• No results found

Eerste commentaar van de WD-fractie in de Tweede Kamer op de Miljoenenota en de Troonrede

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eerste commentaar van de WD-fractie in de Tweede Kamer op de Miljoenenota en de Troonrede"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

fEEDE KAMER

O

ö

CUM^

t

W ^

centbum

N E O E R U A N K E P

n

Eerste commentaar van de

W D -fractie in de Tweede

Kamer op de Miljoenenota en de

Troonrede

1. De Miljoenennota 1989 laat zien dat het regeringsbe­ leid van sanering van de overheidsfinanciën en ver­ sterking van de marktsector tot goede resultaten leidt. 2. De economische groei zet door, mede door een

gunstige internationale conjunctuur. Ook de werkge­ legenheid blijft stijgen. Sinds 1986 zijn er nog eens 160.000 arbeidsplaatsen bijgekomen. De werkgele­ genheid is nu al op een hoger peil dan in het regeerac- coord voor 1990 werd beoogd. Het economisch draagvlak voor welvaart en welzijn is daarmee ver­ sterkt.

3. De volharding waarmee de hardnekkige groei van de collectieve uitgaven tot stilstand is gedwongen, wordt beloond met een aanzienlijke verbetering van de overheidsfinanciën. Ondanks een vermindering van de aardgasbaten van meer dan ƒ15 miljard sinds 1985 wordt het begrotingstekort in 1989 tot 6% NI teruggebracht en ligt de doelstelling van 5,25% in 1990 binnen bereik. Het is tegelijkertijd mogelijk de belastingen aanzienlijk te verlagen. Door de verlaging van het BTW-tarief in 1989 en door verlaging van de loon- en inkomstenbelasting in het kader van de Oort- operatie in 1990, zal meer dan ƒ 6 miljard aan de burgers worden teruggegeven. Hiermee ligt ook de doelstelling van stabilisatie van de collectieve lasten­ druk binnen bereik. De verlichting van de lastendruk heeft ook tot gevolg dat de doelstelling van handha­ ving van de koopkracht van de minima wordt gehaald. 4. Door de beheersing van de overheidsfinanciën is het

zelfs mogelijk gebleken de uitgaven voor bepaalde dringende doeleinden enigszins te verhogen. De WD- fractie verwelkomt de voorstellen om extra geld uit te trekken voor bestrijding van de werkloosheid door scholing en werkervaringsprojecten, om de infrastruc­ tuur te versterken, het milieubeleid te intensiveren en moties van de regeringspartijen uit te voeren met betrekking tot het ouderenbeleid en de criminaliteits­ bestrijding.

5. De voltooiing van de interne Europese markt zal nieuwe kansen scheppen voor het Nederlandse be­ drijfsleven. Om die kansen goed te benutten, dient het beleid van gezondmaking van de overheidsfinanciën te worden voortgezet. Een geleidelijke, verdere verla­ ging van de collectieve lastendruk door groei van de particuliere sector zal de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven verder versterken.

6. Ondanks de groei van het aantal arbeidsplaatsen valt het terugdringen van de werkloosheid in ons land tegen. Inzet van alle middelen die economisch verant­ woord zijn om de werkloosheid verder te verlagen moet dus worden overwogen. Volgens recente be­ richten concludeert het Centraal Planbureau, dat de werkgelegenheid kan worden uitgebreid met banen voor laaggeschoolden, indien de loonkosten op mini- mum-niveau verlaagd worden. De WD staat onder bepaalde voorwaarden positief tegenover zulk een aanpak, hoewel de effecten ervan in de praktijk gerin­ ger zouden kunnen zijn dan uit modelberekeningen blijkt.

Enkele voorwaarden waaraan voldaan zou moeten worden zijn: als de minimum loonkosten worden verlaagd door sociale premies te verlagen, moet de financiering van deze verschuiving niet tot een scher­ pe vergroting van de marginale wig bij de inkomens boven het minimum leiden. Dat zou de werking van de arbeidsmarkt en de doorstroming van minimum naar modaal kunnen belemmeren. Een tweede voorwaarde is, dat werkgevers en werknemers het beleid van loonmatiging voortzetten, zodat de effecten niet teniet gedaan worden door brutoloonsverhogingen. Een derde voorwaarde is, dat inderdaad extra banen op het goedkopere minimumloonkostenniveau worden geschapen, en er weinig verdringing van huidige banen plaatsvindt. Zulke extra banen zijn vooral te vinden in de laaggeschoolde dienstverlening, waar de huidige hoogte van de brutoloonkosten belemmerend werkt op de groei van de werkgelegenheid.

(2)

maatre-gelen worden getroffen om deeltijdarbeid te bevorde­ ren, zodat de groei van het aantal deeltijdbanen niet stagneert. Bij de invoering van verschillende arbeids- marktmaatregelen is er in de beleidsuitvoering te veel vertraging ontstaan. Ook moeten effectieve maatre­ gelen getroffen worden om de relatief te hoge arbeids­ ongeschiktheid te beperken. In het Paasdebat is daarover een motie van W D en CDA aangenomen. Uit de gepresenteerde stukken blijkt niet, dat op dit punt concrete maatregelen zijn genomen.

8. Het beschikbare budget ten behoeve van het loon- en arbeidsvoorwaardenbeleid in de collectieve sector wordt in de voorstellen van het kabinet verder beperkt met 100 mln. in 1989. Ook het komende jaar blijft het overheidspersoneel in koopkrachtontwikkeling achter bij het bedrijfsleven. De salarisstructuur en -ontwikke­ ling bij de overheid heeft de overheid als werkgever in een moeilijke arbeidsmarktpositie gebracht. De kwali­ teit van het overheidsmanagement en de beschik­ baarheid van schaarse specialismen vraagt om een adequaat arbeidsvoorwaardenbeleid. De WD-fractie wil ook daarover nader met het kabinet van gedachten wisselen bij de Algemene Beschouwingen.

Paspoorten

Hoofdlijnen uit het debat met de enquête­

commissie

Velen hebben de totstandkoming van een nieuw pas­ poort als een weinig belangwekkend project aangemerkt. Onderschatting van de bestuurlijke, technische, finan­ ciële, juridische en internationale aspecten van de ver­ vaardiging van een nieuw paspoort, dat in de toekomst wellicht een meer betekenis krijgende identiteitslegitime- re.nde functie zal krijgen, is naar ons oordeel de beste typering voor alle problemen die in de loop van dit project naar voren zijn gekomen. Voor onderschatting was en is geen enkele reden. De Staat heeft een rechtsplicht jegens de burgers en jegens de internationale gemeenschap om desgevraagd door daartoe bevoegden rechtsgeldige paspoorten te verstrekken. Artikel 2, vierde lid, van de Grondwet creëert een recht voor de burgers en schept een plicht voor de overheid. In die constatering schuilt op zichzelf al voldoende legitimatie voor de volksvertegen­ woordiging om nauwgezet te controleren hoe de staat die rechtsplicht nakomt.

Enquête-middel

Het enquête-middel is het parlement toegekend om de taken naar constitutioneel recht optimaal te kunnen ver­ vullen.

In vergelijking met de recent gehouden enquête-onder- zoeken vindt deze enquête plaats naar een voorwerp van overheidszorg dat nog volop actueel is: het nieuwe, fraudebestendige, dynamisch beveiligde paspoort is er nog steeds niet.

Sommigen menen dat hantering van het enquête-wapen met name toepassing zou dienen te vinden inzake kwes­ ties ten aanzien waarvan bij het vaststellen van feiten en verantwoordelijkheden op dat moment verantwoordelijk­ heid dragende overheidsfunctionarissen kunnen worden aangesproken.

Het houden van enquêtes ter bevrediging van historische belangstelling - soms wellicht onvermijdelijk - kan beter aan de historici worden overgelaten.

De WD-fractie kan zich in die benadering vinden. Wan­ neer de uitoefening van de ons constitutionele toegeken­ de rechten en bevoegdheden ook in de toekomst ver­ langt dat hantering van het enquête-wapen plaats moet vinden dan zullen wij na zorgvuldige afweging van alle relevante feiten en omstandigheden daartoe zo nodig besluiten.

Los van ons verlangen naar een terugtredende overheid, naar vermindering van de bureaucratie en meer ruimte voor de burgers zelf, aan de realisering waarvan een liberale partij zal blijven werken is de overheid steeds verder in het maatschappelijk leven doorgedrongen. Vaak was en is dat nodig. De evenwichtsvraag staat in dit debat niet ter discussie. Wel is aan de orde dat een oprukkende overheid ook tot gevolg moet hebben dat het parlement bij de vervulling van de opgedragen taken alerter, actiever wordt. Die les hebben alle recente en­ quêtes ons wel geleerd.

Een enquête naar een volop in de actualiteit staand onderwerp kan gevolgen hebben voor de feitelijke om­ standigheden, waarin het verkeer tussen regering en volksvertegenwoordiging zich kan voltrekken. Het is dan ook terecht dat de enquêtecommissie in haar rapport een beschouwing wijdt aan het belang van de staat dat bij de uitvoering van nog lopende projecten in het geding kan komen.

Rol Buitenlandse Zaken

Zowel de Algemene Rekenkamer als de enquête-com- missie komen tot het oordeel dat er op het Ministerie van Buitenlandse Zaken van meet af aan geen wezenlijke interesse heeft bestaan in de paspoortproblematiek als zodanig. Misschien is Buitenlandse Zaken daar niet eens uniek in. Wel is de vraag aan de orde of toen, maar zeker nu met de wellicht in de toekomst multifunctionele bete­ kenis van het paspoort het wel zo voor de hand liggend was en is dat Buitenlandse Zaken het voortouw heeft bij dit project. Ik geef op die vraag nu geen definitief ant­ woord, maar uit de dossiers blijkt niet dat die vraag onderwerp is geweest van een wezenlijke discussie in de Ministerraad, dan wel van zichtbare overweging aan de kant van de Minister-President bij zijn bemiddelingspo­ gingen. Naar onze overtuiging had aan de hand van een analyse van betekenis en functie van het paspoort in de Ministerraad een discussie en besluitvorming moeten plaatsvinden over dit onderwerp, waarbij tegelijkertijd omtrent de aanpak van het project had moeten worden besloten. Het is onbegrijpelijk dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken het bepleiten van de op zichzelf zeer verstandige projectmatige aanpak niet meer kracht heeft bijgezet.

De principiële vraag: welk departement heeft het voor­ touw, hoe zou ter beantwoording van die vraag besluit­ vorming plaatsvinden en hoe zou met het oog op de toekomst mede gelet op de toenemende verwevenheid van het overheidshandelen en vanwege het tegengaan van verkokering van de overheidsdienst aan dit en soort­ gelijke projecten uitvoering gegeven moeten worden is een vraag die zeker in de discussie met de regering aan de orde moet komen.

Samenvatting

(3)

2 0 2 3

bijsturing van het proces zou kunnen plaatsvinden. Op de terreinen: de verhouding tussen publieke rechtsplicht en private aanpak, de offerteaanvraag en offertevergelijking, de presentatie van het departement naar buiten toe in de relatie tot derden in het project, de financiële opzet, de kostenbewaking, de kostprijscalculaties en de risico’s voor de Staat en last but not least de immer op de voorgrond gezette fraudebestendigheid is sprake ge­ weest van tweeslachtigheid. Waar in de bestuurlijke relatie tot andere overheden bondgenootschappelijke relaties nodig waren (waar heb ik die term meer ge­ hoord?) werden vijandsbeelden opgeroepen.

De commissie zet dit alles scherp op een rijtje. Ook na lezing van de inhoud van de brief van de bewindsleden van Buitenlandse Zaken is er bij de WD-fractie geen reden om op hoofdlijnen andere conclusies te trekken dan de commissie heeft gedaan. De overheid heeft het paspoortproject niet goed opgezet, geleid en uitgevoerd. De aanbevelingen van de commissie om de knelpunten aan te pakken nemen wij als ten zeerste behartenswaar- dig voor de komende discussie met de regering over.

Inlichtingenrecht van de Kamer

Het recht op inlichtingen van de Kamers is ongelimiteerd tenzij het belang van de Staat zich daartegen verzet. Over de reikwijdte van dit begrip sprak ik eerder. De feitelijke informatieverschaffing van de kant van de regering kan zich primair richten op de vraagstelling vanuit de Kamer, maar die vraagstelling sec kan achteraf nooit een afdoen­ de verklaring zijn om ook naderhand gebleken onvol­ doende informatieverschaffing, nodig voor de volledige beoordeling van een zaak, te legitimeren. Dat is het spanningsveld, waarin het inlichtingenverkeer tussen re­ gering en Staten-Generaal zich voltrekt.

Oordeel over het enquête-rapport

De enquête-commissie heeft in drie maanden een indruk­ wekkend document op tafel gelegd. De WD-fractie heeft hier waardering voor. Het stemt tot tevredenheid dat de commissie in unanimiteit conclusies heeft getrokken en aanbevelingen heeft gedaan. Het rapport wekt de indruk sterk op de onderliggende studies te steunen. In de verhoren had de commissie een aantal punten wellicht wat verder moeten uitdiepen. Niet valt in te zien dat de conclusies daardoor wezenlijk zouden zijn beïnvloed. De commissie moest bovendien onder grote tijdsdruk wer­ ken. Het slothoofdstuk is wat erg kort uitgevallen. Mijn fractie heeft kanttekeningen geplaatst, vragen gesteld en soms punten van kritiek wat genuanceerd of verscherpt. Uiteindelijk nam de Kamer unaniem een motie aan, waarin de hoofdlijnen van het enquête-rapport werden aanvaard.

(4)

1EXPRESSE

Verschijnt wekelijks met uitzondering van de reces­ periodes van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Uitgave van de Haya van Somerenstichting; waarin opgenomen de mededelingen van het hoofdbestuur van d e W D .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

uitvoerenden in de jeugdzorg voortdurend betrekken, zodat zij de kans krijgen hun ervaringen, zorgen en ideeen naar voren te brengen. Ondernemingsraden richten zich op de

Een voorbeeld van een ongeclausuleerde doorleverplicht luidt: ‘Indien door het in rekening brengen van tarieven de totaalafspraak wordt overschreden, blijft de zorgaanbieder

Hoewel deze route een aantal bruikbare DNA-volgordes heeft opgeleverd, die uiteindelijk ook gebruikt zijn voor de Hydrochip, staat de hoeveelheid werk die hiervoor verricht

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Ge- vraagd naar waar zij over 15 jaar wil- len wonen, blijken jongeren een duidelijke voorkeur te hebben voor het buitengebied.. Met name lande- lijk wonen vlakbij een

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie