• No results found

ONDERWIJS AAN DE SCHOOL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ONDERWIJS AAN DE SCHOOL "

Copied!
115
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DER

OOGHEELKUNDE "

TEN GEBRUIKE BIJ HET

ONDERWIJS AAN DE SCHOOL

TOT OPLEIDING VAN

INLANDSCHE GENEESKUNDIGEN, .

IN OPDRACHT DER REGEERING

SAMENGESTELD DOOR

DIt. G. G R IJ N S.

BATAVIA

LANDSDRUKKERIJ 1900.

(2)
(3)

EERSTE DEEL.

MET H 0 DEN V A NON DER Z 0 E K.

HOOFDSTUK I. SUBJECTIEF ONDERZOEK.

BLZ.

§ 1. Anamnese.. . . . .. ... 1

" 2. Bepaling der gezichtsscherpte. .. . . .. . .. . . .. . . .. . . 1

" 3. Bepaling van het gezichtsveld ..... '. . . • . . . • . • . • . . . 4

" 4. Onderzoek naar het onderscheidingsvermogen voor kleuren... . . • . . . 5

11 5. 11 6. 11 7. 11 8. 11 9. 11 10. HOOFDSTUK 11. OBJECTIEF ONDERZOEK. Bezichtiging der oogleden... 6

Onderzoek der oogbewegingen . . . . . . . • . . . 6

Bepalingen van den inwendigen druk van het oog (Tensio)... 7

Onderzo.ek der conjunctivae... . . • . . . • . . . 7

Onderzoek van het hoornvlies... . . • . . . • . . . 8

Onderzoek bij focale verlichting... . . • . . . 9

TWEEDE DEEL. ZIEKTEN VAN HET OOG. HOOFDSTUK I. ZIEKTEN DER OOGLEDEN. ,,11. Anatomie... . . . . . . • . . . 10

11 12. Ontsteking en oedeem der oogleden. . ... .. .... ... ... 11

11 13. Ontsteking van den kant van het ooglid. Blepharitis... 12

11 14. Ziekten van de klieren van het ooglid. Hordeolum. Galazion.. . . .. 13

11 15. Ziekten van den tarsus... . . . . ... .. . . .. . . .. . . ... ... . ... 14

,,16. Afwijkingen in den stand of van de verbinding der oogleden... 4

a. Trichiasis en distichiasis... . . . . . . 14

b. Entropion.. ... 15

(4)

§ 17.

18.

11 19.

20.

c. Ektropion ..•....•...•..•...••...•...•..•....

d. Ankyloblepharon ...•....•••... ···

e. Symblepharon ...•... ·.·.···•

f. Blepharophimosis ...•...••....•.•...

g. Lagophthalmus ... · .. · Ziekten van de spieren van het ooglid ...••....•...•.

Verwondingen van het ooglid ...•...••...•...

Gezwellen der oogleden ...•...

Aangeboren afwijkingen. Coloboma, epikanthus ..•... ...

HOOFDSTUK Il. ZIEKTEN V AN HET OOGBINDVLIE8.

BLZ.

15 15 16 16 16 17 17 18 19

11 21. Anatomie... • . . . • . . . • . . . • . • . • . . • • . . . 19

,,22. Ontsteking van het oogbindvlies. Conjunctivitis... . . • . • . 20

11 23. Conjunctivitis catarrhalis acuta... .. .. . . .. . . .•.. .• . .•.. .. .... . .•. . 20

,,24. Conjunctivitis catarrhalis chronica .. .• .... . . . ..• . . . ... . . .. . . 21

,,25. Conjunctivitis follicularis... ... ... .... ... ... . .... 23

,,26. Conjunctivitis blennorrhoica .. : .. ... . . .. . . .• .... .. . . .• . .• 23

,,27. Conjunctivitis granulosa. Trachoma... • . . . • . . . • 26

,,28. Conjunctivitis diphtheritica. . . • . . . • . . . .. 29

,, 29. Conjunctivitis lymphatica.. . . • .. 29

,,30. Pterygium ...•...•.. , 30

,,31. Verwondingen van het oogbindvlies.. ... ... ... ... 31

,,32. Bloeduitstortingen onder het oogbindvlies . . . 32

,,33. Gezwellen van het oogbindvlies. . . 32

HOOFDSTUK Ill. ZIEKTEN VAN DE TRAAN WERKTUIGEN. 11 34. Anatomie.. . ...•... ".... 32

,,35. Catarrhale ontsteking van den traanzak. (Dakryocystitis catarrhalis). ... . . 33

11 36. Phlegmoneuse ontsteking van den traanzak. . . • . . . • . .. 34

11 37. 11 38. 39. 11 40. " 41. 11 42. 11 43. HOOFDSTUK IV. ZIEKTEN VAN HET HOORNVLIES. Anatomie ... o' • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 34 Ontstek~ng van het hoornvlies. Keratitis... 35

A. Keratitis suppurativa. Hoornvlieszweer. Ulcus corneae... . . . .. . . .. .. .. .. .. .. . .. 36

Absces van het hoornvlies. Abscessus corneae.... . . .. 40

Hoornvliesontsteking ten gevolge van onvoldoende sluiting der oogleden. Keratitis e lagophthalmo . . . .. 41

Hoornvliosverweeking. Keratomalacia... 41

Hoornvliesontsteking ten gevolge van verlamming der driedeelige zenuw. Keratitis neuroparalytica... . . . . . . 42

B. Keratitis non suppurativa. a. Oppervlakkige vormen. n 44. Pannus . . . 42

n 45. Hoornvliesontsteking met vorming van blaasjes. Herpes febrilis. Hespes zoster. Keratitis vesiculosa et bMllosa . ...•...•... " .. 42

(5)

BLZ.

b. Diepe vormen.

§ 46. Parenchymateuse hoornvliesontsteking. Keratitis parenchymatosa s. inter-

stitialis, s. diffusa... 43

»47. Diepe hoornvliesontsteking. Keratitis profunda... 44

,,48. Sclerotiseerende hoornvliesontsteking. Keratitis scleróticans... 45:

,,49. Ontsteking van de membra.am van Descemet. Descemetitis... . . . 45-

»50. Verwondingen van het hoornvlies... 45-

1. Corpora aliena. . . 45-

2. Mechanische beleedigingen... 46

3. Verbrandingen... . ... .. ... . .. . .. . .... .... . .. . . .... .. .. .... .... . 47

»51. Vèrduisteringen van het hoornvlies ..• ~... . .. .. . . ... .... .. ... ... 47

»52. Uitzettingen van het hoornvlies ... '... 48

StaphYloma. Ke'rektasia. Keratokonus. Ke'ratoglobus... 48

,,53. Gezwellen van het hoornvlies ... : ... : ... ' 49

HOOFDSTUK V. ' ZIEKTEN VAN DEN HARDEN OOGROK. ,,54. Anatomie... . . 49

,,55. Ontsteking van den harden oogrok. Skleritis... 50

,,56. Verwonding van den harden oogrok . . . 51

,,57. Uitzettingen van den harden oogrok. Sklerektasieën... 53

HOOFDSTUK VI. ZIEKTEN VAN HET REGENBOOGVLIES EN VAN HET STRAALVORMIG LICHAAM. ,,58. Anatomie en physiologie... 54

,,59. Aangeboren afwijkingen. Koloboma. Korektopie. Membrana pupillaris pe'rseve'rans ...•... 55

11 60. Afwijkingen van de wijdte der oogappels... 56

,,61. Verwonding van het regenboogvlies en het straalvormig lichaam... 56

11 62. Hyperaemie van het regenboogvlies... 56

,,63. Ontsteking van het regenboogvlies en het straalvormig lichaam. Iritis et iridocyclitis . . . 56

11 64. Gezwellen van het regenboogvlies... 62

HOOFDSTUK VII. ZIEKTEN VAN DE LENS. ,,65. Anatomie... 63

11 66. Verduistering van de lens. Obscuratio lentis. ... .... .... ... ... . .. .. 63

" 67. Stationaire cataracten... 64

»68. Progressieve cataracten... 65

,,69. Verwonding van de lens ... ó 67 HOOFDSTUK VIII. ZIEKTEN VAN HET GLASVOCHT. »70. Anatomie... 67

»71. Ontsteking van het glasvocht.. ... . .•. .... ... . ... . . ..•...• 68

»72. Verduistming van het glasvocht. Obscuratio corporis vitrei. ... ...••.... .• 68

»73. Vervloeiïng van het glasvocht. Synchysis corporis vitrei . . ....• .. ..•... 69

(6)

HOOFDSTUK IX. VERANDERINGEN VAN DEN INWENDIGEN DRUK VAN HET OOG.

BLZ.

§ 74. Glaukoma .•....•....•••...••..•..•..•....•... : 69

HOOFDSTUK X. AFWIJKINGEN VAN DE BREKING VAN HET OOG EN VAN HET ACCOMMODATIEVERMOGEN. " 75.' Definitie... 74

,,76. Kortzichtigheid, bijziendhèid, Myopia ... 0 . . . • • • • • 74

" 77: Oververziendheid. Hypermetropia .•...••. 0 . . . . ' 75

h 78.0 Astigmatisme... 76

,,79. Ongelijke breking op beide oogen. Anisometropia.... . . • • . • . . . • •. 77

" 80. 0 Ouderdomsverziendheid. Presbyopia... • . . . .. .•••...•...•... 78

,,81. Verlamming van het accommodatievermoge~... 79

,,82. Brillen ..•... 0 79 HOOFDSTUK XI. STOORNISSEN IN DE BEWEGINGEN DER OOGEN. - ,,83. Anatomie en physiologie... . . . .. ...•.. 81

'7 84. Verlamming van éen of meer oogspieren. ... ... 82

,,85. Insufficientie der musculi recti interni... . . . • . . . .. 83

,,86. Strabismus. (Scheelzien). . . . . • • • . . . 84

,,87. Nystagmus... 85

HOOFDSTUK XII. OOGZIEKTEN, WAARBIJ ZONDER HULP VAN DEN OOGSPIEGEL, GEEN OBJECTIEVE VER.ANDERINGEN ZIJN WAAR TE NEMEN. 0 ,,88. Oogziekten, waarbij zonder behulp van den oogspiegel, geen objectieve ver- anderingen zijn waar te nemen ..•....•...••.... ~ • • • . . . • •. 85

HOOFDSTUK XIII. EENIGE OOGHEELKUNDIGE OPERATIES EN MANIPULATIES. A. Operaties aan de oogleden. ,,90. Rechtzetten van een enkel haar, dat naar binnen gekeerd is... 91

I> 91. Rechtzetten van den geheelen haarzoom bij entropion (volgens SNELLEN)... 92

,,92. Vernauwing van de oogspleet. Tarsorrhaphle ...•...•...•... : 93

,,93. Verwijding van de oogspleet. Kanthoplastiek... 93

B. Operaties aan de traan werktuigen. ,,94. Doorspuiten en sondeeren van het traankanaal... . • . . • . . • . . • . . • . • . . . 94

,,95. Het incideeren van den traanzak bij etterige dakryocistitis... .••.••. 95

C. 0 peraties aan de oogspieren. ,,96. Verlengen van eene oogspier ...

0...

95

" 97. Verkorten van eene oogspier... . . • . . . • • . . . • . . . • . . . .. 96

D. Verwijderen van een pterygium. ,,98. Verwijderen van een pterygium... 96

(7)

BLZ.

E. Operaties aan den oogbol.

§ 99. Verwijderen van vreemde lichamen uit de cornea... 97

,,100. Paracenthese van de cornea... ... . . . . .... . . . .... 97

,,101. Radicale operatie bij groote staphylomen... 98

11 102. Iridektomie. . . • . • . • . . . . • . . . • 98

,,103. Het lichten van de staar. Extractio lentis. • • . . . • . . . • . • . . . 99

11 104. Het steken van de staar. Discisio cataractae. • • • • . . • • . . . .. 101

11 105. Ontlediging van het oog. Exenteratio bulbi. • . • . . . • . . . .. 101

." lOB. Uitnemen van het oog. Enucleatio bulbi.. . . • . . . . • . . . • . . . .. . . . .. 102

(8)
(9)

Blz. 19. 1'. 6 v. b. staat: Coloboma; lees:

" 36. " 7 v. o. " Keratitis non suppU'rativa; "

11 63. " 11 v. b. " § 66. 11

Koloboma.

Keratitis suppU'rativa.

§ 65.

(10)
(11)

METHODEN VAN ONDERZOEK.

(12)
(13)

SUB JEe TIE F 0 N DER Z 0 E K.

§ 1. Anamnese.

Even als bij andere. ziekten is bij de oogaandoeningen het opnemen van eene goede anamnese in vele gevallen van groote waarde.

Hierbij lette men behalve op direct schadelijke invloeden als trauma,_ corpora aliena etc. vooral op de constitutioneele ziekten, daar niet alleen lues en tuberculose, maar ook rachitis, scrofulose, nephritis, diabetes, anaemia, leuchaenlie en vele alge- meene infectieziekten eene belangrijke rol spelen bij het ontstaan van oogziekten. Ook tabes dorsalis en sclerose en plaques ver- dienen de aandacht.

Bij de behandeling der verschillende ziektevormen zal hierop telkens worden gewezen.

§ 2. Bepaling der gezichtsscherpte (visus).

Bij elk volledig onderzoek moeten wij het eerst nagaan of, en zoo ja, wat de patient ziet; daar ons deze bepaling van veel nut is, zoowel voor de beoordeeling der hevigheid van vele aan- doeningen, als om te zien welk succes onze behandeling heeft.

Wij beginnen dan met het onderzoek van de z. g. n. centrale gezichtsscherpte d. i. die bij het richten van den blik op het ge- ziene voorwerp, dus die van de fovea centralis.

De gezichtsscherpte wordt gemeten door den kleinsten afstand, waarop in de retina de _ beelden van twee punten ll10eten liggen, om nog gescheiden te worden waargenomen.

Daar de afstand van de beelden van twee lichtpunten op het netvlies afhangt van den onderlingen afstand dier twee punten en van hun afstand tot het oog, kunnen wij ook zeggen, dat wij onder gezichtsscherpte verstaan: den kleinsten hoek waaronder- wij twee punten gescheiden waarnemen.

Immers zijn C en D twee punten en M het optisch middel-

OOGHEELKUNDE. 1

(14)

punt van het oog; en neInen wij aan dat het oog gericht is op het punt B zoodat 0 D -.L M B, dan is

L

M D 0 CD

L

M d c,

c' c

t

~ D

omdat zij de overstaande hoeken gelijk hebben en L d = L D als verwisselende binnenhoeken, daar 0 Ir 11 C d. Men heeft dus:

aD: cd

=

B M : A M. en 0' D' : B' M

=

aD: B M. als 0' D' 11 0 D.

Hieruit volgt

aD O'D'

c d = A M

X

B M of = A M

X

B M . Door de verhouding

~ ~.

is de hoek C M D bepaald.

Voor normale oogen werd als gemiddelde voor dezen hoek gevonden: 1'.

Daar het altijd eenige moeilijkheid oplevert, om te contro- leeren of iemand twee punten gescheiden waarneemt, maken wij meestal gebruik van de letterproeven van SNELLEN.

Deze bestaan uit letters van verschillende grootte. De dikte zoowel als de afstand d~r lijnen, die de letters samenstellen, zijn zooveel n10gelijk

1/5

van de grootte der letter, en deze n10et dus door een normaal oog onder een hoek van 5 minuten worden gezien, om te worden herkend.

Men kan uit de grootte der letter den afstand berekenen, waarop men haar onder een hoek van 5' ziet. Deze afstand is bij de letterproeven van SNELLEN voor elke rij van letters aan- gegeven.

Men plaatst de te onderzoeken persoon op 5 of meer meters afstand van de letters, en gaat na welken regel hij nog leest.

Is die afstand A en heeft de kleinste gelezen regel het cijfer D, dan is de gezichtsscherpte uitgedrukt door de breuk

~.

Immers (fig. 2), zij A B de letter, D de plaats waar de persoon staat en E de afstand, waarop die letter onder een hoek

(15)

.E

~1

D

. -r

.B

hoek, waaronder de letter van uit E gezien wordt, gemeten wordt door de verhouding

~ ~

en dat hoek AD 0, d. L de halve hoek, waaronder de letter uit D" gezien wordt, gemeten wordt door de

h d· AC ver ou lng D C .

Zoolang die hoeken klein zijn, zijn zij echter evenredig aan AC AC

die verhoudingen, dus L A E C: L AD C = E C : D C = D C : E C, of in woorden:

"De gezochte gezichtsscherpte staat tot de normale gelijk de grootste afstand, waarop een patient een letter leest, tot dien waarop deze gelezen moest worden".

Wij bepalen altijd den visus voor elk oog afzonderlijk.

B\i dit onderzoek mag niet uit het oog verloren worden, dat alleen dan het beeld van een lichtend punt op de retina een punt wordt, wanneer het geconjugeerde brandpunt voor dat punt in de retina ligt. Voor punten op meer dan 5 M. van het oog verwijderd, valt het geconjugeerde brandpunt bijna samen n1et het hoofdbrandpunt (1), en wij mogen dus zeggen, dat zulk een punt alleen dan een puntvormig beeld op de retina zal geven, als het oog zoodanig is ingericht, dat het hoofdbrandpunt, d. i.

het punt waar evenwijdig invallende stralen zich vereenigen, in het netvlies ligt.

Gogen, die in rust aan deze voorwaarde voldoen, noemen we emmetroop.

(') Voor het geréducee'rde oog (d. i. een theoretisch oog waar cornea en lens zijn vervangen door een enkel brekend vlak, waarvan brandpuntsafstand en knooppunten .met die van het werkelijke oog overeenkomen), is F = 20 m.M; voor een voorwerp

. 1 1 1 1 1 1

op 5 M. vinden wij dus door toepassmg der f~rmule

v

+ b = F ' 5000

+

b = 20' of b

=

20,08 m.M

(16)

Vereenigen de stralen zich achter de retina (hypermetropie) of er voor (myopie), dan geeft een lichtend punt een verlichten cirkel op het netvlies,. - . verstrooiïngsci1~kel - en twee punten, wier verstrooiïng~cirkels te dicht bij elkaar komen, worden niet meer als gescheiden waargenomen.

Plaatsen wij echter voor zulke oogen zoodanige lenzen, dat evenwijdig licht wel in de retina in één punt vereenigd wordt, dan krijgen \vij scherpe beelden der punten, en vinden daardoor.

eene grootere gezichtsscherpte dan zonder glazen.

Bij hypermetrope oogen moeten wij altijd het sterkste positive, bij rnyope oogen altijd het zwakste negative glas bepalen, waarmede de grootste gezichtsscherpte verkregen wordt.

Wij noteeren dan de met behulp der glazen verkregen ge- zichtsscherpte en tevens de nummers der gebruikte glazen.

Bij astigmatische oogen (1) kunnen wij dikwijls met cylin- drische glazen verbetering krijgen.

§ 3. Bepaling van het gezichtsveld.

Behalve het punt, waarop wij onze aandacht, en dus onzen blik gevestigd hebben, zien wij. nog een groot deel van onze omgeving, al is het minder duidelijk. Van dit laatste zeggen wij, dat het perifeer gezien wordt, of ook wel, dat wij het in- direkt zien.

Alles, wat bij onveranderden stand van het oog waargenon1en wordt met dat oog, noemen wij het gezichtsveld van dat oog.

Wij kunnen het gezichtsveld bepalen, door de te onderzoeken per oon zoodanig voor een halven bol van ijzerdraad te plaatsen, dat zijn eene oog zich in het middelpunt bevindt. Het andere wordt gesloten.

Door nu een helder, klein voorwerpje langs het boloppervlak heen en weer te bewegen,. terwijl de persoon naar een vast punt blijft kijken, kunnen wij bepalen waar het telkens verdwijnt en weer zichtbaar wordt. W\i krijgen dan de grenzen van het ge- zich tsveld.

Men kan in plaats van op een bol het gezichtsveld ook op

C) Zie ~ 78. B\i astigmatisme gaan de stralen. die evenwijdig invallen, in 't geheel niet door één punt.

(17)

oog tot dat vlak opgeven.

Het geziehtsveld strekt zieh niet naar alle kanten even ver uit. De grenzen in de beide hoofdmeridianen zijn: nasaal 45°, naar boven 50°, naar beneden 60°, temporaal 90°-100°.

Men vergete hierbij niet, dat het geziehtsveld de omgekeerde projectie is van het ziende deel der retina.

Strekt zich het gezichtsveld naar eene of andere zijde minder ver uit dan normaal, dan noemt men dat eene beperk~:ng van het gezichtsveld.

Soms vinden wij ook midden in het gezichtsveld plaatsen, die niet gezien worden, deze worden scotomen genaanld.

De blinde vlek is een physiologisch scotoom overeenkomende met de papilla nervi optici.

Soms ook is het centrale zien gestoord, terwijl het perifere zien niet verminderd is: scotoma centrale.

Is het centrale zien belangrijk gestoord, zoodat een niet al te ver van de gele vlek gelegen deel der retina veel beter ziet, dan gebeurt het dikwijls - vooral bij jonge individuen - dat de patient zich gaat oefenen, om de beelden altijd op dat bepaalde deel buiten de gele vlek op te vangen, hetwelk dan dóor oefening nog eene grootere gezichtsscherpte kan verkrijgen. Wanneer dit gelukt, vormt zich bij den patient eene nieuwe blikliJn(l), die met de oude en met de optische as een hoek maakt. Hieruit volgt dat de persoon altijd een ander punt schijnt te fixeeren, dan hij werkelijk doet; hij fixeert exentrisch. Wij mogen dit verschijnsel niet verwarren met het op de verkorting eener oogspier berus- tende strabisme (2).

§ 4. Onderzoek naar het onderscheidingsver'mogen voor kleuren.

Ook bij het onderzoek naár het onderscheidingsvermogen voor kleuren moeten wij onderscheid luaken tusschen centraal en perifeer zien.

Wij onderzoeken met schijfjes van zooveel mogelijk verza- digde kleuren op zwarten grond; en laten den patient voor de

C) Bliklijn is de lijn, die het gefixeerde voorwerp met het beeld er van verbindt;

zij gaat ongeveer door het draaipunt, en maakt bij normale oogen slechts een zeer geringen hoek met de optische as, waarmede zij theoretisch moest samenvallen.

C) Zie § 86.

(18)

perifeer kleuren-zien laten wij hem ons eigen oog fixeeren, en bewegen de schijfjes in de perifere deelen van het gezichtsveld.

Voor het herkennen van kleurenblindheid (1) gebruiken wij verschillende methoden, b. v. Sorteeren van wol. STILLINGSCHE letters (2). Kleuren mengen.

HOOFDSTUK Ir.

o B JEe TIE F 0 N DER Z 0 E K.

§ 5. Bezichtiging der oogleden.

Hebben wij volgens de boven beschreven methoden een overzicht over de functiestoornissen van het oog verkregen, dan kunnen wij tot het objectieve onderzoek overgaan.

Hierbij letten wij in de eerste plaats op de oogleden. Of deze al of niet gezwollen of rood zijn; of de oogspleten even groot zijn; of het boven ooglid soms naar beneden hangt en of de oogen behoorlijk gesloten en geopend kunnen worden.

Dan vestigen wij onze aandacht op den rand. Deze kan gaaf zijn of inkervingen vertoonen. De haren kunnen niet hun gewonen stand hebben; maar alle of ten deele naar binnen ge- keerd zijn.

Op den rand kan men ulcera of pustulae aantreffen, ook wel eczema.

Ook letten wij op de plaatsing der traanpunten.

Hebben wij dit alles behoorlijk nagegaan dan gaan wij over tot het

§ 6. Onderzoek der oogbewegingen.

In de eerste plaats gaan wij na of de oogen gelijken stand hebben en of zij uitpuilen of ingezonken zijn.

e) Ontbreken of belangrijk verminderd zijn van het waarnemingsvermogen van rood-groen of van geel-blauw. EYKMAN Physiologie.

C) STILLING maakt een vierkant vol gekleurde stippels in verschillende nuancen en deelt aan een aantal, die zoo gelegen zijn, dat zij gezamenlijk een letter of een cijfer vormen, eene zelfde tint mede, die iets van de kleur bevat, op welke men wil onderzoeken; is de patient voor die kleur ongevoelig, dan kan hij de letter niet lezen.

(19)

. Dan bepalen wij de bewegelijkheid, waartoe wij een bepaald voorwerp - b. v. onzen vinger - laten aankijken en volgen, terwijl wij het bewegen.

Door bij deze proef beurtelings het eene en het andere oog te :bedekken met de andere hand, komen wij gemakkelijk te weten, of beide oogen tegelijk volgen. Is dit niet het geval, dan zal nl. , als wij het oog, dat op den vinger gericht is, bedekken, de persoon niet meer fixeeren; hij zal dan, zoodra wij het eene oog bedekken, het andere oog verplaatsen, om den vinger aan te zien. Uit deze verplaatsing zien wij, in welke richting en hoever het oog afweek.

Lukt het den persoon, dien wij onderzoeken, niet met één oog de bewegingen van het voorwerp te volgen, dan is er een stoornis in de beweeglijkheid. Volgen niet beide oogen te gelijk, dan is dit een stoornis in de innervatie of in het evenwicht der oogspieren.

Wij werpen nu een vluchtigen blik op de cornea, om ons te overtuigen, dat hier geen diepgaande processen aanwezig zijn, die bij drukken op het oog gevaar zouden kunnen opleveren.

§ 7. Bepaling van den inwendigen druk van het oog (Tensio J.

Hiertoe plaatsen wij den 3en, 4en en 5en vinger van elke hand op het hoofd, zoodat wij gemakkelijk elke beweging van het hoofd kunnen volgen. Wij laten nu den patient naar beneden kijken, plaatsen de wijsvingers met hun toppen boven den tarsus op het bovenste ooglid, en voelen nu door beurtelings met elk van beide vingertoppen een weinig te drukken, of het oog harder of weeker is dan normaal.

Om graden van hardheid of weekheid uit te drukken, kan men de normale tensie 0 noemen en dan met

+

1,

+

2 en

+

3 drie graden van verhoogde, met - 1, - 2 en - 3 drie graden van verminderde tensie aanduiden.

Men moet opletten, dat de patient niet naar boven ziet, daar men anders de harde cornea voelt.

§ 8. Onderzoek der conjunctivae.

De conjunctiva bulbi kan bij een goed opengehouden oog bijna geheel overzien worden. Men lette vooral op de vulling

(20)

der vaten; en zoo er vaatinjectie bestaat, of deze het sterkst is in de omgeving van het hoornvlies, of meer aan de periferie; en of een perifere injectie over de geheele conjunctiva bulbi gel ijk- lnatig is, of dat slechts een klein gedeelte hyperhaemisch is.

Om de conjunctiva palpebralis van het onderste oogliq. te overzien, is het gewóonlijk voldoende, wanneer wij. de huid van het ooglid naar beneden trekken. Het stulpt zich daarbij van zelf om.

Om het bindvlies van het bovenste ooglid zichtbaar te maken, lnoeten wij het als volgt omkeeren.

Met duim en wijsvinger pakken wij den rand - niet de haren all één - van het ooglid beet en trekken het een weinig naar beneden en voren, zoodat het een weinig van den oogbol wordt afgelicht; terwijl wij den patient verzoeken naar beneden te kijken. Wij plaatsen nu den duim van de vrije hand juist boven den bovenrand van den tarsus, en bewegen de hand, die den rand van het ooglid vast houdt, in een kleinen boog naar voren en boven, terwijl wij met den duim den tarsus een weinig naar beneden drukken. Hierbij voelen wij meestal, dat de tarsus omklapt.

Wanneer de patient niet met de oogleden knijpt en goed naar beneden ziet, gelukt het ons meestal ook, den bovenkant van het ooglid, die nu naar beneden gekeerd is, over het onderste ooglid heen te schuiven; waarna, wij het kunnen opslaan, om den fornix zichtbaar te maken.

Bij het omkeeren der oogleden wordt altijd eenigen druk op den bulbus uitgeoefend. Daarom moeten wij ons van te voren overtuigen, dat de cornea hierbij geen gevaar loopt.

Wij gaan nu na of de oppervlakte glad is; hoe het slijmvlies gekleurd is; of er lidteekens of andere bijzonderheden in of onder het slijmvlies aangetroffen worden.

§ 9. Onderzoek van het hoornvlies.

Wij moeten bij de cornea in de eerste plaats nagaan, of zij doorzichtig is. Ondoorzichtige plekken doen zich voor als witte, grauwe of gepigmenteerde vlekken.

Dan letten wij op het voorkomen van vaten, en op de opperv lakte.

Deze laatste kan dof zijn of spiegelend.

(21)

Door op de beeldjes te letten, die de spiegelende oppervlakte van de cornea, van verschillende goed verlichte voorwerpen, b. v.

de kruisramen, maakt, kunnen wij afwijkingen in den vorm ont- dekken. Als voorwerp gebruiken wij dikwijls eene schijf met concentrische cirkels en zien door eene opening in het midden.

Wij noenlen die keratoskoop.

Voor nauwkeurig onderzoek der cornea zoowel als voor dat der iris gebruiken wij · eene bijzondere methode, n.l.:

§ 10. Onderzoek bij focale verlichting.

Wij laten den patient zoo nlogelijk in eene donkere kalnel' (d. i. met zwarte 'wanden) plaats nmuen, en zetten eene lamp op

.+

1.5 M. afstand ter zijde van het hoofd en iets naar voren.

Door eene vrij sterke positieve lens (+ 15 D.) maken wij nu een convergeerenden stralenbundel, en zorgen, dat door heen en weer bewegen der lens de top van den lichtkegel altijd komt op de plaats, die wij beschouwen. Wij kunnen ons bovendien nog van eene loupe bedienen.

Men moet nu opletten, of de cornea troebel is, van welken aard die troebeling is en in welke laag zij is gelegen. Hoe diep de voorste oogkamer is. Of de iris in een plat vlak ligt, en of de pupil op licht reageert, rond en in het midden is.

Wij nemen ook gemakkelijk waar of er vergroeiïngen bestaan tusschen de iris en de achtervlakte der cornea, ook meestal die tusschen de iris en de voorvlakte der lens.

Abnormale inhoud van de voorste oogkamer, en troebelingen of pigmenteeringen van het voorste gedeelte van de lens kunnen op deze wijze ook gemakkelijk worden herkend.

Van de deelen, die achter de lens gelegen zijn, kunnen wij alleen met behulp van den oogspiegel iets te zien krijgen.

(22)

ZIE K TEN V A N HET OOG.

HOOFDSTUK 1.

ZIE K TEN DER OOG LED E N.

§ 11. Anatomie.

De oogleden zijn naar buiten bekleed met eene dunne huid, die zich tot aan den binnenrand van den ooglidkant uitstrekt en daar aan het oogbindvlies aansluit.

Op den bliitenrand van den ooglidkant bevinden zich sterke· haren (ciliae, wimpers),· die in twee of drie rijen geplaatst zijn.

De huid is door een los vet-arm bindweefsel met het kraak- been verbonden. In dit weefsel liggen de spierbundels van den musculus orbicularis palpebrarum s. ciliaris (Riolani).

De kraakbeenplaat draagt den naam van tarsus, en geeft steun aan het ooglid.

De tarsus van het onderste oog~~d is smaller dan die van het bovenste en bestaat hoofdzakelijk uit bind weefsel, terwijl die van het bovenste uit fibrillair kraakbeen is opgebouwd.

Aan den bovenrand van den tarsus van het bovenooglid hecht zich de musculus levator palpebrae superioris.

In den tarsus liggen de Meybomsche klieren, die op den oog- lidkant dicht bij den binnenrand uitmonden. Zij houden dien kant vettig en beletten daardoor, dat de tranen zich over het ooglid verspreiden.

Het oogbindvlies - conjuncUva - bekleedt het ooglid aan de binnenzijde en is vrij vast met den tarsus verbonden. Het is een slijmvlies, waarvan dat gedeelte, dat den tarsus bekleedt, een papillairen bouw vertoont, terwijl dat deel, dat overgaat op den bulbus, eene meer adenoide structuur heeft.

(23)

§ 12. Ontsteking en oedeem der oogleden.

Alle huidaandoeningen van het gezicht kunnen zich ookop deoog- leden uitbreiden. Hare behandeling is dan die, welke ook bij het huid- lijden wordt toegepast. Alleen moeten wij er acht op geven, dat geen sterk prikkelende middelen in den conjunctivaalzak mogen geraken, b. v. alcohol, sterke oplossing van desinfectantia, chrysarubine etc.

Bij Erysipelas pleegt zeer sterk oedeem der oogleden op te treden, dat wij het best met compressen van sublimaat 1/5000 of van aqua Goulardi bestrijden.

Herpes zoster treedt soms alleen aan de oogleden op en is als zona ophthalmica beschreven. Zij is soms gepaard met blaasjes op de cornea.

Eczema komt vaak bij scrofuleuse kinderen als zelfstandig lijden voor. Dikwijls is het secundair tengevolge van exsudaat of van tranen, die zich uit den conjunctivaalzak over het ooglid verspreiden.

In beide gevallen is eene behandeling met zalven aangewezen.

Men gebruikt unguentum diachylon Hebrae, ~tnguentum oxydi zincici, unguentum pyaecipitati albi 1-3%, Het constituens der zalf mag vooral niet zuur reageeren (1).

Bij hardnekkig eczeem ziet men somtijds ,ucee. van het bepenseelen met een 5-10% oplossing van ni tras argenticus.

Phlegmoneuse ontstekingen komen voor als abcessen na trauma;

als gevolg van beenlijden (orbitaalrand) ; in aansluiting aan da- cryocystitis puruIenta; als furunkels en als miltvuurpuisten.

Zij worden' naar de algemeene regels der chirurgie behandeld.

Waar de indicatie aanw~zig is tot incideeren, doe men dit vroeg, om uitbreiding naar de diepte te voorkomen.

De ulcera zijn dezelfde als die van andere lichaamsdeelen.

Elèphantiasis is enkele nlalen waargenonlen, zij kan slecht operatief behandeld worden.

Oedeem is slechts symptoom. De oogleden zwe~len zeer ge- makkelijk, daar het bindweefsel zeer los is. Behalve bij consti- tutioneele ziekten als nephritis en scrofulose, komt het voor bij:

hordeolun, dacryocystitis, erysipelas, furunculus, traumata, conjunc- tivitis blennorrhoica, conjunctiviti granulosa acuta, conjllnctiviti catarrhalis acuta, conjunctivitis diphtheritica panophthalmia, orbi- taalphlegmone, sinusthrombose.

(') In Indiê zijn de gewone vetten weinig geschikt voor oogzalven, da.c1.r zij mee tal ransig zijn, Ik geef daa1:ol1l de voorkeur aan vaseline of lanoline als con tituen "

(24)

§ 13. Ontsteking van den kant van het ooglid. Blepharitis.

Hyperhaemie van den. kant van het ooglid komt bij personen n1et teere· huid zeer vaak voor; vooral na weenen, na lang wa- ken, na in den rook zitten enz.; bij sOlnmige menschen best.aat zij bijna het geheele leven.

Ontsteking van den kant van het ooglid: Blepharitis is meestal chronisch.

Wij onderscheiden twee vormen, een squameuzen en een

ulcereuzen. /

Bij den eersten treffen wij fijrie schilfertjes aan, die aan de roos van de behaarde hoofdhuid herinneren. Zij vallen soms op de cornea, waar wij hen als kleine puntjes zien liggen, zonder dat zij den patient hinderen.

Soms ook treffen wij gele korstjes aan. Onder de schilfers en onder de korstjes is de kant hyperaemisch, n1aar zij ver- toont nooit erosies of ulcera.

Bij de ulcereerende ontsteking vinden wij abscesjes, die uitgaan van de haarfollikels. Zij voeren tot uitvallen der haren - madarosis (1). Ook kunnen de haren een abnormalen stand krijgen - trichiasis. Duurt de aandoening lang, dan kan de kant verdikt worden - Tylosis (2).

Zij kan ook aanleiding geven tot een abnormalen stand van het ooglid, waarbij de kant naar buiten gekeerd wordt - ektropion.

De oorzaken zijn deels algemeen, vooral tuberculose, scrofu- lose en anaemie, voortdurend verblijf in rookerige lokalen, weenen, lang waken; deels lokale, vooral chronische oogbindvlies- ontsteking en tranenvloed.

De behandeling moet in de eerste plaats eene causale ~ijn.

De aandoening zelf worde bestreden met zalven, liefst niet prik- kelend als unguentum hydrargyri praecipitati albi.

De absèesjes worden eIken dag geopend en de erin staande haren uitgetrokken.

Men late de oogleden eenige malen daags met lichte anti- septica afwasschen.

B\i hardnekkige blepharitis squamosa hebben teerzalven dikwijls eene goede uitwerking.

(1) Madao = kaal zijn.

e) Tylos = eelt.

(25)

Bij kinderen treft men wel eens neten van pediculi pubis in de oogharen aan. Zij geven aanleiding tot eene blauwroode verkleuring van den ooglidrand.

§ 14. Ziekten van de klieren van het ooglid.

Zoowel de smeerkliertjes der haren (klieren van Zeiss) als de Meibomsche klieren kunnen aangedaan zijn.

Bij de blepharitis ulcerativa zagen wij reeds eene aandoening van vele der Zeissche klieren.

Treedt in eene enkele klier eene acute etterige ontsteking op, dan spreekt men van hordeolum (1).

Zetelt de ziekte in eene Zeissche klier, dan puilt het abscesje . meer naar buiten uit, daar het aan den buitenkant van den tarsus

gelegen is. Men noemt het dan hordeolurn externWtn.

Is de Meibomsche klier ziek, dan treffen wij de uitpuiling aan de binnenzijde van het ooglid en hebben wij een hordeolum internum.

Beiden gaan gepaard met ontstekingsoedeem.

Het hordeolum internun1 komt n1inder dikwijls voor, maar i pijnlijker dan het externum, daar het in het strakke weefsel van den tarsus ligt. Het breekt gewoonlijk naar binnen door' het externum naar buiten.

Men behandelt het met warme compressen of Priesznitz verband, . en incideert het, zoodra een geel etterpuntje zichtbaar wordt. Het externum wordt van de huid, het internun1 van de conjunctiva uit geopend.

Chalazion (2) is eene chronische ontsteking van de Meibonlsche klier, waarbij granulatieweefel gevormd wordt. Men heeft meer- malen tuberkelbacillen in chalazia aangetoond.

Het chalazion vormt een hard gezwel, dat zich langzaam ont- wikkelt en de grootte van eene rijstkorrel tot die van eene sojaboon bereikt. Het is weinig of niet pijnlijk, en geeft eerst aanleiding tot klagen, als het door zijne grootte het ooglid misvormt. Al het reeds de grootte van eene ha ve rijstkorrel bereikt heeft, schijnt het witachtig door de een weinig verdikte conjunctiva

C) Hordeolum: eigenlijk gerstekorrel, volksuitdrukking : strontje of weegje.

C) Chalazion: hagelkorrel, namelijk witt , uit ijs b taande.

(26)

heen, en vinden wij ' bij incisie eene geleiach tige massa. Soms breekt het spontaan door en er groeit· dan granulatieweefsel uit.

Gewoonlijk komt het bij volwassenen voor.

Men moet de groote in hun geheel uitpellen, of als dit niet gaat, incideeren en met een kleinen scherpen lepel. uitkrabben.

Als een stuk van den wand blijft zitten, recidiveeren zij meestal.

§ 15. Ziek.ten van den tarsus.

Ziekten van de Meibomsche klieren geven SOITIS aanleiding tot nlisvornling van den tarsus. Ook oogbindvlies aandoeningen vooral granuleuse oogontsteking veroorzaken verkrommingen.

Verder komt bij tertiaire lues eene tarsiitis syphelitica voor, die maanden lang duurt, en waarbij de tarsus sterk verdikt en vergroot is, het ooglid gezwollen en rood.

Bij eene antiluetische kuur geneest zij; somtijds ook wel spontaan. Er kan dan zelfs atrophie van den tarsus optreden.

§ 16. A (wij kingen van den stand of van de verbinding der oog leden.

a. Trichiasis (1) en distichiasis (2).

Onder trichiasis verstaat men eene afwijking in den stand der dliën, waarbij deze naar binnen gericht worden en de cor- nea prikkelen. Zij kan tot enkele haren beperkt zijn, of vele, zelfs alle haren omvatten.

De naar binnen gerichte haren zijn meestal klein en bevatten dikwijls geen pigment.

De prikkeling der cornea geeft in deze eigenaardige veran- deringen, die wij la ter zullen bespreken.

De oorzaak is meestal trachoonl, ook echter lidteekenvorming na trauma ta.

Distichiasis is het voorkomen van eene dubbele rij wünpers, waarvan de eene naar buiten, de andere naar binnen gericht is.

Zij is gewoonlijk aangeboren.

Enkele verkeerd staande haren kan men uittrekken, tot door atrophie hunner papilla de haren niet meer terug komen. Men epileert om de drie weken.

C) Triches = haren.

C) di = twee; stichos = rij.

(27)

Als alle of de meeste haren verkeerd staan, tracht nlen langs operatieven weg dit te verbeteren.

b. Entropion (1) is een naar binnen gebogen zijn van de oogleden, zoodat de kant naar den bulbus gekeerd wordt. Het heeft dezelfde gevaren voor het oog als de vorige aandoeningen.

Men onderscheidt een entropion spasticum door kramp van den musculus orbicularis palpebrarum; en een entropion cicatricum door lidteekenvorming ~n de conjunctiva.

Voorwaarde voor het ontstaan van het eerste is: eene slappe huid van het ooglid, en een diepliggend of verkleind oog.

Bij entropion spasticum bestrijdt men de oorzaak van de kramp; bij entropium cicatricum is gewoonlijk eene operatie noodig.

c. Ektropion (2) is eene naar buiten stulping van het ooglid, waarbij de conjunctiva zichtbaar wordt. Het geeft aanleiding tot overloopen der tranen, daar de traanpunten niet meer goed in de traanzee indompelen; tot roodheid en zwelling van de con- junctiva' met hypertrophie en granulatievornling. Bij sterke graden

kan keratitb ontstaan, daar het oog niet geheel gesloten kan worden. Wij onderscheiden:

Ektropion spasticum, door kramp van den musculu ciliaris als de huid strak gespannen is, zooals bij kinderen en bij oedeem het geval is.

Ektropion paralyticum, bij paralyse van den nlusculus ciliaris.

Ektropion senile, doordat het ooglid en de spier zeer slap worden, zooda t het ooglid naar beneden hangt - deze beid laatste komen slechts aan het onderste ooglid voor.

Ektropion cicatricum, tengevolge van lidteekenvorming in de huid van het ooglid, of in de onmiddelijke omgeving.

Het ektropion spasticum kan onder een geschikt verband, als de oorzaak tegelijkertijd weggenomen kan worden, genezen.

Bij het ektropion cicatricum is gewoonlijk eene plastische operatie noodig.

d. Ankyloblepharron (3), is eene vergroeiïng der lidkanten. Zij ontstaat door verwonding van tegenover elkaar liggende deelen

C) En = in, trepo = wenden.

C) Ek = uit.

(3) Angkylo' = krom, verdraaid, ook tijf van gewrichten, blepharon = ooglid.

,

(28)

der lidkanten. Men splijt haar. Als zij tot aan den ooghoek gaat, moet deze met conjunctiva olnzoomd worden, daar anders de oogleden opnieuw vergroeien.

e. Symblepharon (1), is vergroeiïng van het ooglid met den oogbol, en ontstaat na uitgebreide verwonding der conjunctiva, vooral na verbranding.

Uitgebreide symblephara zijn dikwijls ongeneeslijk.

f.

Blepharophimosis (2), is eene vernauwing van de ooglid- pleet, door dat eene vertikale huidplooi zich aan de buitenzijde over die spleet uitbreidt. Het ontstaat na lang overloopen van tranen. Om het te genezen splijt men den buitenooglidhoek en vereenigt de huid nlet de conjunctiva. door een naad.

g. Lagophthalmu (3), is eene onvolledige sluiting van de oogleden. Bij lichte graden kan een krachtig samenknijpen nog sluiting bewerken, bij erge niet.

Ook bij de lichte graden wordt het oog in den slaap niet gesloten.

Daar het oog bij het sluiten naar boven gerold wordt, blijft bij de lichte gevallen slechts de skIera, in zware ook het onderste gedeelte der cornea onbedekt.

De skIera en de cornea kunnen door het uitdrogen ontstoken worden. Dikwijls ontstaat er op het bloot liggende gedeelte van de cornea eene verdikking van het epithelium, dat daardoor meer op huid gaat gelijken, en waardoor de eronder liggende lagen voor verdrooging beschut worden.

Oorzaken van lagophthalmus zijn:

1°. Verkorting der oogleden; meestal door lidteekens, zelden aangeboren.

2°. Ektropion.

3°. Verlamming van den musculus orbicularis palpebrarum.

4°. Verlies van de cornea-reflex bij zware ziekten.

5°. Vergrooting en uitpuiling van den oogbol.

De behandeling is eene causale. Zoolang de oorzaak niet opgeheven is, beschutte nlen het oog door een sluitverband.

(1) Syn = samen.

C) Phimos = muilband: knevel, band.

(3) Lagos = haas, daar de haas zulke w~jd openstaande oogen heeft.

(29)

Dikwijls is het voldoende de oogleden met een pleisterstrookje dich t te plakken.

In lichte gevallen behoeft men alleen gedurende den slaap te verbinden.

§ 17. Ziekten van de spieren van het ooglid.

Blepharospasmus, kramp van het ooglid of liever van den musculus ciliaris, kan reflectorisch zijn, uitgaande van aandoe- ningen van conjunctiva of cornea, of van vreemde lichanlen in den bindvlieszak: "blepharospa:;r;nus symptomaticus". Of zij kan bestaan, zonder dat eenige aandoening van het oog en zijn aan- hangselen gevonden wordt, die haar verklaart. Dit laatste konlt dikwijls voor bij hysterie en wordt blepharospasmus e8sentialis genoemd.

Bij den eerste is alleen de bestrijding der oorzaak de ratio- neele behandeling, terwijl cocaïne als symptomaticum soms goede diensten bewijst; echter zij men met de toepassing van dit nliddel voorzichtig, daar ook conjunctivitis en keratitis als gevolg van cocainislne kunnen optreden.

De essentieele blepharospasmus is dikwijls zeer hardnekkig.

Soms is alleen doorsnijding van de spier van blijvend gevolg.

Paralyse van den mus cu lus orbicularis palpebrarum, konlt gewoonlijk bij facialis-paralyse voor. Meestal is deze dan van periferen aard. Het oog kan niet gesloten worden daar het on- derste ooglid niet meer omhoog gaat. Bestaat zij lang, zoo treedt ektropion paralyticum op.

Paralyse van den rnusculus levator palpebrae superioris doet het bovenste ooglid naar beneden hangen. Ptosis. Zakt het slechts weinig (bij paresis), dan laat de patient het hangen, ,vijl het hem niet stoort. Komt het ooglid voor de pupil, dan tracht hij door samentrekking van den musculus frontalis het ooglid op te heffen. Hierbij gaat de wenkbrauw omhoog.

Aangeboren ptosis berust op gebrekkige ontwikkeling van de spier; verkregen meestal op oculomotoriu verlalIlnling.

§ 18. . Verwondingen ran het ooglid.

Alle soorten van verwondingen der huid kunnen natuurlijk ook aan het ooglid voorkomen.

OOGHEEJ~KUNDE.

(30)

Daar het onderhuidsche celweefsel zoo los is, treden reeds bij geringe traumata oedemen en extravasaten op.

Horizont~al verloop ende wonden gapen weInIg en genezen gemakkelijk en, als het defect niet te groot was, zonder stoornis.

Na groot substantieverlies treedt licht ektropion op.

Als, bij vertikaal verloopende wonden, de verwonding door den ooglidkant heen gaat, bestaat er veel kans, dat na de heeling een driehoekig defect in den kant achter blijft, alsof er eene wig uitgenomen was. Dit geeft weer aanleiding tot overloopen der tranen.

Dringt de wond door tot in het been (orbitaalrand) en bestaat er fractuur, dan kan er emphyseem optreden, doordat de breuk met eene der nevenholten van den neus communiceert.

In dat geval mag de patient niet niezen, snuiten enz.

De behandeling geschiedt naar de algemeene regels der chirur- gie. Bij emphyseem is een drukverband aan .te bevelen.

Suggillatie van de oogleden van het eene oog kan zich op die van het andere uitbreiden, zonder dat hier een trauma had ingewerkt.

§ 19. Gezwellen der oogleden.

a. Goedaardige gezwellen.

Xantheloma of xanthoma (1) is een vlak fibreus gezwel van vuilgele kleur (door ophooping van lipochroom), dat slechts weinig boven de 'huid uitsteekt. Het komt op meer gevorderden leeftijd voor, 't meest bij vrouwen. Het ligt aan den buitenkant en groeit uiterst langzaam.

Zij hebben geen ander 'nadeel, dan dat zij leelijk zijn.

Verder komen voor m,olluscum contagiosum (2), molluscum simplex, cysten angiomen etc.

b. Kwaadaardige gezwellen.

Oarcinoom begint meestal als epithelioorn. Het groeit op den bulbus en in de orbita voort.

Sarkomen gaan meestal uit van den tarsus; dikwijls zijn het melanosar komen.

Bij kwaadaardige gezwellen is de lymphklier, vóór het oor

C) Xanthos = geel.

C) Dit behoort eigenlijk tot de infectieuse woekeringen.

(31)

reeds vroeg vergroot; later ook die aan den hals en den onder- kaakshoek.

Men exstirpeere zoo vroeg mogelijk en doe als de bulbus kan blijven zitten, blepharoplastiek als naoperatie.

§ 20. Aangeboren afwijkingen.

Coloboma (1) palpebrae is eene driehoekige spleet in den kant van het ooglid met den top naar den orbitaalrand gekeerd.

Het komt slechts zelden voor, maar meer aan het bovenste dan aan het onderste ooglid.

Epikomthus (2) is· eene huidplooi aan de binnenzijde van het oog, die den binnenooghoek bedekt. Zij komt vaak voor bij Chineezen.

Men kan de plooi uitsnijden of aan de zieke zijde uit den neusrug een staand ovaaltje snijden ter hoogte van de huid- plooi; en daarna hechten. De spanning der huid die daarbij ontstaat is voldoende om den epikanthus te doen verstrijken.

Verder komen aangeboren voor: Ptosis, distichiasis, te korte oogleden; totaal gemis van oogleden (ablephafria), angkyloblepharon, en sonlS ook geheel gedekt zijn der oogen door huid, daar geene oogspleet of oogleden gevormd werden (kryptophthalmia) (3).

HOOFDSTUK 11.

ZIE K TEN V A N HET OOG BIN D V L lES.

§ 21. Anatomie.

Het oog bindvlies bestaat uit een plaveiepithelium, dat door meer of minder los bind weefsel met de onderliggende weefsels verbonden is. Het bekleedt de achtervlakte der oogleden, slaat zich met eene losse plooi op den oogbol om en zet zich op dezen voort tot aan den limbus corneae, waar het epithelium in dat van de cornea overgaat. De conjunctiva is doorschijnend en laat de kleur der onderliggende weefsels doorschemeren. Vandaar

C) Coloboma = verminking.

C) Epi

=

bij. Kanthos

=

ooghoek.

C) Kryptos

=

verborgen. Ophthalmos

=

oog.

(32)

dat zij op den bulbus wit, op de oogleden licht rood schijnt te zijn.

De conjunctiva bulbi bevat vaten, die men wel moet onder- scheiden van de dieper gelegen sklerale vaten. Deze laatste schijnen op eenigen afstand van den rand van het hoornvlies op te houden, daar zij de skIera doorboren en dan onzichtbaar worden.

De vaten der conjunctiva behooren tot het net der arteriae en venae palpebrales, en stammen dus hoofdzakelijk uit de huid- vaten van het gezicht. De vaten der skIera behooren tot de takken der arteriae ciliares longae et venae vorticosae.

De zenuwen der conjunctiva komen er van de beide oog- hoeken in. Zij stammen uit den nervus trigeminus (N. fronalis, n. naso-ciliaris en n. lacrymalis, alle uit den eersten tak).

§ 22. Ontsteking van het oogbindvlies. Con}unctivitis.

Men kan de ontstekingen der conjunctiva indeelen volgens hare aetiologie of volgens haar klinisch verloop.

In het eerste geval blijkt het, dat een zeker aantal, door verschillende mikro organismen veroorzaakte bindvliesontstekingen, zoowel klinisch als therapeutisch zoo groote overeenkOlTIst hebben, dat zij zonder mikroskopisch onderzoek naar de mikroben, die haar veroorzaken, niet kunnen worden onderscheiden.

Wij zullen daarom uit een praktisch oogpunt deze volgens de oude indeeling onder den naam conjuntivitis catarrhalis samen- vatten; en slechts die, . welke klinisch er van gescheiden 'kunnen worden, afzonderlijk behandelen.

§ 23. COrUunctivitis catarrhalis acuta.

In lichtere gevallen tot de conjunctiva palpebralis beperkt, breidt de catarrhale bindvliesontsteking in ernstige gevallen zich ook op den fornix en den conjunctiva bulbi uit.

De conjunctiva wordt rood (hyperaemie), de vaten blijven aanvankelijk nog afzonderlijk te zien, doch bij het toenemen der ontsteking ziet het ooglid aan de binnenzijde gelijkmatig rood.

De oppervlakte blijft glad. De traanafscheiding is vermeerderd, in de tranen ziet men slijmvlokjes drijven. Is de aandoening hevig, dan neemt de slijmafscheiding toe, het slijn1' neemt een

(33)

meer en meer etterachtig karakter aan. Bij zeer heftige ontsteking kan eene zoo profuse etterafscheiding bestaan, dat zij aan bI en - norrhoe doet denken.

Het slijm, dat over den ooglidrand loopt, doet de oogleden samenkleven; soms geeft het aanleiding tot eczeem.

De oogleden zijn gezwollen, licht cyanotisch van kleur en zIjn op het aanvoelen warm.

Bij erge aandoeningen komt dikwijls een ulcus corneae voor, dat dan altijd aan den rand begint, soms ook iritis.

De sterkere ontstekingen zijn besmettelijk; van de lichtere is dit niet bewezen.

Dikwijls treden catarrhale oogbindvliesontstekingen epidemisch op, men vindt dan gewoonlijk in de meeste gevallen een zelfde mikro-organisme als oorzaak.

In lichte gevallen kan nlen volstaan met licht antiseptische of aseptische wasschingen als boorzuuroplossing 3%, sublimaatop- lossing 1: 5000. Bij sterkere aandoeningen is ni tras argenti het souvereine middel.

Is er veel slijmafscheiding, dan gebruikt men eene 2Q/ o soplossing op de omgekeerde oogleden en spoelt met zouthoudend water of 1 % Na Cl oplossing af, eer men het ooglid weer reponeert. Men herhale deze behandeling eIken dag, liefst niet vlak voor het naar bed gaan, en late tevens de oogen door herhaalde wasschingen zeer rein houden. Bij groote lichtschuwheid houde men den patient in het donker. Bij prikkeling van de iris geve men atropine.

Bij zeer heftige catarrhale ontsteking kan het tot vorming van croupeuze membranen op de conjunctiva palpebralis kOlnen, wat aan- leiding gegeven heeft om van eene conjunctivitis crouposa te spreken.

In deze gevallen mag men geene sterke nitras argenti oplos- singen gebruiken; maar bepaalt lnen zich tot dikwijls uitwasschen met: kaliumpermanganaatoplossing 1: 3000 tot 1: 1000, subli- nlaatoplossing 1 : 5000 of boorzuuroplossing 3%,

§ 24. Conjunctivitis catarrhalis chronica.

De objective symptonlen bij chronische catarrhale bind lies- ontsteking zijn slechts gering: een weinig roodheid der conjunc- tivae, als zij reeds lang bestaat, eene geringe verdikking van het slijmvlies, vooral in de overgangsplooien, en in de nabijheid der

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit NHG-Standpunt heeft betrekking op de zorg voor patiënten met veelvoorkomende chronische aandoeningen in de huisartsenpraktijk, waarvan de kwaliteit is gediend met

In de dagen of weken voor uw opname meldt u zich bij het Opnameplein van Franciscus Vlietland als u gezien bent op de polikliniek in Franciscus Vlietland.. Als u gezien bent op de

In de dagen of weken voor uw opname meldt u zich bij het Opnameplein van Franciscus Vlietland als u gezien bent op de polikliniek van Franciscus Vlietland.. Als u gezien bent op

Wat is de huidige omvang en samenstelling van de groep kinderen en jongeren met een chronische aandoening tot en met 25 jaar in Nederland, welke eventuele verschuivingen in

Als de afwijking maagkanker blijkt te zijn en daarmee kwaadaardig is, krijgt u na dit gesprek meteen een gesprek met de casemana- ger.. Deze verpleegkundige heeft dan al afspraken

Aansluitend op het gesprek met de MDL-arts gaat u naar de casemanager of de verpleegkundig specialist.. U krijgt dan informatie over

De Noordwest Ziekenhuisgroep heeft een speciaal vaccinatie- reizigerspreekuur voor mensen met een (chronische) aandoening en/of verminderde weerstand. U krijgt van

• Op werkdagen tijdens kantooruren neemt u contact op met locatie Alkmaar, telefoon 072 - 548 4444. U vraagt dan om de