• No results found

Bijlage Commentaar op verplichtingen tot Financiële Rapportages & kostenorientatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage Commentaar op verplichtingen tot Financiële Rapportages & kostenorientatie"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage Commentaar op verplichtingen tot Financiële Rapportages &

kostenorientatie

In ons commentaar op de door OPTA voorgestelde financiële rapportages gaan we achtereenvolgens in op het nut van de rapportages (en daarmee de proportionaliteit), de openbaarmaking van deze rapportages en tenslotte de kostenallocatie in toekomstige IP-gebaseerde netwerken.

Het nut van de financiële rapportages

OPTA vraagt aan KPN een veelvoud van financiële rapportages die maximaal openbaar moeten zijn ("alles tenzij"). Deze rapportages Accounting Separation (ASR), EDC en een Integrale Rapportage (voor retail huurlijnen) zijn onderling evident verschillend qua uitgangspunten en grondslagen.

KPN twijfelt aan het nut van een groot deel van deze rapportages en vindt bovendien dat het samenstel tot verwarring leidt. Daarnaast veroorzaakt het in de lucht houden van deze verschillende rapportages onnodig hoge kosten bij KPN. Er is zelfs sprake van een stijging van de kosten omdat het aantal rapportages toeneemt. Dit is contrair aan de doelstellingen van het ministerie van Economische Zaken om de administratieve lasten ten gevolge van regelgeving te reduceren.

OPTA geeft de volgende doelstellingen aan voor de financiële rapportages:

Inzicht bieden in:

• kostenoriëntatie van de tarieven,

• prijssqueeze,

• non-discriminatie

• kruissubsidiëring.

Daarnaast stelt OPTA dat de rapportages leiden tot concurrentiebevordering.

We gaan vervolgens na in hoeverre deze doelstellingen worden gehaald met de voorgestelde financiële rapportages.

Inzicht in Kostenoriëntatie

KPN moet volgens het ontwerpbesluit jaarlijks rapporteren over wholesalediensten op basis van EDC (afgelopen jaar plus het lopende jaar) en zou deze rapportage tevens openbaar moeten maken. Met betrekking tot kostenoriëntatie van de wholesaletarieven constateert KPN dat het merendeel van de wholesaletarieven onderhevig is aan een price cap. Met deze price cap wordt de bovengrens van de tarieven voor een langere periode bepaald. Deze vastlegging voor langere tijd gebeurt ex ante en heeft kostenoriëntatie als uitgangspunt.

KPN vraagt zich af welk nut het heeft om jaarlijks te rapporteren volgens EDC. Enerzijds kan het rapporteren van EDC kostprijzen geen consequentie hebben op de wholesaletarieven gedurende de WPC. Anderzijds wijken EDC kostprijzen af van de basis waarop de WPC tot stand is gekomen. De WPC wordt in de plannen van OPTA immers voor een groot gedeelte bepaald door de CEA analyse.

Het jaarlijks opstellen van EDC rapportages is gegeven de WPC niet nodig en daarmee disproportioneel.

(2)

KPN is van mening dat de WPC voldoende zekerheid biedt in de markt over de wholesaletarieven. Het openbaar maken van de EDC rapportages en de verplichting aan KPN om deze rapportage ook nog toe te lichten en ontwikkelingen in kostprijzen te verantwoorden is contrair met de vrijheid die KPN heeft om gedurende de WPC haar efficiency naar eigen wens te verhogen. De enige

consequentie van openbaarmaking is dat concurrenten een blik kunnen werpen in de keuken van KPN.

Conclusie: KPN acht de verplichting tot het opleveren en openbaar maken van EDC rapportages door KPN disproportioneel.

ASR wordt opgelegd als remedie voor AMM Wholesalemarkten, maar de wholesale tarieven worden volgens andere grondslagen vastgesteld dan de grondslagen in ASR. De wholesale tarieven worden namelijk op basis van de WPC gereguleerd (gebaseerd op EDC methodiek en CEA) terwijl in ASR de historische kostengrondslag wordt gehanteerd, geen meerjarenvensters zijn toegestaan enz. Er is dus geen relatie tussen de wholesale rendementen die uit ASR volgen en de manier waarop de wholesale tarieven tot stand komen.

Een belangrijke vraag in dit kader is wat OPTA dan denkt te gaan doen met de gerapporteerde wholesale rendementen in ASR. Uit de ontwerpbesluiten moet geconcludeerd worden dat er helemaal niets gebeurt met deze gerapporteerde rendementen. De rendementen hebben immers geen enkele consequentie voor de wholesaletarieven, aangezien hiervoor de WPC geldt.

KPN is daarom van mening dat het rapporteren van deze wholesale rendementen geen enkel doel treft en daarom disproportioneel is. In deze lijn door redenerend is ook het openbaar publiceren van deze informatie niet proportioneel, zeker wanneer KPN zelf maar moet zorgen (zoals OPTA schrijft) dat de verwarring die uit deze cijfers zal voortvloeien komen wordt weggenomen.

Conclusie: het rapporteren over wholesalemarkten in het kader van ASR heeft geen nut en is daarmee disproportioneel

Voor retaildiensten geldt dat de bovengrens wordt gereguleerd door price caps en de onderkant via de prijssqueeze (CPST). Inzicht in de kostenoriëntatie is dus alleen nodig in relatie tot de

prijssqueeze. Dit inzicht wordt geboden met de ASR rapportage op retailmarkten (zie volgende paragraaf). Voor wat betreft huurlijnen is KPN een voorstander van een price cap in plaats van rendementsregulering. Indien er een price cap op huurlijnen komt vervalt ook de noodzaak van een retail rapportage voor huurlijnen op basis van integrale kosten.

Inzicht in prijssqueeze

De CPST waarborgt dat retailtarieven niet onder de squeezedrempel komen. KPN is van mening dat een deel van de ASR rapportage hierin inzicht geeft, namelijk op het niveau van retailmarkten. Dit is immers een invulling van de CPST op marktniveau. KPN heeft hierbij nog de volgende

kanttekening.

OPTA stelt dat interne leveringen waarvoor geen wholesaletariefregulering geldt dienen te worden geleverd tegen de kostprijs van de wholesaledienst plaats te vinden waarbij deze kostprijs berekend dient te worden volgens de EDC-principes. KPN is van mening dat op deze manier de niet

(3)

waarin de prijzen middels een rendementsregulering en volgens EDC principes worden bepaald. Dit is onredelijk. De eigenschap van niet gereguleerde wholesalediensten is dat er voldoende

concurrentie is op deze diensten. Aanbieders in de markt kunnen deze diensten aanbieden tegen prijzen die zij commercieel wenseljjk achten. Het strict terugverdienen van een normrendement op elke individuele niet gereguleerde wholesaledienst is een fictie en niet proportioneel. Bovendien zou deze eis betekenen dat KPN een EDC systeem zou moeten ontwikkelen en onderhouden voor niet geregueerde wholesalemarkten.

KPN stelt daarom voor om voor de rapportage op marktniveau, conform de blauwdruk accounting separation die door OPTA na marktconsultatie is geaccordeerd op dit punt, de levering van niet gereguleerde wholesalediensten uit te voeren tegen integrale kosten plus betaalde rente of indien beschikbaar een commerciële prijs te hanteren.

Waar KPN het nut onderschrijft van de ASR rapportage op marktniveau betwijfelt KPN het nut van de ASR rapportage op dienstniveau. De rapportage op dienstniveau heeft wellicht als doel om het incrementele deel van de CPST te toetsen. Maar dit doel wordt niet bereikt met ASR, aangezien de incrementele test in de CPST over de looptijd van een aanbieding zou moeten worden uitgevoerd (zie reactie ondergrensregulering), terwijl in ASR wordt gerapporteerd op jaarniveau (conform de jaarrekening). Hieruit volgt dat ASR op dienstniveau niet geschikt om de CPST ex post te toetsen. Eventuele openbare publicatie van deze informatie zou dus leiden tot verwarring en intransparantie en zou weer extra inspanningen van KPN vereisen om alle inconsistenties in het rapportagebolwerk glad te praten

Een tweede constatering is dat een rapportage op dienstniveau een veelvoud van diensten zou omvatten, aangezien OPTA elke prijspropositie als een aparte dienst aanduidt. Nu reeds biedt KPN zeer veel verschillende proposities volgens de definitie van OPTA en dit aantal zal naar verwachting nog verder worden uitgebreid. KPN is van mening dat een dergelijke omvangrijke rapportage op dienstniveau niet te maken is aangezien de boekhouding van KPN geen gegevens bijhoudt op dit detailniveau. Uiteraard zou een dergelijke rapportage niet extern kunnen worden gepubliceerd, aangezien hierdoor gedetailleerde retailinformatie (volumes, omzet, ofwel het commercieel succes van aanbiedingen) van alle aanbiedingen van KPN ter beschikking zouden komen van de

concurrenten. Dit betreft commercieel zeer gevoelige en daarmee bedrijfsvertrouwelijke informatie. OPTA schrijft overigens terecht dat een beroep op bedrijfsvertrouwelijkheid eerder gehonoreerd kan worden ten aanzien van retailactiviteiten dan ten aanzien van

wholesaleactiviteiten.

Een derde constatering is dat volgens principes van de mededinging een incrementele CPST toets voor de inkoop van niet-gereguleerde wholesalediensten zou moeten uitgaan van incrementele netwerkkosten. In het voorstel van OPTA worden de kosten van niet gereguleerde wholesalediensten op basis van EDC kostprijzen verrekend. Ook hier zou ASR dus afwijken van de principes van de CPST.

KPN concludeert dat het rapporteren van ASR op retail dienstniveau zijn doel voorbij schiet, nadelig is voor KPN in het geval van openbaarmaking en dus een disproportionele remedie betreft. KPN ziet evenwel andere mogelijkheden om de incrementele CPST te toetsen, namelijk via aparte analyses op de gerealiseerde profielen in de aanbiedingen.

(4)

Met de CPST wordt ook non-discriminatie geborgd, namelijk dat de inkoop van gereguleerde

wholesaleprodukten (virtueel) plaatsvindt tegen externe tarieven. De doelstelling van het aantonen van non-discriminatie wordt bereikt middels de in de ASR rapportage voorkomende virtuele

inkooprecepten.

Kruissubsidiëring

OPTA maakt niet duidelijk wat ze bedoelt met kruissubsidiëring. KPN heeft geen rapportageplicht op niet-AMM markten. Het bieden van inzicht in kruissubsidiëring kan volgens KPN alleen slaan op verticale kruissubsidiëring tussen gereguleerde wholesalemarkten en gereguleerde retailmarkten. Aangezien de wholesaletarieven gereguleerd worden middels de ex ante vastgestelde WPC kan het bieden van inzicht in kruissubsidie volgens KPN dan alleen nog maar iets te maken hebben met de gereguleerde retailtarieven. Hiertoe dient de CPST, die borgt dat de retailaanbiedingen een

positieve marge hebben bij inkoop van gereguleerde wholesalediensten. Dit kan worden aangetoond middels de ASR rapportage.

Concurrentiebevordering

OPTA stelt dat de financiële rapportages de concurrentie bevorderen. KPN is van mening dat dit niet bewerkstelligd wordt door de financiële rapportages maar door de duidelijkheid die vooraf geschapen wordt door price caps en de CPST.

1.6 Conclusie

Gekeken naar de doelstellingen die OPTA zelf aanvoert voor het opleggen van de financiële

rapportages voldoet naar de mening van KPN één jaarlijkse rapportage, namelijk de ASR rapportage op relavante marktniveau. Gezien de doelstellingen zou in de ASR rapportage alleen het teken (plus of min) van de ROS op de gereguleerde retailmarkten van belang zijn.

Openbaarmaking

Door openbaarmaking van de voorgestelde financiële rapportages krijgen marktpartijen volgens OPTA meer vertrouwen in de opgelegde regulering.

KPN betwijfelt dit. KPN is van mening dat het merendeel van de door OPTA gevraagde rapportages geen enkele impact hebben op de tarieven tijdens de komende reguleringsperiode. KPN ziet dan ook niet in hoe marktpartijen hier vertrouwen uit zouden kunnen putten.

Daarnaast wegen de eventuele voordelen van openbaarmaking van financiële rapportages niet op tegen de extra inspanningen en risico's voor KPN.

Als gevolg van de beursnoteringen van KPN in Amsterdam, Frankfurt, Londen en New York en de internationale spreiding van het aandelenbezit, moet KPN in alle landen waar zij genoteerd is, rekening houden met de locale effectenwetgeving en de lokale beursregels. Deze regels en voorschriften beperken zich niet louter tot puur effectenrechtelijke zaken, maar bestrijken een breed sca la aan onderwerpen. Het gaat bijvoorbeeld ook om regels en voorschriften op het gebied van de jaarverslaggeving en Corporate Governance, alsook wat betreft de openbaarmaking van

(5)

financiële informatie. Bij wijze van voorbeeld wijst KPN in dit verband op de Code Tabaksblat en de Sarbanes-Oxley Act, die als gevolg van de noteringen aan Euronext Amsterdam respectievelijk de New York Stock Exchange op KPN van toepassing zijn. Met name de Sarbanes-Oxley Act kent zeer strikte voorschriften op het gebied van Corporate Governance en openbaarmaking van financiële informatie. KPN zal daarop hieronder nader ingaan.

De verschillende locale voorschriften en regels kennen elk als algemeen geldend principe dat beursgenoteerde ondernemingen hun kapitaalverschaffers op dezelfde wijze behandelen. Deze kapitaalverschaffers hebben daarom in beginsel allemaal recht op dezelfde (financiële) informatie. Zo bepaalt artikel 25 van het Fondsenreglement van Euronext in Amsterdam:

"De uitgevende instelling welker aandelen, of certificaten hiervan, zijn toegelaten en waarvan de aandelen tevens zijn toegelaten tot de officiële notering aan:

a) in één of meer andere Lid-Staten gelegen of werkzame effectenbeurzen, moet ervoor zorgdragen dat aan de markt van elk der beurzen, waar toelating is verkregen, gelijkwaardige informatie wordt verstrekt;

b) één of meer buiten de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap gelegen of werkzame effectenbeurzen, moet aan de Nederlandse markt de informatie verstrekken welke tenminste gelijkwaardig is aan die welke zij verstrekt aan de markt van de hiervoor bedoelde

effenbeurzen, voor zover deze informatie van belang kan zijn voor de waardering van de aandelen resp. certificaten."

Ook bijvoorbeeld de Amerikaanse effectenwetgeving gaat van dit principe uit. Op grond van Rule 10B-5 van de Securities Exchange Act van 1934 en van Section 401 van de Sarbanes Oxley Act, is het namelijk verboden om, direct of indirect, onware beweringen te doen over "material facts" van de onderneming. Het is daarnaast verboden om het openbaar maken van "material facts" achterwege te laten. Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft invulling gegeven aan het begrip "material": het moet gaan om een feit dat, indien het openbaar wordt gemaakt, door een normale, redelijk handelende investeerder zal worden beschouwd als een belangrijke verandering in de totale beschikbare informatie omtrent een onderneming (Basic Inc. v. Levinson, 485 U.S. 224, 231-32, 108 S.Ct. 978 (1988)). Deze uitspraak is uitdrukkelijk door de Amerikaanse beurstoezichthouder US Securities and Exchange Commission (SEC) overgenomen.

Uitgangspunt: verschaffen van gelijke financiële openheid, voorkomen van onduidelijkheid

De bovenbedoelde lokale voorschriften en regels brengen voor een internationaal opererende en genoteerde vennootschap als KPN met zich dat zij gelijke financiële openheid moet betrachten jegens alhaar kapitaalverschaffers. Deze openheid wordt echter begrensd door andere principes, met name het principe dat de betrachte openheid niet tot verwarring of misleiding mag leiden bij kapitaalverschaffers.

In de Verenigde Staten is reeds in de zaak TSC Industries Inc. v. Northway Inc. (426 U.S. 438, 448. 96 S.Ct.2126 (1976)) uitgemaakt dat het openbaar maken van een grote hoeveelheid financiële (en andere) informatie kapitaalverschaffers in verwarring zal brengen en de juist wél relevante

informatie zal vertroebelen. Het aldus verspreiden van verwarrende of misleidende informatie, kan daarom grond zijn voor een vordering van aandeelhouders tot schadevergoeding door de

onderneming. Bovendien kan het verspreiden van zulke verwarrende of misleidende informatie aanleiding zijn voor locale beurstoezichthouders om aan de onderneming boetes op te leggen. Met name in de Verenigde Staten is het instellen van zulke schadevergoedingsacties (die dan bovendien

(6)

vaak namens alle aandeelhouders worden ingesteld, de zgn. class actions) zeer gebruikelijk. Deze procedures zijn voor een onderneming extreem kostbaar, niet alleen omdat de proceskosten zeer hoog zijn, maar ook omdat de financiële gevolgen van eventuele schikkingen of veroordelingen veelal zeer aanzienlijk zijn. Beursgenoteerde ondernemingen hebben dan ook groot belang bij een zorgvuldige openbaarmaking van informatie in het algemeen, en van financiële informatie in het bijzonder.

Openbaarmaking van drie volkomen verschillende financiële rapportages leidt tot verwarring

KPN is van oordeel dat openbaarmaking van de drie financiële rapportages van KPN aan OPTA (dit zijn onderling op grondslagen en qua uitgangspunten volkomen verschillende rapportages), tot schending van het bovengenoemde uitgangspunt kan leiden en daarom in strijd is met de verschillende locale effectenwetgeving en beursregels. De openbaarmaking van meer of reeds eerder, zij het in andere vorm, openbaargemaakte financiële informatie zal immers al snel verwarring kunnen creëren richting kapitaalverschaffers.

Mocht OPTA overgaan tot de verplichting tot openbaarmaking, dan ontstaat een risico dat verwarring optreedt. Immers, KPN is op grond van regels als IFRS en USGAAP (de algemeen aanvaarde accounting principes van de Verenigde Staten) gehouden om zelf te rapporteren op de wijze waarop haar onderneming intern wordt bestuurd. Dit betekent dat de interne organisatie en de interne besturingsrelaties - inclusief de daarmee samenhangende interne en externe

geldstromen - bepalend zijn voor het jaarverslag van KPN. De door OPTA voorgestelde rapportages wijken hier fundamenteel van af, omdat in deze rapportages wordt uitgegaan van een fictieve, door de toezichthouder bepaalde organisatievorm alsook van fictieve verrekenprincipes. De gevraagde rapportages houden aldus geen rekening met de daadwerkelijke interne organisatie en

besturingsrelaties. Bovendien worden in de rapportages kosten verdeeld volgens het Fully Allocated Costs principe, waardoor common en joint kosten op arbitraire wijze worden toegerekend aan de te onderscheiden regulatorische markten en diensten. Het is evident dat deze allocatie ver afstaat van de bedrijfsvoering van KPN. Omdat de financiële structuur van de rapportages fundamenteel afwijktvanKPN's normale financiële verslaglegging en duidelijk niet is gericht op de financiële markten, maar op informatieverschaffing aan de nationale telecommunicatietoezichthouder, kan KPN haar eigen verslaglegging daarop niet aanpassen. Bijgevolg ontstaat door openbaarmaking een aanzienlijk risico op verwarring.

Per saldo constateert KPN dat openbaarmaking van de drie door OTPA gevraagde financiële rapportages in strijd kan komen met het uitgangspunt van gelijke financiële openheid, onder voorkoming van onduidelijkheid voor kapitaalverschaffers. In het bijzonder vreest KPN dat die openbaarmaking zal leiden tot verwarring bij kapitaalverschaffers, die door KPN niet kan worden weggenomen. Openbaarmaking kan daarom grondslag vormen voor vorderingen tot

schadevergoeding en aanleiding zijn voor locale beurstoezichthouders om KPN te beboeten. Naar het oordeel van KPN staan deze verstrekkende nadelige gevolgen in geen verhouding tot het met openbaarmaking van rapportages gediende doel.

Voor andere toezichthouders gelden regels die openbaarmaking voorkomen

De vorenstaande constatering klemt volgens KPN temeer, nu tal van andere toezichthouders eigen gedragsregels en/of specifieke wettelijke waarborgen kennen die voorkomen dat openbaarmaking van financiële informatie in strijd komt met de locale effectenwetgeving en beursregels.

Bij wijze van voorbeeld wijst KPN op de bevoegdheden van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op het gebied van de jaarverslaglegging, die te vinden zijn in het "Wetsvoorstel Toezicht

(7)

vorderen indien zij redenen heeft voor twijfel of informatie voldoet aan de

verslagleggingswetgeving. In artikel 6 van het wetsvoorstel wordt de geheimhouding geregeld van de informatie die de AFM met toepassing van artikel 2 van dit wetsvoorstel heeft verkregen. De AFM kan beschikken over (koers)gevoelige informatie over de onderneming, maar dient daar zorgvuldig mee om te gaan.

Eveneens bij wijze van voorbeeld wijst KPN erop dat Euronext Amsterdam in artikel 29 lid 11 van het Fondsenreglement heeft vastgelegd:

"Wanneer zij (Amsterdam Exchanges N.V., AEX) van oordeel is dat bekendmaking van gegevens die krachtens dit artikel in het halfjaarlijks verslag dienen te worden vermeld strijdig zou zijn met het openbaar belang of de uitgevende instelling ernstig nadeel zou berokkenen, kan AEX ontheffing verlenen van de verplichting deze gegevens in het halfjaarlijks verslag te melden, voor zover in het laatste geval het achterwege laten van publicatie het publiek niet kan misleiden met betrekking tot feiten en omstandigheden, die van essentieel belang zijn voor de beoordeling van de betrokken aandelen resp. certificaten. De uitgevende instelling of haar vertegenwoordigers zijn aansprakelijk voor de juistheid en relevantie van de feiten waarop het verzoek om ontheffing is gebaseerd." Daarenboven geldt voor de AFM en bijvoorbeeld ook voor De Nederlandsche Bank N.V. (en voorheen ook voor de inmiddels met De Nederlandsche Bank gefuseerde Pensioen- & Verzekeringskamer), dat de Wet openbaarheid van bestuur ("Wob") niet van toepassing is op informatie die bij deze

bestuursorganen berust (artikel 1a, onder d, Wob jo. artikel 1 Besluit bestuursorganen WNo en Wob). Ook langs die weg heeft de wetgever dus de vertrouwelijkheid van bij die bestuursorganen berustende financiële informatie verzekerd.

Standpunt KPN terzake van openbaarmaking

KPN staat op zich niet afwijzend tegenover het verstrekken van informatie aan OPTA door middel van rapportages (indien proportioneel), maar heeft zeer grote bedenkingen tegen openbaarmaking van informatie die niet eveneens in de jaarstukken of die op andere wijze is gepubliceerd. De openbaarmaking van die gegevens kan namelijk ertoe leiden dat verwarring ontstaat bij

kapitaalverschaffers. Als aangegeven, brengt dit verstrekkende nadelige gevolgen voor KPN met zich.

Mede vanwege dit laatste meent KPN dat de Wet Openbaarheid Bestuur openbaarmaking van de rapportages in de weg staat.

In dat verband is van belang dat de betrokken informatie volgens KPN moet worden aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegevens die KPN vertrouwelijk aan OPTA heeft meegedeeld (artikel 10, aanhef en eerste lid, onder c, Wob). Daarnaast meent KPN dat het belang van openbaarmaking, vanwege de hiervoor beschreven verstrekkende nadelige gevolgen voor KPN, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van KPN en van onevenredige bevoordeling van derden, waaronder concurrenten van KPN (artikel 10, aanhef en tweede lid, onder g, Wob). KPN betrekt in dat verband het gegeven dat het publieke belang van de goede en democratische

bestuursvoering niet of nauwelijks met openbaarmaking van de betrokken informatie zal zijn gediend. KPN wijst er daarbij ook nog op dat openbaarmaking, binnen de huidige, competitieve telecommunicatiemarkt, ook zou leiden tot een onevenredige bevoordeling van de concurrenten van KPN, omdat de betrokken informatie onder meer gedetailleerde en gevoelige gegevens bevat over de retaildiensten van KPN.

Aan de doelstellingen die OPTA heeft met financiële rapportages voldoet alleen de ASR rapportage voor wat betreft de ROS op de retailmarkten. Als OPTA al zou besluiten tot openbaarmaking zou deze openbaarmaking moeten worden beperkt tot het "hoogst noodzakelijke" in plaats van het

(8)

principe "alles tenzij". Dit betekent dat uitsluitend het teken van de ROS (plus of min) op gereguleerde retailmarkten in aanmerking zou komen voor openbaarmaking.

Kostenallocatie methodiek niet toekomstvast

OPTA leunt sterk op de tot op heden gehanteerde allocatiemethodiek in ONP en EDC rapportages. Deze allocatiemethodiek was bruikbaar omdat verschillende diensten geleverd werden over separaat causaal toewijsbare netwerken en bouwstenen. In toekomstige IP-gebaseerde netwerken kunnen netwerkkosten niet meer causaal worden toegewezen aan een enkele dienst. Zelfs gebruikte bandbreedte is in dat soort netwerken slechts een zeer marginale kostendriver. Kostenallocaties zullen hierdoor in hoge mate arbitrair worden. Naar de mening van KPN kan voor deze nieuwe netwerken alleen zinvol een kostenrapportage voor het gehele netwerk worden opgeleverd en niet meer per dienst.

Figuur: Migratie van "stovepipes" netwerk naar geïntegreerd netwerk.

Hetzelfde effect treedt nu al op met een VoB aansluiting. Ook hier zijn de kosten nauwelijks causaal toe te wijzen aan de diensten die over de breedband aansluiting lopen. Het merendeel van de kosten zit in de aansluiting terwijl de kosten van applicaties als spraak, internet en TV marginaal zijn. Extra complicatie is dat de VoB dienst voornamelijk bestaat uit software die naast spraak ook videobellen, mail, chat, personal number, vast-mobiel integratie, nomadisch gebruik etc.

ondersteunt. Wanneer kostenallocatie wordt toegepast in bijvoorbeeld een squeeze test dan leidt dat tot arbitraire uitkomsten. Om die reden is KPN van mening dat een squeeze test in een multi-play omgeving alleen zinvol op de totale aanbieding plaats kan vinden, waarbij de toets gericht moet zijn op de mogelijkheid van een efficiënte partij om een vergelijkbaar pakket op basis van de KPN prijs winstgevend in de markt te zetten. Deze efficiënte partij zal dan waarschijnlijk een kabel-aanbieder zijn daar die op dit moment de beste uitgangspositie heeft om multi-play diensten tegen concurrerend tarief op de markt te zetten.

KPN concludeert derhalve dat bij nieuwe netwerken kostenallocatie naar verschillende diensten niet op causale gronden kan plaatsvinden en derhalve altijd arbitrair is. Mocht kostenallocatie

noodzakelijk zijn in het geval dat diensten in verschillende markten vallen dan ziet KPN "Ramsy pricing" daarvoor als de beste mogelijkheid aangezien remedies op basis van deze methode van allocatie het minst marktverstorend zullen werken.

Applicaties

Diensten

Core

Edge / Aggregate

Access

Devices

IP

All

Over

IP

Over

All

Eindklanten

Diensten

=>

Eindklanten

‘stovepipes’

Applicaties

Diensten

Core

Edge / Aggregate

Access

Devices

IP

All

Over

IP

Over

All

Eindklanten

Diensten

=>

Eindklanten

Applicaties

Diensten

Core

Edge / Aggregate

Access

Devices

IP

All

Over

IP

Over

All

Applicaties

Diensten

Core

Edge / Aggregate

Access

Devices

IP

All

Over

IP

Over

All

Eindklanten

Diensten

=>

Eindklanten

‘stovepipes’

(9)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Recent is de SEC met een voorstel gekomen om ondernemingen in de toekomst te verplichten om in de jaarverslaggeving een rapportering op te nemen over de wijze waarop

Banen bij werkgevers die niet zijn ingedeeld in sector 61 t/m 66, of die dat wel zijn maar voor 50% of minder van het totaal aantal uren Ufo premie afdragen, worden toegerekend aan

In tabel 2 op pagina 4 van het oordeel alsmede in tabel 4 op pagina 7 van het oordeel stond de marge behorende bij piek vermeld achter dal en andersom.. Het college betreurt

In de brief geven we aan welke positieve ontwikkelingen we zien, zoals de slag die de RUD heeft gemaakt met actualisaties van vergunningen.. Daarnaast geven we aan dat er zaken

[r]

Bij de uitvoering van de operationele taken blijkt dat een groot deel van de organisaties een aantal activiteiten niet voldoende heeft geborgd, zoals het beheren van de

Een flink aantal marktpartijen geeft aan verbaasd te zijn over het voorstel van KPN en de resultaten van de herberekening in relatie tot de bandbreedtes voor de tariefontwikkeling

Het college beschouwt een tarief dat gelijk is aan de verwachte kostprijs in het toekomstgerichte deel van de jaarlijkse EDC-rapportage – en dat het college in overeenstemming acht