• No results found

Plaatsen op locatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Plaatsen op locatie"

Copied!
119
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Plaatsen op locatie

Een theoretische benadering van geografische informatie, getoetst aan de praktijk van gebruikersinterfaces van zoeksystemen op archiefwebsites

Scriptie voor de Master Culturele Informatiewetenschap, Universiteit van Amsterdam

Juni, 2015

Nienke McMurter

Studentnummer: 10277161

E-mailadres: nienkemcmurter@gmail.com

Eerste begeleider: Prof. dr. R. Boast Tweede lezer: Dr. S.C. Sauer

(2)
(3)

Samenvatting

In deze scriptie wordt antwoord gegeven op de vraag op welke wijze archieven geografische informatie terug laten komen in de gebruikersinterface van het zoeksysteem op hun website. Daarnaast wordt gekeken wat de implicaties hiervan zijn met betrekking tot het belang van geografische informatie. Om tot dit antwoord te komen zijn de volgende vier deelvragen beantwoord: 1) wat is geografische informatie en hoe kan dit in verband gebracht worden met archiefcollecties? 2) wat zijn gebruikersinterfaces? 3) hoe kan geografische informatie in verband gebracht worden met gebruikersinterfaces van zoeksystemen op archiefwebsites? 4) hoe komt geografische informatie terug in de gebruikersinterfaces van de zoeksystemen op archiefwebsites? De vragen zijn beantwoord op basis van literatuuronderzoek en een tweeledige analyse, waarbij enerzijds algemene conclusies getrokken worden over de gebruikersinterfaces van archieven in algemene zin en anderzijds aan de hand van de interfaces van vier archieven wordt ingezoomd op verschijnselen die in het literatuuronderzoek gedefinieerd zijn.

De betekenis van geografische informatie in de gebruikersinterfaces van zoeksystemen op archiefwebsites kan gevonden worden in de meerwaarde hiervan voor de ondersteuning van het zoekproces van gebruikers. Archieven gebruiken geografische informatie al op een bepaalde manier ter ondersteuning van de toegang tot hun collectie. Hoewel in de theorie plaats en locatie twee aparte begrippen zijn, wordt hier in de interfaces geen onderscheid tussen gemaakt. Met de analyse wordt vanuit de zoekfunctionaliteiten in de interfaces wel de theorie bevestigd dat naar plaats verwezen wordt met namen en verhalende beschrijvingen en dat naar locatie verwezen kan worden middels coördinaten. In de interfaces wordt nog een vierde categorie onderscheiden: namelijk verwijzingen middels cijfers. Met de verwijzing naar plaats komen verschillende complexe fenomenen voor, die ook terugkomen in de zoekfunctionaliteiten in de interfaces. Met de analyse worden nog twee fenomenen onderscheiden, die niet in het theoretisch kader worden gevonden, namelijk. Plaatsnamen kunnen in verschillende vormen voorkomen en bijvoorbeeld ook verwijzen naar delen van steden of dorpen of zelfs gebouwen. Een andere complexiteit wordt gevonden in het niet altijd kunnen bepalen van de exacte locatie doordat de coördinaten op oude landkaarten niet overeenkomen met huidige coördinaten.

Geografische informatie komt terug in de mogelijkheid om gericht te zoeken en om te browsen en dient hiermee als middel om ook bezoekers zonder duidelijk doel of

(4)

informatiebehoefte te helpen bij het zoeken. Door sommige archieven wordt daarnaast geografische informatie in de interface benadrukt, waarmee, al dan niet bewust, wordt ingehaakt op het in het theoretisch kader beschreven idee dat gebruikers vaak zoeken op plaats.

Het koppelen van plaats aan locatie wordt georefereren genoemd en kan zorgen voor nieuwe manieren om te zoeken in- en bladeren door archiefcollecties. In de interfaces wordt georefereren gebruikt voor het vertellen van een verhaal, het verkennen van een locatie, het primair weergeven van de locatie van een plaats en voor het specificeren van zoekresultaten. Opvallend hierbij is de samenhang met tijd en context.

(5)

Voorwoord

Het einde kroont het werk! Een lange worsteling met de onderzoeksopzet zorgde soms letterlijk voor slapeloze nachten. Het idee dat ik weer iets interessants gevonden had waar ik mee verder kon wisselde zich zo nu en dan af met het gevoel dat er misschien wel nooit een einde aan zou komen. En toen was daar ineens het moment dat ik eigenlijk ‘best wel tevreden’ was. Niet lang daarna verscheen de deadline, die ik nog zou gaan halen ook. En nu is het dan zover. Voor het tot stand komen van deze scriptie zijn een aantal bedankjes wel op zijn plaats. Graag wil ik Prof. dr. Robin Boast bedanken voor zijn begeleiding. Dr. Sabrina Sauer wil ik bedanken voor haar praktische en constructieve feedback. Mijn familie en vrienden bedank ik voor hun advies, interesse en motiverende woorden. Ik ben blij dat ik de vraag ‘hoe gaat het met je scriptie’ nu met overtuiging positief kan beantwoorden. In het bijzonder wil ik Martin bedanken voor zijn steun, geduld en vertrouwen. Je had gelijk: ‘gewoon nog even doorzetten’. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken voor hun steun en de mogelijkheid om aan deze master te kunnen beginnen.

(6)

Inhoudsopgave

Samenvatting

Voorwoord

Inhoudsopgave

Inleiding

9

Hoofdstuk 1 - Theoretisch kader

13

1.1 Algemene inleiding in geografische informatie: ruimte, plaats en locatie 13

1.1.1 Ruimte en plaats 13

1.1.2 Plaats en locatie 14

1.1.3 Geografische informatie 15

1.2. Complexiteit van plaats en locatie 17

1.2.1 Verwijzingen naar plaats en locatie 18

1.2.2 Complexiteit in de beschrijving van geografische informatie 18

1.2.3 Georefereren 19

1.2.4 Tijd en context 20

1.3 Zoekfunctionaliteiten in gebruikersinterfaces 22

1.3.1 De gebruikersinterface 22

1.3.2 Zoeken en browsen 22

1.4 Geografische informatie in gebruikersinterfaces 23

1.4.1 Geografische informatie en toegankelijkheid 23

1.4.2 Georefereren in gebruikersinterfaces 24

1.5 Tussenconclusie 24

Hoofdstuk 2 - Methode

26

2.1 Operationalisering van begrippen 26

2.2 Opbouw van het onderzoek 28

(7)

2.2.2 Opbouw van de analyse 31

2.3 Methode van de analyse 32

2.3.1 Dataverzameling 32

2.3.2 Analyse-methode 34

2.4 Afbakening 35

Hoofdstuk 3 - Analyse en resultaten

38

3.1 Inleiding in de analyse en resultaten 38

3.1.1 De archieven 38

3.2 Geografische informatie in de interface-onderdelen 42

3.2.1 Zoekingangen 43 3.2.2 Tag cloud 45 3.2.3 Trefwoorden 45 3.2.4 Sorteren 46 3.2.5 Verfijnen 46 3.2.6 Landkaart 47 3.3 Terminologie 48

3.3.1 Terminologie in de zoekfunctionaliteiten van de interfaces 48

3.3.2 Terminologie in de metadata 51 3.4 Verwijzingen 51 3.4.1 Namen 51 3.4.2 Cijfers 52 3.4.3 Verhalende beschrijvingen 54 3.4.4 Coördinaten 55 3.4.5 Plaats en locatie 57

3.5 Complexe fenomenen bij het verwijzen naar geografische informatie 60

3.5.1 Plaatsen kunnen ervaren worden aan de hand van kenmerken van de

(8)

3.5.2 Plaatsen worden geclassificeerd volgens bepaalde afspraken 60

3.5.3 Verdwenen plaatsnamen verwijzen in historische context nog wel

naar dezelfdefysieke locatie 61

3.5.4 Verschillende namen door de tijd heen 61

3.5.5 Aan plaatsnamen die op verschillende manieren geschreven worden dezelfde gebeurtenis verbonden, waardoor ze met meer zekerheid naar

dezelfde plaats verwijzen 62

3.5.6 Verschillende namen gehanteerd door verschillende instellingen of in

verschillende documenten 62

3.5.7 Vage objecten 63

3.5.8 Referent ambiguity en referent class ambiguity 63

3.5.9 Overige fenomenen 63

3.6 Georefereren 63

3.6.1 Toepassingen van georefereren 64

3.6.2 Zoekfunctionaliteiten bij georefereren 66

3.6.3 Type kaarten 67

3.6.4 Tijd en context 67

3.7 Tussenconclusie 68

Hoofdstuk 4 - Conclusie

70

Suggesties voor vervolgonderzoek 73

Literatuurlijst

75

Bijlage 1 – Analyse-data (Excel-sheet

81

Bijlage 2 – Terminologie in de interfaces

82

(9)

9

Inleiding

Mijn interesse in het fenomeen geografische informatie ontstond toen ik mij ervan bewust werd dat locatie meer is dan enkel een gegeven. Tijdens een stage bij een architectuurcentrum ontdekte ik dat er veel meer mogelijk is met wat in eerste instantie maar ‘gewoon’ informatie lijkt. De database met gegevens over architectuur waar ik mij mee bezig hield zat vol verwijzingen naar plaatsen in de ruimtelijke omgeving. Ik verdiepte mij in de mogelijkheden die deze geografische informatie bood voor het gebruik van de database. Ik begon te begrijpen de koppeling van informatie aan een geografische component bijvoorbeeld kan zorgen voor een heel andere manier van presentatie en de omgang met informatie. Waarom de gebruiker van de database niet de mogelijkheid bieden om met locatiegegevens zelf een wandelroute samen te stellen en waarom de informatie uit de database niet op de fysieke locatie zelf aanbieden?

In deze scriptie, geschreven vanuit de master Culturele Informatiewetenschap, verdiep ik mij verder in dit onderwerp. Hierbij richt ik mij op erfgoedinstellingen, die als ‘the stewards

of a dizzying array of digital and tangible artifacts’ (Skinner, 2014) in hun collectie te maken

hebben met geografische informatie. In het bijzonder benader ik het onderwerp vanuit de hoek van archieven. Aanleiding hiervoor zijn verschillende initiatieven van erfgoedinstellingen, waarin geografische informatie centraal staat en waarin archieven als type instelling vaak een participerende rol spelen (Skinner, 2014).

Stichting Archiefprogrammatuur (STAP) is bijvoorbeeld een instelling die in 1989 is opgericht door verschillende archiefinstellingen. STAP heeft voor het project Erfgoed & Locatie in 2011 een subsidie ontvangen en een aantal projecten afgerond die ‘gekenmerkt

werden door landelijke erfgoedsectorbrede samenwerking met een sterke

technologiecomponent, gericht op het vergroten van het publieksbereik’ (Erfgoed & Locatie,

Partners, 2015). Erfgoed & Locatie is onderdeel van Digitaal Erfgoed Nederland, dat hiermee werkt aan standaarden waarmee erfgoedinstellingen hun gegevens uit kunnen wisselen en nieuwe diensten kunnen ontwikkelen. Erfgoed & Locatie is betrokken bij het project WatWasWaar1. Via de website watwaswaar.nl kan over elke plek in Nederland historische gegevens gevonden worden. Deze historische gegevens zijn onder andere afkomstig uit de collecties van plaatselijke, regionale en landelijke archiefinstellingen (WatWasWaar, 2015).

1

Erfgoed & Locatie zal van het project WatWasWaar de doorontwikkeling van de webdienst op zich nemen (Erfgoed & Locatie. Partners, 2015).

(10)

10 Projecten die gebruik maken van geografische informatie kunnen hun data dus verkrijgen van archieven. Het Nationaal Archief is een van de partijen die bij Erfgoed & Locatie betrokken is als zogenaamde ‘kennispartner’.2

Het archief is daarnaast partner binnen het initiatief Atlas

of Mutual Heritage, een databank met kaarten en tekeningen uit het octrooigebied van de

VOC en de WIC, die gekoppeld aan Google Maps via een website beschikbaar zijn. Een ander project waarbij geografische informatie een belangrijke rol speelt en waaraan het Nationaal Archief een deel van haar collectie beschikbaar stelt, is Old Maps Online. Met Old Maps Online kan via een wereldkaart, een zoekbalk en een tijdlijn, gezocht worden naar historische kaarten van verschillende instellingen.

Het Nationaal Archief is niet het enige archief dat op deze manier deelneemt aan deze praktijk, blijkt als we kijken naar de erfgoedinstellingen die participeren in de eerder genoemde projecten. Van de 21 deelnemers die een actieve bijdrage hebben geleverd aan de projecten (‘pilots’) binnen het project Erfgoed & Locatie, zijn in ieder geval zes instellingen een archief (Erfgoed & Locatie, Deelnemers, 2015). Ook de deelnemers aan het project WatWasWaar zijn voornamelijk archiefinstellingen. Onder de 31 deelnemende instellingen bevinden zich in ieder geval 22 archieven (WatWasWaar, 2015). De applicatie Street

Museum NL, waarmee afbeeldingen uit de collecties van verschillende archieven uit

Noord-Holland worden getoond over het camerabeeld van een smartphone, is ontwikkeld naar een idee van het Noord-Hollands Archief en bevat informatie uit de collectie van 19 erfgoedinstellingen, waaronder zeven archieven3.

Deze voorbeelden geven aan dat meerdere initiatieven op verschillende wijze data uit de collectie van archieven gebruiken en beschikbaar stellen door toevoeging of gebruik van een geografisch element en geven een indruk van hoe archieven zich bezighouden met geografische informatie en van de mogelijkheden die hiermee samenhangen. Voor het project Erfgoed & Locatie zijn probleemstellingen geformuleerd, die betrekking hebben op onder meer het vastleggen van geografische informatie, de tegenstrijdigheid/ discrepantie van historische- en moderne geografietermen en de implementatie van geografische standaarden (Erfgoed & Locatie, Projectinitiatiedocument, 2013). Uit een aantal informele gesprekken4 met Digitaal Erfgoed Nederland over het project Erfgoed & Locatie werd helder dat er vanuit

2

‘Kennispartners verrijken het project met kennis, samenwerking, en geo-services, ze draaien ook projecten (pilots) en investeren daarin.’ (Erfgoed & Locatie, 2013)

3

Bron: Street Museum NL (2014)

4

Deze gesprekken met een projectleider en een projectmedewerker van het project Erfgoed & Locatie vonden plaats in 2014.

(11)

11 het project behoefte is aan duidelijkheid over (i) wat erfgoedinstellingen momenteel doen op dit gebied; en (ii) wat de mogelijke meerwaarde voor deze instellingen van het koppelen van geografische informatie aan een locatie zou kunnen zijn. In deze scriptie zoek ik aansluiting op deze punten, waarbij ik voortborduur op bestaand onderzoek over geografische informatie in algemene zin en meer specifiek in het verband met de collecties van archiefinstellingen en de toegang hiertoe voor gebruikers. Hierbij maak ik een koppeling met de praktijk. Deze praktijk wordt gevonden in de gebruikersinterfaces van het systeem waarmee archieven toegang bieden tot hun collectie.

Deze scriptie tracht een beeld te creëren van de spanning tussen geografische informatie en de online toegang tot de collectie van archieven. Hiervoor is de gebruikersinterface van zoeksystemen op de websites van archieven geanalyseerd. Het praktisch nut van deze scriptie kan gevonden worden in het stimuleren van de bewustwording van archieven en andere erfgoedinstellingen van de meerwaarde van geografische informatie in de online toegang tot hun collectie. Daarnaast kan het voor organisaties die zich bezighouden met geografische informatie en zich hierbij richten op archieven, nuttig zijn om inzicht te hebben in hoe geografische informatie momenteel bestaat in de toegang tot archiefcollecties. Deze scriptie geeft daarnaast een algemeen inzicht in gebruikersinterfaces van archiefwebsites. De scriptie beoogt tot slot een bescheiden bijdrage te leveren aan het onderzoeksveld dat zich richt op het snijvlak van geografische informatie en de toegankelijkheid van (archief)collecties.

De volgende onderzoeksvraag staat in deze scriptie centraal:

Op welke wijze laten archieven geografische informatie terugkomen in de gebruikersinterface van het zoeksysteem op hun website en wat zijn de implicaties hiervan met betrekking tot het belang van geografische informatie?

Om tot een antwoord op de onderzoeksvraag te komen zullen eerst onderstaande deelvragen beantwoord worden:

1. Wat is geografische informatie en hoe kan dit in verband gebracht worden met archiefcollecties?

2. Wat zijn gebruikersinterfaces?

3. Hoe kan geografische informatie in verband gebracht worden met gebruikersinterfaces van zoeksystemen op archiefwebsites?

(12)

12 4. Hoe komt geografische informatie terug in de gebruikersinterfaces van de

zoeksystemen op archiefwebsites?

Met het beantwoorden van de deelvragen en hiermee de onderzoeksvraag zal de situatie zowel vanuit de literatuur als vanuit de praktijk worden belicht. Deze scriptie is opgebouwd uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 is het theoretisch kader neergezet. Hierin worden de kernbegrippen geduid en wordt antwoord gegeven op deelvraag 1, 2 en 3. Hoofdstuk 2 bevat een uiteenzetting en verantwoording van de gebruikte methode. Hoofdstuk 1 dient als theoretische onderbouwing van de analyse van gebruikersinterfaces. In hoofdstuk 3 worden deze analyse en de resultaten van de analyse besproken, waarmee deelvraag 4 beantwoord wordt. Hoofdstuk 4 beslaat tenslotte de conclusie. Hierin wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag.

(13)

13

Hoofdstuk 1 - Theoretisch kader

Centraal in deze scriptie staan de begrippen geografische informatie en gebruikersinterfaces. Dit eerste hoofdstuk omvat het theoretisch kader, waarin deze begrippen gedefinieerd worden aan de hand van literatuur, waarmee duidelijk wordt welke plaats de begrippen innemen in dit onderzoek. De begrippen worden eerst geplaatst in het kader van wetenschappelijke literatuur in brede zin. Vervolgens wordt waar mogelijk toegespitst op literatuur die het erfgoed-, dan wel archiefveld beslaat.

Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag kijk ik naar hoe ik geografische informatie kan duiden en dit begrip in het perspectief van deze scriptie kan plaatsen. Hiervoor behandel ik de ideeën over ruimte, plaats en locatie. Deze begrippen worden in de praktijk zowel apart als door elkaar gebruikt. In het dagelijks taalgebruik wordt er met plaats bijvoorbeeld vaak gerefereerd aan een locatie (Cresswell, 2004).

1.1 Algemene inleiding in geografische informatie: ruimte, plaats en locatie

1.1.1 Ruimte en plaats

Harrison en Dourish (1996) beschrijven de relatie tussen ruimte en plaats. De onderzoekers beschrijven ruimte (of in het Engels: ‘space’) als ‘de structuur van de wereld’. Het is de driedimensionale omgeving waarin objecten en gebeurtenissen voorkomen en waarin deze een bepaalde positie en richting hebben. Harrison en Dourish beschrijven de relatie tussen ruimte en plaats, als zijnde dat plaats een ruimte is waar opvattingen over ‘juiste gedragingen, culturele verwachtingen’ et cetera aan verbonden zijn. Plaats kan gezien worden als een

cultureel concept, terwijl ruimte een fysiek concept is (Buckland et al., 2007; Harrison &

Dourish, 1996). We zouden ons bevinden in de ruimte, maar ons op een bepaalde manier gedragen in een plaats. Kort gezegd: plaatsen zijn ruimtes waaraan waardes als een sociale

betekenis of een functie zijn toegekend. Harrison en Dourish illustreren dit met het voorbeeld

van een ‘huis’ en een ‘thuis’, waarbij een huis iets praktisch is dat bescherming biedt tegen bijvoorbeeld regen en wind. Een thuis is in deze relatie ‘daar waar we leven’ (Harrison & Dourish, 1996). Een plaats bepaalt hiermee ook hoe bepaalde fenomenen voorkomen. ‘In sportkleding heen en weer springen’ is bijvoorbeeld iets wat eerder voorkomt binnen een

plaats als de sportschool dan in een collegezaal, terwijl de ruimtes waarin het fenomeen ‘in

sportkleding heen en weer springen’ plaatsvindt aan elkaar gelijk zouden kunnen zijn. ‘In sportkleding heen en weer springen’ in een collegezaal wordt over het algemeen niet als

(14)

14 gebruikelijk beschouwd, terwijl dit in een sportschool heel normaal gedrag is. De sportschool is per slot van rekening bij uitstek de plaats om ‘in sportkleding heen en weer te springen’. In dit geval hangt dat wat er gebeurt samen met de plaats en in mindere mate met de ruimte. Een plaats is hiermee meer specifiek dan een ruimte, want waar een ruimte altijd is wat het is, heeft plaats betrekking op hoe deze gebruikt wordt (Harrison & Dourish, 1996). Wilken & Goggin (2012) merkt hierbij op dat plaats een moeilijk te definiëren begrip is, wat volgens hem komt door de beleving van plaats, die ‘all pervasive, structuring and shaping every facet

of our lives and of our negotiation and experience of the lived world’ is (Wilken & Goggin,

2012), waarmee hij aangeeft dat plaats iets is dat samenhangt met wat er in ‘de geleefde wereld’ gebeurt. Davies et al. (2009) halen Cresswell (2004) aan, die drie niveaus onderscheidt waarop onderzoekers plaats benaderen: beschrijvend (door te focussen op wat een plaats onderscheidend maakt), sociologisch (plaats als reflectie van sociale processen) en fenomenologisch (de ervaring van plaats).

Davies et al. (2009) stellen in hun onderzoek naar de onduidelijkheid van plaats, dat plaats in de literatuur over geografie vaak gezien wordt als ‘undefinable, both spatially and

semantically, with little agreement on its nature’ (Davies et al., 2009). De auteurs bespreken

de onduidelijkheid van plaats, vanuit het idee dat ‘if nobody needed a better representation of

place than is currently available from those official boundaries, we would not need to bother

with place modelling issues at all’ (Davies et al., 2009). In de volgende paragraaf wordt

duidelijk hoe het toch wat ongrijpbare plaats zich verhoudt tot het concretere begrip locatie.

1.1.2 Plaats en locatie

Wat Harrison & Dourish (1996) zeggen over de relatie tussen ruimte en plaats, lijkt ook te gelden voor de manier waarop plaats en locatie zich tot elkaar verhouden. De meest directe en algemene definitie van plaats is volgens Cresswell (2004) een ‘betekenisvolle locatie’, ofwel: een locatie waaraan mensen betekenis geven en waarmee mensen op een bepaalde manier verbonden zijn. De definitie van Curry (1996, p. 96), die plaats definieert als ‘a

location that has been given shape and form by people’, sluit hierop aan. Een schip op zee

kan voor de bemanning die al een paar maanden aan boord is een plaats geworden zijn. Mensen geven vorm aan locatie door bijvoorbeeld het met betrekking tot de plaats toekennen van namen, kiezen van symbolen, vertellen van verhalen, doen van dingen en maken van typologieën5 (Curry, 1996). Dit wordt bevestigd door Wilken & Goggin (2012), die stelt dat

5

Volgens de Dikke Van Dale (2015) zijn typologieën: ‘leer van de typen1 (3), m.n. in wijsgerige zin mbt.

(15)

15 ‘place is the location plus everything that occupies that location seen as an integrated and

meaningful phenomenon’ (Wilken & Goggin, 2012, p. 5).

Cresswell stelt dat plaatsen gelokaliseerd kunnen zijn. Dit betekent dat er vaste coördinaten op het aardoppervlak aan gekoppeld zijn. De plaatsen zijn te vinden op een kaart. Vanuit dit idee blijft in het voorbeeld van het schip voor de bemanning de plaats hetzelfde (het schip), maar verandert de locatie (daar waar het schip zich ten opzichte van de zeebodem bevindt) constant wanneer het schip zich verplaatst (Cresswell, 2009).

Janowicz (2009) gebruikt de term geografische plaats. Meer algemeen definieert hij geografische plaatsen als ‘abstract entities used to structure knowledge and to ease

communication’. Geografische plaatsen refereren meestal naar een fysieke regio in de ruimte

en worden gecategoriseerd volgens eigenschappen die algemeen overeengekomen zijn (Janowicz, 2009). Uitgaande van wat eerder in deze paragraaf gezegd is, is de fysieke regio in deze definitie een locatie. In de onderzoeksvragen hanteer ik de meer algemene term

geografische informatie, die ik in de volgende paragraaf zal uitleggen. 1.1.3 Geografische informatie

In de literatuur en binnen projecten die zich met plaats, locatie en erfgoed bezighouden worden verschillende termen voor informatie met betrekking tot plaats en locatie gehanteerd. Digitaal Erfgoed Nederland gebruikt binnen het project Erfgoed & Locatie bijvoorbeeld de term locatiegegevens (Digitaal Erfgoed Nederland, 2013). Om verwarring te voorkomen wordt in dit onderzoek de term geografische informatie aangehouden. De definitie die hierbij gehanteerd wordt is afkomstig van Zakrajsek en luidt: ‘Geographic information is any data

with direct or indirect reference to specific location or geographical area on the surface of the Earth and can be in the form of geographic coordinates and/or geographic names’

(Zakrajsek, 2010). Doordat het niet altijd van belang of soms zelfs onduidelijk is of er aan een plaats of een locatie, dus een plaats die is vastgelegd op het aardoppervlak, wordt gerefereerd en er daarnaast een algemene term nodig is, wordt in deze scriptie geografische

informatie gebruikt als iets dat zowel ruimte, plaats als locatie kan omvatten.

In het Handbook of Geographic Information maakt Bartelme (2012, p. 145) een onderscheid tussen informatie en data. Bartelme bespreekt dit verschil in relatie tot informatiesystemen. Dit onderscheid is voor deze scriptie relevant, omdat in de analyse zowel data als informatie en informatiesystemen een rol spelen. Informatie wordt volgens Bartelme groep, reeks, klasse van menselijke wezens of zaken, waardoor deze zich onderscheiden van anderesynoniem: grondbeeld, grondvorm’.

(16)

16 alom gebruikt in relatie tot en soms als synoniem voor digitale data. Het internet is bijvoorbeeld een grote bron van digitale data, waarvan veel geografische data. Uit deze hoeveelheid proberen we informatie te halen die aan onze zoek-criteria voldoet. Wanneer je hierbij kijkt naar de gebruikersinterfaces die in de analyse worden bekeken, bevatten de databases achter deze zoeksystemen een heleboel data, waaronder ook geografische data (afkomstig uit de collecties). Wanneer een gebruiker6 gaat zoeken in deze bron van data, hoopt hij hier de informatie uit te halen die voorziet in dat waar hij naar op zoek is. Informatie ontstaat in ons brein, wanneer de data geïnterpreteerd wordt omwille van de vragen of problemen waar we een antwoord op zoeken (Bartelme, 2012, p. 145). Informatie kan gezien worden als het antwoord op een vraag (al is deze vraag alleen nog maar een vaag idee, dat enkel in het hoofd van de gebruiker bestaat), die het begrip van de gebruiker verhoogt of deze in staat stelt om iets te bereiken (Bartelme, 2012, p. 146).

Afbeelding 1 is een schermafbeelding van een deel van de gebruikersinterface op de website van het Drents Archief. In principe bestaat dit kaartje enkel uit data (pixels, lijnen etc). Onze ogen registreren deze data, maar ons brein ziet hierin gebieden, dorpjes en wegen. Iemand die speciaal geïnteresseerd is in koloniehuizen in Drenthe of uit deze omgeving komt ziet misschien nog wel veel meer. Dit is allemaal informatie. Er is dus een duidelijk onderscheid tussen data en informatie. Data is enkel het waarneembare. Informatie is dat wat op een bepaalde manier geïnterpreteerd wordt. Om deze reden gebruik ik in deze scriptie het begrip geografische informatie in plaats van geografische data. Zodra iemand met de data aan de slag gaat, wordt deze data informatie. Ik interpreteer de geografische data binnen mijn referentiekader, waardoor het waarneembare voor mij informatie is geworden. Hetzelfde gebeurt wanneer een gebruiker gaat zoeken aan de hand van een gebruikersinterface. Daarnaast is de data die zichtbaar wordt in de gebruikersinterfaces al op een bepaalde manier geïnterpreteerd door de archieven door middel van de vormgeving van deze interfaces en door deze vanuit de collectie toegankelijk te maken voor de gebruiker. Via een gebruikersinterface kan de data informatie worden op het moment dat deze voor de gebruiker verschijnt.

6

Onder gebruiker versta ik in deze scriptie iedereen die in de praktijk gebruik maakt van de zoekfunctionaliteiten in de gebruikersinterfaces

(17)

17 1.2. Complexiteit van plaats en locatie

Met de definitie van plaats als locatie waaraan betekenis is toegekend lijkt het lastig om te kunnen bepalen wanneer in gebruikersinterfaces iets een plaats is en wanneer het om een locatie gaat. Wanneer mensen in het dagelijks leven over bepaalde plaatsen praten, ontbreekt hier vaak een exacte locatie, is er sprake van onduidelijke grenzen en kunnen er verschillende namen gebruikt worden, die voor verschillende mensen een andere context hebben. Dit wordt bevestigd door Janowicz, die zegt dat plaatsen als zijnde ‘mental handles’, ‘do not depend on

specific names, geographic feature types, nor a stable and well defined portion of space’

(Janowicz, 2009).

Plaatsen kunnen veranderen: steden groeien en landen veranderen hun grenzen en namen (Buckland, 2007). Een plaats kan zich ten opzichte van de locatie op het aardoppervlak ‘verplaatsen’. De nederzetting van een nomadische stam als zijnde een plaats verplaatst zich bijvoorbeeld zodra alle fysieke kenmerken van deze stam naar een andere locatie gaan. Met de locatie op het aardoppervlak gebeurt hierbij verder niks. Een plaats ‘verdwijnt’ zodra alle dragers van deze plaats verdwenen zijn. Als er geen mensen meer leven die van het bestaan van een bepaalde plaats afweten en alles waar de plaats op vermeld staat (bijvoorbeeld landkaarten) is vernietigd, dan verdwijnt ook de plaats zelf. Het verdwijnen van deze plaats is niet van invloed op de fysieke plek op het aardoppervlak, die gewoon blijft bestaan. Tot slot kan een plaatsnaam in onbruik raken, maar in de historische context nog wel naar dezelfde locatie verwijzen (Janowicz, 2009). Andersom gezien kunnen

(18)

18 dezelfde locaties in verschillende perioden in de tijd als zijnde verschillende plaatsen functioneren (Harrison & Dourish, 1996).

Janowicz (2009) stelt dat het ingewikkeld is om rigide criteria op te stellen die de identiteit van plaats bepalen. Ondanks dat plaatsen abstract zijn of zich kunnen verplaatsen, verwijzen ze toch meestal naar een fysieke locatie in de ruimte. Plaatsen kunnen ook ervaren worden aan de hand van kenmerken van de fysieke regio waarnaar ze verwijzen, die bij archieven bijvoorbeeld gevonden kunnen worden op foto’s of landkaarten. Plaatsen kunnen daarnaast geclassificeerd worden volgens bepaalde afspraken, bijvoorbeeld over gemeentegrenzen (Janowicz, 2009). In ieder geval wordt er zowel naar plaats als naar locatie op een bepaalde manier verwezen. Dit gebeurt ook binnen collecties van erfgoedinstellingen.

1.2.1 Verwijzingen naar plaats en locatie

Janowicz (2009) gebruikt het idee van Hill (2000) dat namen gangbaar zijn om naar plaatsen te verwijzen. Ook verhalende beschrijvingen kunnen volgens hem naar plaatsen refereren (Janowicz, 2009). Buckland et al. (2007) noemen dat bibliotheken in hun collectie meer aandacht moeten besteden aan ruimte, door gebruik te maken van lengte- en breedtegraden. (Buckland et al., 2007). Naar locatie kan dus verwezen worden door middel van geografische coördinaten (Bucland, 2007; Cresswell, 2004; Zakrajsek & Vodeb, 2011). Geografische coördinaten geven een positie in een coördinatiesysteem aan en worden gerepresenteerd als x, y en mogelijk z-waarden (Zakrajsek & Vodeb, 2011). We kunnen het eerder genoemde idee dat plaatsen gelokaliseerd kunnen zijn koppelen aan het idee dat er een verschil bestaat in de manier waarop naar plaatsen en de manier waarop naar locaties verwezen wordt. Aan de hand van de manier waarop geografische informatie beschreven is in een collectie zou dus bepaald kunnen worden of er een plaats of een locatie bedoeld wordt.

Met de definitie van plaats als complex begrip ga ik nu eerst kijken hoe de verwijzingen naar plaats eruit zien en waarin precies deze complexiteit gevonden kan worden.

1.2.2 Complexiteit in de beschrijving van geografische informatie

Naar dezelfde plaats kan door verschillende mensen op verschillende tijdstippen verwezen worden middels andere namen. Plaatsnamen refereren waarschijnlijk aan dezelfde plaats of locatie als zij gerelateerd zijn door dezelfde of vergelijkbare eigenschappen van entiteiten7, die zelf weer verwijzen naar verschillende of vergelijkbare plaatsen, evenementen of objecten. Drie gelijkende plaatsnamen die op verschillende manieren geschreven worden,

7

(19)

19 zullen met meer zekerheid naar dezelfde plaats verwijzen wanneer er bijvoorbeeld aan alle namen dezelfde gebeurtenis verbonden is, waarvan de naam wel/ ook op dezelfde of een vergelijkbare manier geschreven wordt (Janowicz, 2009).

De locatie en ruimte waar de plaatsnaam naar verwijst kan vaag, door tijd aan verandering onderhevig of zelfs onbekend zijn (Janowicz, 2009). Dolbear en Hart noemen als voorbeeld het Lake District in Engeland, dat geen duidelijke grens kent en hiermee een ‘vaag object’ is. ‘Vage’ geografische informatie kan ook voortvloeien uit de manier waarop iets wordt geregistreerd (Hart & Dolbear, 2007). Een plaats kan door de tijd verschillende namen gekregen hebben. Een stad kan bijvoorbeeld hernoemd zijn (Janowicz, 2009). Ook door

transliteratie kunnen plaatsnamen veranderen. Bij transliteratie wordt het ene alfabet of

schrift omgezet in het andere (Clough et al., 2011). Naast een andere naam kunnen ook de grenzen van een plaats door de tijd heen veranderen. De grenzen van een plaats kunnen veranderen, maar de plaats kan nog steeds dezelfde naam houden, waardoor er op dezelfde manier naar gerefereerd wordt (Janowicz, 2009). Verschillende instellingen en historische documenten kunnen daarnaast naar dezelfde plaats verwijzen, maar hierbij andere namen hanteren. Gebeurtenissen die op bepaalde locaties hebben plaatsgevonden kunnen in verschillende bronnen vanuit verschillende perspectieven beschreven zijn (Janowicz, 2009). Een plaatsnaam kan ook naar verschillende locaties verwijzen (Clough et.al., 2011). Zo is Groningen een Nederlandse provincie, een stad in deze provincie, maar ook een plaats in Suriname. Clough et al. (2011) spreken in dit geval van referent ambiguity en menen dat er een ambiguïteit te vinden is in de relatie tussen de referent en dat waar deze naar verwijst (Clough et al., 2011). Wanneer er sprake is van een geografische referentie die voor een andere entiteit gebruikt wordt (bijvoorbeeld een plaatsnaam die wordt gebruikt als bedrijfsnaam), is er sprake van referent class ambiguity (Clough et al., 2011; Jones et al., 2008). Sommige plaatsen hebben een duidelijke locatie en kunnen hierdoor nauwkeurig worden vastgesteld (Hart & Dolbear, 2007). In de volgende subparagraaf ga ik in op het koppelen van de begrippen plaats en locatie.

1.2.3 Georefereren

Bij het koppelen van plaats en locatie komen we weer terug op het idee van Cresswell (2004), die spreekt over het lokaliseren van plaats. Georefereren is een begrip dat hiermee samenhangt en dat regelmatig terugkomt in de literatuur over geografische informatie in de collecties van erfgoedinstellingen. Buckland et al. (2007) spreken van georefereren wanneer twee of meer plaatsen aan elkaar gekoppeld worden door referentie naar een gezamenlijk

(20)

20 systeem van ruimtelijke beschrijving, ofwel: een beschrijving van locatie (bijvoorbeeld een lengte- en breedtegraad). Met georefereren kunnen zowel locatie als ruimtelijke relaties gevisualiseerd worden op een kaart (Buckland et al, 2007). Eerder werd al gezegd dat naar geografische informatie verwezen wordt met namen. Op basis hiervan is in figuur 1 een schematische weergave van georefereren te zien.

Figuur 1

Op het gebied van collecties van erfgoedinstellingen wordt georefereren onder andere beschreven door Kowal en Pridal (2012), Zakrajsek en Vodeb (2011). Murphey et al. (2004) hebben onderzoek gedaan naar locatie-beschrijvingen bij het georefereren binnen museumcollecties. Kowal en Pridal (2012) kijken naar georefereren in de historische kaartencollectie van The British Library. In paragraaf 1.4 ga ik in op de betekenis van georefereren voor erfgoed- en, meer specifiek, archiefinstellingen.

1.2.4 Tijd en context

Een aspect dat bij complexiteit regelmatig terugkomt is tijd. Gezegd werd dat plaatsnamen kunnen veranderen door de tijd. Een plaatsnaam kan echter ook gelijk blijven, terwijl de locatie zelf door de tijd heen veranderd is, bijvoorbeeld doordat een stad is uitgebreid (Janowicz, 2009). Daarnaast komt met plaats als ‘betekenisvolle locatie’ ook het begrip

context om de hoek kijken. Context is een brede term, die vanuit verschillende

onderzoeksgebieden verschillend wordt benaderd. Dervin (2003) concludeert zelfs dat er geen term is die vaker wordt toegepast, maar toch zo weinig wordt gedefinieerd en wanneer toch gedefinieerd op zoveel verschillende manieren wordt omschreven als context. Het is dan ook lastig om een duidelijke definitie en een geschikte invalshoek te vinden van waaruit context in deze scriptie kan worden beschouwd. In het veld van de informatiewetenschappen en de computerinteractie wordt context voornamelijk beschreven vanuit de gebruiker

(21)

21 (Harrison & Dourish, 1997; Dourish, 2004; Muthukrhishnan et al., 2005; Talja et al., 1999) en heeft het betrekking op dat wat het zoekgedrag van de gebruiker beïnvloedt. Muthukrishnan et.al. (2005) beschrijven in dit kader locatie als een belangrijke dimensie van context, dat volgens hen ‘any information that can be used to characterize the situation of an

entity’ is (Muthukrishnan, 2005). Context wordt volgens de definitie van Ellis (1981),

aangehaald door Dervin (2003), meestal geconceptualiseerd als ‘an artificial entity, invariant in time, and independent of human interaction’ (Ellis, 1981, door Dervin, 2003). Dervin vult

dit aan:

This entity is most often portrayed as a surround that in enclosing things (e.g., persons, structures, events, situations) becomes in essence an attribute imposed on these things but yet at the same time independent of these things. (Dervin, 2003)

Context kan in potentie nagenoeg alles zijn wat niet gedefinieerd is als het verschijnsel zelf en kan gezien worden als een soort container waarin het fenomeen zich bevindt (Dervin, 2003). Het is de kunst om net dat eruit te halen wat verband houdt met het fenomeen. De entiteit kan bijvoorbeeld datgene zijn waar de informatie uit de collectie naar verwijst. Dit kan ook de plaats zijn. De context is dan de locatie en/of de tijd die hieraan gekoppeld is. Context is ook van toepassing op geografische informatie in de collectie van archieven. Het komt bijvoorbeeld terug bij Janowicz, die dit illustreert met de zin ‘While the deck exists

before Nelson's death the place is only relevant in context of this event’ (Janowicz, 2009).

Context kan vanuit dit idee dus van invloed zijn op de relevantie van plaats en kan als zodanig een rol spelen in de gebruikersinterfaces.

Om een antwoord te kunnen geven op de vraag hoe geografische informatie, verwijzingen hiernaar en de hiermee gepaard gaande complexiteit in de theorie terugkomen in de gebruikersinterfaces, is het van belang wat meer te weten over wat deze interfaces zijn en hoe hierin gezocht kan worden.

(22)

22 1.3 Zoekfunctionaliteiten in gebruikersinterfaces

1.3.1 De gebruikersinterface

In onderzoek naar geografische informatie met betrekking tot collecties van erfgoedinstellingen of bibliotheken zijn zoeken en retrieval8 terugkerende thema’s (o.a. Buckland et al., 2007; Kowal & Pidral, 2012). Om te kunnen zoeken in de collecties van archieven, is er iets nodig waarmee de gebruiker verbonden wordt met het systeem waarin gezocht kan worden. Een gebruikersinterface verbindt de gebruiker met dit systeem. Zo’n gebruikersinterface kan zowel menselijk als mechanisch zijn. Menselijk zijn bijvoorbeeld de medewerkers die in het fysieke archief gebruikers van informatie voorzien. Mechanisch zijn in het geval van de archieven de gebruikersinterfaces van het zoeksysteem op de website (Hansen, 1998). Volgens de definitie van Digitaal Erfgoed Nederland (2015) is een interface ‘de voorziening van een informatiesysteem waarmee een gebruiker commando's kan

invoeren’ (bijvoorbeeld het starten van een zoekactie in een online catalogus).

Hansen (1998) beschrijft dat de gebruikersinterface over het algemeen de taak heeft om de gebruiker te leiden, te ondersteunen en de informatieproblemen van de gebruiker te transformeren. De gebruikersinterface kan worden beschreven als ‘a front-end program

which interacts with the user and controls an underlying information retrieval system accessing information resources’ (Brajnik, Mizarro en Tasso, 1996, door Hansen, 1998). De

gebruikersinterface bevat ingebouwde mogelijkheden voor communicatie, interactie en verschillende functies om de gebruiker te ondersteunen. De gebruikersinterface is dus het medium tussen de database en de gebruiker (Hansen, 1998).

1.3.2 Zoeken en browsen

Een gebruiker heeft een bepaalde informatiebehoefte. Om hierin te voorzien stelt hij een zoekvraag op en gebruikt hij een zoeksysteem. Het zoeksysteem associeert relevante documenten met de zoekvraag en brengt deze naar de gebruiker. Interactie met een zoeksysteem via de gebruikersinterface vraagt vaak verschillende stappen in het verkennen en verfijnen van zoekresultaten (Ceri et al., 2013, p. 233).

Binnen een interface kunnen de opties zoeken en browsen worden onderscheiden. Uit onderzoek van Villa et al. (2013) blijkt dat wanneer gebruikers binnen een interface gaan zoeken zonder een duidelijk doel of informatiebehoefte, er meer gebrowsed wordt, in plaats

8

Retrieval betekent ‘opvragen’. In deze scriptie wordt ook het begrip ‘information retrieval’ gebruikt, dat door Ceri et al. (2013) wordt beschreven als ‘een discipline die te maken heeft met de representatie, opslag, organisatie en toegang tot informatieobjecten, met als doel verkrijgen van informatie die bruikbaar of relevant is voor de gebruiker (Ceri et al., 2013).

(23)

23 van gezocht op tekst. Om lukrake zoekacties te ondersteunen, zou een gebruikersinterface dus, naast een zoekbalk, ook de mogelijkheid moeten bieden om te browsen (Villa et al., 2013).

Clough et al. (2011) beschrijven hoe The National Archives (de Nationale Archieven) van het Verenigd Koninkrijk geografische referenties uit hun historische data gehaald hebben om zo de toegang tot de archieven te verbeteren. De onderzoekers behandelen in dit kader een aantal case studies over de uitdagingen en doelen van het koppelen van data uit archieven aan een locatie en concluderen dat uit onderzoek van onder andere Buckland et al. (2007), Choi en Rasmussen (2003) en Zong et al. (2005) blijkt dat met zoekvragen binnen de erfgoedsector vaak gezocht wordt op de onderdelen mensen, onderwerpen, periodes in de tijd en plaatsen.

1.4 Geografische informatie in gebruikersinterfaces

1.4.1 Geografische informatie en toegankelijkheid

Andogah et al. (2012) stellen dat elk document in een collectie een geografische scope heeft, die ofwel expliciet naar voren komt, ofwel ergens in het document verborgen zit. De geografische scope is volgens de auteurs belangrijk omdat deze mogelijk de kwaliteit van retrieval kan verbeteren (Andogah et al. 2012).

Buckland et al. (2007) kijken naar hoe geografische informatie voorkomt in bibliotheekcatalogussen en hoe geografisch zoeken verbeterd kan worden. Zij merken op dat uit analyses blijkt dat bibliotheekcatalogi geografische data bevatten die vaak ongebruikt blijft. Volgens de onderzoekers moeten bibliotheken meer aandacht besteden aan ruimte door het gebruik van lengte- en breedtegraden. Als ‘place name authority files’9 gekoppeld worden

aan plaatsnaam-gazetteers10, kunnen ruimtelijke coördinaten worden toegevoegd. Door de toevoeging van coördinaten kan plaats in de ruimte gelokaliseerd worden. Hierdoor kan een oplossing geboden worden voor ambiguïteit bij plaatsnamen en kunnen extra ruimtelijke relaties (bijvoorbeeld dichtbij en tussen) gelegd worden. Daarnaast kunnen landkaarten die gebruikt worden om de geografische aspecten van zoekresultaten weer te geven op een flexibelere manier ingezet worden om ook de geografische component in een zoekvraag te specificeren (Buckland et al., 2007). Geografische informatie kan mogelijk ook worden gebruikt voor het verbeteren van de toegang tot archieven.

9

Een authority file is een gecontroleerde woordenlijst (Lanz, 1998)

10

(24)

24

1.4.2 Georefereren in gebruikersinterfaces

Met name grotere archieven als nationale archieven beschikken vaak over grote en erg

diverse collecties van historische data. Dit maakt het volgens Clough et al., (2011) lastig voor gebruikers om de historische documenten waar ze naar op zoek zijn terug te vinden. De onderzoekers stellen dat het koppelen van historische documenten en records aan locatie ‘synthesised, seamless access across heterogeneous archival data sets’ mogelijk maakt. Het zorgt volgens hen tevens voor nieuwe manieren om te kunnen zoeken in- en bladeren door (grootschalige) archiefcollecties (Clough et al., 2011). Zakrajsek en Vodeb (2011) bespreken georefereren in de context van digitale culturele content als tekst, afbeeldingen, video, audio etc., waarbij de toegevoegde waarde volgens hen met name gevonden kan worden in het efficiënt door tijd en plaats browsen binnen portals (Zakrajsek & Vodeb, 2011) .

1.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk heb ik uitgelegd dat de term geografische informatie in deze scriptie gebruikt wordt wanneer in algemene zin gesproken wordt over ruimte, plaats en locatie. Om deze begrippen te duiden ben ik ingegaan op hoe geografische informatie, ruimte, plaats en locatie zich tot elkaar verhouden. De in deze scriptie gehanteerde definitie van geografische informatie is afkomstig van Zakrajsek (2010) en luidt: ‘geographic information is any data

with direct or indirect reference to specific location or geographical area on the surface of the Earth and can be in the form of geographic coordinates and/or geographic names’

(Zakrajsek, 2010). Meer specifiek worden plaats, locatie en ruimte onderscheiden. Plaatsen zijn ruimtes waaraan betekenis is toegekend.

Plaats kan gezien worden als een cultureel concept, terwijl ruimte een fysiek concept is. Plaats wordt ook wel gedefinieerd als een locatie waaraan mensen betekenis hebben toegekend en waarmee mensen op een bepaalde manier verbonden zijn. Locatie is een plaats die is vastgelegd op het aardoppervlak. Dit onderscheid tussen plaats en locatie lijkt bepalend voor de manier waarop naar geografische informatie wordt verwezen. Naar plaats kan verwezen worden middels namen en verhalende beschrijvingen, terwijl locatie wordt aangeduid met coördinaten. De koppeling van plaats aan locatie wordt georefereren genoemd. Plaats werd door Davies et al. (2009) omschreven als iets ondefinieerbaars. Hieraan werd een zekere complexiteit gekoppeld en in dit kader doen zich een aantal fenomenen voor. Zo kunnen plaatsen veranderen, verplaatsen of verdwijnen en plaatsnamen kunnen in onbruik raken. Deze fenomenen hebben geen invloed op locatie, omdat de plek op het aardoppervlak gewoon blijft bestaan. Plaatsen kunnen ervaren worden aan de hand van

(25)

25 kenmerken van de fysieke regio waarnaar ze verwijzen, naar dezelfde plaats kan met verschillende namen worden verwezen, plaatsen kunnen vaag zijn en plaatsnamen kunnen veranderen. Ook kunnen verschillende instellingen en historische documenten naar dezelfde plaats verwijzen, maar hierbij andere namen hanteren. Tot slot kan een plaatsnaam naar verschillende locaties verwijzen of kan een plaatsnaam voor meerdere entiteiten worden gebruikt. Hiermee wordt een antwoord gegeven op deelvraag 1: ‘wat is geografische

informatie en hoe kan dit in verband gebracht worden met archiefcollecties?’.

In paragraaf 1.3 werd duidelijk dat de gebruikersinterface het medium is dat het systeem waarin gezocht kan worden verbindt met de gebruiker. Om in zijn informatiebehoefte te voorzien stelt de gebruiker een zoekvraag op. Binnen een gebruikersinterface kunnen de opties zoeken en browsen worden onderscheiden, waarmee ook zoekacties zonder duidelijk doel of informatiebehoefte ondersteunend worden. Met zoekvragen binnen de erfgoedsector wordt vaak gezocht wordt op plaatsen. Elk document in een collectie zou een geografische scope hebben, die mogelijk gebruikt kan worden om de kwaliteit van retrieval te verbeteren. Buckland et al. (2007) constateerden dat geografische informatie in bibliotheekcatalogi vaak ongebruikt blijft. Georefereren kan volgens Clough et al. (2011) zorgen voor nieuwe manieren om te zoeken in- en bladeren door (grootschalige) archiefcollecties.

Hiermee wordt een antwoord gegeven op respectievelijk de tweede en de derde deelvraag ‘hoe kan geografische informatie in verband gebracht worden met

gebruikersinterfaces van zoeksystemen op archiefwebsites?´ en ‘hoe komt geografische informatie terug in de gebruikersinterfaces van de zoeksystemen op archiefwebsites?’. Met

het theoretisch kader is een basis ontstaan voor de methode van onderzoek voor de analyse, waarmee een antwoord op de laatste deelvraag ‘Hoe komt geografische informatie terug in de

gebruikersinterfaces van de zoeksystemen op archiefwebsites?’ gegeven zal worden. In het

(26)

26

Hoofdstuk 2 - Methode

2.1 Operationalisering van begrippen

Doordat verschillende archieven hun collecties online beschikbaar stellen, wordt het voor gebruikers mogelijk om op een andere locatie dan in het fysieke archief toegang te krijgen tot informatie uit de collectie, meestal met behulp van een zoeksysteem. Het zoeken in een dergelijk systeem wordt mogelijk via een gebruikersinterface. Gebruikersinterfaces dienen als schakel tussen de archiefcollecties en gebruikers van de informatie uit de collectie.

Uit het theoretisch kader blijkt dat geografische informatie uit deze archiefcollecties bij kan dragen aan een betere toegankelijkheid van de collectie voor gebruikers. Figuur 2 laat zien hoe deze verschillende begrippen zich tot elkaar verhouden.

In deze scriptie ga ik op zoek naar een antwoord op de volgende onderzoeksvraag: ‘op welke

wijze laten archieven geografische informatie terugkomen in de gebruikersinterface van het zoeksysteem op hun website en wat zijn de implicaties met betrekking tot het belang van geografische informatie?’. Bij het beantwoorden van deze vraag staan de begrippen

geografische informatie en gebruikersinterfaces dus centraal. Figuur 3 laat zien op welk onderdeel van het grote geheel ik mij in deze scriptie richt.

Gebruikersinterface Gebruikers Archief Archief- collecties Geografische informatie Zoeksysteem Figuur 2

(27)

27 In het theoretisch kader zijn deze begrippen behandeld en nader gespecificeerd. Ik heb vastgesteld dat bij geografische informatie een onderscheid gemaakt kan worden tussen plaats en locatie. Dit onderscheid is bepalend voor de manier waarop naar geografische informatie verwezen wordt. In de gebruikersinterfaces kan het onderscheid tussen plaats en locatie herkend worden aan de wijze van beschrijven (bijvoorbeeld door middel van namen of coördinaten). In deze scriptie kijk ik of de verschillende vormen van verwijzing naar geografische informatie terugkomen in de gebruikersinterfaces en of aan de hand van deze verwijzingen hierin plaats en locatie kunnen worden onderscheiden. Dit kan gepaard gaan met een bepaalde complexiteit. Wanneer plaats en locatie aan elkaar gekoppeld worden, is er sprake van het lokaliseren van plaats. Dit proces van georefereren is voor deze scriptie interessant, omdat dit in de literatuur in verband gebracht wordt met de meerwaarde van geografische informatie voor erfgoed (en hiermee archief-)-collecties. Geografische informatie kan door erfgoedinstellingen gebruikt worden binnen gebruikersinterfaces van zoeksystemen, om zo de toegang tot de collectie te verbeteren (Buckland et al., 2007; Clough et al., 2011). Uit het theoretisch kader komen dus de volgende begrippen naar voren die betrekking hebben op de onderzoeksvraag: geografische informatie, plaats, locatie, georefereren, complexiteit (bij beschrijving van geografische informatie), gebruikersinterfaces, zoeksystemen, archieven en archiefcollecties. In figuur 4 is te zien hoe deze begrippen zich verhouden tot elkaar en tot het onderzoeksgebied van deze scriptie.

Gebruikersinterface

Geografische informatie

(28)

28 2.2 Opbouw van het onderzoek

Het onderzoek is opgebouwd uit een hoofdvraag en vier deelvragen. Het theoretisch kader, dat verkennend van aard is, is neergezet om deelvraag 1, 2 en 3 te beantwoorden. Er wordt hiermee antwoord gegeven op de vraag wat geografische informatie is en hoe dat in dit verband samenhangt met archiefcollecties. Daarnaast is uiteengezet wat gebruikersinterfaces precies zijn en hoe geografische informatie in verband gebracht kan worden met gebruikersinterfaces van zoeksystemen op (archief)-websites. Deze theoretische verkenning verzorgt tevens het begrippenapparaat van deze scriptie en ligt tussen een beschrijvende oriëntatie en exploratief (literatuur)onderzoek in. Het theoretisch kader vormt deels de basis van de volgende, meer toegepaste onderzoeksfase, waarmee getracht wordt antwoord te

Complexiteit Beschrijven van geografische informatie

Gebruikersinterface Gebruikers Geografische informatie Locatie Plaats Georefereren Archief Archief- collecties Zoeksysteem Figuur 4

(29)

29 geven op deelvraag 4. Dit deel bestaat uit een tweeledige analyse en is zowel verkennend als

beschrijvend van aard. Om deelvraag 4 te beantwoorden wordt de theorie over geografische

informatie en het verwijzen naar geografische informatie in erfgoed-collecties getoetst aan de praktijk. Deze praktijk vindt zich in de gebruikersinterfaces van de zoeksystemen waarmee archieven via hun website hun collectie online toegankelijk maken. Hiervoor is een

kwalitatieve inhoudsanalyse gedaan, waarbij de verzamelde data beschreven en geanalyseerd

is. In figuur 3 valt dit deel van de analyse binnen de oranje stippellijn.

2.2.1 Theorie als basis

De analyse vindt een basis in de onderdelen die in het theoretisch kader naar voren komen: plaats en locatie en het onderscheid hiertussen, verwijzingen naar geografische informatie, de complexiteit die deze verwijzingen met zich mee brengen en het koppelen van plaats en locatie (georefereren). Om een handvat te hebben voor de analyse, kijk ik binnen deze onderdelen naar of en hoe de aspecten die in het theoretisch kader naar voren komen terugkomen in de gebruikersinterfaces. Om een overzicht te creëren van de manier waarop dit terugkomt in de literatuur, zijn deze aspecten in tabellen uitgewerkt naar fenomeen en betreffende onderzoeker.

Gebruikersinterface-onderdelen. Ik kijk hier naar de onderdelen van de gebruikersinterface waarin toegang verleend wordt tot (informatie uit) de collectie. Veel archieven bieden toegang tot specifieke delen van de collectie. Centraal staat de vraag hoe geografische informatie terugkomt in deze onderdelen. Enerzijds kijk ik naar de zoekschermen, waaronder de zoekvelden en de optie om de zoekresultaten te verfijnen. Anderzijds kijk ik naar de metadata van de resultaten, wanneer dit mogelijk van invloed is op de interface.

Verwijzingen. Hier kijk ik sec. naar de onderdelen plaatsnamen, verhalende beschrijvingen en coördinaten, naar aanleiding van wat er in het theoretisch kader gezegd is over dit onderscheid. Tegelijkertijd besteed ik specifiek aandacht aan wat er in de gebruikersinterfaces gedaan wordt met het onderscheid tussen plaats en locatie. Uit de theorie is gebleken dat dit onder andere gevonden wordt in de manier van verwijzen: coördinaten verwijzen naar een fysieke plaats op het aardoppervlak: een locatie, terwijl naar plaatsen bijvoorbeeld wordt verwezen met namen. In de analyse kijk ik of en hoe archieven dit onderscheid maken in de gebruikersinterfaces. Hierbij kijk ik niet naar hoe de beschrijvingen

(30)

30 in de collecties en collectiebeschrijvingen van de archieven zelf voorkomen, behalve wanneer de metadata van archiefstukken duidelijk terugkomt in de interface.

Manier van verwijzen naar geografische informatie

Fenomeen Onderzoeker

Verwijzing door geografische coördinaten (x- y- en eventueel z-waarden)

Cresswell (2004); Zakrajsek & Vodeb (2011)

Verwijzing door namen Janowicz (2009)

Verwijzing door verhalende beschrijvingen naar een plaatsnaam

Janowicz (2009)

Onderscheid plaats, locatie en ruimte Cresswell (2004), Curry (1996), Wilken & Goggin (2012), Janowicz (2009)

Complexiteit. In het theoretisch kader komt naar voren dat de complexiteit van het begrip plaats teruggevonden kan worden in de beschrijvingen van plaatsen. Plaatsnamen kunnen bijvoorbeeld op verschillende manieren geschreven zijn of door de tijd veranderen. Het is echter niet altijd de beschrijving van plaats die voor complexiteit zorgt. Ook onduidelijke of veranderende grenzen maken dat geografische informatie ‘vaag’ kan zijn. In de analyse kijk ik naar hoe deze complexiteit bij geografische informatie terugkomt in de gebruikersinterfaces. Aan de hand van het theoretisch kader heb ik een lijst opgesteld met verschillende vormen van complexiteit die bij geografische informatie worden onderscheiden.

Complexiteit bij geografische informatie

Fenomeen Onderzoeker

Plaatsen kunnen ervaren worden aan de hand van kenmerken van de fysieke regio waarnaar ze verwijzen

Janowicz (2009)

Plaatsen worden geclassificeerd volgens bepaalde afspraken Janowicz (2009) Veranderende plaatsen door veranderende grenzen Buckland et al. (2007);

Janowicz (2009) Verdwenen plaatsnamen verwijzen in historische context nog

wel naar dezelfde fysieke locatie

(31)

31 Verschillende namen door de tijd heen Janowicz (2009)

Verschillende namen gehanteerd door verschillende instellingen of in verschillende documenten

Janowicz (2009)

Aan plaatsnamen die op verschillende manieren geschreven worden is dezelfde gebeurtenis verbonden, waardoor ze met meer zekerheid naar dezelfde plaats verwijzen

Janowicz (2009)

Vage objecten Hart & Dolbear (2007)

Referent ambiguity: naam verwijst naar verschillende locaties Clough et al. (2011) Referent class ambiguity: geografische refererentie wordt

voor een andere entiteit gebruikt

Clough et al. (2011)

Georefereren. In de analyse kijk ik of en hoe de koppeling van plaats en locatie middels georefereren tot uiting komt in de gebruikersinterfaces.

Het lokaliseren van plaats

Fenomeen Onderzoeker

Er wordt gebruik gemaakt van georefereren in het algemeen Buckland et al. (2007) Er wordt gebruik gemaakt van ruimtelijke relaties Buckland et al. (2007)

2.2.2 Opbouw van de analyse

De analyse is opgebouwd uit twee niveaus (zie figuur 5). Om een eerste indruk te krijgen van hoe de gebruikersinterfaces eruit zien en hoe geografische informatie hierin terugkomt, heb ik gekeken naar de websites van vijftien archieven, waarop online toegang tot informatie over of uit de collectie wordt gefaciliteerd. Met de inzichten die uit dit eerste niveau van de analyse naar voren komen, kunnen uitspraken gedaan worden over hoe geografische informatie terugkomt in de interfaces van archieven in algemene zin. Met het neerzetten van een algemeen beeld, ontstaat ook de behoefte om de uitkomsten van de analyse te specificeren. De benadering van de theorie vanuit de interfaces vraagt om een uitgebreidere analyse. Met een nadere analyse van de interfaces van vier archieven wordt dan ook ingezoomd op de specifieke aspecten uit de theorie die hierin terugkomen. Het tweede niveau van de analyse is hiermee deels een uitbreiding van het verkennende onderzoek uit het eerste niveau van de analyse en is meer beschrijvend van aard.

(32)

32

Op basis van de analyse geef ik een beschrijving van een verschijnsel in de huidige situatie en heb ik gezocht naar structuur in de data (Baarda & De Goede, 2006; Saunders et.al., 2011). Ik kijk of er op basis van de theorie overeenkomsten en verschillen zijn, of zich opvallende verschijnselen voordoen binnen de gebruikersinterfaces en of hierin patronen te ontdekken zijn. Op deze manier ontstaat een beeld van hoe (de theorie over) geografische informatie terug te vinden is in de praktijk en kan daarnaast een aanvulling gegeven worden op de bestaande theorie.

2.3 Methode van de analyse

2.3.1 Dataverzameling

Bij de selectie van de archieven ben ik uitgegaan van instellingen die data ter beschikking stellen aan project(en) waarbinnen geografische informatie een rol speelt (bijvoorbeeld door de koppeling van content uit de collectie aan een locatie op het aardoppervlak) of anderszins iets met geografische informatie uit de collectie doen. Hierbinnen heeft een willekeurige selectie plaatsgevonden van vijftien archieven. Ik heb gekozen voor dit aantal, omdat hiermee variatie kan worden aangemerkt. Hieronder worden de archieven beschreven die worden behandeld, waarbij kort wordt toegelicht in welke context zij de geografische informatie uit hun collectie al beschikbaar hebben gesteld, hebben toegepast of anderszins hebben

(33)

33 deelgenomen aan projecten waarbij geografische informatie of de koppeling van geografische informatie aan locatie centraal staat11:

1. Nationaal Archief Nationaal Archief is partner in verschillende projecten, waaronder WatWasWaar en Erfgoed & Locatie

2. Groninger Archieven Groninger Archieven is deelnemer aan WatWasWaar 3. Zeeuws Archief Zeeuws Archief is deelnemer aan WatWasWaar

4. Drents Archief Drents Archief is deelnemer aan WatWasWaar

5. Hollands Archief Hollands Archief is partner in Oneindig Noord-Holland en heeft hiermee onder andere de mobiele applicatie Street Museum NL ontwikkeld

6. Gemeentearchief Zaanstad Gemeentearchief Zaanstad is partner in Oneindig Noord-Holland en heeft hiermee onder andere de mobiele applicatie Street Museum NL ontwikkeld

7. Gemeente Amsterdam Stadsarchief Gemeente Amsterdam Stadsarchief is partner in Oneindig Noord-Holland en heeft hiermee onder andere de mobiele applicatie Street Museum NL ontwikkeld

8. Westfries Archief Westfries Archief is partner in Oneindig Noord-Holland en heeft hiermee onder andere de mobiele applicatie Street Museum NL ontwikkeld

9. Stadsarchief Rotterdam (Rotterdam) Stadsarchief Rotterdam is deelnemer aan Erfgoed & Locatie

10. Tresoar Tresoar is deelnemer aan Erfgoed & Locatie en WatWasWaar.nl

11. Regionaal Historisch Centrum Eindhoven Regionaal Historisch Centrum Eindhoven is deelnemer aan Erfgoed & Locatie

12. Archief Eemland Archief Eemland is deelnemer aan WatWasWaar 13. Utrechts Archief Utrechts Archief is deelnemer aan WatWasWaar 14. Gelders Archief Gelders Archief is deelnemer aan WatWasWaar

15. Regionaal Archief Alkmaar Regionaal Archief Alkmaar is partner in Oneindig Noord-Holland en heeft hiermee onder andere de mobiele applicatie Street Museum NL ontwikkeld

11

(34)

34 Op basis van de uitkomsten van het eerste deel van de analyse wordt ingezoomd op de interfaces van de volgende vier archieven:

 Nationaal Archief

 Stadsarchief Rotterdam

 Zeeuws Archief

 Regionaal Archief Alkmaar

Voor de analyse bestudeer ik de website waarop de archieven hun collectie doorzoekbaar maken. Bij de meeste archieven is dit de algemene website van het archief. Het Nationaal Archief maakt voor het beschikbaar stellen van haar collectie gebruik van de pagina www.gahetna.nl. Het Zeeuws Archief maakt een bepaald deel van haar collectie ook toegankelijk via de aparte website www.eenigheid.slavenhandelmcc.nl. Het Regionaal Archief Alkmaar doet dit via de pagina www.alkmaaropdekaart.nl. Omdat deze websites interessant zijn voor een deel van de analyse, zullen deze hierin ook worden meegenomen.

2.3.2 Analyse-methode

Om de gebruikersinterface te doorzoeken is bij ieder archief gebruik gemaakt van andere zoektermen. Afhankelijk van het betreffende archief heb ik gebruik gemaakt van plaatsnamen en/ of persoonsnamen om zoekresultaten te kunnen bekijken, afhankelijk van de aard van het archief en de regio waarop de collectie betrekking heeft. In de beeldbanken worden plaatsen niet enkel beschreven op basis van wat er op afbeeldingen te zien is. Hiervoor heb ik ook gekeken naar afbeeldingen die geen duidelijke plaats laten zien.

Het eerste deel van de analyse is genoteerd in een Excel-sheet (zie bijlage 1), bestaande uit vijf tabbladen, gebaseerd op de onderdelen die ik aan bod laat komen in het onderzoek:

collectie via de website, interface-onderdelen, verwijzingen, complexiteit en georefereren.

Bij de annotatie gebruik ik verschillende symbolen. Om aan te geven dat iets niet lijkt voor te komen in de gebruikersinterface, terwijl het betreffende onderdeel wel aanwezig is, wordt een backspace gebruikt. Om aan te geven dat een fenomeen mogelijk wel voorkomt, maar dit niet is gesignaleerd, wordt een vraagteken gebruikt.

(35)

35

Verschijnsel Symbool

Onderdeel aanwezig X

Onderdeel wel aanwezig in de interface, fenomeen niet aanwezig

/

Onderdeel niet van toepassing op de betreffende interface

N.v.t.

Onduidelijk/ niet onderzocht ?

Op het tweede niveau van de analyse duid ik het onderwerp aan de hand van praktijkvoorbeelden uit de interfaces. Ik maak hierbij gebruik van schermafbeeldingen (zie bijlage 3). Dit, samen met de beschrijving zoals deze te vinden is in hoofdstuk 3, is tevens de data die hoort bij dit deel van de analyse. De links behorende bij de afbeeldingen van het Zeeuws Archief verwijzen soms naar een pagina op www.archieven.nl. Dit is de link die het archief gebruikt om naar het record te verwijzen. De link in de adresbalk verwijst in deze gevallen naar de zoekresultaten en niet naar het specifieke record. Om die reden heb ik ervoor gekozen om, indien niet van invloed op de inhoud, toch de link naar de pagina op archieven.nl te gebruiken.

2.4 Afbakening

De literatuur die het onderwerp van deze scriptie naar mijn idee duidelijk bespreekt, behandelt een diversiteit aan erfgoedinstellingen. Dit is de reden dat ik ervoor gekozen heb om mij bij het bespreken van de theorie niet te beperken tot literatuur die enkel archieven beslaat. Janowicz (2009) behandelt de rol van plaats binnen erfgoed-data12 in meer algemene zin, terwijl andere auteurs zich specifiek richten op de collecties van bibliotheken (Buckland et al., 2007) en archieven (Clough et al., 2011). Jones et al. (2008) spreken over ‘collecties

van documenten’ en concentreren zich hierbij niet op een bepaald type erfgoedinstelling.

Uit hoofdstuk 1 blijkt dat zowel Buckland et al. (2007) en Cresswell (2004) als Curry (1996), Harrison en Dourish (1996) en Wilken & Goggin (2012) ruimte, plaats en locatie op een vergelijkbare manier onderscheiden. Waar ruimte en locatie gedefinieerd worden als een fysiek concept, wordt plaats gezien als een cultureel concept: als een ruimte of een locatie waaraan op een bepaalde manier betekenis wordt toegekend. In de analyse kijk ik of plaats,

12

Janowicz (2009) gebruikt in zijn paper ‘The Role of Place for the Spatial Referencing of Heritage Data’ de term ‘heritage

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

Van de reis is de gemeente bovendien niet de eindbestemming, want voor veel taken geldt dat de verantwoordelijkheid weliswaar overgaat naar gemeen- ten, maar dat van daaruit voor

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een

Het materiaal (betonzuilen, gekantelde Haring- manblokken en basaltzuilen) dat gekozen is voor het verbeteren van de onvoldoende sterke delen van het dijkvak garandeert op

De aannemer heeft dezelfde dag een controle uitgevoerd, waaruit bleek dat de dakpannen op vijf woningen niet waren gelegd.. De daken zijn direct afgedekt met zeil om verdere

Er wordt tevens per middel afzonderlijk gekeken of er een relatie is tussen heropname en de variabelen comorbide stemmingsstoornis en depressieve klachten, om een eventueel interactie

Op basis van de gegevens die voor dit onderzoek beschikbaar zijn gesteld kunnen we geen uitspraken doen of het LIJ bij alle jongeren binnen de strafrechtketen voor wie het LIJ