• No results found

De kaart van het bisdom Utrecht,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kaart van het bisdom Utrecht, "

Copied!
198
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Copyright © 2012 Annemarie Zijlstra.

Niets uit deze masterscriptie mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van schrijver dezes. Bij elke vermelding volledige auteursgegevens.

Omslag (ontwerp en uitvoering): Annemarie Zijlstra en Beert Kempenaar Druk: Chris Russell, Groningen

Oplage: 10 ex.

(3)

De kaart van het bisdom Utrecht,

ca. 1524

Onderzoek naar de houtsnedefragmenten

‘Oestvrieslant’ en ‘Toversticht’

scriptie master Landschapsgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen

Eerste begeleider: dr. J.F. Benders, Rijksuniversiteit Groningen Tweede begeleider: dr. P.C.J. van der Krogt, Universiteit Utrecht

Annemarie Zijlstra, s1616064

Dokkum, juni 2012

(4)

In het kader van de masterstudie Landschapsgeschiedenis aan de

Rijksuniversiteit Groningen bestond de mogelijkheid het bijvak Historische Cartografie aan de Universiteit Utrecht te volgen, dat werd gegeven door docent dr. Peter van der Krogt. Eén van de colleges van het vak vond plaats in de Universiteitsbibliotheek Leiden. Hier toonde conservator drs. Martijn Storms aan de aanwezige studenten op een sheet de zogenoemde 'kerkenkaart'.

Tijdens het bekijken van de twee fragmenten van de 'kerkenkaart' in het echt, was medestudente Roelien van Empel enthousiast over het fragment met onder meer Toversticht (de stad Groningen, het Gorecht, Drenthe en Overijssel) en ik, Annemarie Zijlstra, over het fragment met Oestvrieslant (met daarop een deel van de huidige provincie Friesland).

1

Bij navraag aan Storms en Van der Krogt over wat er precies bekend was over beide kaartfragmenten in verband met een mogelijk onderwerp voor onze masterscripties, werden we verwezen naar het artikel 'Kaart van het bisdom Utrecht: wetenschappelijke waarde van de oudste gedrukte kaart van Nederland' van Roeland Emaus in Caert-

Thresoor.

2

Afgesproken werd dat we bij blijvende interesse in de 'kerkenkaart' als scriptieonderwerp, de door Emaus geschreven bachelorscriptie over dit onderwerp mochten lezen. Dat was het geval en Van der Krogt zocht de scriptie op. Tijdens het college van 11 maart 2011 kwam de 'kerkenkaart' nogmaals ter sprake. Uiteindelijk zag Roelien af van 'haar' fragment met

1 Op fragment Toversticht staan ook gebouwen en plaatsen met verdedigingswerken afgebeeld, die in de huidige provincies Gelderland en Utrecht liggen.

2 Emaus noemt de informatie over de fragmenten in de beschikbare literatuur 'eigenlijk erg oppervlakkig', gaat zelf meer inhoudelijk op de kaartfragmenten in en vraagt zich af of men 'aan de hand van de metrische nauwkeurigheid iets [zou] kunnen zeggen over stand van techniek en wetenschap' in het begin van de zestiende eeuw (Emaus 2010, 40).

(5)

Na goedkeuring van de 'kerkenkaart' als scriptieonderwerp door hoogleraar landschapsgeschiedenis prof. dr. ir. Theo Spek, kon ik beginnen met schrijven van het onderzoeksvoorstel. Na goedkeuring van dit voorstel door Spek en mijn (nieuwe) eerste begeleider dr. Jeroen Benders kon mijn scriptieonderzoek naar beide kaartfragmenten beginnen. Afgesproken werd dat dr. Peter van der Krogt mijn tweede begeleider zou worden. Het echte onderzoek kon officieel van start. Tijdens het onderzoek werd ik geboeid door het mysterie van de 'kerkenkaart' en ik wil u dan ook graag meenemen op mijn zoektocht.

Veel leesplezier toegewenst!

Annemarie Zijlstra

(6)

Hoofdstuk 1: Het mysterie van de 'kerkenkaart' 1

1.1. Inleiding 1

1.1.1. Het Compte du débourse en de vondst van vier

kaartfragmenten 2

1.1.2. Twee fragmenten van de Carta Marina 9

1.1.3. Het 'vijfde' fragment 10

1.1.4. Hoe wordt een houtsnede gemaakt? 13

1.2. Stand van onderzoek 14

1.2.1. De datering van de houtsnedefragmenten 15 1.2.2. De mogelijke reden voor het maken van de

houtsnedekaart 16

1.2.3. Straatsburg en een niet met naam bekende houtsnijder 19 1.2.4. De samenstelling van het kaartbeeld 20 1.2.5. De signaturen op de houtsnedefragmenten 22

1.3. De probleemstelling 26

Hoofdstuk 2: De 'kerkenkaart' als cartografisch object 28 2.1. Wanneer moet de houtsnedekaart gedateerd worden? 28

2.1.1. Het watermerk 28

2.1.2. De signaturen als mogelijke aanknopingspunten

voor een datering 33

2.2. Het mogelijke doel van de opdrachtgever(s) 35

2.2.1. Het op de houtsnedefragmenten weergegeven gebied in

relatie tot de bisschop 35

2.2.2. Het memoriaal van de reis naar Heidelberg 37

(7)

2.4. De toponiemen en de keuze voor de signaturen 53 2.4.1. Veldwerk of een 'mental map' 53 2.4.2. De keuze voor de signaturen van kerken 73

2.4.3. De toponiemen 78

2.4.4. Oudere Nederlandse kaarten als voorbeeld voor de

houtsnedefragmenten? 81

Hoofdstuk 3: De signaturen en hun functie voor de houtsnedekaart 84 3.1. De signaturen voor het landschap op de houtsnedefragmenten 85 3.2. Algemene en naar waarheid getekende signaturen 88

3.2.1. De kaart van de Oosterscher Zee van Jan van Hoirne,

1526 89

3.2.2. De houtsnedekaart van Herman van Borculo, 1557 90 3.2.3. De gewestkaarten Frieslandt (editie Antwerpen 1559), Gelderlandt (editie 1556) en Hollandt (editie

Antwerpen 1558) van Jacob van Deventer 91 3.2.4. De Tabula nova heremi Helvetiorum, 1513 92 3.3. Een al dan niet realistische weergave van de signaturen op de

houtsnedefragmenten 93

3.3.1. Plaatsen met verdedigingswerken 94

3.3.2. Kerken en een state 108

Hoofdstuk 4: Conclusie 117

Bibliografie 123

(8)

Archieven en bibliotheken 134 Mondelinge en schriftelijke mededelingen 134

Overige bronnen 136

Illustratieverantwoording 137

Bijlagen 140

1. Fragment Oestvrieslant 141

2. Fragment Toversticht 142

3. Transcriptie toponiemen op de houtsnedefragmenten 143 4. Lijst met doorgenomen drukken voor watermerkonderzoek 156 5. Bezochte plaatsen (met bijschriften) 173 6. De overige kaarten / kaartfragmenten 176

Met dank aan 184

(9)

In deze masterscriptie met de titel: De kaart van het bisdom Utrecht, ca. 1524.

Onderzoek naar houtsnedefragmenten 'Oestvrieslant' en 'Toversticht' staan twee houtsnedefragmenten centraal, die in 1956 in de Universiteitsbibliotheek Leiden gevonden zijn in de stempelband van een huishoudkasboekje uit het legaat Chastelain.

Houtsnedefragment Oestvrieslant omvat de huidige provincie Friesland met de eilanden Ameland en Terschelling en de stad Emden, 'over de Eems', in het huidige Duitsland. Met frewou[...] en langew[...] kunnen de in de

Ommelanden liggende gebieden Vredewold en Langewold bedoeld zijn, maar de rest van de Ommelanden (huidige provincie Groningen) ontbreekt op het houtsnedefragment. Aan de rand van het fragment staat roden, dus ook de huidige provincie Drenthe is op het fragment vertegenwoordigd. Op houtsnedefragment Toversticht staan de stad Groningen, de vanouds in het Gorecht gelegen plaatsen Noordlaren en Haren, vijf plaatsen gelegen in het huidige Grafschaft Bentheim (huidige Duitsland), plaatsen behorende tot de huidige provincies Drenthe, Overijssel en Gelderland en tot slot één plaats, Rhenen, gelegen in de huidige provincie Utrecht.

De hoofdvragen tijdens het onderzoek zijn: wie gaf / gaven de opdracht tot de vervaardiging van de houtsnedekaart? En hoe zou de complete

houtsnedekaart eruit gezien kunnen hebben?

Eerste deelvraag hierbij is de datering van de houtsnedefragmenten (zie 2.1). 'Circa 1524', schrijven de eerdere auteurs op grond van hun onderzoek.

Na de vondst van een watermerk van een vooroverhellend hert met halsband in

fragment Toversticht door schrijver dezes, is getracht deze datering bij te

(10)

datering circa 1522-1525 gesuggereerd als nieuw uitgangspunt. Op fragment Toversticht voorkomende signaturen zijn daarnaast als aanwijzingen te beschouwen voor het gebruik van 'recent' bronmateriaal, omdat weergegeven plaatsen op de houtsnedefragmenten bijvoorbeeld pas na een bepaalde datum als afzonderlijke parochie voorkomen.

Voor de tweede deelvraag is nagegaan met welk doel de houtsnedekaart van het bisdom Utrecht is vervaardigd (zie 2.2). De bisschop van Utrecht had naast geestelijke macht in een groot deel van het huidige Nederland het landsheerlijk gezag over het Neder- en Oversticht (min of meer de provincie Utrecht en de provincies Overijssel en Drenthe, de stad Groningen en het Gorecht). De aanwezigheid van delen van het huidige Friesland en de Veluwe zijn het bewijs dat we te maken hebben met het machtsgebied van de bisschop in geestelijke zin.

Het op het Gemeentearchief van Kampen aanwezige ongedateerde

Memoriale van de reis naar Heidelberg an den elect, van de hand van de

Kamper stadssecretaris Johan van Breda, bevat een passage over een caertte

van de gelegenheit des gestichtes, gemaakt zodat elect Hendrik van Beieren

zelf een beeld zou krijgen van de toestand van het gebied waarover hij de

'leider' werd. Waarschijnlijk gaat het hier om een kaart met daarop het gehele

bisdom Utrecht. De meningen zijn verdeeld of de caertte als de in Leiden

gevonden delen van de houtsnedekaart van het bisdom Utrecht opgevat

moeten worden, maar schrijver dezes identificeert ze in deze masterscriptie

niet als dezelfde kaarten. Daarvoor wordt aanvullend en verdiepend onderzoek

op dit punt noodzakelijk geacht.

(11)

het bisdom Utrecht geschreven. Hoewel het geen vaststaand feit is, zou het heel goed mogelijk zijn dat het om de houtsnedekaart gaat, waar de

fragmenten Oestvrieslant en Toversticht deel van uitmaken.

Voorgaande auteurs hebben de mogelijkheid geopperd dat de

houtsnedekaart in Straatsburg gedrukt is. Als derde deelvraag is door schrijver dezes onderzocht of dat terecht is (zie 2.3). Tegenargumenten voor de

mogelijkheid Straatsburg zijn gegeven en mijn suggestie is dat een drukplaats in de Nederlanden ook waarschijnlijk zou zijn.

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag hoe de complete

houtsnedekaart eruit gezien zou kunnen hebben, is allereerst nagegaan wat de reden zou kunnen zijn geweest voor het wel / niet weergeven van signaturen met toponiemen (zie 2.4). Op fragment Toversticht blijkt de parochie-indeling bepalend. Op fragment Oestvrieslant lijkt de samensteller van het kaartbeeld van deze parochie-indeling afgeweken te zijn. Een mogelijke reden hiervoor is het gebruikte bronmateriaal. Bij de vraag wat voor soort bronnen gebruikt zijn bij het vervaardigen van de houtsnede, is gekeken naar de mogelijkheid van zelf uitgevoerd veldwerk. Uiteindelijk lijkt het erop dat de persoon die verantwoordelijk is voor de signaturen en bijbehorende toponiemen, voor het kaartbeeld en de beschrifting meerdere bronnen heeft gebruikt en daarmee een kaart heeft samengesteld. Daarbij zijn fouten gemaakt door lacunes in het bronmateriaal of door een foutieve aansluiting van de verschillende gegevens op elkaar.

Bij de derde en laatste vraag heeft schrijver dezes zich afgevraagd welke

functie we mogen toeschrijven aan de signaturen. Mogelijkerwijze is het

(12)

signaturen voor plaatsen met verdedigingswerken als zodanig zijn weergegeven, blijkt dat de keuze niet gemaakt is op grond van

stadsrechtverlening. Een aantal plaatsen die in de daadwerkelijke situatie verdedigingswerken hadden, blijken daarnaast met het signatuur 'kerk'

getekend. Schrijver dezes kan er geen antwoord op geven, maar vraagt zich af of de opdrachtgever de kerken bij deze plaatsen belangrijker vond dan de verdedigingswerken (zie 3.3.1). Onderzoek naar de waarheidsgetrouwheid van een aantal bouwwerken heeft uitgewezen, dat een aantal aanwezige

overeenkomsten op toeval zou kunnen berusten, maar ook dat net zoals bij andere houtsnedekaarten uit dezelfde periode (zie 3.2, bijvoorbeeld 3.2.4) een voorbeeld gebruikt kan zijn. Nader onderzoek lijkt op dit punt noodzakelijk om antwoord te kunnen geven op de vraag in hoeverre de signaturen eventueel als aanvullende bron voor architectuurhistorisch onderzoek gebruikt zouden kunnen worden (zie 3.3.2).

Concluderend gaat schrijver dezes er vanuit dat de houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht deel uitmaken van een kaart met daarop het gehele diocees Utrecht, waarop ook de tot het bisdom behorende huidige provincies Holland en Zeeland moeten zijn weergegeven. Antwoord op de vraag wie de opdrachtgever(s) is / zijn geweest en waar in de Nederlanden de houtsnedekaart vervaardigd kan zijn, wordt niet gegeven. Daarvoor wordt aanvullend onderzoek noodzakelijk geacht.

Er zijn al met al nog vele nieuwe onderzoeksvragen te formuleren om

stukje bij beetje het mysterie van de 'kerkenkaart' te ontrafelen (zie hfst. 4).

(13)

Hoofdstuk 1: Het mysterie van de 'kerkenkaart'

1.1. Inleiding

Op 10 april 1956 werden in de Universiteitsbibliotheek Leiden in een

huishoudkasboekje vier gedrukte houtsnedefragmenten gevonden, waaronder twee fragmenten van proefstaten van de Carta Marina (zie 1.1.2, p. 9).

3

De twee andere fragmenten, het onderwerp van deze masterscriptie, staan bekend als de kaart van het bisdom Utrecht, maar ook meer algemene benamingen waaronder de kerkenkaart en de oudst gedrukte (regionale) kaart van Nederlands grondgebied komen voor in de literatuur.

Op de houtsnedefragmenten trekken de signaturen van unieke bouwwerken, ofwel de kerken, kloosters, plaatsen met verdedigingswerken en enkele

kastelen en staten direct de aandacht.

4

Onder deze signaturen staan

toponiemen. Door middel van linten is globaal aangegeven welke gebieden zijn afgebeeld op de houtsnede-fragmenten: 1. Oestvrieslant, Amerlandt en Scellinge en 2. Toversticht, die velue, die limmersche int lant van cleef,

Gherelant, hoech zuerebosch, Rudewout en […]broec. In de bovenrand van de fragmenten staat respectievelijk: 1. Dat graefscap van overeem en 2. Die graefscap van benthem en sticht van mun[...]. Deze laatste drie gebieden liggen in het huidige Duitsland, ten oosten van het huidige Nederland, waardoor we kunnen concluderen dat op beide houtsnedefragmenten niet het noorden, maar het oosten boven ligt.

3 NL-HaNA, Hoff, 't, 3.20.81, inv. nr. 2. De datering is ontleend aan een citaat uit een briefkaart van G.J. Lieftinck (conservator handschriften Universiteitsbibliotheek Leiden) aan B. van 't Hoff (archivaris, Algemeen Rijksarchief Den Haag): 'In een oud kasboek uit het fonds Chastelain vinden wij heden een paar zeer interessante fragmenten (…)' staat er.

4 In de Dikke van Dale, op de website van Van Dale online woordenboeken, staat dat een signatuur een teken is, 'gebruikt voor de aanduiding van wegen, molens, kerken enz' (Van Dale online woordenboeken, 15-05-2012).

(14)

Hoe de fragmenten, in het vervolg aangeduid als de (houtsnede- of kaart-) fragmenten Oestvrieslant en Toversticht, samen met de twee fragmenten van proefstaten van de Carta Marina in het huishoudkasboekje, dat deel uitmaakt van het legaat van 'Lodewijk ( -1785) en Cornelius Chastelain (fl. 1787), advocaten en handelaren', terecht zijn gekomen is niet bekend.

5

Mr. Lodewijk Chastelain Louisz. (1714-1784) was advocaat in Den Haag 'voor de respective Hoven van Justitie in Holland' of 'den Hove van Holland'.

6

1.1.1. Het Compte du débourse en de vondst van vier kaartfragmenten

"Het huishoudboekje waarvan de losgemaakte kaarten schutbladen geweest zijn, is een vrijwel waardeloos keuken-huishoudkasboekje, dat blijkbaar gemaakt is door blank papier in te binden in een oud laatzestiende-eeuws leren stempelbandje met schutbladen. Het kasboekje is in 1722 begonnen. Erin ligt los een 'Compte du débourse de Mlle E. Chastelain que commence le 16 Sept.

1724'. Vermoedelijk was zij ook de gebruikster van het keukenkasboekje", schrijft conservator handschriften G.J. Lieftinck van de

Universiteitsbibliotheek Leiden in 1956.

7

Wie deze mademoiselle E.

Chastelain was is niet helemaal duidelijk, omdat Lodewijk ongehuwd was en

5 Het huishoudkasboekje blijkt zich (na een zoektocht in negen meter archiefdozen 'van advocatenpraktijk en koopmanshuis') in de Universiteitsbibliotheek Leiden onder

inventarisnummer BPL 248: 205 te bevinden; Voor citaat 'legaat van': collectiebeschrijving Bibliotheca Publica Latina 2007; Over Chastelain: Van 't Hoff 1964, 1. Na het overlijden van Lodewijk Chastelain Louiszn. in Leiden, kwamen diens 'boeken, memorien, deductien, geschreeven en ongeschreeven (…)' als legaat in het bezit van de Universiteitsbibliotheek Leiden (Molhuysen 1923, 271).

6 Gemeentearchief Den Haag, inv. nr. 35, index notarieel archief 1670-1811: Charret, Johan – Coupard, Jakob; Voor geboorte- en sterfjaar: Gemeentearchief Den Haag, klappers op de Doop-, Trouw- en Begraafboeken, D.T.B. 1598-1811, inv. nr. 70 Chasselet, Kristina en Dopen inv. nr. 296 Charlot, Jakob 1694.

7 NL-HaNA, Hoff, 't, 3.20.81, inv. nr. 2 of 20.

(15)

geen zus had met een naam beginnende met een E.

8

Het zou om een tante van Lodewijk kunnen gaan of om een nicht. Een tweede mogelijkheid is dat er een link is met de eerder genoemde Cornelius Chastelain over wie bij schrijver dezes weinig bekend is. Het huishoudkasboekje (BPL 248: 205) bevindt zich in ieder geval tussen de in de collectiebeschrijving genoemde '129 banden bevattende boeken en rekeningen van gedreven handel'.

9

Na het bekijken van foto's van de voor-, achter- en rugzijde van het stempelbandje is Rens Top, beheerder collectie boekbanden van de

Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, van mening dat het erop lijkt dat het bij het huishoudkasboekje gaat om 'een zogenaamde (archief) registerband- constructie'.

10

Voor de datering van het stempelbandje met bloemdecoraties in banen (zie Afb. 1.1) moet rekening worden gehouden met het gegeven, dat bij 'de categorie boeken als archiefstukken en registers het volgen van de laatste mode van minder belang was.'

11

De decoraties zijn te herkennen 'op banden vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw (1560/70).' Na circa 1640 is dit type bloemdecoratie stilistisch te gedateerd.

12

8 Lodewijk Chastelain werd op 26 augustus 1714 gedoopt in de Waalse kerk, als zoon van Louis en Marianne le Monnier (Gemeentearchief Den Haag, klapper op de D.T.B. 1598-1811, Dopen inv. nr. 296 Charlot, Jakob 1694). Hij stierf op zeventigjarige leeftijd en was toen ongehuwd (Gemeentearchief Den Haag, klapper op de D.T.B. 1598-1811, inv. nr. 70

Chasselet, Kristina).; Voor het ontbreken van broers of zussen met een naam, beginnende met een E: Schutte 1983, 195-196. Bij de doop van een broertje van Lodewijk, Jean Simon Chastelain, in 1718, wordt een Esther Chastelain als getuige genoemd. Is dit E. Chastelain?

(Schutte 1983, 196); De familie Chastelain zou afkomstig zijn uit de streek rond Parijs (Villers-le-Bel). Onder meer de vader van Lodewijk, Louis Chastelain, is in Villers-le-Bel geboren. Het was een familie van handelaren (Schutte 1983, 195-196 en Du Pasquier 1985, 20-26).

9 BPL 248: Collectiebeschrijving Bibliotheca Publica Latina 2007.

10 Schriftelijke mededeling R. Top, 01-07-2011.

11 'Vandaar dat deze gedateerde rollen juist op deze stukken wat langer werden gebruikt. Dat maakt het dateren van het bandje overigens niet eenvoudiger. Gezien het bovenstaande moet het enigszins met de "natte vinger" ' (schriftelijke mededeling R. Top, 30-06-2011).

12 Schriftelijke mededeling R. Top, 30-06-2011.

(16)

Afb. 1.1 de voorzijde van de boekband

(17)

Top denkt met het oog op de gebruikte rollen bij de datering van het stempelbandje aan de periode tussen 1580 en 1630.

13

Het lijkt daarmee aannemelijk dat het om een opnieuw gebruikte leren boekbekleding gaat.

14

Het lijkt er verder op dat de houtsnedefragmenten niet als schutblad, maar als platkern in de band waren aangebracht.

15

Gaat het om een platkern, dan hebben de fragmenten dus een verstevigende functie gehad (zie Afb. 1.2).

16

Een schutblad daarentegen, is een 'extra blad, tussen het (netto) boekblok en het plat toegevoegd (zie Afb. 1.2).'

17

Afb. 1.2 Onderscheid schutblad (links) en platkern (rechts)

Hoe zijn de gevonden fragmenten nu in het huishoudkasboekje terecht gekomen? Meerdere hypotheses zijn mogelijk. De kans bestaat dat de fragmenten al in de zestiende-eeuwse stempelband de platten verstevigden, maar dan zou men de houtsnedefragmenten uit circa 1524 in verhouding wel snel hebben hergebruikt. Een andere optie is dat de fragmenten, net als het leer voor de bekleding, bij de achttiende-eeuwse binder lagen en toen werden

13 Schriftelijke mededeling R. Top, 30-06-2011.

14 Schriftelijke mededeling K. Scheper, 30-06-2011.

15 "Aan sporen in de kaartfragmenten (snede, gaatjes) is te zien hoe ze in het plat hebben gezeten", schrijft Karin Scheper, Conservering & Restauratie Universiteitsbibliotheek Leiden (schriftelijke mededeling K. Scheper, 30-06-2011).

16 In Kneep en Binding: een terminologie voor de beschrijving van de constructies van oude boekbanden staat bij de definitie voor platkern: 'het materiaal, dat aan een plat zijn stijfheid verleent' (Gnirrep, Gumbert en Szirmai 1992, 71).

17 Gnirrep, Gumbert en Szirmai 1992, 31; 'Als regel omvatten de schutbladen een dekblad en een of meer vrije schutbladen. Ook het oor kan tot de schutbladen gerekend worden. Het samenstel van schutbladen kan onderscheiden worden in voor- en achterschutbladen' (Gnirrep, Gumbert en Szirmai 1992, 31).

(18)

hergebruikt om er een bruikbaar huishoudkasboekje van te maken.

18

Met het oog op de aanwezigheid van een tekst op de achterzijde van één van de vier houtsnedefragmenten en het hergebruikte leer, zou de tweede hypothese logisch kunnen zijn. Op fragment Toversticht staat namelijk op de achterzijde (zie Afb. 1.3) onder een rekensommetje de handgeschreven tekst:

gomois Consiellier Commisairs pour La ressette des denier bonnes Renommees Bonnerenome Boutéz

19

Volgens Hein Maassen, Afdeling Publieksdiensten Koninklijke Bibliotheek Den Haag, zou er eigenlijk moeten staan:

Gomois conseillier = Raadsheer Gomois (achternaam) commissaire pour = commissaris voor

18 Schriftelijke mededelingen K. Scheper, 30-06-2011 en R. Top, 01-07-2011. Van beide mogelijkheden lijkt het Scheper in eerste instantie 'minder waarschijnlijk dat de achttiende- eeuwse binder dergelijk afvalmateriaal had liggen om weg te plakken in een band. Alhoewel hij natuurlijk ook oud leer hergebruikt heeft' (schriftelijke mededeling K. Scheper, 30-06- 2011). Hergebruikt bestaand materiaal wordt wel maculatuur genoemd. Maculatuur is 'reeds eerder gebruikt papier of perkament, dat een tweede gebruik in een boekband vindt. In strikte zin is "maculatuur" de term voor vellen papier, die tijdens het drukken van een boek

onbruikbaar worden en alleen nog als afvalmateriaal voor een ander doel kunnen dienen (bv.

als rugbeleg, of voor plakbord). In de praktijk verstaat men er ook het uitschot van de productie van een (papieren of perkamenten) handschrift onder, en eveneens de hergebruikte bladen van een reeds voltooid, maar niet langer bruikbaar boek. Vooral perkamenten fragmenten zijn veel toegepast (voor schutbladen, omslagen, hartstrookjes…)' (Gnirrep, Gumbert en Szirmai 1992, 22).

19 Transcriptie eerste drie regels A. Zijlstra. Laatste drie regels in overleg: uitkomsten schriftelijke mededeling M. Storms 04-07-2011.

(19)

Afb. 1.3 De tekst op de achterzijde van fragment Toversticht

(20)

la recette des deniers = de belastinginning (ressette is een spellingsvariant uit de periode of eventueel een taalfout)

Bonnes renommées = goede reputaties

Bonne renommée = [zie bonnes renommées] (renome is een spellingsvariant uit de periode of eventueel een taalfout)

Boutéz = eigennaam of gebiedende wijs meervoud van 'bouter', dat onder meer: 'vasthechten' kan betekenen.

20

Raadsheer kan onder meer 'lid van een gerechtshof of van de Hoge Raad' betekenen.

21

Aangezien Lodewijk Chastelain advocaat bij het Hof van Holland was en het erop lijkt dat de achterzijde van het houtsnedefragment door

iemand als kladpapiertje gebruikt moet zijn, zou de tweede hypothese nog eens extra aannemelijk worden.

Aan de houtsnedefragmenten is te zien, dat ze de tand des tijds niet heelhuids hebben doorstaan. In de fragmenten Oestvrieslant en Toversticht bijvoorbeeld, zitten gaatjes en de randen zijn beschadigd. De bij de vier

houtsnedefragmenten liggende briefkaart van Van 't Hoff aan de bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek Leiden, gedateerd 21 februari 1964, waarin hij schrijft dat het herstel van de kaartfragmenten voltooid is en dat ze bij hem op het Rijksarchief in Den Haag kunnen worden afgehaald, geeft alleen

informatie over de datering van dit 'herstel'.

22

Omdat zich een

restauratierapport noch in de collectie van de Universiteitsbibliotheek Leiden noch in de collectie van Bert van 't Hoff in het Nationaal Archief bevindt, heeft Karin Scheper, Conservering en Restauratie Universiteitsbibliotheek Leiden, naar de houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht gekeken.

20 Schriftelijke mededeling H. Maassen, 11-11-2011 en 14-11-2011.

21 Van Dale online woordenboeken, 18-03-2012.

22 Briefkaart bij COLLBN 20071 M4, UB Leiden.

(21)

Volgens Scheper is de datum op de briefkaart, 'geheel consistent met de uitgevoerde behandeling, voor zover [ze] visueel kan vaststellen wat er is gebeurd.'

23

Omdat het schrijven van restauratierapporten in de periode rond 1964 nog niet de normale gang van zaken was, ontbreken de schriftelijke gegevens. Het gaat om een reparatie, want 'een restauratie mag je de

uitgevoerde behandeling (…) niet noemen', aldus Scheper. Ze vervolgt: "De twee fragmenten zijn aan voorzijde voorzien van een steunlaag, en ik ben bang dat dat een thermoplastische of zelfklevende laag is. De beschadigde randen zijn aangestukt en daarna is denk ik de achterkant ook nog eens verstevigd met een steunlaag. Die lagen zijn weliswaar dun en doorzichtig, maar ze geven de fragmenten een geplastificeerd karakter."

24

1.1.2. Twee fragmenten van de Carta Marina

Ook de in het huishoudkasboekje gevonden houtsnedefragmenten met daarop onder meer Antiopia (Ethiopië) en Sinus Hespericus met Brazilië en de westkust van Afrika (COLLBN 20071 M4, 3 en 4, zie bijlage 6, afb. 1 en 2), hebben een geplastificeerd karakter. Over beide fragmenten is sinds de vondst in 1956 door diverse auteurs geschreven. Historisch cartograaf Leo Bagrow schrijft in een in 1959 postuum verschenen artikel in het door hem opgerichte tijdschrift Imago Mundi, dat het bij de houtsnedefragmenten gaat om delen van de Carta Marina van Laurentius Frisius.

25

Het gaat volgens Bagrow om een proefstaat gezien het ontbreken van tekst in de cartouches.

Met betrekking tot de datering van de fragmenten wijst Bagrow de lezer op een watermerk van een 'opspringend hert' in het fragment met Sinus

23 Schriftelijke mededelingen K. Scheper, 30-06-2011.

24 Ibid.

25 http://www.jstor.org/discover/10.2307/1150208?uid=3738736&uid=2129&uid=2&uid=70

&uid=4&sid=21100801615891, 15-05-2012.

(22)

Hespericus, door hem gedetermineerd als Briquet 3319 (Brugge 1522).

26

Daarnaast schrijft hij over een brief van Frisius aan Johannes Grüninger uit 1524, waarin staat dat er in dat jaar aan de kaart gewerkt wordt.

27

In de catalogus van de Universiteitsbibliotheek Leiden worden de fragmenten van de Carta Marina gedateerd 1525, het jaar van uitgave bij Grüninger in Straatsburg. In de catalogus staat Grüninger naast Frisius ook nog als auteur vermeld, wat een vaker in de literatuur ter sprake gekomen suggestie is.

28

Aangezien het eigenlijke scriptieonderzoek geen betrekking heeft op de houtsnedefragmenten van de Carta Marina, zal op het mogelijke auteurschap van Grüninger niet verder worden ingegaan.

1.1.3. Het 'vijfde' fragment

In de literatuur worden de vier houtsnedefragmenten beschreven, die na de vondst zijn overgebracht naar de collectie Bodel Nijenhuis (signatuur

COLLBN 20071 M4, 1-4), maar in het huishoudkasboekje (BPL 248: 205) ligt

26 'Bruges, 1522. A. mun.: Procuratien' in Briquet heeft betrekking op de vindplaats van het watermerk en de bijbehorende datering. In dit geval wordt het watermerk bewaard 'in het Gemeentelijke archief, bij de Procuratien. Het gaat dus vermoedelijk om een archiefbron (schriftelijke mededeling M. van Delft, 05-09-2011).' Het jaartal, in dit geval 1522, is het vroegste bewijs voor het papiersoort. 'Op pagina 219 staat de verspreiding van het papier [genoemd] en een herkomst uit de Champenoise' (schriftelijke mededeling M. van Delft, 05- 09-2011). Deze herkomst uit de Champagne wijst er weer op dat het papier gebruikt kan zijn in Straatsburg (schriftelijke mededeling M. van Delft, 05-09-2011).

27 Bagrow 1959, 111: 'When exactly Grieninger [sic] charged L. Frisius with preparing a new edition of Waldseemüller's map is unknown, but in 1524 Frisius mentions in a letter to Grieninger [sic] that the map is under work. It was completed in 1525, and this year may be accepted as the date of its issue.'

28 Catalogus UB Leiden, 21-06-2011; Dat Grüninger ook de auteur zou zijn, 'daar is natuurlijk veel voor te zeggen: Grüninger was immers lid van de St. Die-groep, waarvan ook

wetenschappers als Walter Lud, Martin Ringmann en Martin Waltseemuller lid waren. We weten dat Grüninger verantwoordelijk was voor de uitgave en druk van verschillende kaarten van Waldseemuller, maar ook toezicht hield op het drukproces van de Ptolemaeus-uitgave van de onderzoeksgroep uit 1513. In algemene zin was zijn rol groter dan die door Bagrow wordt voorgespiegeld' (schriftelijke mededeling P. van den Brink, 08-09-2011).

(23)

nog een vijfde fragment (zie Afb. 1.4). Het gaat om een deel van een Latijns handschrift op perkament. Drs. Ernst-Jan Munnik, medewerker Bijzondere Collecties Universiteitsbibliotheek Leiden, heeft vastgesteld dat de tekst op dit fragment afkomstig is 'uit de Latijnse vertaling (oude versie) van een tractaat van Aristoteles, De somno et vigilia.' Over de datering schrijft Munnik: "Het handschrift dateert volgens Dr. F. Kwakkel, een aan de Leidse universiteit verbonden paleograaf / codicoloog, (…), uit de tweede helft van de dertiende eeuw en is waarschijnlijk in Frankrijk vervaardigd, mogelijk Parijs."

29

Schrijver dezes is van mening dat de aanwezigheid van dit vijfde fragment onderstreept, dat de vondst van vijf fragmenten in hetzelfde

huishoudkasboekje niet direct in hoeft te houden dat vier van die vijf

fragmenten (de proefstaten van de Carta Marina en de houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht) uit dezelfde drukplaats afkomstig zijn. Dit vijfde fragment wordt daarom ook vermeldenswaardig geacht.

29 Schriftelijke mededeling E.J. Munnik, 11-07-2011. 'Het is een typisch scholastisch Aristoteles-handschrift, met de hoofdtekst in één kolom in het midden, en aan weerszijden veel ruimte voor glossen die de gebruiker daar zelf kon noteren' (schriftelijke mededeling E.J.

Munnik, 11-07-2011).

(24)

Afb. 1.4 Recto- en versozijde van het handschriftfragment op perkament

(25)

1.1.4. Hoe wordt een houtsnede gemaakt?

De houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht zijn respectievelijk 21,2 bij 19,8 cm en 21,5 bij 31,4 cm groot. Het zijn delen van een houtsnedekaart van tot dusver onbekende afmetingen.

30

Bekijken we de houtsnedefragmenten, dan vallen aan de bovenzijde van beide fragmenten zwarte lijnen op. Mogelijk gaat het hier om een deel van de omkadering van de voorstelling.

Bij het vervaardigen van de houtsnedekaart is 'de auteur van het kaartbeeld' betrokken geweest, die het te gebruiken bronmateriaal heeft ingezameld en met de verkregen gegevens het kaartbeeld heeft samengesteld.

31

De houtsnijder zal het kaartbeeld vervolgens in spiegelbeeld op een houtblok hebben aangebracht.

32

Dat houtblok was mogelijk 'uit kleinere blokken hout samengesteld', wat de horizontale lijn die de voorstelling ter hoogte van smalingerla[...] (midden rechts op fragment Oestvrieslant) en heems (fragment Toversticht) op de houtsnedefragmenten onderbreekt, zou

30 In de vijftiende eeuw (dus in een eerdere periode) zijn veelvoorkomende papierformaten bij incunabelen 'Imperial ca. 49x74 cm, Royal ca. 43x62 cm, Median ca. 35x51 cm en Chancery ca. 32x45' (http://watermark.kb.nl/, 09-05-2012). Qua afmetingen zouden, ook rekening houdende met de positionering van het gevonden watermerk, uitgaande van een plaatsing in het midden van een helft van een vel papier, de papierformaten Chancery, Median en Royal waarschijnlijk te klein worden voor de houtsnedekaart, zo blijkt na het vergelijken van de afmetingen. Het is slechts een eerste poging. Voor de correcte afmetingen moet meer specifiek onderzoek plaatsvinden. Welke afmetingen het papier in de zestiende eeuw had, is niet onderzocht. Ook een reconstructie van het houtblok is ten behoeve van deze masterscriptie niet gemaakt.

31 Voor 'auteur van het kaartbeeld': Van der Krogt 2007, 47; Koeman schrijft dat het, zij het niet in grote getale, wel voorkwam dat een landmeter een kaart tekende (of schilderde). De persoon wiens specialisatie het tekenen of schilderen was, is door Koeman als 'de

kaartschrijver' betiteld (Koeman 1983, 38); De 'auteur van het kaartbeeld' wordt hierna door mij ook wel de samensteller van het kaartbeeld genoemd.

32 Filmpje over maken houtsnede, Museum Plantin-Moretus Antwerpen en Kok in: Knapen en Kenis 2008, 85; 'Houtblokken werden gesneden van zacht hout van fruitbomen, een goedkoop materiaal' (De Nave 2002, 79).

(26)

verklaren.

33

Na het aanbrengen van de voorstelling op het houtblok, heeft de houtsnijder met messen, gutsen en/of beitels het houtblok dusdanig bewerkt dat alleen de later af te drukken zwarte lijnen en vormen zijn blijven staan.

34

Nadat dit gebeurd was, lag het houtblok klaar om gedrukt te worden. De drukinkt werd op het houtblok aangebracht en het houtblok met de voorstelling (met behulp van de drukpers) op papier afgedrukt.

35

De voor ons anonieme houtsnijder kan bij de drukker in dienst zijn geweest, maar dat hoeft niet. De kans is ook aanwezig dat de drukker het houtblok bij een houtsnijder elders liet snijden.

36

1.2. Stand van onderzoek

Na de vondst van de fragmenten in het huishoudkasboekje zijn er diverse publicaties verschenen over de houtsnedefragmenten. Al in 1956 benoemt S.J.

Fockema Andreae de vier fragmenten in zijn artikel 'Onbekende kaarten uit circa 1520'.

37

Hij vraagt zich af of het bij de fragmenten zou kunnen gaan om overblijfselen van een 'grotere verzameling ingebonden kaartbladen.'

38

Omdat de fragmenten met daarop Oestvrieslant en Toversticht (COLLBN 20071 M4,

33 Koeman 1983, 262; Het uit meerdere blokken hout samenstellen deed men, 'om kromtrekken te voorkomen' (Koeman 1983, 262).

34 Deze lagen hoog, vandaar ook de overkoepelende naam hoogdruk voor onder meer de houtsnedetechniek.

35 De Nave 2002, 79 en filmpje over maken houtsnede, Museum Plantin-Moretus Antwerpen.

Voor messen, gutsen en/of beitels: Daneels in: Knapen en Kenis 2008, 119 en filmpje over maken houtsnede, Museum Plantin-Moretus Antwerpen. Het lijkt erop dat de letters ook direct in het hout werden aangebracht.

36 Kok in: Knapen en Kenis 2008, 85.

37 Fockema Andreae 1956, 15. In het artikel spreekt Fockema Andreae over 'de vijf of vier (want twee zaten aaneen) fragmenten'. Dit heeft verwarring met zich meegebracht over het aantal kaartfragmenten. In 1964 schrijft A. van Lutsenburg Maas van de

Universiteitsbibliotheek Leiden dat Fockema Andreae twijfelde over het aantal, gezien de fragmenten ten tijde van zijn publicatie nog niet van elkaar waren losgemaakt (A. van Lutsenburg Maas, 'Corrigendum', Imago Mundi 18 (1964) 1, 90).

38 Fockema Andreae 1956, 15.

(27)

1 en 2) door conservator handschriften dr. G.I. Lieftinck aan archivaris Bert van 't Hoff ter beschikking zijn gesteld voor nader onderzoek, gaat Fockema Andreae inhoudelijk niet op de twee fragmenten in.

39

Naar aanleiding van het onderzoek van Van 't Hoff verschijnen in 1962 en 1964 artikelen.

1.2.1. De datering van de houtsnedefragmenten

In het artikel 'The oldest maps of The Netherlands: Dutch map fragments of about 1524' uit 1962 geeft Van 't Hoff toelichting bij de door hem gegeven mogelijke datering van de houtsnede.

40

Bij het nauwkeuriger bekijken van het houtsnedefragment met onder meer de huidige provincie Overijssel (fragment Toversticht) in zijn tweede artikel 'De oudste kaart van Overijssel' uit 1964, brengt Van 't Hoff opnieuw de datering ter sprake. Net als in zijn artikel uit 1962 suggereert Van 't Hoff het jaartal 1524. Hij beargumenteert dit op grond van 1. het lettertype (houtsnede op 1520-1525 geschat) en 2. het ongedateerde Memoriale van de reyse tot Heydelbergh an den elect, waarin bij een

gebeurtenis die in 1524 moet hebben plaatsgehad, een caertte wordt genoemd (zie 2.2.2, p. 37). Het ongedateerde Memoriale wordt door Van 't Hoff gezien als het bewijs dat er in 1524 al dan niet uit het hoofd een kaart van 'Overijssel en omgeving' werd getekend. Van 't Hoff wijst erop dat het onduidelijk is of de in het memoriaal besproken caertte naar voorbeeld van een houtsnede

getekend is, of andersom dat de caertte als bron voor de houtsnede heeft gediend. Het is ook nog mogelijk dat de houtsnedefragmenten en de caertte beide dezelfde bron als voorbeeld hebben gehad.

41

Het jaartal 1524 is daarmee

39 Van ’t Hoff 1964, 1.

40 Van ’t Hoff 1962, 32: 'The letter-type and the sketch itself indicate that our map dates from the years 1520-1525. (…).'

41 Van ’t Hoff 1964, 2-3 en Van 't Hoff 1962, 31.

(28)

dus niet vaststaand, maar komt in de buurt van de eigenlijke datering.

Navolgende schrijvers hebben de datering 'circa 1524' gehandhaafd.

Cornelis Koeman brengt in zijn in 1983 verschenen publicatie Geschiedenis van de kartografie van Nederland: zes eeuwen land- en zeekaarten en

stadsplattegronden een brief van 'officiaal van de bisschop van Münster' Viglius van Aytta uit het jaar 1534 ter sprake.

42

'Er is ook een kaart in omloop die al de parochies in het diocees Utrecht toont, maar ook deze geeft

onvoldoende de afstanden tussen de plaatsen, de oorsprong der rivieren, hun loop en hun uitmonding', lezen we in de door Koeman aangehaalde passage uit de brief. Voor hem is de desbetreffende passage reden aan te nemen dat het een vast gegeven is dat er in ieder geval een houtsnedekaart van het Oversticht in omloop is geweest.

43

Van Aytta schrijft in de bewaard gebleven brief dat de in omloop zijnde kaart van het diocees voor hem niet nauwkeurig genoeg is.

Dat zou overeenkomen met ons beeld van de gevonden houtsnedefragmenten.

Het jaartal 1534 zou daarmee een derde argument voor een datering vormen (zie 2.2.3, p. 40). In dit derde argument zou dan tegelijkertijd de functie van de kaart besloten liggen, als zijnde een kaart 'die al de parochies van het diocees Utrecht toont.'

44

1.2.2. De mogelijke reden voor het maken van de houtsnedekaart

De houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht worden in de catalogus van de Universiteitsbibliotheek Leiden als kaart van het bisdom Utrecht betiteld. Van 't Hoff maakt in zijn artikel uit 1964 duidelijk, dat hij verwacht

42 'Officiaal van de bisschop van Münster': Waterbolk 1981, 142.

43 Koeman 1983, 81; Vergist Koeman zich door de term 'Oversticht' te gebruiken? Of denkt hij bij de in het memoriaal genoemde caertte eveneens aan een kaart van specifiek het Oversticht (zie ook hierna 1.2.2 en 2.2.1)?

44 Koeman 1983, 81 en Waterbolk 1981, 142.

(29)

dat de houtsnedekaart er één van het 'gehele "Sticht" Utrecht' zal zijn.

45

Ook het Nedersticht wordt daartoe gerekend, laat Van 't Hoff weten.

46

'Sticht' is een ander woord voor bisdom en aangezien Van 't Hoff vervolgens nog expliciet het Nedersticht noemt, zal hij ook het gehele bisdom bedoeld hebben.

47

Wanneer Van 't Hoff eerder over de caertte gemaect van de gelegentheit des gestichtes schrijft, laat hij eveneens weten dat met het laatste woord 'het Sticht of bisdom Utrecht' wordt bedoeld.

48

Hij acht de gevonden

houtsnedefragmenten 'van groot belang om aan te tonen, dat men kort voor Van Deventer's karteringswerk genoegen moest nemen met zulk een primitief kaartbeeld om de a.s. bisschop een indruk te geven van het gebied van het bisdom Utrecht.'

49

Van 't Hoff vestigt er vooral de aandacht op dat het

kaartbeeld van de gevonden houtsnedefragmenten overeenkomstig dat van de caertte zal zijn.

50

Koeman is stellig over de mogelijke opdrachtgever en de reden voor het maken van de houtsnede. Hij schrijft in zijn publicatie uit 1983 namelijk dat de houtsnedekaart 'op last van het bisdom Utrecht' werd vervaardigd.

51

Hij verwacht dat de houtsnijder daarbij een manuscriptkaart als voorbeeld heeft gebruikt.

52

Koeman brengt de houtsnede in verband met de caertte uit het memoriaal en schrijft dat hij betwijfelt dat er een dure houtsnede gemaakt is met alleen het doel de toekomstige bisschop Hendrik van Beieren een indruk

45 Van 't Hoff 1964, 3.

46 Ibid., 3-4; Het Nedersticht is 'de huidige provincie Utrecht met omgeving' (Van 't Hoff 1964, 4).

47 Van 't Hoff 1964, 3-4 en Van Dale online woordenboeken, 29-5-2012; Met het Sticht had ook alleen het Over- en Nedersticht bedoeld kunnen zijn. De term 'sticht' zorgt dus voor verwarring (zie ook hierna 2.2.1).

48 Van 't Hoff 1964, 2.

49 Ibid., 5.

50 Ibid.

51 Koeman 1983, 81.

52 Ibid., 83.

(30)

te geven van het bisdom, omdat één getekende kaart, 'uitgevoerd in sierschrift en geïllustreerd met kerken en kloosters en wapenschilden', de bisschop ook een beeld had kunnen geven van zijn diocees.

53

Over de kaartfragmenten schrijft Koeman desondanks verderop in de tekst dat elect Hendrik van Beieren aan de hand van de houtsnede een goede indruk van het bisdom gekregen moet hebben.

54

Het lijkt er hier dus op dat Koeman, ondanks zijn twijfels over de in het memoriaal aangehaalde kaart als zijnde een houtsnede, toch aanneemt dat die kaart en de gevonden kaartfragmenten dezelfde zijn. Dit ook aangezien de houtsnedefragmenten als 'wervingskaart' worden

bestempeld.

55

In het hoofdstuk 'Surveying and Official Mapping in the Low Countries, 1500-ca. 1670' op naam van Koeman en Marco van Egmond, conservator kaarten en atlassen van de Universiteitsbibliotheek Utrecht, in de publicatie Cartography in the European Renaissance lezen we: "Presumably, just enough copies of this woodcut map [de houtsnedekaart waar fragment

Oestvrieslant en Toversticht deel van uitmaken] were printed to be distributed at the court of Bavaria. A second edition or a derivative map is not known.

Such an ad hoc presentation of topographical information in the form of a woodcut map was luxurious, when a neatly drawn map on parchment would have been sufficient."

56

Wederom worden de caertte en de houtsnedekaart als dezelfde kaart opgevat.

Kort samengevat lijkt geen van de auteurs er dus aan te twijfelen dat we bij de gevonden fragmenten te maken hebben met delen van een houtsnedekaart

53 Ibid., 81.

54 Koeman 1983, 82-83; 'Ondanks de grote meetkundige vervormingen is het een uitstekende informatieve kaart', voegt Koeman er nog aan toe (Koeman 1983, 83).

55 '(...). Een vroeg voorbeeld van uitstekende kaartredactie, afgestemd op een doel met een wervend karakter' (Koeman 1983, 83).

56 Koeman en Van Egmond, in: Woodward 2007, 1249.

(31)

van het bisdom Utrecht. Of de houtsnedekaart identiek is aan de caertte en daadwerkelijk voor elect Hendrik van Beieren werd gemaakt, is nog wel een punt voor discussie.

1.2.3. Straatsburg en een niet met naam bekende houtsnijder

Dat Oldenzaal als Oudenzeel op fragment Toversticht voorkomt, wijst volgens Van 't Hoff op '(...) het ontstaan van onze kaart in Utrecht of althans in het westen van ons land'.

57

Over de persoon die het kaartbeeld samengesteld en/of getekend heeft, doet noch Van 't Hoff, noch een andere schrijver in de

literatuur uitspraken. Met betrekking tot de houtsnijder vermeldt Koeman dat de kaart 'door een goede vakman gesneden' moet zijn en refereert aan het artikel van F. Grenacher uit 1970.

58

Volgens Grenacher was deze vakman een niet met naam bekende houtsnijder met internationale reputatie, die ook het kaartbeeld voor een in 1513 in Straatsburg verschenen atlaskaart, de Tabula nova heremi Helvetiorum, in het houtblok sneed.

59

Van 't Hoff schrijft over Straatsburg als drukplaats en hij voegt er aan toe dat hij het zeer waarschijnlijk zou vinden dat Johannes Grüninger de drukker / uitgever van de houtsnedekaart van het bisdom Utrecht is geweest. Ook de in de stempelband gevonden fragmenten van proefstaten van de Carta Marina werden in 1524 bij Grüninger gedrukt, staat in zijn artikel uit 1964 als argument.

60

Een tweede argument voor Straatsburg als drukplaats, is volgens Van 't Hoff 'dat de drukkers in Straatsburg in dit tijdvak zeer veel verbindingen

57 Van 't Hoff 1964, 3.

58 Koeman 1983, 264: 'Vergelijking met de wereldkaart van 1514 toont duidelijk aan dat de kaart van het Oversticht door een goede vakman gesneden is.'

59 Grenacher 1970; Deze atlaskaart is een onderdeel van de Ptolemaeus-atlas uit genoemd jaar.

60 Van 't Hoff 1964, 3.

(32)

hadden met de boekmarkten in Frankfurt a.M.'

61

Aldus Van 't Hoff liggen Heidelberg en Frankfurt am Main niet ver van elkaar vandaan en zou het best eens zo kunnen zijn dat de caertte via Frankfurt in Straatsburg terecht kwam voor druk.

62

De door Van 't Hoff gedane uitspraken met betrekking tot Straatsburg zijn door andere auteurs overgenomen. Over de toeschrijving aan Grüninger is men voorzichter. Roeland Emaus schrijft in 2008 in zijn bachelorscriptie

historische cartografie met de titel De kaart van het bisdom Utrecht, 1524. Een analyse volgens Blakemore & Harley terecht dat de toeschrijving van de houtsnedefragmenten aan Straatsburg niet bewezen is.

63

1.2.4. De samenstelling van het kaartbeeld

Wat bij de twee houtsnedefragmenten opvalt, is dat de plaatsen zo nu en dan vreemd gesitueerd zijn. Op fragment Oestvrieslant bijvoorbeeld, horen fewert (Ferwerd) en holwort (Holwerd) aan de kust te liggen, maar beide dorpen zijn meer landinwaarts gepositioneerd. Ook ten opzichte van elkaar lijken de afstanden topografisch gezien niet te kloppen. Op hetzelfde fragment liggen colmerlant (waarmee de grietenij Kollumerland bedoeld zal zijn) en eemden (de stad Emden in Duitsland) bijvoorbeeld heel dicht bij elkaar. Met een

61 Ibid.

62 Van 't Hoff 1964, 3; Van 't Hoff verwijst met zijn opmerking over de aannemelijkheid naar het boek van Hildegard Binder Johnson. Zij schrijft: "Strassburg was most of all a river port, as it still is. (…) The city’s printers could ship the sheets of unbound books to the Easter and fall fairs at Frankfurt directly by water from the wharves on the Ill to those on the Main.

Grüninger often hurried to ready books to be packed in barrels which his men would roll onto the carts to go to the quay of St. Jean. (…). Fries understood what Frankfurt meant to

Strassburg merchants: 'It is a port and trade city for all of Germany. Twice a year, in March and in September, more merchants than one can count come here from all over the world, from Holland and Hungary, Bohemia, France and Italy. Really, it is unimaginable' " (Binder Johnson 1963, 7).

63 Emaus 2008, 8.

(33)

eenentwintigste-eeuwse bril op zijn dus heel wat fouten te ontdekken wanneer men de houtsnedefragmenten met een huidige topografische kaart vergelijkt.

Vraag is alleen of de 'fouten' zoals we ze nu ervaren, in de eigen tijd ook zo gezien moesten worden. Immers, 'wie oude kaarten wil raadplegen, moet ermede beginnen, deze uit hare tijd te verstaan. Het zijn toch geene

mathematische, min of meer exacte produkten, zonder meer; ze geven een terugspiegeling van het oog van hare makers; ze bieden het beeld, dat hunne tijdgenooten wenschten te zien.'

64

Van 't Hoff heeft met betrekking tot de op de houtsnedefragmenten voorkomende 'fouten' in zijn artikel van 1962 geschreven dat het allerminst waarschijnlijk is dat 'geodetische methoden' gebruikt zijn bij het vervaardigen van het kaartbeeld.

65

Ook Koeman schrijft in 1983 over het ontbreken van een meetkundige grondslag bij de houtsnedefragmenten.

66

Roeland Emaus, die in 2008 zijn bachelorscriptie en in 2010 een artikel in Caert-Thresoor schreef over de houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht, heeft een analyse gemaakt van de 'planimetrische / geodetische nauwkeurigheid' met behulp van het programma Map Analyst.

67

Emaus komt uiteindelijk tot de conclusie dat 'er geen enkele meetkundige grondslag bij de fragmenten te ontdekken' is.

68

Van 't Hoff heeft in zijn artikel uit 1964 een hypothese gegeven hoe het kaartbeeld dan wel ontstaan kan zijn. "Wij stellen ons voor, dat deze kaart getekend is door iemand die de rivieren is afgevaren en die heeft aangetekend, welke steden en dorpen langs de oever lagen; en dat hij verder zo goed en

64 Fockema Andreae 1939, 1.

65 Van 't Hoff 1962, 32.

66 Koeman 1983, 83; 'In de tijd van zijn ontstaan werd de driehoeksmeting nog niet toegepast' (Koeman 1983, 83).

67 Bij de 'planimetrische / geodetische nauwkeurigheid' wordt gekeken naar 'de afstanden en richtingen van alle topografische elementen ten opzichte van elkaar, (…)' (Emaus 2010, 38).

68 Emaus 2010, 39.

(34)

kwaad het ging, andere meer veraf gelegen plaatsen heeft bijgetekend", aldus Van 't Hoff.

69

Emaus denkt aan nog een andere mogelijkheid. "Alhoewel veel kerken langs de grote rivieren relatief ongeveer goed liggen, wordt dit weer volledig te niet gedaan door alle andere kerken die vaak, zo lijkt het, zomaar ergens liggen. Het is alsof er iemand uit zijn hoofd een schets heeft gemaakt van hoe hij dacht waar alles lag, het is een soort mental map", schrijft Emaus.

70

Emaus merkt in de conclusie van zijn bachelorscriptie op: "Het is ook niet duidelijk, en er is geen patroon in te herkennen waarom bepaalde dorpen / kerken wel en andere niet op de kaart zijn opgenomen. Misschien zijn er alleen zogenaamde moederkerken op de kaart gezet, of is elke parochie als één kerk afgebeeld."

71

Allereerst geeft Emaus zijn suggestie over de weergave van de parochies een aanzet tot verder onderzoek (zie 2.4.2, p. 73). Verder is het wat de samenstelling van het kaartbeeld betreft duidelijk dat de meetkundige

grondslag ontbreekt. De genoemde auteurs zijn het daar wel over eens. Bij een verklaring voor de plaatsing van de signaturen worden meerdere opties

genoemd. Is de samensteller van het kaartbeeld de rivieren afgevaren, zat zijn kennis in het hoofd of werden voorbeelden gebruikt?

1.2.5. De signaturen op de houtsnedefragmenten

Koeman schrijft in zijn publicatie over de houtsnedefragmenten: "Dit kaarttype, met zijn imponerende symbolen voor steden en dorpen was rond 1500-1530 in Europa vrij algemeen. Na die tijd bracht de kopergravure-

69 Van ’t Hoff 1964, 5.

70 Emaus 2008, 74.

71 Ibid.

(35)

techniek verbeteringen in de kaartstijl."

72

Volgens H.J. Nalis komt het kaarttype 'nogal overeen met kaarten die in die tijd in Straatsburg werden uitgegeven.'

73

Nalis baseert zich bij deze uitspraak op het artikel van Van 't Hoff uit 1964, waarin de eveneens in het huishoudboekje gevonden

fragmenten van de Carta Marina beschreven worden.

74

Schrijver dezes is van mening dat we de vier fragmenten niet kunnen vergelijken op grond van uiterlijke overeenkomsten. De belangrijkste reden voor deze uitspraak is dat op de gevonden fragmenten van de Carta Marina overwegend toponiemen met plaatsmarkering in de vorm van een 'stip' voorkomen. Bij die toponiemen ontbreken signaturen van bouwwerken of plaatsen met verdedigingswerken, op twee uitzonderingen op fragment Antiophia daargelaten. Verder is het gebruikte lettertype anders en ook de bomen verschillen. Op de op de in 1513 in Straatsburg verschenen Tabula nova heremi Helvetiorum (zie bijlage 6, afb.

8) komen over de gehele kaart verspreid wel signaturen van bouwwerken of plaatsen met verdedigingswerken voor. Bij andere kaarten is dit eveneens het geval, zij het dat de signaturen wat minder gedetailleerd zijn. Aan een zekere cartografische traditie kan bij het eigenlijke onderzoek dan ook kort aandacht geschonken worden door na te gaan of de signaturen op een aantal in de eerste helft van de zestiende eeuw verschenen kaarten 'naar waarheid' getekend zijn.

Van 't Hoff laat een uitspraak over de waarheidsgetrouwheid van de signaturen op houtsnedefragmenten Oestvrieslant en Toversticht in 1962 en 1964 achterwege. Ook Koeman schrijft er in zijn publicatie uit 1983 niet over.

In andere publicaties heeft men er wel aandacht aan besteed. Nalis is in 2008 in het artikel 'Het klooster ter Hunnepe op enkele oude kaarten' van mening dat

72 Koeman 1983, 83.

73 Nalis, in: Herweijer, Lubberding en de Vries (red.) 2008, 41.

74 Schriftelijke mededeling H. Nalis, 30-01-2012.

(36)

men geen realiteitswaarde aan de signaturen mag toekennen.

75

'The mapmaker (…) placed a great deal of emphasis on churches and cloisters by depicting the buildings true to life', lezen we daarentegen in het artikel van Koeman en Van Egmond in Cartography of the European Renaissance.

76

De manier van weergave van de signaturen is volgens deze auteurs dus 'levensecht / getrouw naar het leven'.

77

Maar ook overeenkomstig de realiteit? Daarover worden geen letterlijke uitspraken gedaan. 'The perspective drawing demonstrated, as did no other technique, the power of the church' vinden de schrijvers.

78

In zijn bachelorscriptie over de houtsnedefragmenten heeft Emaus voor eenendertig kerken onderzocht of hij, met als vergelijkingsmateriaal de stadsplattegronden van Jacob van Deventer en het hedendaagse uiterlijk van een aantal kerken, uitspraken kan doen over de waarheidsgetrouwheid van de signaturen.

79

Voor zijn vergelijking met de nu nog aanwezige kerken, heeft hij die kerken gekozen 'waarvan bekend is dat ze vrijwel onveranderd zijn

gebleven sinds het begin van de zestiende eeuw.'

80

In Caert-Thresoor schrijft Emaus dat het hem bij zijn onderzoek is opgevallen dat 'er eigenlijk geen enkele kerk overeenkomt met het vergelijkingsmateriaal.'

81

Hieruit trekt Emaus de conclusie dat de zo gedetailleerde unieke signaturen ter verfraaiing

75 Nalis, in: Herweijer, Lubberding en de Vries (red.) 2008, 41.

76 Koeman en Van Egmond in: Woodward 2007, 1249.

77 Van Dale online woordenboeken, 08-06-2012.

78 Koeman en Van Egmond in: Woodward 2007, 1249.

79 Emaus 2010, 39; De stadsplattegronden van Jacob van Deventer 'zijn met strategische doeleinden gemaakt' (Van 't Hoff 1939-1940, 30). In geval van Groningen is de

stadsplattegrond volgens Schroor een 'redelijk betrouwbare cartografische afbeelding van de stad'. 'Redelijk betrouwbaar, want het ingewikkelde beloop van singels, grachten en diepen aan de westzijde is niet geheel conform de werkelijkheid weergegeven', aldus Schroor

(Schroor 2009, 24). Bij de door Emaus gebruikte stadsplattegronden als vergelijkingsmateriaal vraagt schrijver dezes zich op grond van bovenstaande af hoe het zit met de betrouwbaarheid van de bouwwerken op de plattegronden. Zijn ze architectonisch wel helemaal correct?

80 Emaus 2010, 39-40.

81 Ibid., 40.

(37)

van het kaartbeeld moeten hebben gediend.

82

Hij besluit: "het kan best zijn dat de architectuur van de kerken op de fragmenten heel goed in het tijdsbeeld past."

83

Daarmee laat hij dus de mogelijkheid open dat de

waarheidsgetrouwheid besloten ligt in architectuur uit de eigen tijd.

Zijn de signaturen alleen bedoeld ter verfraaiing? Of hebben ze een functionele betekenis?

84

Moeten ze aantonen hoe machtig de kerk op dat moment is? Schrijver dezes vraagt zich af: geven de signaturen de eigentijdse gebruiker van de houtsnedekaart een realistisch beeld van de gelegenheit des gestichtes in de betekenis van 'de toestand / stand van zaken' in het bisdom?

85

82 Ibid.

83 Ibid.

84 Er moet ook rekening worden gehouden met 'de achterliggende ideologische conceptie van de kaartmaker, in de zin dat aan de kaartsymbolen even goed een functionele betekenis kan worden toegekend' (Mondelinge mededeling P. van den Brink, 05-09-2011).

85 http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=MNW&id=11500&lemma=gelegenheit, 05-06-2012; De aangehaalde passage is afkomstig uit het memoriaal van de reis naar Heidelberg (zie hierboven 1.2.2 en hierna 2.2.2).

(38)

1.3. De probleemstelling

Op de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Leiden liggen zoals eerder geschreven twee houtsnedefragmenten, die gedateerd worden circa 1524 en gezamenlijk de titel kaart van het bisdom Utrecht dragen. Schrijver dezes stelt zichzelf bij het bekijken van deze fragmenten de vragen: wie gaf / gaven de opdracht tot de vervaardiging van de

houtsnedekaart? En hoe zou de complete houtsnedekaart eruit gezien kunnen hebben?

In onderhavig onderzoek is het, om te kunnen achterhalen wie de opdrachtgever(s) is / zijn geweest, allereerst de vraag wanneer de houtsnedekaart gedateerd moet worden. Bieden de signaturen daarvoor misschien ook enig houvast? Ten tweede is de vraag wat het doel kan zijn geweest van de vervaardiging van de houtsnede. Over welke gebieden had de bisschop zeggenschap en wat is daarvan weergegeven op de fragmenten? Door wie en waar, dus in welke drukplaats, kan de houtsnede vervaardigd zijn, is een derde vraag. Is Straatsburg een terechte aanname?

Om vervolgens een hypothese te kunnen vormen hoe de complete

houtsnedekaart eruit gezien kan hebben, is het beantwoorden van de vraag hoe de voorstelling tot stand gekomen kan zijn, een belangrijke. Daarvoor moeten we ons verplaatsen in de eigentijdse maker / gebruiker van de houtsnedekaart.

De eerste vraag is hier wat op de houtsnedefragmenten is weergegeven en wat niet. Welke reden kan de auteur ofwel samensteller van het kaartbeeld

daarvoor gehad hebben? Is de keuze voor kerken misschien gebaseerd op een

kerkelijke indeling? Een tweede vraag in deze context is op wat voor soort

bronnen de samensteller zich voor de signaturen en bijbehorende toponiemen

gebaseerd heeft. Is er een voorbeeld geweest?

(39)

Tot slot kunnen we ons nog afvragen wat de functie van de signaturen is.

Waardoor is de keuze voor signaturen van plaatsen met verdedigingswerken

en kerken bepaald? En kunnen de gebruikte signaturen naar waarheid getekend

zijn?

(40)

Hoofdstuk 2: de 'kerkenkaart' als cartografisch object

2.1. Wanneer moet de houtsnedekaart gedateerd worden?

Uit de stand van onderzoek is gebleken dat voor de datering van de houtsnedefragmenten de periode 'circa 1524' aangehouden wordt.

Nieuw licht op de kwestie rond de datering werpt een watermerk, dat schrijver dezes ontdekt heeft in fragment Toversticht tijdens het

masterscriptieonderzoek. Moet door deze vondst de datering worden bijgesteld?

Ter aanvulling van het onderzoek naar het watermerk, zal in paragraaf 2.1.2 gekeken worden of ook de signaturen nog enig houvast kunnen bieden bij een datering van de houtsnedekaart en/of het eventueel gebruikte bronmateriaal.

2.1.1. Het watermerk

"Papierstructuur en watermerk geven informatie over de datering van het papier en als papier de drager is van een kunstwerk dus ook over dat kunstwerk", lezen we op de website van kunsthandel Th. Laurentius in Middelburg. Hoewel het kaartfragment Toversticht een watermerk van een viervoeter bevat, is er aan dit watermerk (zie Afb. 2.1) door eerdere auteurs geen aandacht geschonken. Schrijver dezes heeft het watermerk, dat een hert moet voorstellen, tijdens voorbereidend onderzoek voor haar masterscriptie aangetroffen.

86

86 Het watermerk is door mij aangetroffen op 24 juni 2011 in de Universiteitsbibliotheek Leiden bij het tegen het licht houden van het fragment Toversticht. Het is gepositioneerd in het gebied rond de toponiemen den ham, ter hemp, deventer, windesem en ter heijnde.

(41)

Afb. 2.1 Het watermerk in de 'kerkenkaart'

(42)

Na de vondst van het watermerk heeft drs. Martijn Storms, conservator Kaarten en Atlassen Universiteitsbibliotheek Leiden, naar fragment

Toversticht gekeken en hij heeft bevestigd dat het watermerk authentiek is.

87

Om het papier van de houtsnedekaart te kunnen dateren, is naar een identiek watermerk gezocht in de handboeken over watermerken van onder meer Briquet en Piccard.

88

Een identiek watermerk van een 'vooroverstortend hert' of 'vooroverhellend hert met halsband', zoals op het houtsnedefragment Toversticht voorkomt, ontbreekt.

89

Wel staan in beide handboeken

watermerken die erop lijken, zoals in Briquet nummer 3320 (1526) en in Piccard nummer 931 (1533). Deze 'gelijkenissen in Briquet en Piccard wijzen naar de jaren twintig, dertig van de zestiende eeuw', heeft

watermerkenspecialist drs. Gerard van Thienen, voormalig conservator incunabelen van de KB Den Haag, laten weten.

90

De periode komt deels overeen met de datering van het lettertype, dat op ca. 1520- ca. 1525 wordt gedateerd.

Theo en Frans Laurentius van kunsthandel Th. Laurentius hebben naar een niet bewerkte foto van het gevonden watermerk gekeken en denken 'gezien het klavertje op de rug [bij Briquet 3320] en de genoemde herkomst uit Chalons, (...) dat het om zogenaamd "Trooys Papier" gaat, afkomstig uit Troyes of omgeving (in de Champagne). Ook Briquet veronderstelt dat dit papier uit de

87 Schriftelijke mededeling M. Storms, 27-06-2011.

88 Het betreft de titels Les filigranes: dictionnaire historique des marques du papier dès leur apparition vers 1282 jusqu’en 1600 van Charles Moïse Briquet en Wasserzeichen Vierfüßler.

Teil 1 Wasserzeichen Hirsch van Gerhard Piccard.

89 'Vooroverstortend hert': Th. en F. Laurentius, 01-08-2011. 'Vooroverhellend hert met halsband': G. van Thienen, 10-08-2011 en 15-03-2012; Voor de determinering is 'de afstand tussen de verticale kettinglijnen, waar het watermerk tussen of voor ligt' van belang

(schriftelijke mededeling G. van Thienen, 10-08-2011).

90 Schriftelijke mededeling G. van Thienen, 27-06-2011.

(43)

Champagne komt.'

91

Vader en zoon Laurentius noemen als datering de periode circa 1520-1530. Ze voegen er nog aan toe dat papier dat rond die tijd in de Nederlanden is gebruikt, vaak uit Troyes en omgeving komt.

92

Gerard van Thienen wijst erop dat Briquet als gebruiksduur van het papier 'met op elkaar lijkende, maar niet gelijke typen watermerken' uit de groep 3319-3321 ('origine champenoise') de jaren 1522-1539 geeft. Bij Piccard zijn dat voor de groep 913-935 ('Nordostfrankreich') 1528-1529. Ook hij wijst erop dat het papier in de Nederlanden 'in de eerste helft van de zestiende eeuw vooral uit Noord Frankrijk, Troys enzovoort' kwam.

93

Tot op heden heeft men Straatsburg als drukplaats en in het verlengde Grüninger als mogelijke drukker aan de houtsnedefragmenten Toversticht en Oestvrieslant verbonden.

Voor drukplaats Straatsburg geldt, dat in de periode 1501 tot 1550 slechts vier procent van de in Straatsburgse werken aangetroffen watermerken uit Noordoostfrankrijk afkomstig is.

94

Dit maakt de kans om het in

houtsnedefragment Toversticht aangetroffen watermerk van een hert in Straatsburgse drukken te vinden er niet groter op, maar sluit Straatsburg als drukplaats ook niet bij voorbaat uit. Het watermerk in de Carta Marina dat zoals eerder beschreven, is gedetermineerd als Briquet 3319 heeft namelijk

91 Schriftelijke mededeling Th. Laurentius, 01-08-2011; N.B. Het klavertje is, mocht het er zijn geweest, aldus schrijver dezes wegens de staat waarin het fragment verkeert niet te herkennen. Het papier is ter plaatse beschadigd.

92 Schriftelijke mededeling Th. Laurentius, 01-08-2011; 'Papier dat in Straatsburg werd gebruikt kwam meestal uit de Vogezen en Elzas-Lotharingen' (schriftelijke mededeling Th.

Laurentius, 01-08-2011).

93 Schriftelijke mededeling G. van Thienen, 10-08-2011.

94 Zaar-Görgens 2004, 296; In de door mij als bron gebruikte publicatie Champagne - Bar - Lothringen. Papierproduktion und Papierabsatz vom 14. bis zum Ende des 16. Jahrhunderts heeft Maria Zaar-Görgens onder meer onderzocht waar papier vandaan komt, dat in de verschillende drukplaatsen gebruikt is (Zaar-Görgens 2004).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Zij n een positief geheel getal en zij P (n) de vectorruimte van poly- nomen met re¨ ele co¨ effici¨ enten van graad ten hoogste n.. Bepaal de co¨ ordinaten van

Although much of Chapter 1 also relies on the scalar product, we can prove many interesting theorems about Euclidean space using just the addition and scalar multiplication and the

Linear algebra 2: exercises for Section

This is an alternative proof of Theorem 3.3 in Michael Stoll’s “Linear Algebra II” (2007).

(H1.4) Zij V de vierdimensionale vectorruimte van polynomen over R van graad ten hoogste 3.. (ii) Is

In addition, not all halo cells of the chimera inter- face boundary associated with the Gurney flap level, which are used as interpolation cells, can find a valid interpolee (they

The objective of our five-bladed rotor experimental program was three-fold: First, to examine -as expected- the positive effects of the higher number of blades,