• No results found

Tracing the physical and chemical evolution of low-mass protostars Jørgensen, J.K.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tracing the physical and chemical evolution of low-mass protostars Jørgensen, J.K."

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tracing the physical and chemical evolution of low-mass protostars

Jørgensen, J.K.

Citation

Jørgensen, J. K. (2004, October 14). Tracing the physical and chemical evolution of

low-mass protostars. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/583

Version:

Not Applicable (or Unknown)

License:

Leiden University Non-exclusive license

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/583

(2)

Nederlandse Samenvatting

Stervorming

De ontelbare sterren die men elke nacht aan de hemel ziet geven een verkeerde indruk: de interstellaire ruimte is heel erg leeg en verandert voortdurend door-dat nieuwe sterren worden geboren en oude sterren uitdoven. Studies over hoe sterren, zoals onze eigen zon, gevormd worden is een van de meest actieve en boeiende onderwerpen van het huidige sterrenkundige onderzoek. Meer dan tienduizend artikelen zijn gepubliceerd in de afgelopen tien jaar over verschil-lende aspecten van stervorming – van belang voor de vorming van de eerste structuren in het heelal tot planeetvorming.

Stervorming vindt alleen plaats in kleine gebieden van de ruimte, de zoge-naamde “moleculaire wolken” – de kraamkamers van jonge sterren. In deze gebieden zijn slechts een paar honderd tot duizend moleculen per kubieke centimeter met heel lage temperaturen van 10 tot 20 Kelvin (ongeveer -260◦C) aanwezig. Ter vergelijking: de lucht op aarde heeft een dichtheid van 1019 moleculen per kubieke centimeter. Ongeveer 1% van de massa van moleculaire wolken bestaat uit kleine stofdeeltjes met groottes van ∼ 0.00001 millimeter.

De kleinere kernen (“klompjes”) binnen de moleculaire wolken zijn belang-rijk: in kleine klompjes met groottes van tienduizend tot honderdduizend as-tronomische eenheid, AU,1kunnen de dichtheden wel oplopen tot tienduizend moleculen per kubieke centimeter. Deze kernen kunnen onstabiel worden en ineenstorten onder hun eigen zwaartekracht of door externe factoren. In het centrum kunnen zich dan sterren vormen. Het gas en de stofdeeltjes vallen niet direct op de ster: een deel valt op een schijf rondom de ster en een deel blijft achter in een omhulsel, dat de meeste straling van de ster en schijf dempt. Figuur 1 toont een schema van zo’n jonge ster. In de 10,000-100,000 jaren vol-gend op de vorming van de protoster, blijft het gas en stof op de centrale ster en schijf vallen en verdwijnt geleidelijk het omhulsel. De jonge ster blaast in deze vroege periodes sterke winden en drijft tweezijdige straalstromen die het omhulsel helpen te verdrijven.

11 astronomische eenheid (astronomical unit, AU) is de afstand tussen de zon en de aarde –

ongeveer 150,000,000 km

(3)

284 Nederlandse Samenvatting

Figuur 1: Een typische jonge protoster. Het object bestaat uit een centrale ster omgeven door een ongeveer 100 AU. circumstellaire schijf, beide ingebed in een groter, 10,000 AU, omhulsel. Deze figuur is in hoge mate versimpeld: het bevat niet de aanwezigheid van een tweezijdige straalstroom die de meeste protosterren hebben en toont een simpele eendimensionale geometrie, terwijl het omhulsel in werkelijkheid waarschijnlijk is afgeplat door de effecten van bijv. rotatie en magnetische velden.

Astrochemie

Het begrijpen van de scheikunde van het gas en de stof in deze vroege sta-dia is een belangrijk aspect van ons beeld van stervorming. De fysische om-standigheden zoals de dichtheid en temperatuur kunnen drastisch veranderen tijdens deze perioden. Het opwarmen van het omhulsel door de jonge ster verhoogt de temperatuur tot een paar honderd K in de binnenste gebieden ter-wijl het verdrijven van het omhulsel de dichtheid verlaagt. De dichtheid en temperatuur be¨ınvloeden welke scheikundige reacties mogelijk zijn in het gas en of en hoe moleculen kunnen vastvriezen op de stofdeeltjes. De chemie in deze vroege stadia is bijzonder interessant aangezien het de samenstelling van het materiaal dat op de circumstellaire schijf valt bepaalt en daarmee de eigen-schappen van planeten die uit de schijf kunnen ontstaan.

(4)

uitzen-den. Via de lijnprofielen kunnen de snelheden van het invallende gas worden gemeten, maar ook hiervoor is het belangrijk de dichtheid, temperatuur en chemie te kennen om te bepalen waar de straling word uitgezonden.

Dit proefschrift

Dit proefschrift behandelt de fysische and chemische eigenschappen van lage massa jonge protosterren. De belangrijkste punten van dit proefschrift zijn: 1. Het bepalen van de fysische en chemische structuren van pasgevormde pro-tosterren. 2. Het bepalen van observationele kenmerken van de verschillende gebieden van het omhulsel en de circumstellaire schijf. 3. Het testen van che-mische netwerken in protostellaire gebieden, in het bijzonder hoe het gas en de stofdeeltjes met elkaar wisselwerken, en 4. Of en hoe het mogelijk is de chemie te gebruiken om de leeftijden van lage massa protosterren vast te stellen. Een groot deel van het onderzoek in dit proefschrift is gebaseerd op een studie van 18 zulke objecten, die allemaal omhuld zijn door koud gas en stof. Eerdere studies behandelden slechts een paar individuele objecten of een klein aantal moleculen.

Het werk in dit proefschrift bestaat uit drie nauwverwante delen. Hoofd-stukken 2–4 beschrijven een studie van 18 lage massa pre- en protostellaire objecten met behulp van telescopen met een enkelvoudige schotel. Met be-hulp van modellen zijn de algemene fysische en chemische structuren van de objecten bepaald. Hoofdstukken 5–7 passen de gedetaileerde modellen toe op de interpretatie van hogere resolutie interferometer waarnemingen voor enkele van de objecten. Hoofdstuk 7, samen met hoodstukken 8 en 9, behan-delt enkele van de belangrijke chemische effecten gerelateerd aan schokken en opwarming van het materiaal rondom lage massa protosterren.

De belangrijkste conclusies van dit proefschrift zijn:

• De stofdeeltjes in de omhulsels van protosterren stralen bij (sub)millimeter golflengten. De intensiteit van de straling hangt af van de hoeveelheid stof en de temperatuur daarvan. De temperatuur en dichtheid in de omhulsels kunnen daarmee worden bepaald voor elk object door vergelij-king tussen de waarnemingen en de gedetailleerde modellen voor de stralingstransport door het omhulsel.

(5)

286 Nederlandse Samenvatting

• Door het grote aantal moleculen en objecten dat bestudeerd is, is het mogelijk de relaties tussen de moleculen in de protostellaire omhulsels statistisch vast te stellen. De waarnemingen met millimeter interferome-ters kunnen gebruikt worden om de ruimtelijke variatie van de chemie voor de individuele objecten in kaart brengen. De lijn waarnemingen tonen aan dat moleculen zoals CO uitvriezen op stofdeeltjes bij lage tem-peraturen en dat dit heel belangrijk is voor de chemie van andere mole-culen.

• Het uitvriezen van moleculen is in hoge mate afhankelijk van de dicht-heid: als de dichtheid laag is, is de kans dat een molecuul botst met een stofdeeltje en daarop uitvriest erg klein waardoor de tijdschaal langer is. De relatie tussen het uitvriezen en de dichtheid in het omhulsel kan daarom gebruikt worden als een “protostellaire klok” in deze vroege tij-den.

• De aanwezigheid van bipolaire straalstromen kan de fysische en chemi-sche structuur van de lage massa protosterren dramatisch be¨ınvloeden. Zo worden bijvoorbeeld de abundanties van sommige moleculen ver-hoogd wanneer het materiaal in het omhulsel wordt geschokt. De abun-danties van andere moleculen worden verhoogd door chemische reacties veroorzaakt door UV straling van het centrale ster-schijf system dat kan ontsnappen uit de gaten die door de straalstromen gevormd zijn.

In de toekomst

De toekomst ziet er heel goed uit voor dit onderzoeksgebied. Op infrarode golflengten zullen telescopen zoals de grote 8 meter telescopen (VLT, Keck, Subaru, Gemini) en ruimte-telescopen zoals de Spitzer Space Telescope en, verder in de toekomst, de James Webb Space Telescope hoge gevoeligheid hebben waardoor het mogelijk wordt om het ijs in zelfs de meest omhulde protosterren te meten evenals de warmste stof dicht bij de centrale protoster. Voor waarnemingen met van gas en stof bij millimeter golflengten met hoge spati¨ele resolutie zijn een aantal telescopen gepland. Een aantal voorbeelden zijn de (sub)millimeter interferometers zoals de SubMillimeter Array (SMA; net begonnen met waarnemingen), the Combined Array for Research in Mil-limeter Wave Astronomy (CARMA; voor eind 2005 gepland) en waarschijnlijk de belangrijkste, de 64 antenna Atacama Large Millimeter Array (ALMA; voor eind 2007 gepland).

(6)

Curriculum Vitae

It was a cold and dark October night in 1975... at least October nights usually are cold and dark in Copenhagen, Denmark... when I was born. I grew up on Amager, the small island just a few blocks east of the central Town Hall square of Copenhagen and Tivoli - and otherwise most well-known for har-boring Copenhagen Airport, being the anchor point for a bridge to Sweden and having a disproportionate number of minor league football clubs. Being motivated by my parents, I early on found a strong interest for music and sci-ence which more or less has determined my subsequent choice of studies. I attended high-school at Sankt Annæ Gymnasium, a school with a strong mu-sical program and active social life from which I graduated in 1994. I imme-diately thereafter enrolled at Copenhagen University studying a combination of physics, mathematics and astronomy from 1994 to 2000 obtaining my B.Sc. degree in 1998 and M.Sc. degree in 2000. A few days after finishing my M.Sc. studies I moved from Copenhagen to Leiden in the Netherlands where I took up the Ph.D. study, which eventually has resulted in this thesis.

As part of this research I made a number of trips to Hawaii, California, La Silla in Chile and Narrabri in Australia where I (besides playing tourist) had the chance to observe with the James Clerk Maxwell Telescope (five times), the Owens Valley Millimeter Array (three times), the Swedish-ESO Submillime-ter Telescope (once, now retired) and the Australia Telescope Compact Array (once). I also saw other parts of the world in connection with conferences, schools, meetings and working visits in Canada, Taiwan, Australia, the US, France and Germany, where I presented parts of the results from this thesis through talks and posters.

In addition to pursuing the research presented in this thesis and in a num-ber of additional published or submitted papers, I supervised an undergradu-ate student, was teaching assistant for the “Star Formation and Origin of Solar Systems” course in 2001 and 2003, and helped collecting and organizing the proposals for the ALMA Design Reference Science Plan.

Following the conclusion of this thesis I will move to Cambridge, Mas-sachusetts, in the USA to take up a post-doctoral fellowship in the Radio and Geoastronomy Division at the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics.

(7)

288 Curriculum Vitae

Refereed publications:

• Jørgensen, J. K., Johnstone, D., Doty, S. D., & van Dishoeck, E. F. “The

impact of a strong interstellar radiation field on the physics and chemistry of protostellar envelopes”, 2004, A&A in prep.

• Jørgensen, J. K., Sch¨oier, F. L., & van Dishoeck, E. F. “Passive heating vs.

shocks in protostellar environments”, 2004, A&A, in prep. (Chapter 9)

• Jørgensen, J. K., Sch¨oier, F. L., & van Dishoeck, E. F. “Molecular freeze-out

as a tracer of the thermal and dynamical evolution of pre- and protostellar cores”,

2004, A&A submitted (Chapter 4)

• St¨auber, P., Doty, S. D., van Dishoeck, E. F., Jørgensen, J. K. & Benz, A. O.

“Influence of UV radiation from a massive YSO on the chemistry of its enve-lope”, 2004, A&A in press. (astro-ph/0406540)

• Young, C. H., Jørgensen, J. K., Shirley, Y. L., Kauffman, J. et al.”A ’starless’

core that isn’t: detection of a source in the L1014 dense core with the Spitzer Space Telescope”, 2004, ApJS in press. (astro-ph/0406371)

• Boogert, A. C. C. A., Pontoppidan, K. M., Lahuis, F., Jørgensen, J. K., et al. ”Spitzer Space Telescope spectroscopy of ices toward low mass embedded protostars”, 2004, ApJS in press. (astro-ph/0406298)

• Jørgensen, J. K. “Imaging chemical differentiation around the low-mass

proto-star L483-mm”, A&A in press. (astro-ph/0405385)

• Sch¨oier, F. L., Jørgensen, J. K., van Dishoeck, E. F., & Blake, G. A. “On

the origin of H2CO abundance enhancements in low mass protostars ”, 2004, A&A, 418, 185 (Chapter 7)

• Jørgensen, J. K., Sch¨oier, F. L., & van Dishoeck, E. F. “Molecular inventories

and chemical evolution of low-mass protostellar envelopes”, 2004, A&A, 416,

603 (Chapter 3)

• Maret, S., Ceccarelli, C., Caux, E., Tielens, A. G. G. M., Jørgensen, J. K., et al. “The H2CO abundance in the inner warm regions of low mass protostellar

envelopes”, 2004, A&A, 416, 577

• Jørgensen, J. K., Hogerheijde, M. R., Blake, G. A., van Dishoeck, E. F., Mundy, L. G. & Sch¨oier, F. L. “The impact of shocks on the chemistry of molecular clouds - high resolution images of chemical differentiation along the NGC1333-IRAS2A outflow”, 2004, A&A, 415, 1021 (Chapter 8)

(8)

• Wilner, D. J., Bourke, T. L., Wright, C. M., Jørgensen, J. K., et al. “Disks

around the Young Stars TW Hya and HD 100546 Imaged at 3.4 Millimeters with the Australia Telescope Compact Array”, 2003, ApJ, 596, 597

• Sch¨oier, F. L., Jørgensen, J. K., van Dishoeck, E. F., & Blake, G. A. “Does

IRAS 16293-2422 have a hot core? Chemical inventory and abundance changes in its protostellar environment”, 2002, A&A, 390, 1001

• Jørgensen, J. K., Sch¨oier, F. L., & van Dishoeck, E. F. “Physical structure

and CO abundance of low-mass protostellar envelopes”, 2002, A&A, 389, 908

(9)
(10)

Acknowledgements

“Tak er kun et fattigt ord” (“Thanks is an inadequate word”) the title of a clas-sic Danish song, is well-suited for mentioning all the people without whose support this thesis would not exist - or at least not have been written by me.

An often asked reply when mentioning that one is doing a Ph.D. in astron-omy in the Netherlands is: “But isn’t it cloudy there always; how can one do astronomy in such a place?” Indeed it is often cloudy but there is a stimulating atmosphere within the Dutch astronomical community which is exceptional: Leiden Observatory will always stand for me as a lively environment with a lot of interaction on a scientific and social level – in my opinion the corner-stones for good research. A bit too hectic at times, perhaps: it does not hurt to take a step back from time to time and take a deep breath.

Leiden (and Dutch) astronomy also benefits from a huge involvement in international projects and collaborations. These have given me the opportunity all the way from day-one to travel and explore the world, experience different institutes and meet many interesting people. These travels have also fostered friendships, which I expect will last for many years to come. An integral part of this thesis research were observing runs with different telescopes and the staff at these facilities have made these visits enjoyable while helping to produce measurements of high quality.

On the social level my fellow AIOs, office mates and neighbours, members of the Leidse Harmoniekapel and others have made for the fun times also out-side the observatory. In particular, my fellow regular visitors to a certain local pub for evenings of discussions and frequent laughs will always be remem-bered. My large group of friends in Denmark are always there when I decide to return for a few days and have offered plentiful visits in the “Dutch”. You are great company - and I hope to see you also on the other side of the Atlantic. A few final, non-English words. Mor, far og Karl: I har altid udgjort en uovertruffen støtte og bakket op om alle mine beslutninger – om de s˚a af og til bringer mig lidt langt væk hjemmefra. Jeres betydning for mig kan ikke udtrykkes i skreven tekst. Suzanne: De laatste paar maanden samen met jou zijn heel bijzonder geweest voor mij. Had ik jou eerder ontmoet, dan was mijn Nederlands waarschijnlijk veel beter geworden - hopelijk zullen we veel tijd in de toekomst samen hebben om dat te verbeteren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

nificantly underestimated by such models, similar to the trend seen for CO in Chapter 2. Varying freeze-out timescales in the regions of the en- velopes corresponding to

The left column gives the temperature and density as functions of radius (black solid and grey dashed lines, respectively) for three archetypical low-mass pre- and protostellar

The identical fits to the line intensities and continuum observations and success of both collapse and power-law density models illustrates the low age inferred for IRAS2: the

The detailed modeling of the continuum emission performed in §7.3 reveals that there is compact emission in both IRAS 16293–2422 and L1448–C that can- not be explained by the

The dip seen in the single-dish CS spectra at the rest velocity of the cloud is a result of self-absorption, while for the interferometry observations it is caused by the

The derived abundances do not depend on the velocity field as long as integrated intensities of optically thin lines are considered (Jørgensen et al. 2004d), but this may not be

Through observations with, e.g., the Spitzer Space Telescope and infrared cameras on 8 m class telescopes, the inner radius of the envelopes, as well as the spectral energy

Far-infrared lines of water have been detected from low- mass protostars by the ISO-LWS instrument, but their origin is still subject to discussion, in particular whether they arise