• No results found

Multatuli, Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Multatuli, Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886 · dbnl"

Copied!
831
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

dokumenten uit de jaren 1884-1886

Multatuli

Editie B.P.M. Dongelmans en Hans van den Bergh

bron

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886 (eds. B.P.M.

Dongelmans en Hans van den Bergh). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1993

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/mult001gstu26_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

Voorwoord

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(3)

Deel XXIII van deVolledige Werken omvat de laatste drie gehele kalenderjaren die Multatuli in Nieder-Ingelheim heeft doorgebracht. Daarmee is het eind van de reeks in zicht die in 1950 met grote voortvarendheid op touw werd gezet door Geert van Oorschot, maar die al vóór WO II in gesprekken tussen Du Perron en Stuiveling was voorbereid; er werden toen ongeveer twaalf delen voorzien. Deel XXIV zal nog de laatste maanden, het overlijden en de overstelpende reakties daarop van pers en partikulieren dokumenteren, aangevuld met een omvangrijk gedeelte - het aangekondigde ‘bezemwagendeel’ - waarin de vele brieven (en enkele dokumenten) worden gepubliceerd die in de periode na 1954 boven water zijn gekomen ná het moment waarop ze dienden te worden gereproduceerd in de strikt chronologische opzet van deVolledige Werken. Hiertoe behoort bijvoorbeeld de navrante

korrespondentie tussen Dekker en zijn broer Pieter in de periode van het grote verlof (1853-1855). Ook totnogtoe niet te dateren stukken uit het archief van het Multatuli Museum zullen straks in deze afdeling hun plaats vinden.

De redaktie van deVolledige Werken kan hier slechts herhalen dat zich daarmee op korte termijn de laatste gelegenheid aandient om nog onbekende brieven en dokumenten in de nu bijna voltooide reeks op te nemen. Bezitters van 19de eeuwse archieven met mogelijke multatuliana die zelf niet in de gelegenheid zijn hun verzameling daarop te kontroleren wordt dan ook met nadruk verzocht zich bij de uitgever te melden. Van onze kant zullen dan gaarne de noodzakelijke naspeuringen worden verricht.

Aan het registerdeel (XXV) dat de reeks met een namen- en titelregister zal ontsluiten, wordt nu reeds gewerkt door drs. W.L. van Duijn die daartoe een (deel)aanstelling heeft gekregen van NWO. Deze organisatie heeft hiermee haar onschatbare steun aan deze uitgave op de meest wenselijke manier afgerond. Ook

(4)

naar het College van Bestuur van de Open universiteit en naar al degenen die hun daadwerkelijke steun aan deze editie blijven verlenen, gaat onze voortdurende erkentelijkheid uit.

Tenslotte moet de eerste ondertekenaar hier met lichte weemoed en met grote waardering afscheid nemen van dr. B.P.M. Dongelmans, die wegens een volledige aanstelling aan de Rijksuniversiteit Leiden zijn medewerking aan deVolledige Werken thans moet afsluiten. Zonder zijn jarenlange ervaring, diepgaande kennis van zaken en ijzeren geheugen zou de regelmatige voortzetting van deze reeks met een deel per jaar ondenkbaar zijn geweest. Gelukkig hebben wij inmiddels in drs. D. van der Meulen een waardige en deskundige vervanger gevonden, die al bij de afronding en korrektie van deel XXIII zijn medewerking heeft verleend.

Amsterdam, Alphen aan den Rijn mei 1992

Hans van den Bergh Berry P.M. Dongelmans

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(5)

Verantwoording

(6)

Bij verwijzing naar de uitgaven waaraan enig gegeven werd ontleend is gebruik gemaakt van de volgende aanduidingen:

Brieven (met vermelding van het deelnummer): Brieven van Multatuli. Bydragen tot de kennis van zyn leven. Gerangschikt en toegelicht door Mevr. Douwes Dekker, Geb. Hamminck Schepel. Amsterdam: Versluys, 1891-1896. 10 dln.

Brieven WB (met vermelding van het deelnummer): Multatuli Brieven. Bydragen tot de kennis van zyn leven. Gerangschikt en toegelicht door M. Douwes Dekker-Hamminck Schepel. Tweede, herziene Uitgaaf. Amsterdam:

Wereldbibliotheek, 1912.

Pée 1937: Julius Pée, Multatuli en de zijnen. Naar onuitgegeven brieven.

Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1937.

Pée 1941: Multatuli, Reisbrieven aan Mimi en andere bescheiden. Met aanteekeningen in het licht gegeven door Julius Pée. Amsterdam:

Wereldbibliotheek, 1941.

Pée 1942: Brieven van Multatuli aan Mr. Carel Vosmaer, R.J.A. Kallenberg van den Bosch en Dr. Vitus Bruinsma. Naar het oorspronkelijke uitgegeven door Julius Pée. Brussel/Rotterdam: Manteau-Nijgh en van Ditmar, 1942.

Pée 1944: Keur uit de brieven van Multatuli. Naar tijdsorde gerangschikt en van aanteekeningen voorzien door Julius Pée. Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1944.

RvE: Briefwisseling tusschen Multatuli en S.E.W. Roorda van Eysinga.

Uitgegeven door M. Douwes Dekker, geb. Hamminck Schepel. Amsterdam:

Versluys, 1907.

In alle gevallen waarin geen vergelijking met de autografen mogelijk was, is de datering voorzien van een asterisk.

De volgende afgekorte aanduidingen worden gebruikt:

Dagboek: voor de beschrijving hiervan zie V.W. XV, blz. 15.

Dossier Bernhold: voor de beschrijving van het dossier Bernhold zie V.W. XIX, blz. 16.

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(7)

Edu: Multatuli's zoon, geboren 1854.

Memoriaal: voor de beschrijving hiervan zie V.W. XIV, blz. 15.

Mimi: Maria Frederika Cornelia Hamminck Schepel, jarenlang de intieme vriendin van Eduard Douwes Dekker, sedert 1 april 1875 zijn echtgenote.

Multatuli: Eduard Douwes Dekker.

Nonni: Multatuli's dochter, geboren 1857.

Tine: Everdina Huberta Douwes Dekker-van Wijnbergen, de eerste echtgenote van Eduard Douwes Dekker, overleden 13 september 1874.

Wou(ter): de aangenomen zoon van Multatuli en Mimi (eigenlijk: Eduard Bernhold), geboren 25 januari 1876.

A.M.V.C.: Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen.

A.R.A.: Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage.

G.A.: Gemeente-archief; met vermelding van de plaats.

I.I.S.G.: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam.

K.B.: Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage.

M.M.: Multatuli-Museum, Korsjespoortsteeg 20, Amsterdam.

N.L.M.D: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage.

U.B.: Universiteitsbibliotheek; met vermelding van de plaats.

V.W.: Volledige Werken van Multatuli (Amsterdam 1950 etc.); met vermelding van het deel in romeinse cijfers.

Typografie: uiteraard sluit de vorm van dit deel zo nauw mogelijk aan bij die van de overige delen. Dus ook in deel XXIII is niet getracht het origineel met typografische middelen na te bootsen. De tekst is diplomatisch afgedrukt, met dien verstande dat bij puntjes iedere reeks is weergegeven door een drietal. Daar, waar tekst is ingekort of wegens verminking van brieven ontbreekt, is dit aangegeven door een viertal puntjes (....).

Indien een punt aan het einde van een zin, dus bijv. voor een nieuwe hoofdletter, ontbreekt, is deze stilzwijgend toegevoegd. In Multatuli's brieven wordt steeds y gedrukt, ofschoon er in de door anderen gedrukte teksten dikwijls ij staat. Wanneer er gebruik is gemaakt van een authentieke tekst, wordt geen eerdere publikatie vermeld.

(8)

Ondanks deze kontinuïteit van principes voeren de huidige editeuren op een aantal punten konsekwent de volgende werkwijze door: in de brievenvan Multatuli worden ook de doorgestreepte passages verantwoord in de aantekeningen die aan de brieftekst voorafgaan. Omdat vooral in lange brieven - mede hierdoor - het aantal annotaties soms groot is, zijn de toe te lichten passages voorzien van een nummer dat korrespondeert met de betreffende verklaring boven de brieftekst.

De als k uitgesproken c wordt nu in de door ons toegevoegde tekst overal als k geschreven waar deWoordenlijst van de Nederlandse taal (1954) dat toestaat, behalve in geval van cc en in leenwoorden (accent en clown).

Tevens wordt in dit en het volgende deel een diplomatisch onderscheid gemaakt tussen ‘en’. De dikke horizontale strepen tegen de linkermarge waarmee Multatuli veelal alinea's onderscheidt, worden weergegeven als ‘-’ achter het laatste woord van de vorige alinea. Een onderstreping in het handschrift leidt tot kursief;

(drie)dubbele onderstreping wordt met kleinkapitaal weergegeven.

Bij het overnemen van gedrukte stukken (uit kranten, tijdschriften en boeken) zijn evidente drukfouten gekorrigeerd. De mate waarin de bladzijden postpapier zijn volgeschreven, wordt aangegeven met ⅙, ¼, ⅓, ½, ⅔, ¾ of ⅚.

Woorden of woordgroepen in vreemde talen worden alle in de aantekeningen vertaald, met uitzondering van al te duidelijke gevallen (‘das Haus’, ‘pardon’). Staan Duitse woorden in handschriften in zg. Duitse schrijfletters (‘gotisch schrift’), dan wordt dat in de annotaties vermeld.

Persoonsnamen in brieven en dokumenten worden zoveel mogelijk in de aanhef geannoteerd, behalve als het gaat om namen die in gemakkelijk toegankelijke handboeken zijn te vinden. In het algemeen wordt alleen toegelicht wat tot het onmiddellijk begrip van de kontekst bijdraagt. Er wordt naar gestreefd per deel de noodzakelijke toelichting te geven, en een bepaalde naam wordt in de regel slechts één keer, bij de eerste vermelding, geannoteerd.

De Biografische Aantekeningen achterin betreffen alleen de korrespondenten van Multatuli.

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(9)

Het jaar 1884

(10)

Het jaar 1884 levert in Nieder-Ingelheim geen grote emoties op; het staat voor Multatuli vrijwel geheel in het teken van toenemende verbittering. Steeds sterker is zijn afkeer van schrijven of spreken voor het Publiek; het gebrek aan effekt daarvan is immers afdoende gebleken bij de ‘bespottelyke afloop’ (8 januari) van het Huldeblijk. Hij ‘stikt in minachting’ voor de openbare zaak; om iets te bereiken zou macht nodig zijn en daartoe weer vóór alles geld, véél geld.

Het verschijnsel ‘literatuur’ boezemt hem nog groter afkeer in dan voorheen. Als hem begin februari de statuten worden toegezonden voor een op te richten

Nederlandsche Schrijversbond, koncipieert hij eerst een uitvoerig antwoord, maar wijst tenslotte het lidmaatschap kort en koel van de hand met het argument dat ‘het aanmoedigen van z.g.nBellettrie’ hem niet wenselijk voorkomt. En ook van een uitnodiging om op een kongres van vooruitstrevende studenten in Brussel te komen spreken maakt Multatuli zich af, ook al zendt hij wel een vlammend betoog in tegen het verplichte openbare onderwijs.

En als Günst (op 17 november) aanbiedt een nieuw weekblad op te richten ter verbreiding van Dekkers idealen (‘De Multatuli Bazuin’), wuift Dekker dat plan als nutteloos weg. Des te sterker hunkert de schrijver overigens naar persoonlijk kontakt met geestverwanten. Niet minder dan negenenveertig (vaak uitvoerige) brieven en briefkaarten zijn er uit dit jaar bewaard gebleven, gericht aan oude getrouwen als Vosmaer, Funke, Kallenberg van den Bosch, Haspels en de familie De Haas, maar ook aan de betrekkelijk nieuwe korrespondent H.C. Muller, een bekend socialistisch voorvechter en voorzitter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad.

Ook krijgt Multatuli er nauwelijks genoeg van zijn ‘zeer logeabele’ huis als vakantieadres aan te bevelen. Tot na Nieuwjaar

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(11)

zijn Lina de Haas en kinderen te gast geweest, tegelijk met Mimi's zuster Bé en neef Dirk. De hele maand juni blijft Dekker uitnodigingen rondsturen. En dat leidt in juli tot een bezoek van de Bremers uit Brussel op een moment dat ook de jongste zuster van Mimi, Fré, en haar man te gast zijn. Maar mevrouw Bremer - ook in het verleden als korrespondente van Mimi al lichtgeraakt en lastig gebleken - irriteert Dekker tenslotte zozeer dat hij haar in een stormachtige scène het huis uitzet. Aan

geestverwantschap stelt Multatuli nu eenmaal een hoge eis van ‘gelykgestemdheid’.

In zijn brief van 18 juli aan Kallenberg van den Bosch betuigt hij trouwens in een opwelling van ontwapenende zelfkennis al weer spijt over het gebeurde. Ook Haspels is in juli te logeren geweest en in augustus moet Dekker zelfs de familie Günst waarschuwen dat ‘alle bedden vol zyn’ en ‘reeds slapen er 'n paar op de grond’. Tot in oktober blijven de gasten toestromen en tenslotte moet Dekker toegeven dat hij zich in het gezelschap van bepaalde weinigzeggende logé's soms ‘gedeklasseerd’

voelt. Met de bezoekster die aanleiding is tot deze bekentenis (Mevrouw Ramondt) is zijn kontakt niettemin zo indringend dat hij in een uitvoerige brief (van 30

september) Haspels moet waarschuwen voor amoureuze perikelen in diens relatie tot de jonge weduwe.

De financiële situatie is opnieuw een konstante bron van zorgen. Herhaaldelijk komen weer de verhuisplannen aan de orde, aanvankelijk met Haarlem als mogelijk domicilie, maar in maart wordt aan Utrecht gedacht omdat daar goede scholen voor Wou zijn en nuttige relaties.

Intussen blijkt duidelijk dat Dekkers aandacht toch vooral naar de koloniën uitgaat.

Dat hij met name de Atjeh-oorlog voorzien heeft, zou hij kunnen bewijzen, als hij nog wist wat zijn voorspelling in kode uit 1875 (zie V.W. I, 342) precies inhield; maar hij kan zelf tot zijn ergernis de sleutel voor de ontcijfering niet meer terug vinden...

Ook over ons bewind in Suriname heeft Dekker heel treffende opvattingen die hij - heel beknopt - aan De Haas voorlegt (26 februari).

Multatuli's verjaardag - op 2 maart wordt hij 64 - brengt weer leven in de haperende korrespondentie met dokter De Vries, met Taco de Beer (merkwaardig genoeg blijkt deze hartelijke relatie niet geleden te hebben onder diens tegenwerking inzake het Hul-

(12)

deblijk!) en met de schoonfamilie Merens. Ook Wou draagt weer een - ditmaal wel bijzonder onnozel - gedichtje bij; stokte Mimi's dichtader of heeft ze Wouters suggesties zo min mogelijk bijgestuurd?

Aan Dekkers eigen formuleringskunst hapert nog niets, ook als hij zich bitter uitlaat, zoals in zijn brieven aan Lina de Haas, die meer en meer vertrouwensfiguur wordt. Op 9 februari geeft hij haar zijn oordeel over Ibsen: deze schreef zijn toneelstukken uit zo grote verontwaardiging dat hij niet kon voldoen ‘aan de eischen der kunst’. Als het hier niet om pure projektie gaat, haalt Multatuli de Noorse dramaturg toch op zijn minst als geestverwant binnen.

Het socialisme neemt Dekker nu in zoverre serieus - mede door een bezoek van Domela Nieuwenhuis - dat hij met mooie principiële bezwaren komt in brieven aan Muller (van 8 januari en 25 november). Ook andere lektuur blijft hem prikkelen tot reaktie; zo schrijft hij Vosmaer (22 februari) uitvoerig over de spanning in literair werk tussen logika en estetiek (waarvan hij treffende voorbeelden geeft) en aan Paap stuurt hij (24 mei) een enthousiaste reaktie op diens satireBombono's (een sarkastische doorlichting van literaire bobo's), een eerste aanzet tot wat de roman Vincent Haman zou worden. Zonder het fervente supporterschap van Multatuli voor de eerste proeve zou die roman, opgedragen aan de nagedachtenis van Multatuli, misschien nooit geschreven zijn. Dit jaar verschijnt ook een boek van Mr. M.C.

Piepers dat al een merkwaardig afgewogen en gedistantieerde diagnose van Multatuli's persoonlijkheid bevat, waarbij diens karakter wordt gedetermineerd als typisch produkt van de koloniale machtsverhoudingen, die jonge Nederlanders vaak een nagenoeg autonoom gezag toekenden over uitgestrekte gebiedsdelen.

Toch wordt het rustige 1884 nog met een kleine ‘affaire’ afgesloten. InDe Protestant van 20 september, een weekblad geredigeerd door ‘moderne’ (=

vrijzinnige) dominees, wordt van Multatuli's werk gezegd dat de lezers er door zijn

‘verzoend geraakt met wat gemeen en gewend aan wat vuil is’. Multatuli reageert gekwetst in zijn brieven, maar ook met een ironische ingezonden brief aanDe Amsterdammer (28 november); zijn trouwe sekondanten springen trouwens ook dadelijk in de bres. De zaak rimpelt nog

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(13)

geruime tijd na, vooral in de kolommen vanDe Protestant. Als het erop aankomt valt het met dat gebrek aan weerklank in het vaderland nog altijd mee.

HvdB

(14)

Brieven en dokumenten

[1 januari 1884

Advertentie in Het Nieuws van den Dag]

1 januari 1884

Advertentie in Het Nieuws van den Dag. (K.B., Den Haag; fotokopie M.M.) Fragmenten.

Insulinde.

Onderstaand werk wordt den lezers van Multatuli's werken ter kennismaking aanbevolen.

Java.

Licht- en Schaduwbeelden UIT DE

BINNENLANDEN VAN JAVA.

Java.

I. Over het karakter.

II. De mate van beschaving.

III. De zeden en gebruiken der Javanen.

IV. Over de invoering van het Christendom op Java.

V. Het bezigen van vrijen arbeid, en VI. Andere vragen van den dag.

Verhalen en gesprekken der gebroeders Dag en Nacht; Verzameld op reizen door gebergten en bosschen, in de woningen van armen en rijken.

Medegedeeld door Dr. F.W. JUNGHUHN.

Zevende druk. Prijs f 1.80; gebonden in keurigen Stempelband f 2.25.

‘Een van de vele personen, die voor hun werkzamen geest in hun vaderland geen vruchtbaren bodem vonden, en met onweerstaanbare kracht naar den vreemde gedreven werden, om daar hun werkkring uit te breiden, en door buitengewone krachtsinspanning zich zelven en de wetenschap, onder vreemde volkeren, baan te breken, heeft JUNGHUHN een eervolle plaats verworven onder de meest wetenschappelijke mannen van zijn tijd. Van hem kan men zeggen, dat de namen Junghuhn en Java, zoolang er nog land en geschiedenis bestaat, op het nauwste met elkander

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(15)

zullen verbonden blijven. Hij toch was het, die het schoone eiland van den verren Sunda-Archipel in alle opzichten voor ons toegankelijk heeft gemaakt. Zijn

navorschingen zijn zóo diep ingrijpend en zoo veelzijdig, dat JUNGHUHN daarin alléén met ALEXANDER VON HUMBOLDT kan vergeleken worden, en hij met het volste recht den naam van den Humboldt Java's verdient.’

Dit klassieke boek, waarvan de strekking, volgens Junghuhn's eigen woorden, is:

‘Om diep ingewortelde vooroordeelen en dwalingen te bestrijden, daarentegen de goede zaak der waarheid te verdedigen’, wordt ten zeerste ter kennismaking aanbevolen. Dat 't noodig was hiervan een Zevende druk ter perse te leggen, toont dan ook voldoende aan dat dit boek de aandacht van velen in den lande heeft getrokken.

(....)

Algemeene grondstellingen.

‘Wat ieder mensch moet gelooven, behoort ook voor ieder mensch begrijpelijk te zijn.

Van elke leerstelling moet, door mondelinge voordracht of in geschrifte nader ontwikkeld, het bewijs harer waarheid uit de natuur en de geschiedenis geleverd, en zij door voorbeelden aanschouwelijk gemaakt worden’.

[2 januari 1884

Brief van Multatuli aan een onbekende]

*2 januari 1884

Brief van Multatuli aan een onbekende. Afschrift in het dossier Post van Leggeloo.

(M.M.) Zie ook De waarheid over Multatuli en zijn gezin, Een antwoord aan: Julius Pée, Menno ter Braak e.a. van De schoondochter. 's-Gravenhage, 1939, blz. 309.

Fragment.

Ik noemde uw briefhuiselyk. Laat de myne dat ook zyn. Welnu, van de ondergane amputatie1.spreek ik niet. Waartoe zou 'n amputatie dienen als men telkens zou toegeven in smart om 't verloren lichaamsdeel. Ik schryf niet naar Italie en verkies van daar geen brieven te ontvangen. M'n kinderen hebben jaren lang zich aan vreemden gehecht, zelden of nooit blyk gegeven, dat ze my noo-

(16)

dig hadden voor hun geluk. Integendeel ze heulden met m'n vyanden (uit boosheid misschien niet maar de veroorzakende onkunde had met wat goeden wil kunnen vermeden worden).

Eindnoten:

1. amputatie:de definitieve breuk met zijn kinderen.

[3 januari 1884

M.J. de Witt Hamer betaalt voor Tandem]

3 januari 1884

Betaling van een Tandembijdrage van f50,00 door M.J. de Witt Hamer. Zie V.W.

XIX, blz. 944.

[januari 1884

Verschijning van Meer licht]

Begin januari 1884

Verschijning van Meer licht! Eerste illuminatie. Vlammetjes van Oortjeskaarsen, aangestoken door Remo. Roeselare: De Seyn Verhoustraete Uitgever,

boekhandelaar 1883 [= 1884]. (M.M.) Het opstel over Multatuli op blz. 133-138.

Multatuli

Hij, die de waarheid bemint, haar overal en in alles opzoekt, zou een ondankbare zijn, zoo hij vrijwillig vergat, welke diensten anderen hem in zijn zoeken bewezen hebben; - doch neen, dat gebeurt niet - met eerbied spreekt hij den naam uit van hem, die de baan, naar waarheid leidend, heeft aangetoond en vergemakkelijkt.

Doch niet zoo in Nederland.

Elk land is fier op zijne uitstekende mannen. Zie Frankrijk, Engeland, Duitschland.

Denk aan Voltaire, Rousseau, Shakespeare, Newton, Darwin, Schiller, Wagner! Bij elke gelegenheid worden die namen uitgesproken, vooral wanneer het mannen geldt, die zich met de oplossing der groote levensvragen onledig hielden, trots smaad en gebrek soms, en wier zucht naar waarheid door niets kon gestremd worden. Die namen gelijken niet slecht aan banieren, waaronder zich een leger kloeke, vrijwillige strijders schaart. Op 't zicht dier banieren klimt de geestdrift in 't hart der kampioenen; daarin putten ze sterkte, en daaraan hebben ze menige overwinning te danken.

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(17)

Nog eens: niet zoo in Nederland.

Lees alle ernstige tijdschriften over toonkunde, en gewis zult ge er Beethoven's, Weber's en Wagner's namen in ontmoeten; doorblader elk wetenschappelijk gewrocht, en niet te vergeefs zoekt ge er de namen van Darwin, Virchow1., Huxley2.

en Littré3..

Men zal me zeggen: dat middel om steeds met namen te schermen, past enkel aan de zwakken, die hunne onmacht achter hoogklinkende namen zoeken te verbergen. We zullen zien:

Wie van u, lezers, kent Littré niet, de schrijver van zoo menig voortreffelijk wetenschappelijk boekdeel, de minnaar der waarheid, de koene strijder! En nogtans ging er geen dag voorbij zonder dat hij den naam van zijnen voorganger Auguste Comte, den schepper der positieve wijsbegeerte, met eerbied vermeldde. Koestert niet Wagner, ofschoon hij het in de toonkunst verder bracht, dan wie het ook zij, innige achting in zijne schriften voor Glück, Weber en Beethoven, de voorbereiders van het lyrische drama.

Nog eens: niet zoo in Nederland.

Want is het geen vreemd verschijnsel, dat de naam van onzen genialen Multatuli zoo weinig in onze tijdschriften en dagbladen wordt aangetroffen, en dat tal van professors in de litteratuur er ter nauwernood over gewagen? Is hij dan in de oogen van velen onzer letterhelden een zoo gering figuur, dat zij hem met zulke verregaande onverschilligheid bejegenen - hem ‘doodzwijgen’? We zullen zien en onderzoeken.

***

Multatuli, wiens naam eigenlijk Eduard Douwes Dekker is, werd in Maart 1820 te Amsterdam geboren. Zijn vader, een scheepskapitein, nam hem op twintigjarigen ouderdom naar Indië mede, waar hij later door de Regeering tot het ambt van Adsistent-resident geroepen werd.

De mishandelingen van den Javaan door den zoogenaamd beschaafden Europeaan, stuitten hem tegen het hart; voor zijne Indische broeders vroeg hij om recht en bescherming aan de hoogere overheid, doch met stilzwijgen werd zijne vraag bejegend. Eervol nam hij zijn ontslag, kwam naar Nederland, vroeg nogmaals om

(18)

recht, en leidde intusschen een zwervend leven met hoop op eerherstelling van wege 't Staatsbestuur! Hij wachtte dagen... maanden... jaren - de moedige man!

De bijtende laster der onverschilligheid in zulke gewichtige zaak moe zijnde, greep hij naar de pen en schreef denMax Havelaar, waarin hij met een

bewonderenswaardig talent de verdrukking en uitzuiging der Javanen, de ‘vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij’ der Droogstoppels en Slijmeringen, en het laffe plichtverzuim der Regeering aan den schandpaal spijkerde. Eene ‘rilling ging door gansch het land’ toen dat prachtig boek verscheen. Weldra volgden de Minnebrieven ‘een vonkelend vuurwerk van vernuft’ - zegt C. Vosmaer - gloeiend van liefde voor waarheid en recht: deVrije-arbeid, het drama Vorstenschool, Verspreide stukken, Millioenen-studiën, Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten, en zeven bundels Ideën.

Multatuli's geest is alomvattend: geen enkel belangrijk punt op het gebied der algemeene wetenschap, of hij heeft het in zijne onsterfelijke Ideën aangeroerd en opgeklaard.

Gij, letterkundigen, leert van hem, hoe men diepe gedachten in een heerlijken stijl kleedt.

Gij, vorsten, wat uwe plichten zijn.

Gij, Droogstoppels, leert uit zijne gewrochten menschlievend, rechtvaardig zijn.

Gij, opvoeders, doorbladert eens de psychologische Wouter-geschiedenis in de Ideën.

Gij, allen, zegt me dan eens of Nederland's onverschilligheid geene overgeeflijke fout is.

Een man als hij had alle betrekkingen in zijn land kunnen waarnemen, had hij - evenals zoovelen - de oogen toegenepen bij 't zien plegen van onrecht; doch neen, hij offert alles op, liever dan medeplichtige in de Nederlandsche bloeduitzuigerij te zijn.

Hij vraagt niets dan recht, en eindelijk moe van aan doovemansdeur te kloppen, slingert hij vorst en plichtige onderdanen harde waarheden naar het hoofd: zijne taal is gloeiend, zijne bewijsvoeringen onwederlegbaar.

En Nederland vindt hem ‘mooi’; maar recht geschiedt hem niet! Is dat het loon, dat volkeren, die zich beschaafd noemen, voor de grootste geesten, den roem huns tijds, bewaarden?

Juli 1881.

Eindnoten:

1. Virchow:Rodolphe Virchow (1821-1902), Duits medicus en staatsman, grondlegger van de cellulaire ziekteleer.

2. Huxley:Thomas-Henri Huxley (1825-1895), Brits bioloog, aanhanger van het darwinisme.

3. Littré:Emile Littré (1801-1881), Frans taalkundige en filosoof, auteur van een befaamd woordenboek.

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(19)

[8 januari 1884

Brief van Multatuli aan H.C. Muller]

8 januari 1884

Brief van Multatuli aan H.C. Muller. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

(20)

Nieder Ingelheim 8 Januari '84

Waarde Muller! Dank voor Uw NJaarsgeschenk! Ja de zaak van Kaspar Hauser1.

interesseert me nog altyd. Dit wil wat zeggen, als men er by bedenkt dat m'n belangstelling in die cause célèbre2.dagteekent van 1828 of '29! Ik herinner me nog altyd duidelyk den indruk dien 't eerste bericht dat omtrent die zaak ons bereikte, op my maakte, en hoe ook bezig gehouden (en erger dan dat!) door dingen die me van meer naby raakten, nooit verloor ik den Neurenberger vondeling uit het oog.

Het ophelderen van die mysterie stond op den langen lyst myner desiderata3., zoolang ik nog meende eens aan 't afdoen daarvan te kunnen beginnen. 't Spreekt vanzelf dat ik sedert twee jaar die lyst verscheurd heb. Daarop stonden belangryker posten, o zeker! Byv. het uitroeien van de zeer verderfelyke geloovery en de daarmee in innig verband staande verbetering van den toestand des volks. Ook dàt moet ik opgeven by gebrek aan medewerkers. Er gaat my 'n rilling door de leden als ik 't woord ‘geestverwant’ hoor. Ik weet wat dit aan deze zyde van den lyn die ons van orthodoxen, antirevolutionnairen, clericalen &c scheidt, te beduiden heeft!

(Niet als hoofdmoment, o neen, maar beiläufig4., hier even de opmerking dat de ‘Dageraad’ zonder protest 'n lofrede op den... &c Van Vloten heeft opgenomen. Dit deden ook andere bladen (o.a. eergister 't Zd.blad5.van 't Nieuws, by monde van den litteratuursmid J. ten Brink6.) en herhaaldelyk las ik dat z'n roem (of zoo iets) voornamelyk gegrond was op z'n ‘Onkruid onder de Tarwe’ d.i. op z'n zwartmaken van my en m'n edele vrouw! Ik29.

verneem dat in 'n tydschrift 'n stuk voorkomt: ‘een man van karakter’

(auctore7.Bientjes, meen ik.) Die karakterman is: Van Vloten. Nu moet men zooalsik8.weten in welk soort van karakter die V.Vl. uitmuntte, om te beoordeelen wat, by de modern-liberale, vryzinnige party voor ‘karakter’

doorgaat! V.Vl. was 'n gemeen sujet. Niets zou me makkelyker vallen dan dat te bewyzen, als 't my convenieerde intieme zaken te brengen voor 't forum van 'n publiek dat ik veracht.)

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(21)

Neen, volstrekt niet als hoofdzaak roer ik dit aan. De rol die V.Vl in myn leven en streven gespeeld heeft, is zoo miniem dat ik zelfs 'n beetje boos ben geworden toen, eerst Loffelt, daarna Van Andel9.zich de moeite gaven my tegen dien man in bescherming te nemen. Die verdedigingen baarden den schyn dat hy10.m'n voorname tegenstander was, juist wat hy beoogde, namelyk. Maar basta dáárvan.

Ik haalde 't slechts aan als indice11.van m'n onmacht. Ge begrypt immers dat het ophemelen van dien onbeduidenden kerel slechts ten doel heeftmy te grieven? En al ben ik nu daarvoor onverschillig wat de zaak zelf betreft, als bydrage tot de waardeering van de krachten waarop ik zou kunnen rekenen, zyn me zulke teekenen kostbaar. 't Zou zotterny zyn in zee te steken met 'n vaartuig dat lek is, of 'n

bemanning waarop niet te rekenen valt.

Nog eens, meen niet dat ik my de apotheose12.van dien man zoo aantrek. Sedert jaren wyzen àlle symptomen (niet het minst de bespottelyke afloop van dat

‘Huldeblyk’) denzelfden weg uit. Ik ben overtuigd van m'n onmacht. En 't is altyd iets, te weten hoe men staat.

Maar jammer is t! Want er viel veel tedoen. Te ‘doen’ zeg ik, in tegenstelling van praten, redeneeren, debatteeren, oreeren, polemiseeren. &c. Dat alles helpt niet.

Het heeft z'n tyd gehad. Ik meende sedert ±40 jaren te weten wàt er geschieden moest. (Neen sedert byna 30 jaar. De voorafgaande 10 jaar besteedde ik aan wakker worden en recueillement13..)-

Het is in die verdrietige overtuiging van onmacht dat ik te hooi en te gras iets opmerk van wat jongeren (van velerlei kleur) zoo-al pogen. Ik hoor van Hobbel14., van Betz15., van D. Nieuwenhuys16.. En ik lees Kamerverslagen. (Hm, ook in die verrotte 2eKamer - delenda!17.- zyn luî die belangstelling affecteeren in de publieke zaak. Grappig!) Kortom, de nagalm van allerlei gepraat bereikt me. M'n indruk? Wel 't is me of ik 'n troep aspirant-wiskundigen hoor kibbelen of 2 × 2, vyf is of drie, of zes en 'n half of niemendal of wat anders! Ik stik in minachting.

Ziedaar de reden van m'n zwygen, M'n uitgever - by wien ik in't kryt sta en die dus m'n meester is, wat ik niet zeer vereerend vind voor de Huldeblykers!) maant me. Ik zal trachten vertellinkjes te schryven, 'n kinderachtig bezigheidje, dunkt me, voor iemand

(22)

die volgens getuigenis van drie verschillende organen der Kerkelyke richting ‘God onttroond’ heeft. Ja, zoo zeiden de ‘Kerkelyke Courant’ de ‘Tyd’ en de ‘Maasbode’.

Lieve, goede edelmoedige vyanden! In hun oog schyn ik iets te zyn, terwyl m'n geestverwanten-

Waarom dit alles? Wel, ik ontvang daar een Novan ‘Recht voor allen.’ en ik wilde U voorbereiden op de vraag: ‘wat gaat my dat aan?’ M.i. zyn die Socialisten povere st.h.h.kundigen18., geen haarbreed wyzer dan Prof. Buys19.en Schultse-Delitsch20.. Misschien onnoozeler nog. En hun bestryders? Staan ze hooger, staan ze lager?

Dat weet ik niet! Wat baat het kiezen tusschen 3 en 5 als men zich de vraag stelt:

‘wat is 2 × 2?-

Myn positie als voorganger is onhoudbaar. Erger nog: 't is geen positie. ‘Voorgaan’

veronderstelt: ‘volgen’ en volgers heb ik niet. Althans hun aantal is evenmin noemenswaard als hun invloed of kracht.

De geloovers kunnen me niet gebruiken omdat ik misselyk ben van hun god en Jezis. De ‘vrydenkers’ de aanvallen tegen deze benaming vind ik ongegrond - de

‘vrydenkers’ vatten hun roeping op als of discipline onteerend ware. In dit opzicht laat hun ‘denken’ veel te wenschen over aan ‘vryheid.’ Vrye gedachten leiden tot de slotsom dattucht 'n eerste voorwaarde is tot geslotenheid en dat men slechts door aaneensluiting overwinnen, of zelfsiets bereiken kan. Het pausbegrip is 'n logische noodzakelykheid.-

Arme jonge overtuigde, hartelyk welmeenende stryder! Ge zult niets bereiken.

Met deernis zie ik 't gewurm van zooveel welmeenenden aan, die, zich afscheidende van de ‘leer’ (op elk gebied!) niet inzien dat ook depara-doxie21.haar eischen, regels, systeem vordert!

Nogeens, wat moet ik met dat ‘Recht voor allen’ doen? Die arme Nieuwenhuis!

Ik heb redenen om hem voor 'n braaf man te houden, en betreur de ydelheid van z'n pogingen. Hy zal op drie manieren geslagen worden. 1oDoor de bezitters. 2o Door z'n zoogen.egeestverwanten die hem slechts eeren zullen zoolang hy kans ziet de verplichting der maatschappy te bespreeken om ieder 't noodige te verschaffen. Hiermee zal hy wel uitscheiden zoodra hy inziet dat daarby behoort opgegeven te wordenwaar dat noodi-

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(23)

ge vandaan moet komen? Voeding op de school? Magnifiek! Ik ga nog verder, en zeg: voeding overal! Voeding op straat, op stoepen, op gootplanken22., in de lucht, op je beddeplank, op bestekamers23.als je dat verkiest. En waaromvoeding alleen?

Me dunkt, als we aan 't begeeren zyn en 't maar voor 't zeggen hebben, moeten we wat royaler kiezen! Alzoo óók allerlei ànder genot! Waarom dragen de kinderen der armen geen batisten hemdjes, geen broekjes van fluweel, geen schoentjes met diamanten gespen? En ander pleizier! By elke school eisch ik 'n korps muzikanten (werkluî die op hùn beurt moeten geamuzeerd, gevoed, gekleed worden door... ja, door wie?) De aardrykskunde zal voortaan gedoceerd worden in sneltreinen (I kl met sleepingcars en restaurant)24.voor wiskunde graaft de ‘Maatschappy’ ten behoeve van elk kind, 'n archimedes op - (hm, de Archimedessen zelf petitioneeren25.

juist om verkorting van hun werkuren!) De sterrekunde... nu ja die beoefenen de jongelui voortaan op pleizierreisjes naar de maan. ‘Wie zal dat betalen?’ Zoo luidt het oude liedje, en de vraag is zoo gek niet! Ook ik doe haar!

Mèt niet-socialisten heeft D.N. de fout gemeen, deze eenvoudige vraag over 't hoofd te zien, en 2oaltyd geld (ruilmiddel tot inkoop van genotsmiddel, conventioneel speelfiche) te verwarren met de aanteschaffen genotsmiddelen-zelf. By verdeeling van kapitaal - om nu niet te spreken van den korten duur der daardoor verkregen zg.negelykheid - zou er geen lood vleesch, geen kruimel brood méér zyn dan nu.

Neen, er zou van een en anderminder zyn, en dit zou duren tot de bezitting van velen in weinige handen was overgegaan.

Karel Marx! Herhaaldelyk ben ik begonnen z'n werken te lezen. De man schryft slecht, doch juist slecht op 'n manier die sommigen doet denken dat-i flink op de hoogte is. Hy doet - even als de mannen en place - in frazen. En terdeeg! ‘Het kapitaal, myne heeren... Ei! Ik begryp zelfs dat ‘HET’ niet. (En om dat kapitaal te bestryden, ‘het’ kapitaal, moeten de werkluî zich vereenigen, geld byeenbrengen en dus...kapitaal vormen!-

Geen volgers! Och, wat zouden de Dageraders van me zeggen als ik kwam vertellen dat ik 'n tegenstander ben van staatsonderwys? À plus forte raison26.van:

leerplicht!

(Myn eisch is - en dit vindik liberaal -VRYHEID VAN ONDERWYS! - Ja, haal dáaronder zooveel strepen als 't papier maar toelaat! Dat:

(24)

‘vryheid van onderwys!’ zou ik van de daken willen verkondigen. En je zwygt, vraagt ge? Och, men luistert niet. Ja, de Dageraadsmannen zouden schrikken - my met steenen werpen misschien! - als ik met myn program voor den dag kwam. Misschien zouden ze my voor 'n verkapte Jezuiet aanzien.-

Zooeven zei ik dat D.N. op drieerlei manier zich geslagen zal vinden. Ik weet niet of ik die 3 manieren opnoemde. (als ik m'n br. overlees verscheur ik hem heelemaal.) Door de clique die hy bestrydt. 2. Door z'n eigen overtuiging zoodra hy inziet dat z'n ziekelyk-filanthr.e27.denkbeelden geen steek houden (De beoogde beneficia28.

moeten ergens vandaan komen: de natuur der dingen is stipt in haar boekhouding!) en 3oDoor 't volkje dat hy bevoordeelen wil. Daarin zal hy z'n ergste vyanden vinden.

't Plebs wordt altyd beul van z'n weldoeners (van hen diebeoogden 't wel te doen.) Don quichot werd gesteenigd door de galeislaven dien hy verlossen wou.

Ik schei uit. (Donker) De afstamming van 't woordgod van Wod(an) houd ik nu voor zeker. 'K heb 'n eigenaardig bewys gevonden. Hartelyk gegroet. Waarom beantwoordde je myn laatsten brief niet?

tt DD

Wy alle drie zyn wèl. Alleen asthma. Nu, 64 jaar!

Eindnoten:

1. Kaspar Hauser:(1812?-1833), beroemde vondeling die in 1828 opdook in Neurenberg; over zijn afkomst is dikwijls gespekuleerd.

2. cause célèbre:beroemde kwestie (fr.) 3. desiderata:verlangens (lat.)

4. beiläufig:terloops (in Duitse schrijfletters) (du.) 5. Zd.blad:zondagseditie.

6. J. ten Brink:Jan ten Brink (1834-1901), Nederlands letterkundige, die binnen enkele maanden hoogleraar zou worden te Leiden.

29. Ik:oorspr. stond er In 't.

7. auctore Bientjes:van de hand van (lat.) Bientjes: J.A. Bientjes (1848-1931), leraar aan de H.B.S.

te Utrecht.

8. Zooals ik:later toegevoegd.

9. Loffelt en Van Andel:A.C. Loffelt: Jupiter van Vloten en zijn kritiek (1876) en H.M. van Andel:

Een onkruidzaaier(1883) Vgl. V.W. XVIII, blz. 288 en XXII, blz. 617.

10. hy:oorspr. stond er de man.

11. indice:vingerwijzing (fr.) 12. apotheose:het ophemelen.

13. recueillement:overpeinzing (fr.)

14. Hobbel:Jan Hobbel (1857-1931), Nederlands onderwijzer en anti-socialistisch vrijdenker.

15. Betz:dr. H.J. Betz.

16. D. Nieuwenhuys:Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), leider van de Nederlandse vrije socialisten.

17. delenda:die vernietigd moet worden (lat.); toespeling op de steeds door senator Cato in het oude Rome herhaalde aansporing dat Carthago vernietigd moest worden.

18. st.h.h.kundigen:staathuishoudkundigen, economen.

19. Prof. Buys:Johan Theodoor Buys (1828-1893), Nederlands jurist en econoom, in 1862 benoemd tot hoogleraar in Amsterdam.

20. Schultse-Delitsch:Hermann Schulze-Delitzsch (1808-1883), Duits staatsman en econoom, stichter van een nieuw soort kredietbanken voor arbeiders.

21. para-doxie: een leer in strijd met de (kerkelijke) orthodoxie.

22. gootplank:plank waarmee een goot (als open riool) werd afgedekt.

23. bestekamer:toilet.

24. restaurant:oorspr. stond er restauratie.

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(25)

28. beneficia:waardevolle goederen.

[9 januari 1884

Brief van Multatuli aan J.H. de Haas en G.C. de Haas-Hanau]

9 januari 1884

Brief van Multatuli aan het gezin van J.H. de Haas. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-7 geheel beschreven (M.M.)

(26)

N. Ingelheim 9 Januari '84

lieve beste menschen! Ik zou 't zonde vinden niet terstond te antwoorden op Uw beider zoo hartelyke brieven! Gy zegt d.i. toont en bewyst daarin dat ge tevreden zyt, met het bezoek. Wel,et moi donc!1.Wie heeft het meeste pret gehad! Ik! 't Is de zuivere waarheid datik bedanken moet. Toch wys ik de hartelyke tevredenheid die uit uw2.brieven spreekt niet af. Dat zou U grieven. Maar dat niemand van ons heele troepje zooveel schik van de zaak heeft gehad als ikzelf, blyft de waarheid.

Gister had Wouter les in Geschiedenis, en... ik had gewenscht dat gy er by waart geweest, om Uwlieder oordeel over myn methode te hooren, en tevens een studie te maken van de begrippen der kinderen, 'tgeen zeer nuttig voor my is. Ook in 't spelen met dat volkje vind ik altyd leering, zoowel positief begrypen als inzicht in eigen misverstand, dat dan weer tot inspanning om beter te begrypen aanspoort.

Ja, ik zou graag schoolmeester willen zyn. Maar als ik 'n bordje uithang: ‘hier onderwyst men de jeugd’ word ik als 'n boosdoener gestraft. Dit brengt nu de stand onzer officieele beschavingsbegrippen zoo mee. Toen Moens3.de man die om den Sneekenaars zand in de oogen te strooien ‘het Onderwys’ tot z'n stokpaardje koos, en by 'n aanstaande herkiezing in den waan verkeerde datik me in Sneek als kandidaat had aanbevolen (geen haar op m'n hoofd had er aan gedacht!) ging hy eerst daarheen om van goederhand te vertellen (ja, van goederhand, want hy had het van Duymaer v. Twist, 'n ‘zeer geacht persoon’) dat ik zoo'n slecht sujet was.

Nu, ook Moens en de Sneekers - die hem na die informatie met byna algemeene stemmen herkozen! - had ik gaarne eens by m'n lessen willen hebben. Alleen om hun te vragen of 't voordeelig is voor jeugd en Natie dat ik geen onderwys mag geven en dat Moens wettenfabrikant geweest is?

Zoodat ik maar zeggen wil... hm! Wàt? Wèl, dat ik na uwlieder vertrek - neen na 't vertrek van Betsy4.met Dirk5.- weer ben

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(27)

teruggekeerd tot ‘de orde’ zooals de maçons6.'t noemen. Wouter ook. 't Gebeurt wel eens dat kinderen na zoo veel dagen... tuchteloosheid (nu, zóó erg wàs 't niet, na zoo veel inspanning dan) in 't begin wat lastig zyn. Het beste kind vertoonde geen spoor daarvan. Wel spreekt hy over de gesmaakte genoegens en z'n aardige kameraadjes, maar hy schikt zich best in de daarop gevolgde eenzaamheid. Ik geloof zeker dat het bezoek hem goed heeft gedaan, en hoop dat de omstandigheden (by U en by ons) zullen toelaten het te hervatten. Ja, en dat dan ook uw nobele De Haas mee komt! Aardig dat ook hy juist iets zegt over ‘geschiedenis’. Vóór de komst der kinderen was er daarmee juist begonnen, en gister heb ik 't weer opgevat. Ik begin met wyde,zeer wyde omtrekken, met het doel allengs naauwkeuriger te worden en in meer byzonderheden te treden. My dunkt, het algemeene moet het byzondere voorafgaan. Ik wou dat ik 'n heele klasse voor my had.

(Wou is aardig. Verbeelje, ik had gesproken over den loop die de beschaving heeft genomen - Azie, Egypte, Griekenland, Rome, Centraal Europa en toen 't later te-pas kwam iets te zeggen van 't onderwerpen der grieksche staten door Rome vroeg hy: (letterlyk) ‘Was dat niet ondankbaar van de Romeinen?’ Ik: ondankbaar! Hé, waarom? Hy: ‘wèl, omdat zy hun beschaving van de Grieken hadden gekregen.’ Zoo'n vraag had ik niet verwacht, vooral omdat hy zeer dikwyls in andere dingen ver van voorlyk is.

Ook toen ik sprak overbronnen van geschiedkunde - geschriften, bouwvallen, opschriften, gevonden huisraad en wapens - vulde hy zelf aan: ‘ja, en zeker vertelde een vader wat aan z'n kind, en dit weer aan zyn kind en altyd ging 't zoo verder’ met één woord hy zèlf vulde aan wat ik nog niet genoemd had:overlevering. Aardig.

Maar nu moet ik hier by zeggen dat het me bekend is dat 'n kind dikwyls veel lager staat in begrip dan men uit sommige uitingen meent te mogen opmaken. Zeer dikwyls vindt men op 18 of 20 jarigen leeftijd - ja, later ook! - niets van die schynbare scherpzinnigheid terug. Ze verstompt, helaas, door 'tleeren. En dit kunnen we toch niet missen!)

Wat 'n uitweiding, hè? Nu ja, ik ben met m'n gedachte heelemaal

(28)

in de kinderwereld. Dat komt van zoo'n kerstfeestpierewaaiery! Wat zyn je jongens allerliefst geweest. Er wasdrukte in huis - en dit hoorde er by - maar last is er niet geweest. Geen oogenblik! Zelden of nooit heb ik zooveel voldoening gehad van iets prettigs dat ik me voorstelde. Daaraan hebt gy, lieve Lina, 't meest bygedragen, en nog eens, ik hoop dat wy 't eens zullen mogen hervatten. Ook over Dirk heb ik niet te klagen gehad, al bemerkte ik soms dat de opvoeding van dat mannetje soms wat te wenschen overliet. Na hem 'n paar keer forsch aangepakt te hebben, was 't mogelyk zacht te zyn. En dit was de bedoeling van m'n aanvankelyke strengheid.

Hy had veel goeds, byv. hy is studieus en houdt er van, 'n moeielykheid optelossen.

Van Bé 'n brief waaruit ik zie dat ook zy 'n paar uur te Keulen is overgebleven om den Dom te zien. Ze zegt echter bemerkt te hebben, dat Dirk nog niet ryp was voor den indruk van dat gevaarte. Ik geloof dat ze daarin gelyk heeft. Och, Riekje's7.vogel is hier gebleven. We bewaren hem voor haar. Hy is, met andere resten van M'nheer Daadistel opgeborgen. Met de rooversgrot bemoei ik me niet, maar de waterleiding is al toegedekt. Een oudheidkundige zou moeite hebben de sporen te ontdekken van 't volkje dat daar gehuishoud heeft, precies als met de Azteken. Slechts dichters zullen de zaak fantastisch bezingen:

hier hebben reuzen van drie voet het moddrig aardryk omgewroet-

Dank voor de berichten omtrentHaarlem. Als de verhuizing doorgaat, zal ik er ernstig over denken, maar ik ben bang dat het zoo grif niet gaan zal. Een woning, zoo afgelegen als de onze, convenieert slechts weinigen en dus zal 't verkoopen niet heel gemakkelyk gaan. Om velerlei redenen - vooral in verband staande met Wouters opvoeding en toekomst - wilde ik graag naar Holland. Ja, als ik 't maar voor 't zeggen had, zou ik me geen oogenblik bedenken. Doch slechts hoofdzakelyk dáárom.

Overigens zal elke andere woon- of leefmanier ons in de meeste opzichten tegenvallen.-

Wat ge over Betsy schryft, is - och, ze vertikt het maar om hier anders te zyn dan als logée. Ze heeft 'n zonderling idee van onafhankelykheid en zou byv. als men vorderde dat ze (gematigd!) vroeg opstond klagen over verdrukking. De heele zaak komt

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(29)

neer op m'n Idee 460.8.Ik ben hiervan zóó overtuigd dat ik niet eens meer op haar hier komen aandring, schoon aan den anderen kant haar zwerven - 't moet NB.

soms: ‘toewyding aan de lydende menschheid’ heeten! - me om velerlei redenen zeer bekommert. Laat u evenwel daarover nooit uit. Ze heeft verdriet &c genoeg.

(Wat 'n gek ‘&c’ nietwaar?)-

De dikke logge goeie Lina en de domme maar welwillende Johann9.doen redelyk hun best. 't Is veel waard dat ze fatsoenlyk zyn. Ook houd ik hen beiden voor eerlyk.

Prettig is 't dat we nooit ruw of forsch hoeven te zyn. Ik ben altyd dankbaar aan menschen die m'n stemming niet bederven en die me vergunnen zachtmoedig te blyven. Nu, dit doen ze. De huisselykheid van dit praatje vinde verschooning in de innigheid waarmee je in alles deelt. Je mag er dus geen aanmerking op maken.-

Uit 'n brief van Zürcher's zuster vernamen wy dat-i weer naar Amsterdam is. Ik weet niet, waarom? Hyzelf is 'n luie schryver, iets waarin ik komen kan en dat ik niet kwalyk neem. Ik ben 't ook... (wel eens.)-

Nu, ik ben nieuwgierig naar de oorzaken die U - mannelyk deel van m'n auditorium - van de ‘Geschiedenis’ hebben afgehouden. Ik denk: wrevel over de onzekerheid van veel vertellingen! Ja, dat is ergerlyk. Als men stipt is (als menconscientie heeft) komen al die tastbare leugens ons walgelyk voor. Vooral is dit van toepassing op zoog.n‘heldendaden.’ Ik heb eenige vaardigheid in 't ontleden daarvan en breng ze in 99 van de 100 gevallen op o terug. Als men met den eenvoud van 'n kind (zegge:

scherpzinnigheid! - de dingen analyseert blyft er meestal niemendal over. Alles komt optendenz10.neer. Titus was 'tgeneris humane delicium11.. Wie zeiden dat? Zeker de Joden niet. De grens tusschen sprookjes en ‘Geschiedenis’ is moeielyk te trekken, ook al gaat men niet terug naar mythologische tyden. Men moet leerenlezen, d.i.

beoordeelend schiften. Maar ‘men’ kan niet lezen. ‘Men’ slikt dagelyks de grofste ongerymdheden. Verzenmakers, schilders, krantenschryvers hebben den

waarheidszin van12.'t Volk bedorven.

Maar - god is goed! - het opsporen en ontleden van al den onzin dien men ons te slikken geeft, baart ook genoegen. Wanneer alles helder en begrypelyk was zou 't rare er gauw af zyn. Iets anders is't het gevondene teopenbaren. Dit schikt slechts iemand die 't

(30)

steenigen verdragen kan. Als ik ontken dat onze voorvaderen 'n tachtigjarigen oorlog tegen Spanje hebben gevoerd

('t was geenoorlog, de ruzie duurde geen 80 jaar, de lui vochten niet tegen Spanje, en zelfs maar zeer zelden tegen spanjaarden, en 4oze waren slechts by uitzondering onze voorvaderen)

nu als ik dat beweer (en bewys) worden ze boos en sturen hun voorvaderen op me af. Ook mag ik niet zeggen dat ik niet aan krygskunde geloof, dat ik nooit kan wys worden uit ‘zeeslagen’ uit ‘'n leger in den rug vallen’ uit ‘omcingelen’ uit ‘hevige vuren’ en ‘kogelregens’ die niemand branden of wonden, uit ‘volksverhuizingen’

Enz. Enz. Enz.-

(Dapper gevochten is er doorburgers van belegerde steden toen 't plunderen nog in de mode was. Juist om dieburgers niet tegen zich in 't harnas te jagen (letterlyk) hebben de metierhelden13.'t plunderen

afgeschaft. Ze vechten liever tegen volkje dat niets te verdedigen heeft en in krygsgevangenschap 'n prettige vakantie vindt.)-

't Is donker en ik schei uit. Weest allemaal heel hartelyk gegroet van ons drietjes.

Uw vriend Dek

misschien is de br. onleesbaar. Raad er dan maar naar.

Eindnoten:

1. et moi donc:en ik dan (fr.) 2. uit uw:oorspr. stond er in de.

3. Moens:Anthony Moens (1827-1899), predikant te Sneek tot 1866, daarna lid der Tweede Kamer, ijverig voorvechter van de wet op de herziening van het Lager Onderwijs (1878), in 1880 bevorderd tot inspekteur van het Onderwijs.

4. Betsy:(ook wel Bé) een van Mimi's zusters.

5. Dirk:een zoon van een andere zuster van Mimi, Chris(tine) Merens.

6. maçons:vrijmetselaars (fr.)

7. Riekje:een dochter van Lina de Haas.

8. Idee 460:V.W. III, blz. 224. ‘Er zijn weinig fouten - ja, misschien geen - die niet voortkomen uit luiheid.’

9. Lina en Johann:nieuw aangeworven huispersoneel.

10. tendenz:(verborgen) bedoeling (du.)

11. generis humani delicium: verrukking voor het menselijk geslacht (lat.) 12. den waarheidszin van:later ingevoegd.

13. métierhelden:beroepshelden.

[11 januari 1884

Briefkaart van Multatuli aan Omer Wattez]

11 januari 1884

Briefkaart van Multatuli aan Omer Wattez. Met poststempels Nieder-Ingelheim 13 1 84 en Tournai 14JANV84 en geadresseerd aan Den Heere Omer Wattez professor aan 't Atheneum Doornik (Belgie). (A.M.V.C. Antwerpen; fotokopie M.M.)

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(31)

brief. Reeds zag ik in Uw boekje1.- nu, daarover later. Heden slechts een voorloopige dankbetuiging. Laat de uitgever niet verzuimen een Exemplr. aantebieden aan den

‘Spectator’ te s'Hage al durf ik niet eens verzekeren dat de bespreking in dat Tydschrift gunstig wezen zal. Het is in Holland mode, alles wat my genegen is naar beneden te halen, of niet dan zeer flauw te

(32)

pryzen. Dit zal niet veranderen voor ik dood ben. Ik erger er me niet meer aan.

Vriedelyk gegroet van Uw welwillende N. Ingelhm11 Jany84

DD

Eindnoten:

1. boekje:Remo Meer Licht. Zie bij Begin januari 1884; Remo was het pseudoniem van Omer Wattez.

[11 januari 1884

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer]

11 januari 1884

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (Vosmaer-archief, A.R.A. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.) De brief is op 12 januari voltooid.

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

(33)

Nieder Ingelheim, 11 Januari '84

beste Vos! t Is schande dat ik U in zoo lang niet geschreven heb, en 'n 2eschande dat ik 't nu doe om 'n bepaalde reden die bovendien (3eschande!) byzonder veel van eigenbelang heeft. M'n niet-schryven is de gewone luiheid die tegen 'tbeginnen opziet, juist omdat ik weet hoe ik, eerst aangevangen hebbende, niet kan uitscheiden.

Meestal is m'n gemoed vol. 't Blyft me immer 'n hartewensch U eenslang hier te hebben. Ja, zoo is het! En ik zou durven verzekeren dat gyzelf U later niet zoudt beklagen over den daaraan besteedde1.tyd. Eens vooral, asjeblieft, als 't Uen de Uwen eens schikte te komen overvliegen, graag! Wy hebben zulke aangename herinneringen van Uw laatste bezoek! En wilt ge Alex2.eens alleen hierheen zenden, dan zullen wy ons beyveren hem 't verblyf aangenaam te maken. Maar liever had ik U allemaal.-

Nooit heb ik prettiger Kerstmis beleefd. Verbeelje, we hadden bezoek van twee dames en vier kinderen3.- somma vyf4.personen - dat maakte met ons viertjes5., negen man. ‘Ja, maar... vyf kleintjes’ zegt 'n afbreker van 't grandioze. Hy heeft ongelyk. In zake drukte en bereddering geldt één kleine voor twee grooten. Zoodat wy 'n drukte hebben gehad van watbenjeme, en wel van 23 Dec tot 6, 7 Januari toe. Al dien tyd heb ik me met dat jonge goedje vermaakt, en ze zeiden dat ik de vroolykste van den heelen troep was. Dat heele bezoek is alleraardigst afgeloopen en ik oogstte lof in over m'n bestuur. Ze zyn - halt, ‘wy’ zyn levendig geweest tot het woeste toe, en terstond weer ‘in orde’ als de huiselyke tucht dit eischte. We zyn verbaasd geweest over 't be-

(34)

hoorlyke gedrag van Wouter die nooit met kinderen van die soort was samengeweest - die uit het dorp tellen niet mee, daar ze traag en slaperig zyn. Ook zien ze Wou te veel naar de oogen, 'tgeen ons deed vreezen dat hy op dìt punt bedorven was.

- Welnu, hy is allerliefst geweest. Er is gestoeid, geworsteld en gevochten, en hy liep menigen knauw op doch geen enkel maal heeft hy zich beklaagd. In 't boschje tegenover ons huis, by 't Napoleons-denkmal, hadden ze een rooversgrot gegraven waar ze Rinaldo6.speelden. Achter in den tuin maakten ze - al pompende uit den regenbak - beken, rivieren, meeren. En ze plasten in den modder! En ze maakten 't huis vuil! O, de pret was onbeschryfelyk! En ieder had 'n trom en 'n trompet! De geest van Eginhard7.- die hier vermoedelyk rondwaart - moet er schik in gehad hebben en ook Jezus zal erkennen dat z'n verjaardag nooit zoo vroolyk gevierd werd. Sedert 'n dag of vier zyn we tot rust terug gekeerd. Nu, ook dàt heeft z'n aangename zyde.-

De aanleiding tot dit schryven komt ditmaal niet uit Bethlehem maar uit Doornik.

Voor 'n paar dagen ontving ik vandaar een boekje getiteld ‘Meer licht’8.. 12 Januari

‘Meer licht’ door Remo. Ik weet niet of hy wil dat ik z'n waren naam noem, 'tgeen ik zou kunnen doen daar hy me een (zeer hartelyken) brief zendt, waaruit ik dien te weten kwam.

In z'n boekje nu word ik herhaaldelyk genoemd en in de hoogte gestoken.Over 't algemeen is me dit niet aangenaam. Dit is de zuivere waarheid. Maar zekere stemming van wrevel over het tegenovergestelde dringt me nu tot het verzoek, Remo's boekjen, indien ge dit met uw geweten kunt overeenbrengen, zoo gunstig mogelyk in den Spectator te bespreken. Ikzelf heb er aanmerkingen op, o.a. dat zeer veel passages er uit, in de genre-multatuli geschreven zyn. Die

onöorspronkelykheid stuit me, en ik zal dit den schryver meedeelen. My dunkt, wie geeneigen genre heeft, moest z'n mond houden! Doch dit geldt nu wat Remo's werk aangaat hoofdzakelyk van den vorm, van de wyze van voorstelling. Z'n denkbeelden zelf - och, ik weet het niet! Ook daarby is een en ander dat - aan my ontleend N.B.! - niet juist inmy 'n onvoorwaardelyk toejuicher vinden zou. Maar noch over den

Multatuli,Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Multatuli, Volledige werken.. Het inlandsche schoolwezen verkeert aanhoudend op den bekenden lagen trap van onvolkomenheid, terwijl de gelegenheid voor Europeanen, om hunne kinderen

Kleingeestig niet waar? dat ik daarop let. - Maar alles is betrekkelijk. gedurende eenen geheelen dag ontvangen heeft, als de zaken zeer slecht gaan, als er van de schuld van

Multatuli, Volledige werken.. wanneer die uwe hoop had bedrogen: ‘Ik denk dat ik er mij boven op help;’ - dat ik dan betreurde die gelden niet aan uwe vrouw gezonden te hebben. -

het zal echter de vraag zijn, of hij, in die omstandigheden, in staat zal wezen, zich door zijne pen het noodige te verschaffen. Ieder weet, dat een duitsch schrijver, om dat doel

Wat ge over De V. zegt, noem ik heel leelyk. Ik begryp niet hoe men geen ambitie heeft, als men zich eens voor iets uitgeeft. Maar ik mag er niet te veel van zeggen omdat ik 't land

te verwachten; daar ik echter gaarne aan zijn goede trouw geloof, en hij dus zelf beiden blijkt te derven, zal ik de vrijheid nemen, ze hem - en wie in zijn misvatting deelen mochten

Multatuli, Volledige werken.. zoek naar de wettigheid der klacht over slechte tijden behandelde, was van oppervlakkigheid niet vrij te pleiten. Aan wien de schuld? Natuurlijk aan

overblijfselen zijn uit voorbijgegane tijdperken, dus hoe zij.. uit traditie zijn geboren, ‘kieuwen’ zooals spreker zeide, herinnerende aan eene vroegere periode van ons