Citation
Vinkers, D. J. (2005, September 15). Atheroslerosis, cognitive impairment, and depression in old age. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/3386
Version: Corrected Publisher’s Version
License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in theInstitutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/3386
101
Samenvatting
Cognitieve achteruitgang en depressie komen vaak voor op oudere leeftijd. Zij beïnvloeden de kwaliteit van leven van ouderen in negatieve zin. De komende jaren zal het aantal ouderen in onze maatschappij snel toenemen. Het is belangrijk om te weten hoe cognitieve achteruitgang en depressie bij ouderen ontstaan om deze psychiatrische ziekten te kunnen behandelen en te voorkomen. Er zijn aanwijzingen dat atherosclerose tot cognitieve achteruitgang en depressie bij ouderen leidt. Deze hypothese verklaart ook waarom cognitieve achteruitgang en depressie zo vaak samen voorkomen bij ouderen (figuur 1). Daarom onderzochten wij de relatie tussen atherosclerose, cognitieve acheruitgang, en depressie bij ouderen. Dit onderzoek is uitgevoerd in de Leiden 85-plus Studie, een prospectieve bevolkingsstudie bij 599 mensen van 85 jaar met een follow-up duur van vijf jaar. De mate van atherosclerose werd aan het begin van de studie vastgesteld aan de hand van het aantal cardiovasculaire ziekten. Elk jaar werden de deelnemers thuis bezocht en werd de globale cognitieve functie, cognitieve snelheid, aandacht, inprenting, geheugen, en depressieve symptomen vastgesteld. Daarnaast werd de mortaliteit geregistreerd.
Ouderenstudies, ook de Leiden 85-plus Studie, kampen met een hoge uitval door mortaliteit. Het is belangrijk hier rekening mee te houden in de analyse van de onderzoeksgegevens. Hoofdstuk 1 demonstreert de analyse van mortaliteit met het Cox model met tijdsafhankelijke covariaat. Dit model analyseert de relatie tussen de mortaliteit en een covariaat die herhaaldelijk wordt gemeten, en incorporeert de verandering van mogelijke oorzaken tijdens de follow-up duur. Hoofdstuk 2 gaat over de analyse van longitudinale metingen met het linear mixed model. Dit model houdt rekening met onveranderlijke en veranderlijke variabelen en maakt gebruik van alle verzamelde metingen, en is daarom geschikt voor analyse van herhaalde metingen. Hoofdstuk 3 toont aan dat het gebruikten meetinstrument voor depressieve symptomen , de Geriatische Depressie Schaal, geschikt is om prospectief depressieve symptomen mee te meten.
Figuur 1. Veronderstelde relatie tussen atherosclerose, cognitieve achteruitgang, en depressie bij ouderen.
Atherosclerose
102
In hoofdstuk 4 wordt de incidentie en het beloop van depressie in de Leiden 85-plus Studie beschreven. Depressie bij de oudste ouderen heeft een hoge incidentie en een persisterend beloop. Risicofactoren voor de incidentie van depressie zijn een verminderde zelfredzaamheid en het wonen in een instelling. De relatie tussen depressie en mortaliteit wordt in hoofdstuk 5 beschreven. Als atherosclerose een oorzaak is voor depressie, zou een specifieke verhoging van de cardiovasculaire mortaliteit worden verwacht. W e vonden dat depressie is geassocieerd met een verhoogd risico op zowel cardiovasculaire als niet-cardiovasculaire mortaliteit. Er is dus géén specifieke relatie tussen depressie en cardiovasculaire mortaliteit. In hoofdstuk 6 wordt de relatie tussen depressie, eenzaamheid, en mortaliteit beschreven. Ouderen die zowel depressief en eenzaam waren, hadden het hoogste risico om te overlijden. Gevoelens van eenzaamheid spelen dus ook een rol bij het risico om op hoge leeftijd te overlijden.
De relatie tussen cognitie en depressie bij ouderen wordt beschreven in hoofdstuk 7. W e toonden aan dat cognitieve achteruitgang tot depressie leidt, maar dat depressie niet tot cognitieve achteruitgang leidt. Depressie kan dus ontstaan als een reactie op cognitieve problemen. Deze bevinding maakt een gemeenschappelijke oorzaak voor cognitieve achteruitgang en depressie, zoals atherosclerose, minder aannemelijk. In hoofdstuk 8 wordt de relatie tussen atherosclerose, cognitieve achteruitgang en depressie bij oudste ouderen beschreven. W e toonden aan dat atherosclerose tot cognitieve achteruitgang leidt, maar niet tot depressie. In hoofdstuk 9, tenslotte, wordt een overzicht gegeven van onze bevindingen gecombineerd met een overzicht van de beschikbare gegevens in de literatuur over de relatie tussen atherosclerose, cognitieve achteruitgang, en depressie bij ouderen. Er is overtuigend bewijs dat atherosclerose leidt tot cognitieve achteruitgang bij ouderen. Depressie op hoge leeftijd is daarentegen waarschijnlijk meer gerelateerd aan de secundaire gevolgen van atherosclerose op cognitief en functioneel gebied dan aan atherosclerose zelf.
103 De validiteit van de onderzoeksresultaten reflecteert de overeenkomst van de onderzoeksresultaten met de werkelijkheid. De validiteit van de onderzoeksresultaten kan worden beïnvloed door selectiebias, informatiebias, en confounding. Selectiebias kon worden tegengegaan door een hoge respons van de onderzoeksgroep. In onze studie deden 87 % van alle ouderen die 85 jaar werden in de stad Leiden van 1 september 1997 tot 1 september 1999 mee met de studie. Ook tijdens de studie waren er weinig deelnemers die weigerden om verder deel te nemen. Informatiebias kan ontstaan doordat de verzamelde informatie tussen de deelnemers verschilt. De verzamelde gegevens waren nagenoeg gelijk voor alle deelnemers. In de analyses met het mixed model en met het Cox model met tijdsafhankelijke covariaat wordt rekening gehouden met het aantal metingen per deelnemer, zodat deelnemers die door overlijden eerder uit de studie verdwenen niet minder meetelden dan andere deelnemers. Confounding is het verwarren van effecten van mogelijke oorzaken. M anieren om confounding te bestrijden die in dit proefschrift zijn gebruikt zijn restrictie (hoofdstuk 2, 4, 5, 7, en 8), matching (hoofdstuk 3), en stratificatie (hoofdstuk 1, 2, 5, 6, 7, en 8).
De Leiden 85-plus Studie is bij uitstek geschikt om de relatie tussen atherosclerose, cognitieve achteruitgang, en depressie bij ouderen te bestuderen. Cognitieve achteruitgang en depressie komen veel voor in mensen van 85 jaar en ouder. In deze leeftijdsgroep zijn cognitieve en stemmingsstoornissen bovendien specifieker, en dus beter van elkaar te onderscheiden. De hoge prevalentie van zowel atherosclerose, cognitieve achteruitgang, als depressie en de hoge mortaliteit bewijzen dat de deelnemers van de Leiden 85-plus Studie geen uitzonderlijk gezonde overlevers zijn.
De gevonden relatie tussen atherosclerose, cognitieve achteruitgang, en depressie in de Leiden 85-plus Studie is afgebeeld in figuur 2. Concluderend, atherosclerose leidt tot cognitieve achteruitgang, en cognitieve achteruitgang leidt tot depressie bij ouderen. Implicaties van deze bevindingen zijn dat de preventie van atherosclerose cognitieve achteruitgang bij ouderen voorkomt, en dat de preventie van cognitieve achteruitgang depressie bij ouderen voorkomt.
Figuur 2. Gevonden relatie tussen atherosclerose, cognitieve achteruitgang, en depressie bij ouderen.