Kermispret
Tine van Berken
bron
Tine van Berken, Kermispret. H.J.W. Becht, Amsterdam 1895
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/witm001kerm01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
Kermispret
Komt, jongens, het is kermis, Gaat mee, je wilt toch wel, Op 't plein daar staan de kramen,
En, naast de caroussel, Daar is een tent met dieren,
Met wilde dieren, man, Daar heb je leeuwen, tijgers,
Een beer, daar ril je van!
Er is een kraam vol speelgoed. - Een tol met mechaniek En een trompet wil 'k hebben:
Ik houd van wat muziek.
Tine van Berken, Kermispret
1
Tine van Berken, Kermispret
Er stond een beeldig koetsje, Daarvoor een bokkenspan, En in dat koetsjen apen,
Ik zag er alles van!
Een aapje, een oude dame, Die droeg een parasol;
Een jonge hond zat naast haar, O, jongens, 't was zoo dol!
Daar is een spel met honden En apen op het plein;
Ik heb er eens gekeken, Maar, jongens, dat was fijn!
'k Lag op den grond met andren, En keek zoo door een reet, Maar ik kon wat goed zien, hoor,
't Was wat een groote spleet!
Tine van Berken, Kermispret
3
Ik werd wat stijf van 't liggen, Maar dat was niemendal, Ik ging maar weer wat loopen,
't Was kermis overal!
'k Zag op een koord een dame, Ze danste er op, ja heusch!
Thuis wou 'k het ook probeeren, Maar 'k viel gauw op mijn neus.
Suzanna een dikke juffrouw, Die woog wel duizend pond;
Een beer, een echte, walste Heel vroolijk in het rond.
Tine van Berken, Kermispret
Maar 't aardigste van alles, Van heel de kermis vast, Dat 's Trijntje met Jan Klaassen,
Dat is de poppenkast!
Jan Klaassen is zoo grappig, En of hij al eens slaat,
Of Trijn wel eens een trap geeft, - Hij is toch lang niet kwaad.
Zijn hond draagt niet als de andre Een halsband, maar een kraag - O, weet je, wat er ook is, -
Een schiettent, - schiet je graag?
Ook zijn er papegaaien En muizen in een kooi.
Mijn kleine zusjes zagen 't Die vonden het zoo mooi!
Tine van Berken, Kermispret
5
Tine van Berken, Kermispret
Dan is er nog een circus, Daar ben 'k met Pa geweest, Maar jongens, dat was prachtig,
Dat was me een heerlijk feest.
Daar draven fiere paarden En rennen rond in 't zand, En mooie rijderessen,
Die springen door een band.
En 't paard, dat rent maar verder In een gestrekten draf.
De rijdster geeft daar niets om, Zij springt maar op en af.
Daar zijn ook kleine hitten, Die dansen op de maat, Een sierlijke quadrille,
Net als 't op bals wel gaat.
Tine van Berken, Kermispret
7
Hij wilde met een schimmel, Om 't hardste loopen gaan, Maar hij verloor zijn hoed, en
Kwam daadlijk achteraan.
Een clown, die is er ook bij, Daar lachte ik toch zoo om;
Dat is zoo'n rare snuitter, Die houdt zich altijd dom!
August de Domme heet hij, Dat klinkt ook al zoo raar;
Hij heeft een spitse muts op En allergrappigst haar.
Toen bleek hij toch zoo dom niet, Hij pakte fluks den staart, En lachend holt hij mede, - Nu liep hij als een paard!
Tine van Berken, Kermispret
'k Reed ook eens op een paardje, Maar, in een caroussel;
Ik viel, en kreeg twee builen, - Nu 'k vond, dat was al wel!
Je kunt ook ballen, jongens, Tref 't ezeltje maar goed, Dan steekt hij de ooren op, en
Dan slaat hij met den voet.
Tine van Berken, Kermispret
9
Wil je ook een appel koopen, Komt dan maar met me meê, Ik weet een vrouw, die geeft je
Voor ééne cent er twee!
Ze heeft ook sinaasappels En peren, en nog meer, Maar past een beetjen op, hoor.
Want buikpijn, dat doet zeer!
En weet je wat er meer is?
Een varken, wonderwijs, Dat kreeg op een examen
Vast d'allereersten prijs.
Het kon zoo prachtig lezen, Het zocht de letters uit, En legde ze op een rijtje,
Heel netjes, met zijn snuit.
Het kan nog meer dan lezen, Het telt van éé tot tien;
Ik zou het niet gelooven, Maar 'k heb het zelf gezien.
Tine van Berken, Kermispret
'k Zou haast nog wat vergeten, Daar is ook nog een spel Met vele trekfiguren,
Het lijken menschen wel.
't Zijn poppen, die bewegen, De meeste kende ik al, Sneeuwwitje en Roodkapje,
En Asschepoes op 't bal.
Een schoen- en laarzenmaker, Die gaf zijn jongen slaag, Ik moest er erg om lachen, - Ik zie die tent wel graag!
Tine van Berken, Kermispret
11
Een man in kleurig pakje, Die wierp met vaste hand Acht kogels in de hoogte,
En ving ze, heel parmant.
Het leek me toen zoo makk'lijk, Ik dacht, ik kon 't wel doen, En thuis nam ik mijn ballen
Van 't balspel, maar och, toen Viel één bal in den spiegel
En één vloog in de ruit, Toen zei mijn moeder: ‘Hansje,
Het is met ballen uit!’
Tine van Berken, Kermispret
Tine van Berken, Kermispret
binnenkant achterplat
Gaat meê nu naar de kermis, Gaat meê, vooruit! en slaat Den nikker toch zijn pijp weg,
Dat is zoo'n vreemde maat!
En dan brengen we ten laatste Aan de koekkraam een bezoek, En voor we niet medekunnen
Koopen wij een lekk'ren koek.
Want, wie naar de kermis toe gaat En dan nog met leege hand Bij zijn broers en zusjes aankomt,
Wel, dat is een rare klant!
Komt dan jongens, gaat gauw mede, 'k Héb geen tijd meer, maakt je klaar, ' k Wil niet langer op je wachten:
Kermis is 't maar ééns in 't jaar!
Tine van Berken, Kermispret