, drs.

P. C. W. M. Bogaers, directeur van het wetenschappelijk bureau van de KAB, was wel in staat met kennis van zaken de motie onder de loep te nemen. Na een uitvoerig betoog kwam hij tot een afwijzende conclusie.

Namens de meerderheid van de AR- fractie wees dr. Bruins Slot de motie af omdat het slagen van de prijspolitiek van de regering voorop moet worden steld.

*

*

*

M

et 49 tegen 66 stemmen werd de motie verworpen, maar tot vreug- de van de PvdA hadden 3 leden· van de AR-fractie en 1 CR-lid de motie ge- steund. Deze vier leden zijn allen afkom- stig uit het CNV, hoewel de PvdA-motie niet het · standpunt van het CNV weer- geeft. In ieder geval stemde drs. D. F.

van der Mei ( CH), ook bestuurslid van het CNV, tegen.

Namens de drie dissidente anti-revolu- tionnairen zei drs. Hazenbosch: de ge- hele AR-fractie staat achter de prijspoli- tiek van de regering, maar er wordt ver- schillend gedacht over de . loonpolitiek.

Enkelen· menen, dat in de huidige eco- nomische situatie er geen klemmende re- denen zijn om elke tussentijdse verbete- ring van lonen af te wijzen, mits geen prijsstijging optreedt en de loonsverho- ging wordt gespreid in de tijd.

MR. BURGER verman u

De moeilijkheid voor de regering is na- tuurlijk, dat zij nooit tevoren kan bewij- zen, dat bij tussentijdse loonsverhoging in een bepaalde sector, wèl prijsstijging zal ontstaan als gevolg van een algeme- ne loonbewegingsschok. Zij wil echter geen risico nemen, daarbij in ov-erwe- ging nemend, dat zonder openbreking van de arbeidsovereenkomsten de arbei- ders toch aan hun trek kunnen komen, zodat alleen tijdelijk zelfbeheersing no- dig is om de bereikte wclvaartsverbete- ring veilig te stellen en een stevige ba- 'sis te krijgen voor verdere vergroting

van de welvaart.

(Zie vervolg pag. 4)

(3)

VRIJHEID EN DEMOCRATm

AM

I AAûMWWW 4WA4 A1JM1 êi #4 MHF

In memoriam e H. D. Louw es

D e eerste gedachte, die bij mij opkwam, toen ik zaterdag 8 oktober in de loop van de morgen hoorde, dat onze vriend en fractie- genoot H.

D.

Louwes heenging, was, dat nu in de fractie-kamer ik nim- mer meer dat goede, hartelijke, door de zon getinte gezicht tegenover mij zien zou, en nimmer meer die aar- dige, kleurrijke, levendige stem zou horen.

Bekwame en deskundige mensen ontmoet men tijdens zijn leven wel eens meer; mensen, zo hoogstaand, flink en evenwichtig als Louwes ech- ter weinig. In elk woord, dat te zij- ner gedachtenis gesproken zal wor- den, en dat zullen er vele zijn, ver- wacht ik, dat het hoofdaccent liggen zal op zijn menselijke kwaliteiten.

Die waren uitzonderlijk.

Zijn scherp verstand, zijn grote kennis, zijn bijna gepassioneerde be- langstelling voor agrarische vraàg- stukken, en het vele wat daaromheen speelt, leken bij hem haast neven- zakeJijk, vergeleken bij de indruk, die het menselijk niveau maken moest op ieder, die het voorrecht had wat langer in zijn gezelschap te zijn.

Eigengeërfde boer door geboorte en roeping, leider van zijn eigen groep, liberaal politicus, trouw aan- hanger van de Nederlands Hervorm- de Kerk. Maar ook een hartstochte- lijk en romantisch mens, met een bij na dichterlijke natuur.

Uit zijn Groningse jeugd - Gro- ningen was zijn bakermat en in Groningen lag uiteindelijk toch hèt centrum van zijn leven - had Lou- wes grote stukken negentiende- eeuwse, veelal Duitse poëzie in zich

behouden. _

Een van de laatste keren, dat ik naar hem luisteren mocht, vertelde hij mij juist over Rederijkerskamer en toneelclub als onvergetelijke en onmisbare schakels in zijn eigen wordingsgang en levendig staat mij voor de geest, met welk een inge- houden vervoering Louwes bij een andere gelegenheid iets weergaf van zijn eigen indrukken van Husum, Theodor Storms "Graue Stadt am Meer".

Maar typisch voor mijn oudere vriend was dan daarbij hoe hij met- een overging op de grote moeilijk- heden, die de Ditmarscher boeren- stand thans ondervindt tengevolge van conservatisme in de bedrijfsvoe- ring, gepaard aan een door genera- ties gecultiveerde neiging tot een te luxueus leven; dat als slotsom van het verhaal paralellen met het heden werden getrokken ligt voor de hand.

Prediker, visionair, bestuurder en toch boer en realist in hart en nie- ren. Zoals ik al zeide, een zeldzame figuur, in de hoge, positieve zin des woords.

Zijn gezag in de Eerste Kamer was groot. Constant in de wisseling des tijds zijn trouw aan het onver- valste en rechtlijnige liberale begin- sel. Louwes wist van geven en ne- men, was in zijn beleid meer dan gewoon gematigd, maar verwierp transigeren met beginselen en mocht transigeurs geenszins. Hij kon dan soms zelfs wel eens scherp worden, en wat persoonlijk. Nooit omdat hij in een zaak zijn zin niet kreeg, maar alleen omdat hij een handeling opmerkte, die in zijn we- reldbeeld van diep-gelovig protes- tants liberaal onpassend was.

JA.

'

Trots op zijn gezin en trots op zijn zoons. Met hart en ziel gewor- teld in de bezittingen van zijn ge- slacht en ook daarin man van de

oude stempel uit één stuk, voor wie het leven door vele geslachten heen . een waardevolle en met ieder ver- . antwoord middel te beschermen een·

beid vormt. Wat in vele boerenmi- lieus normaal groepsdenken is en dikwijls tot een zeker, niet van elk egoïsme vrij, conservatisme leiden kan, was bij hem in een bestaan van voelen en denken geworden tot een ethische, op de toekomst gerichte agrarische levensfilosofie.

Over de praktijk van zijn werken voor de landbouw kan ik niet oor- delen. Anderen zullen dat doen. Als liberaal Eerste Kamerlid beant- woordde hij aan de hoogste eis: eer- lijk, onafhankelijk, bekwaam.

Zijn naam zal in Nederland, ge- lijk die van zijn broeder, dr. ir. S,

L.

Louwes, gedurende meer dan één generatie blijven leven.

VAN RIEL

9

oktober 1960.

Ter nagedachtenis

I n de vroege morgen van 8 okto- . ber j.l. overleed te Zuidhorn op 67-jarige leeftijd ons aller

vrien~

H. D. Louwes.

In hem verliezen wij een man van uitzonderlijke begaafdheid.

Jarenlang heeft hij in de Neder- landse politiek en in de Nederlandse landbouw een belangrijke plaats ver- vuld. Wij kunnen wel zeggen een geheel enige plaats.

Zijn invloed op de Nederlandse verhoudingen is groot geweest.

Mensen met een zo veelzijdige be- gaafdheid en bovendien een gaaf karakter, zijn er maar zeer weinig.

Daarom is zijn verscheiden voor ons allen een groot verlies. De VVD verliest in hem een Eerste-Kamerlid van groot formaat.

Mensen van alle politieke richtin- gen luisterden naar wat hij te zeg- gen had.

Het merkwaardige van Louwes was, dat hij als hij sprak, hij altijd iets wezenlijks naar voren bracht. Of hij in de Eerste Kamer sprak of als voorzitter van het Centraal Bureau te Rotterdam of voor de jongeren- organisaties, altijd was het de moeite waard goed te luisteren naar het- geen hij zei en dit later nog eens te overdenken.

Hij raakte altijd aan de kern der dingen. Zijn grote levenswijsheid en het besef van zijn verantwoordelijk- heid tegenover den Schepper aller ding.en en tegenover de medemens stempelden hem als het ware vanzelf tot een bescheiden mens.

Hij was gaarne bereid te luisteren naar wat anderen hadden te zeggen, ook al was hun gedachtengang an- ders dan de zijne en hij probeerde steeds zo objectief mogelijk de ge- dachten van de ander te begrijpen.

Hij was een mens met ontferming bewogen over het lot van de mede- mens.

Altijd was hij bereid, wanneer hij daarvoor de gelegenheid had, te voldoen aan een verzoek om te ko- men spreken, voor een landbouw- organisatie, voor een jongerengroep of in de Volkshogeschool. Ontel-

bare malen heeft hij op velerlei ter- rein zijn gedachten vertolkt over zeer uiteenlopende vraagstukken en daarmee geestelijke en morele lei- ding gegeven aan vele groepen en aan vele mensen. Het was hem een behoefte en een voldoening anderen in hun denken verder te helpen en hij gebruikte daarbij zijn grote ga- ven en zijn helder inzicht op zeer sympathieke wijze. Hij stond in ge- dachten altijd midden tussen zijn hoorders op hetzelfde menselijke vlak en toch met grote wijsheid.

Vele malen ook heeft hij het Evangelie van Jezus Christus ver- J.oondigd variaf de kansel en op bij- eenkomsten waar over geestelijke dingen gedacht en· gesproken werd.

Zijn oordeel ten opzichte van de ander was mild en tegenstellingen probeerde hij te overbruggen.

Als voorzitter van het Landbouw- schap heeft hij na de oorlog steeds geijverd voor de wel zeer moeilijke taak van de opheffing van de tussen werkgevers en werknemers in de landbouw bestaande tegenstellingen.

Bij deze moeizame taak probeerde hij zich steeds als een bindend ele-

ment tussen de verschillende groe- pen te plaatsen.

Dit was voor hem een levensbe- ginsel. Hij wist dat waar betere ver- houdingen gaan groeien tussen men- sen, die elkaar nodig hebben, op de juiste wijze aan de maatschappij wordt gebouwd.

Prof. Adolf Keiler stelt het zo:

dat God aan ieder mens, op de plaats waar hij in het leven gesteld is, een heel klein stukje van de wereld dat niet af is, en niet in harmonie, in handen geeft het verder af te ma- ken ..

Louwes wist, dat een mens daar nooit mee klaar komt en dat daar- bij steeds tegenwerkende krachten optreden die dit stuk werk bemoei- lijken en dat er vele mensen zijn, die dit niet begrijpen, maar de op- dracht blij ft.

Door zijn geloof zag hij en wist hij van de betrekkelijkheid van alle aardse dingen.

Wist hij dat hij nooit volledig

a ga Q&4A &O'WSM*iMH

w-e

15 OKTOBER 1960 - PAGINA 3

AH

MQ UW·%

zou bereiken wat hij nastreefde en wist hij ook, dat het leven en de dood onafscheidelijk aan elkaar zijn verbonden.

En toch is het scheiden van dit leven en van zijn werk vrij onver- wachts over hem gekomen.

Geestelijk stond hij nog volop in zijn arbeid, toen de lichamelijke krachten hem langzaam maar zeker gingen verlaten.

Hij kon het aanvankelijk niet goed begrijpen dat hij geestelijk nog volkomen fit en onvermoeibaar, door verval van lichamelijke krach- ten zijn werk moest laten varen.

De menselijke eigenschap, dat hij de dingen waarmee hij bezig was, moeilijk los kon laten, speelde hem soms wel parten.

In zijn gehele loopbaan, zowel in de politiek als in het landbouwver- enigingsleven was het zelf boer zijn in de Westpolder de achtergrond van zijn leven en de basis van zijn gedachtenvorming.

Toen hij enkele jaren geleden zijn bedrijf ging overdragen aan zijn oudste zoon, had hij het daar moei- lijk mee en had hij een hele tijd nodig om het niet meer boer zijn te verwerken. Bij al zijn landelijk werk, was hij in zijn hart toch de Groninger boer in het wijde polder- land en voelde hij zich de collega van alle Nederlandse boeren met een groot of met een klein bedrijf.

Hij was er met zijn voor velen on- begrijpelijk grote werkkracht, niet de man naar die in een rustende positie voldoening kon hebben.

Hoeveel werk of er voor hem ook overbleef, hij voelde het niet meer boer zijn als een leegte, die hem drukte. Hij voelde zich het beste thuis in een veelomvattende en veel- zijdige arbeid.

Zijn aardse taak is thans geëin- digd en de VVD, maar ook het ge- hele Nederlandse agrarisch leven is veel dank verschuldigd aan Louwes, die uit ons midden is heengegaan en die wij zullen missen.

Hij laat een lege plaats achter, niet alleen in zijn familiekring. Voor het grote gemis van de man en vader in het gezin is onze dank en ons medeleven slechts een magere troost.

Maar een grote troost voor mevrouw Louwes en de kinderen kan zijn de gedachtenis aan wat hij in zijn leven voor hen allen is geweest en het we- ten dat hij is heengegaan naar het Vaderhuis waar vele woningen zijn.

Toen ik kort geleden de volgende spreuk las: "Wij gaan maar eenmaal deze aardse weg en wij hebben dus ook maar éénmaal de mogelijkheid iets voor onze naaste te doen en iets voor hem te betekenen", dacht ik aan Herman Derk Louwes.

Hij heeft de vele talenten die hem geschonken waren niet rente- loos begraven, maar ze onvermoeid gebruikt ten dienste van de gemeen- schap, waar dit mogelijk was. Per- soonlijk ben ik zeer dankbaar voor de samenwerking, die ik op ver- schillend terrein met hem mocht hebben en voor de grote vriend- schap die ik jarenlang van hem heb ondervonden.

Speciaal denk ik ook terug àan de grote morele en geestelijke steun, die hij ons gaf in de moeilijke oor- logsjaren, toen alle traditionele nor- men plotseling wegvielen.

Met elkaar willen wij zijn nage- dachtenis in hoge ere houden.

Vriend Louwes rust in de vrede Gods, die alle verstand verre te bo- ven gaat.

Assen. J. HOMAN

(4)

VRIJHEID EN DE~IOCRATIE

nv r

T

er opheldering van het misverstand als gevolg van zijn uitlatingen op een cocktailparty met buitenlandse cor- respondenten, heeft minister-president prof. dr. J. E. de Quay vorige week in de Tweede Kamer nog eens uiteengezet dat het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea onveranderd is.

Overeenkomstig hoofdstuk XI van het handvest der Verenigde Naties streeft de regering doelbewust naar de politieke, economische, sociale en opvoedkundige vooruitgang der inwoners van Nieuw- Guinea, alsmede naar de ontwikkeling van hun vrije politieke instellingen en hun zelfbeschikking. ·

De regeringsverklaring van 26 mei 1959 stelde: "Op internationaal niveau zal de regering, evenals tot dusverre, sa- menwerking met andere regeringen be- vorderen, in het bijzonder waar deze sa- menwerking ertoe zal leiden, dat de toe- passing van het beginsel van zelfbeschik- king zal kunnen worden versneld".

De handhaving der Nederlandse souve- reiniteit is dus geen doel op zichzelf, maar zoals vaker en eerder in de Kamer gezegd, een middel ter verwezenlijking van zelfbeschikking voor de inwoners van dit gebied. De hier geschetste taak van Nederland voor Nieuw-Guinea brengt met zich, dat wij ten volle bereid zijn de consequenties op bestuurlijk en sociaal- economisch gebied te dragen. Wij zijn daartoe tot op grote hoogte in staat.

. . .

O

p het gebied van de externe beveili- ging van het immense eiland (en dus däarmee samenhangend op diploma- tiek, internationaal terrein) wenst Neder- land meer begrip en heeft het steun no- dig op het internationale vlak. .Daarom is de regering bij voortduring werkzaam af te tasten op welke wijze andere Janden op constructieve wijze betrokken kunnen worden bij de uitvoering van ons beleid.

De regering heeft bij de bevriende mo- gendheden begrip gevonden voor het grote belang van de verzekering van ·rust en orde op Nie.uw-Guinea, ook tegen eventuele actie van buiten, omdat een on- gestoorde ontwikkeling van de bevol- king slechts mogelijk is wanneer Zij in vrede kan leven.

In het gesprek met de buitenlandse correspondenten heeft prof. De Quay willen doen uitkomen, dat Nederland be- reid is iedere internationale steun, die het zelfbeschikkingsrecht garandeert, in positieve zin te bestuderen. Hierbij is uiteraard elke vorm, die ertoe zou leiden dat Indonesië dat gebied zou inlijven, on- aanvaardbaar.

(Vervolg van pag. 2)

Aanvankelijk leek de heer Kikkert · (CH) van plan tegen de motie te stemmen, maar na de verklaring van de heer Hazenbosch meende hij ook voor te moeten stemmen. Het stemmen vóór de PvdA-motie door drie AR-leden was al- lesbehalve vriendelijk van hen tegenover de AR-staatssecretaris, die het meest di- rect verantwoordelijk is voor de loonpo- litiek van de regering (al staat ongenaak- baar op de achtergrond minister De Pous die de prijzen in bedwang wil houden).

Persoonlijke grieven schijnen in de kring van het CNV ook een rol te spelen.

Het was zeer teleurstellend voor de de staatssecretaris, dat zijn geestverwan- ten, met wie hij vroeger in het CNV heeft samengewerkt, hem in de steek lieten en dat de KVP'ér drs. Bogaers degene moest zijn, die het regeringsbeleid in de Kamer ten slotte met overtuiging verde- digde.

De produktie is meer gestegen dan de lonen, had mr. Burger beweerd. Waar blijft de rest?

Die bewering van mr. Burger noemde drs. Bogaers een typisch gerucht van de hoogconjunctuurpsychose. De produktivi-

teit is meer gestegen dan verwacht maar niet meer dan de lonen. Sedert 195S is de produktiviteit gestegen met 11 procent, maar de regelingslonen zijn gestegen met 14 procent, met inbegrip van· de sociale verzekeringspremies.

De stijging van de produktiviteit is dit jaar duidelijk aan het afnemen. In de in- dustrie bedroeg de stijging van de pro- duktiviteit in het tweede kwartaal van dit jaar ongeveer 22 procent ten opzichte van 1958, terwijl de totale loonsom in die- zelfde periode was gestegen met 24 pro- cent of ongeveer 21 procent per hoofd.

Dat is een verschil van 1 procent. Indien de dalende lijn van de produktiviteit ver- der omlaag gaat, zal er aan het eind van het jaar geen verschil meer zijn.

De loonpolitiek is thans een dankbaar onderwerp voor de oppositie om tegen het kabinet-De Quay te blijven stoken.

V. v.D.

15 OKTOBER 1000 - PAGINA 4

111!

I

111!

I .. Guin el

Uiteen&:ettiD'Ig van

minister~president

prof. dr. J. E. de Quay

a

Onze opvoeding van de Papoea's tot zelfbestuur mag i!Jecontro- leerd worden· Mededelingen over de toto, spiitoptanten, IJ-hma nel en decentralisatie • Kiesgerechtigde leeftijd wordt 21 iaar • Historische roeping van prof. De Quay het Nederlandse volk naar grotere welvaart te voeren.

MIVISTER LUNS .. .... verklaring ... .

De ontwikkeling in de Verenigde Na- ties van de laatste tijd maant tot voor- zichtigheid. Minister Luns was voorne- mens met de secretaris-generaal van de VN en met verscheidenen van zijn ambt- genoten, het vraagstuk Nieuw-Guinea grondig te bespreken om af te tasten en om te kunnen beoordelen of enigerlei vorm van internationale samenwerking zou kunnen bijdragen tot het op snelle en vreedzame wijze bereiken van het gestelde doel. Dit alles betekent een on- gewijzigd, zij het versneld beleid.

• • •

I

n de ~!gemene vergadering van de Verenigde Naties heeft minister Luns verklaard, dat Nederland bereid is zijn politiek en activiteiten, gericht op het zo spoedig mogelijk verlenen van zelfbeschikkingsrecht aan de Papoea-be- volking, te onderwerpen aan het voort- durend toezicht en oordeel van de Ver- enigde Naties.

De leider van- de socialisitsche opposi- tie, mr. J. A. W. Burger, wilde hieruit concluderen, dat de VN mogen beslissen over Nieuw-Guinea. Het is volstrekt uit- gesloten, zei hij, dat na de verklaring van minister Luns, Nederland zich kan ont- trekken aan een uitspraak, die daarom- b·ent door de VN wordt gedaan. Daar- mee is het vraagstuk Nieuw-Guinea een internationale aangelegenheid geworden.

Prof. Oud en ook de woordvoerders van de KVP, AR en CH, hebben getracht mr.

Burger duidelijk te maken, dat er geen sprake van is onze Nieuw-Guinea-politiek te onderwerpen aan het gezag van de VN. Wij hebben een èigen politiek, het zo spoedig mogelijk verlenen van het zelf- beschikkingsl·echt en diè politiek wordt onderworpen aan het toezicht en oordeel der VN. Dit betekent niet anders dan: wij voeren onze eigen politiek uit en wij vin- den het uitstekend als gij, VN, daarnaar nauwkeurig onderzoek doet, want ons werk mag gezien worden en wij wachten gaarne uw oordeel over deze politiek af.

Wij hebben niets te verbergen. Het is ons oprecht streven de bevolking tot zelfbe- schikking op te voeden.

Mr. Burger is niet overtuigd. Hij hield vol, dat Nederland bereid is onze politiek en onze activiteiten te onderwerpen aan

het voortdurend toezicht en het oordeel van de

VN.

Hij liet gemakshalve weg, dat het toe- zicht wordt toegestaan op onze politiek, die gericht is op het zo spoedig verlenen van het zelfbeschikkingsrecht en dat Nederland zich gaarne onderwerpt aan het ordeel dááromtrent.

• * *

P

rof. de Quay zei, dat de verklaring van minister Luns een bevestiging is, een plechtige bevestiging, van de Ne- derlandse Nieuw-Guinea-politiek tegen- over de VN. Er is hier geen sprake van een nieuw beleid. Het is meer gebeurd, dat onzerzijds is verzocht waarnemens naar Nieuw-Guinea te laten gaan. In 1955 zijn enkele vertegenwoordigers van La- tijns-Amerikaanse Janden uitgenodigd, van wie er twee de uitnodiging hebben aanvaard. Het bezoek aan Nieuw-Guinea van deze personen, beiden invloedrijke vertegenwoordigers bij de VN in New York, heeft in dit milieu de steun en het begrip voor het Nederlandse stand- punt bevorderd.

Nog niet zo lang geleden heeft minister Luns gevraagd aan de secretaris-gene- raal van de VN een vertegenwoordiger als waarnemer naar Nieuw-Guinea te sturen. Dat was in de periode van de Karel Dom·man. De secretaris-generaal achtte het toen niet nodig en niet wen-

selijk. ·

Het is tegenover de wereld een bewijs temeer van de oprechte wil van de Ne- derlandse regering om het vorengeschet- ste beleid in Nieuw-Guinea uit te voeren,

. . . _ _ _ _ !

Flitsen va~~·

Binnenhof (ll)

nu dit wederom is gevraagd. Dit houdt echter geenszins in, dat wij hiermee de beslissingsbevoegdheid uit handen geven.

Speculaties over internationalisatie vin- .den geen basis in hetgeen minister Luns

in New-Yorkheeft gezegd.

* • *

O

ver de reis van de Karel Doorman naar Nieuw-Guinea verklaarde prof. De Quay overtuigd te zijn, dat deze voor de beveiliging van het gebied en de versterking van het moreel der bevolking een gunstig effect heeft gehad.

De eerste initiatieven tot het brengen van een vlootbezoek aan Japan zijn reeds in 195T-1958 van Japanse zijde uitgegaan.

Nadat daaraan destijds geen gevolg kon worden gegeven, is de gelegenheid gevon- den in verband met de reis van de Karel Door,man. Dit bezoek is op de normale wijze aangevraagd, Bij de verdere voor- bereidingen is onzerzijds aan Japanse wensen slechts tegemoetgekomen voorzo- ver dit mogelijk was in overeenstemming met de Nederlandse plannen en belangen.

Wat de kritiek van de heer Burger betreft: als wij vrijwillig van het over- eengekomen bezoek zouden hebben afge- zien, zou men ons kunnen verwijten, dat Nederland zich in een hoek had laten drukken.

Triomfantelijk riep mr. Burger: "Dit is weer een grief tegen het kabinet: dat het prestige-politiek voert en niet rea- listisch de verhoudingen telt. Dan zou men zich in een hoek hebben laten druk- ken. Dat doen wij niet want wij zijn zo flink. Dit prestige is een van de onge- lukkige kanten".

Zo langzamerhand kan prof. De Quay wel het stopwoordje overnemen dat zijn voorganger, dr. Drees, zo vaak tot de socialisten sprak: "Het is ook nooit goed".

• • •

I

nzake de toto hebben zowel prof.

Romme als prof. Oud een voorzie- ning voorgesteld, teneinde te komen tot een toto, zoals daarover overeenstemming was bereikt in de Tweede Kamer. De minister van Justitie zal deze suggestie op korte termijn. overwegen, verklaarde prof. De Quay.

Wat de spijtoptanten betreft, deelde de minister-president mee, dat de regering blijft vasthouden aan haar opvatting, dat voor de overbrenging van spijtoptanten uit Indonesië naar Nederland, beslissend zijn de nood waarin de betrokkenen ver- keren en hun binding met ons land. De regering houdt zich niet in de eerste plaats gebonden aan een getal. Geval voor geval wordt bekeken.

Met betrekking tot de IJ-tunnel, waar- over prof. Oud ook had gesproken, zei de minister-president, dat de financiële kant, alsmede het vraagstuk van de beschik- bare arbeidskrachten, zal worden bezien door vertegenwoordigers van Amsterdam en h.et Rijk en dat aan het eind van dit overleg een beslissing zal volgen.

Omtrent de decentralisatie van be- stuurstaken is thans een overzicht gereed van de bevindingen bij het onderzoek naar de mogelijkheden. Dat overzicht zal spoedig in de ministerraad in discussie komen. De decentralisatie is een kwestie van mentaliteit, die geleidelijk moet wor- den aangekweekt en moet groeien.

Op aandrang. van prof. Oud en prof.

Romme verklaarde prof. De Quay zich bereid een grondwetswijziging.in overwe- ging te nemen, waardoor de kiesgerech- tigde leeftijd kan worden verlaagd tot 21 jaar. Die bepaling zou dan pas in werking kunnen treden na de normale Kamerverkiezingen van 1963.

• • •

M

et een prettige bescheidenheid, maar niet zonder zelfbewustheid, besloot de minister-president zijn beant- woording van de beschouwingen in de Kamer als volgt:

"In de Troonrede is tot uitdrukking ge- bracht, dat er naar de mening van de regering een groot verschil is tussen de onrust in de wereld en de vrij grote wel- stand en rust, die hier in ons vaderland bestaan. Ik geloof, dat met medewerking van de Kamers het mogelijk zal zijn deze welstand te handhaven. Ik ben mij er volkomen van bewust, dat elk mens ge- durende een korte tijd maar een heel klein stukje van de wereldgeschiedenis meemaakt en dat hetzelfde geldt voor het kabinet, dat hier op het ogenblik zit.

Ik hoop niettemin, dat dit kabinet, als het het vertrouwen van de Kamer be- houdt, in staat zal zijn iets goeds te ver- richten, misschien zelfs zoveel, dat er nog een weinig uitstraalt in de tijd na ons, en dat het ook een zekere mate van welzijn en geluk kan helpen bevorderen voor andere volkeren".

De oppositie vond de rede van prof. De Quay niet bezielend. Maar dat zih de redevoeringen van dr. Drees (met alle respect voor zijn groote kennis van za- ken door zijn rijkere parlementaire erva- ring) ook nooit geweest.

Er is na de algemene politieke beschou- wingen in de jaren na de oorlog altijd geklaagd, dat dr. Drees met een te ver gaande vereenvoudiging van de proble- men, de moeilijkheden omzeilde en in plaats van op kwesties in te gaan, de sprekers verwees naar de behandeling van de betreffende begrotingshoofdstuk- ken. Dat was ieder jaar dezelfde klacht.

De eigen partijgenoten van dr. Drees be- treurden het altijd, dat hij niet de kunst verstond zijn rijke kennis door een be- zielende voordracht beter te "verkopen".

Nu heeft ook prof. De Quay van de oppositie te horen gekregen, dat zijn rede niet bezielend was, waarschijnlijk dan in tegenstelling tot het slot van zijn rede vorig jaar, toen de tribunes er stil van werden en vooral de liberale harten snel- ler klopten. Van zulke kritiek zal de minister-president zich niet veel kunnen aantrekken.

Na de periode van soberheid in de jaren na de oorlog, een periode, die een ander type minister-president vroeg dan de tijd waarin we nu leven, moet prof. De Quay maar met overtuiging blijven geloven in zijn historische roeping om met een kwinkslag en een lach op zijn gelaat (als symbolen van een nieuwe tijd) het Nederlandse volk naar groter welvaart te voeren. Zijn parlementaire ervaring, die zich pas uitstrekt over een periode van anderhalf jaar, wordt groter zonder dat hij het zelf kan helpen.

V. v.D.

(5)

VRIJHEID EN DE~IOCRATm 15 OKTOBER 1960 - PAGINA I

SOCIALE ZAKEN in het komende jaar

(Veel maatregelen in voorbereidend stadium)

(Van onze sociale medewerker)

Teneinde na te gaan wat 1961 ons op sociaal gebied zal brengen, of beter wat de Regering van plan is te brengen, mo.eten we behalve de Tro()nrede ook de begroting voor het departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid raadplegen.

Immers de Troonrede geeft de algemene lijn aan volgens het inzicht va.n de Regering, de eigenlijke plannen moeten we in de andere stukken zoeken.

De aandacht, welke de Troonrede aan de sociale paragraaf wijdt, is niet zo heel klein. Er wordt onder meer gezegd,

dat

de gedifferentieerde loonvorming aan de ver- wachtingen heeft beantwoord. Een ondeugend vra.ag;Je zou kunnen zijn, aan wiens verwachtingen? Zuiverder zou het zijn geweest als er had gestaan aan de ver- wachting van de Regering, .of iets dergelijks.

Waarschijnlijk hebben de ministers tot uitdrukking willen brengen, dat zeer velen in ons volk hebben moeten erkennen, dat dit beleid een succes is geweest. In zekere zin is het dus een weergave van de pu- blieke opinie, welke de Troonrede geeft, op zichzelf een merkwaardig iets, maar het symboliseert, dat er een zekere eenheid bestaat tussen Regering en volk.

De Regering kondigt aan, van de grond- slagen van het beleid inzake de gediffe- rentieerde loonvorming niet te zullen af- wijken, waarbij de mogelijkheid voor on- dernemingsgewijze activiteiten, die ten doel hebben de bezitsvorming te bevorde- ren door middel van winstdeling en ge- premiëerde spaarregelingen, openblijft.

Hierbij kan in ieder geval worden ge- dacht aan reeds bestaande regelingen in vele ondernemingen en aan het wetsont- werp, waarbij allerlei fiscale faciliteiten worden verleend voor collectieve spaar- regelingen en winstdeling en waarvan de voorwaarden ·onlangs bij nota van wijzi- ging niet onaanzienlijk zijn verruimd.

. Aan de andere kant is niet helemaal duidelijk, waarom de mededeling van de ondernemingsgewijze bezitsvormende ac- tiviteiten zo onmiddellijk op die van de gedifferentieerde loonvorming moet vol- gen.

Men krijgt daardoor namelijk de volgen- de indruk. De Regering wil de gedifferen- tieerde loonpolitiek zoals ze was wel handhaven, maar zoekt het verder voor- namelijk in winstdelingen en gepremiëer- de spaarregelingen. Dit ziet schrijver de- z;er regelen echter als een gevaarlijke ont- wikkeling; . de betekenis van het loon zou op de achtergro:p.d worden .gedrongen.

Niet. alleen houdt dat vom; velen een rem op de individuele welvaartsstijging in, maar het ma~kt de regeling van de ar- beidsvoorwaarden minder dynamisch, het houdt geen rèkening met · de ups and downs.

Produktiviteit

Overigens blijkt de Regering toch ook weer niet op het standpunt te staan, dat het loonbeleid kan blijven zoals het dit jaar was. Want we lezen, dat de Sociaal- Economische Raad de vraag zal worden voorgelegd of het wenselijk is bij de loon- vorming, naast de maatstaf van de pro- ductiviteit, ook andere maatstaven in aan- merking te nemen.

Men mag hieruit wel concluderen, dat de Regering, althans de ministers wie dit het meest aangaat, zelf wel van oordeel zijn, dat het bestaande productiviteits- criterium niet het enig denkbare is.

De deskundigen voor de lonen en de sta- tistiek zijn zelf van oordeel, dat het pro- ductiviteitscriterium eigenlijk niet zo best is, maar men deed het er mee, omdat het nu eenmaal noodzakelijk is een soort maatstaf te hebben.

In de Troonrede wordt echter de indruk gewekt, dat het bestaande productiviteits-

Bakker N.V.

MACHINEFABRIEK en

STAALGIETERIJ

RIDDERKERK

T&~EF. 01896--2541--2542

crititerurn gehandhaafd blijft, en daar- naast ook andere zullen komen. Zullen de- ze er dan zijn ter correctie van het op zich zelf onvolkomen productiviteitscriterium, of zal er een nieuwe scala van mogelijk- heden bijkomen? De vraag lijkt belangrijk in verband met de reeds bestaande grote druk op de lonen, een druk die eerder moet worden verlicht dan verzwaard, wat gelukkig ook in vakbewegingskringen van de werknemers wordt ingezien. Dit prin- cipiële punt had wel iets duidelijker naar voren mogen komen.

Over andere maatstaven gesproken, in dit verband mogen we misschien even herinneren aan de denkbeelden, welke de liberale senator professor Witteveen eni- ge maanden geleden heeft ontvouwd en volgens welke een verband gelegd diende te worden tussen de expansiemogelijk- heden van sommige bedrijfstakken en de hoogte van de daarin te behalen lonen.

Loonvorming

Ten slotte wordt in de Troonrede mee- gedeeld, dat aan de S.E.R. binnenkort een voorontwerp van de wet op de loonvor- ming, regelende de bevoegdheden terzake van overheid en georganiseerd bedrijfsle- ven, zal worden voorgelegd. We herinne- ren er aan, dat vijf jaar geleden, nl. in september 1955 de Raad een lijvig advies uitbracht over het vraagstuk van de toe- komstige loonpolitiek, hetzelfde onder- werp. Sindsdien is al enige malen de me- dedeling verschenen, dat een wetsontwerp aanstaande was. Thans krijgt de Raad de zaak dus voor de tweede maal in onder- zoek, met dit verschil, dat in 1955 de ge- leide loonpolitiek nog volop gold, terwijl op het ogenblik een beleid. van toepassing is, waarbij het bedrijfsleven meer. zegging-

schap heeft. . .

Het grote punt is namelijk, moet het College van rijksbemiddelaars een ambte- lijk college met vrij grote autonome be- voegdheden, maar desalniettemin gebon- den aan de richtlijnen van de Regering, gehandhaafd blijven? Of moet er een Looriraad komen, met supervisie van de Regering.

De meningen hierover zijn nog steeds zeer verdeeld. In ieder geval past grote voorzichtigheid, doordat de schaarste aan werknemers, een gevolg van de grote be- drijvigheid, ingrijpende veranderingen on·- wenselijk doet s.chijnen. We zien dan ook een beslissing nog niet zo gauw komen.

Arbeidsongeschiktheid

Raadplegen we nu eens de memorie van toelichting op de begroting. Eerlijk gezegd, daar wordt men ook niet zoveel wijzer van. Als steeds is het een goede bron van informatie om op de hoogte te komen of te blijven van de bestaande toestand, maar de aankondiging van belangrijke nieuwe maatregelen hebben we er niet in kunnen vinden.

De

emigratiepolitiek blijft gehandhaafd, maar minister Van -Rooy acht wel "een nadere bezinning op de grondslagen van een op lang zicht gericht beleid gewenst", en hij heeft de Raad van Emigratie ge- vraagd hem te adviseren of het beleid in het komende decennium op fundamentele punten wijziging behoeft. Voorzichtiger kan het al niet en het zal wel niet teveel gezegd zijn wanneer we als onze per- soonlijke mening verkondigen, dat de mi- nister daarover nog wel kritische geluiden zal vernemen.

Brengt men de emigratie als vraagstuk in het sociaal-economische vlak, dan zul- len ook andere organen gehoord moeten worden. Met name denken we hierbij aan de Sociaal-Economische Raad, aan wie in dezen zeker advies gevraagd zou kunnen worden.

Een belangrijk probleem is de herzie- ning van de invaliditeitsverzekering en de samenvoeging van de invaliditeitswet- ten en ongevallenwetten tot een wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De minister geeft de verzekering, dat daar- aan met voortvarendheid wordt gewerkt en daaruit blijkt wel, dat in 1961 geen voorstellen aan de Staten-Generaal zijn te verwachten.

De materie is zo moeilijk, dat dit alles- zins te begrijpen is, maar daar staat tegen- over, dat er snel iets moet gebeuren, om-

dat vooral bij de werknemersvakbeweging de ontevredenheid over de bestaande in- validiteitswetgeving groot is en in die kring wordt aangedrongen op weer een

·tijdelijke regeling. Dit vertraagt echter een definitieve afdoening en zo zien we hoe noodzakelijk het is, dat op niet al te lange termijn constructieve maatrege- len in het vooruitzicht worden gesteld.

Fen andere belangrijke zaak is die van ae ziekenfondswetgeving. Over deze aan- gelegenheid is eveneens meermalen in het verleden de mededeling gevallen, dat een wetsontwerp in aantocht was. De minister zegt er thans over, dat hij verwacht ....

"in staat te zijn de grondslagen voer het Ziekenfondswezen in de loop van dit zit- tingsjaar aan het oordeel van enige vaste colleges te onderwerpen". Ook deze aan- kondiging wijst er niet op, dat in 1961 spijkers met koppen worden geslagen; de zaak schijnt zeer moeilijk in een definitief stadium te kunnen komen, want al jaren wordt er in vaste colleges over de grond- slagen gediscussieerd.

Kan de minister de knoop niet eens doorhakken?

Van Heelt N.V.

&sch.de

Specialisten

in

Corduroys

en

Manchester,

o.a. bijzonder geschikt voor sport· en tuinkleding

111111111111111111111111111111111111111

De RESOLUTIES op het Internationale Liberale

de

congres van

West- Berlijn

1n

Zoals ik in een vorig artil>.el in "Vrijheid en Democratie" over het congres van de Liberale Internationale heb toegezegd, zou ik nog terugkomen op de resoluties, welke aan het eind van het congres een- stemmig in de Raad van de Liberale In- ternationale zijn aanvaard. Die aanvaar- ding is niet geschied dan nadat er zowel in de commissie-vergadering als in de la.atste plenaire vergadering nog uitvoerig van gedachten is gewisseld over de strek- king en de opzet van de resoluties, maar het eindresultaat van de eenstemmige aan- vaarding gaf toch de indruk, dat allen die over· deze resoluties mochten en .konden mede-stemmen van dezelfde liberale ge- dachte ·bezield waren en de betekenis van een- ·eenstemmige aanvaarding begrepen.

Ik z~i tharis eeri tweetal van deze reso- luties' vermelden, zoals zij in hun eind- teksten luidden. Allereerst de . resolutie betreffende de internationale toestand.

De Raad van de Internationale Liberale herinnert er aan, dat deze organisatie bij voortduring het communistische streven naar wereldheerschappij heeft gekenmerkt als een steeds aanwezige bedreiging tegen de leveriswijze en het voortbestaan van vrije volken;

merkt op, dat de gebeurtenissen van de laatste tijd de leegheid hebben aangetoond van het geloof, dat "vreedzame co-exis- tentie" en "ontspanning", als geïnterpre- teerd door de Sovjet-Unie, de matiging of het beëindigen van de communistische agressiviteit zouden betekenen;

spreekt de overtui!,>ing uit, dat, daar

"vreedzame co-existentie" in feite gelijk is aan de Koude Oorlog, die verondersteld wordt er door beëindigd te worden, de hardnekkige propaganda er voor gevoerd uitsluitend is bedoeld om de weerstand van het Westen tegen de communistische.

expansie te ondermijnen;

waarschuwt derhalve de publieke opi- nie in het Westen zich niet op een dwaal- spoor te laten brengen door de herhaalde verschuivingen en veranderingen in de tactiek der Sovjets, die in geen enkel op- zicht het vaste doel der communistische strategie om wereldheerschappij te be- reiken, aantasten;

dringt er bij de vrije landen op aan hun morele, politieke, economische en mi- litaire kracht op te bouwen, zich dichter aaneen te sluiten op elk terrein van hun gemeenschappelijke betrek!pngen, de ban- den, voortvloeiende uit het Atlantisch Verdrag, te handhaven en te versterken, en het allesbeheersende belang om de so- lidariteit en eenheid van Europa te berei- · ken, binnen het raam der Atlantische Ge- meenschap, te erkennen;

legt nogmaals de nadruk op het mate- riële en morele belang de bestaande vrij- heden te handhaven van de bevolking van West-Berlijn, evenals de rechten van de

G-IRAF

Duitse Federale Republiek en de Weste- lijke Mogendheden met betrekking tot de vrijheid van communicatie tegenover iede- re bedreiging, afkomstig van de Sovjet- Unie of zijn stromannen-regiem in Pan- kow;

beveelt de vrije landen àà.n hun politiek ten opzichte van de nieuwe en zich ont- wikkelende gebieden te coördineren, ten- einde bij te dragen aan de krachtsinspan- ning om hun voortgang te verzekeren naàr een waarlijke onafhankelijkheid en het vestigen van rechtsorde;

vraagt van alle partijen· en groepen, ])~­

horende tot de Liberale Internationale de plechtige belofte d~ strijd tegen het totali- tarisme te aanvaarden als de overheerseri- de taak van onze tijd, en de politieke en geestelijke strijd tegen de vijanden der vrijheid binnen en buiten de vrije gemeen- schap vastberaden voort te zetten.

De ·resolutie betreffende de verantwoor- delijkheden der Uno is aanzienlijk korter, maar daarom - gezien ook de recente ge.

beurtenissen iri de Congo - niet van min- der belang. Deze luidt als volgt:

"De Raad van de Liberale Internationale vraagt, evenals in vorige jaren, aandacht voor de ernstige gevaren, die zich voor- doen, wanneer de onafhankelijkwording van nieuwe staten, hun betrekkingen met elkaar en met andere landen, of wel hun binnenlandse moeilijkheden, worden ge- bruikt om de stabiliteit en de vrede in de W""reld. de rechtsorde en de vooruitgang van de nieuwe landen zelf, in gevaar te hrengen;

ziet de hoopgevende tekenen van een toenemende bewustwording van deze ge- varen en de daarmee samenhangende ver- antwoordelijkheden bij een groot aantal leden van de Uno, met inbegrip, van vele nieuw-ontwikkelde gebieden;

onderstreept de noodzaak van een meer vastbesloten houding en een meer opbou- wende handelwijze van de zijde van de internationale gemeenschap om de onder- havige crises op te lossen, en vooral het ontzag voor de fundamentele menselijke . rechten te verzekeren;

vraagt van alle partijen en groepen

tot

de Internationale Liberale behorende, de plechtige belofte hun invloed in dat op- zicht aan te wenden in hun onderschei- dene landen, en in de internationale li- chamen."

De beide resoluties zijn uit het Engels in het Nederlands vertaald.

In volgende artikelen hoop ik nog terug te komen op de resolutie over liberale democratie en de problemen van de onder- ontwikkelde gebieden en eveneens nog aandacht te schenken aan de problemen van West- en Oost-Berlijn en het karakter van de Freie Demokratische ParteL

D. W. DETTMEIJER

Schiedamse

Genever I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een vergelijking tussen stap la en stap 2 van tabel 3 maakt duidelijk dat de invloed van hoe een toekomstige vader denkt dat zijn partner zijn betrokkenheid bij de

Het gevolg hiervan is dat een schuldeiser van de gezamenlijke vennoten zijn vordering zowel geldend kan maken tegen de gezamenlijke vennoten (‘tegen de vof’), dat verhaalbaar is

However, the current notion of police accountability and oversight over the South African Police Service is meaningless because the provincial sphere of government (either through

In de verzekerdenraming 2014 zijn de verzekerden woonachtig in het buitenland evenredig verdeeld over de afslagklasse en de positieve klasse op basis van de relatieve prevalenties

Ik zeg niet dat er geen moreel goede atheïsten zijn, maar wegens deze evolutionaire ideeën heeft de atheïst, de evolutionist, ultiem geen basis voor moraliteit.. Kijk naar het

Door de Geest groeit de liefde voor elkaar steeds meer.. Daarom bidden we samen dat die eenheid

For Europe &amp; South Africa: Small Stone Music Publishing,

‘Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft begaan, kan door den rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door