• No results found

Position paper. Joyce Veldman Bestemd voor: Sacha van der Griendt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Position paper. Joyce Veldman Bestemd voor: Sacha van der Griendt"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

10

Position paper

Joyce Veldman 488195

Bestemd voor: Sacha van der Griendt

(2)

1

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave Bladzijde 1

Wie ben ik? Bladzijde 2

Praktijk tijdens de PABO Bladzijde 3

Waarom heb ik gekozen voor de minor ICT? Bladzijde 3

Digitale bron over ICT en onderwijs Bladzijde 4

Wat wil ik leren tijdens deze minor? Bladzijde 10

Welke ervaring heb ik al opgedaan? Bladzijde 10

Wat is mijn leerstijl? Bladzijde 11

(3)

2 Wie ben ik?

Ik ben Joyce Veldman. In augustus word ik 20 jaar. Ik ben geboren in Alkmaar, maar woon al mijn hele leven in Heerhugowaard. Ik ben opgegroeid in een normaal gezin met 2 kinderen. Dat betekent dus dat ik nog één broertje heb. Hij is nu 17 jaar oud en zit op het Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs. Mijn vader en moeder zijn allebei 45 jaar oud. Mijn moeder is administratief

medewerkster bij een bedrijf in ‘bijenwas - producten’. Mijn vader is commercieel administratief medewerken bij een verzekeringstussenpersoon.

Naast de PABO heb ik best een druk leven. Doordeweeks en in het weekend werk ik bij de Scapino in Heerhugowaard. Hier werk ik nu bijna 5,5 jaar. Ik ben eigenlijk weekendhulp, maar ben nu langzamerhand aan het doorgroeien naar assistent filiaalmanager. Dit is af en toe best lastig om te combineren met het vele

schoolwerk van de PABO, maar ik vind het leuk en heb het er dus graag voor over.

In mijn vrije tijd doe ik graag leuke dingen met vriendinnen en familie. Ik heb een hele goede band met mijn opa en oma en ben daar dan ook vaak te vinden. Verder heb ik 2 hele goede vriendinnen in Sint Maarten wonen. Met hun ga ik graag zwemmen, een rondje lopen, winkelen en natuurlijk een feestje vieren.

Vanaf jongs af aan heb ik altijd al gezegd dat ik juf zou worden.

Niet omdat ik kinderen nou per sé zo leuk vindt, want dan had ik ook andere beroepen uit kunnen voeren. Mijn belangrijkste drijfveer om in het onderwijs te werken is dat ik kinderen iets mee kan geven. Ik kan ze iets leren, waar ze hun hele leven iets aan hebben. Dan heb ik het gevoel dat ik het ergens voor doe.

Kinderen zijn zo dankbaar. En daarom vind ik het zo fijn om in het onderwijs te werken.

Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.

(4)

3 Praktijk tijdens de PABO

In het eerste jaar heb ik stage gelopen op basisschool De Reflector in Heerhugowaard. Zij zijn aangesloten bij stichting Flore. Deze school volgde het OGO – principe. Het eerste half jaar heb ik mee gedraaid in groep 6. Het tweede half jaar in groep 3. Op deze school werd niets gedaan aan ICT. Er stonden enkele computers op de gang, maar daar bleef het dan ook bij. Wel hadden ze in de klassen een digibord. Dit was dus eigenlijk de enige ‘aparte’

manier waarop de kinderen in aanmerking kwamen met ICT. De leerkrachten hebben naar mijn inzien ook niet veel gedaan met ICT, op het digibord na. Ze stonden hier ook niet echt voor open. Ik heb er wel eens naar gevraagd, maar ze waren niet heel enthousiast.

In het tweede jaar heb ik stage gelopen op basisschool De Columbus in Heerhugowaard. Ook zij zijn aangesloten bij stichting Flore. Dit was een daltonschool dat werkte met het TOM - onderwijs. Het eerste half jaar heb ik

meegedraaid in Unit A (groep ½) en het tweede helf jaar in Unit E (groep 7/8). In groep ½ hing er een touchscreen scherm voor de kinderen. Hier konden zij tijdens het keuze uur gebruik van maken. Verder werd er gewerkt met computers om de kinderen bepaalde vaardigheden aan te leren. In groep 7/8 hing er ook een touchscreen. Hier werd alleen niet zoveel mee gewerkt door de kinderen. De kinderen waren vooral bezig op de computer. Voor hun portfolio gesprekken moesten zij bijvoorbeeld allemaal zelf een Powerpointpresentatie maken. Ik weet dat deze school sinds dit jaar met Ipads werkt. Ik weet hier verder niet veel van, want ze zijn er sinds dit jaar mee aan het testen. De leerkrachten stonden op deze school open voor ICT en nieuwe media. Misschien niet allemaal evenveel, maar het werd wel besproken en de andere leerkrachten die wel voor ICT stonden, brachten hun enthousiasme over op degene die niet zoveel met ICT en nieuwe media hadden.

In de eerste helft van het derde jaar heb ik stage gelopen op basisschool De Zonnewijzer in Heerhugowaard. Ook zij zijn aangesloten bij Stichting Flore. Deze school zat een beetje tussen mijn andere twee stagescholen in wat betreft ICT en nieuwe media. Ze deden er niet niets mee, maar ook niet overdreven veel. Ik hoorde wel veel in de

wandelgangen: ‘Kunnen we dit niet op het digibord doen’? Ook kregen de kinderen veel de kans om met het digibord te werken. Dit werd dan veelal gedaan tijdens de uitleg. De leerkrachten op deze school staan wel open voor ICT en nieuwe media, maar ik denk dat hun probleem is dat ze er nog niet zo veel van af weten. Gelukkig loop ik komend half jaar weer stage op deze school en hoop ik hier verandering in te kunnen brengen.

Waarom heb ik gekozen voor de minor ICT?

Dit vind ik een hele goede vraag, maar hij is niet moeilijk. Ik heb namelijk de keuze al moeten maken en ik heb daar natuurlijk mijn beweegredenen voor.

De reden waarom ik gekozen heb voor de minor ICT is als volgt:

Ik merk aan mezelf dat ik van onderdelen van ICT wel iets weet, maar nog niet genoeg om dit toe te kunnen passen in de praktijk. Sinds dit half jaar werk ik dan met het digibord, maar in het eerste en tweede jaar moest ik er niets van hebben. Simpelweg omdat ik er niet genoeg van weet en de mogelijkheden van het bord dus niet kan benutten.

Dit geldt niet alleen voor het digibord, maar zo zijn er nog meer deelvaardigheden van ICT die ik nog niet optimaal

beheers. Dit is dus de reden waarom ik voor de minor ICT heb gekozen. Kort, maar krachtig.

(5)

4 Digitale bron over ICT en onderwijs

Samenvatting:

De jeugd van tegenwoordig maakt steeds meer gebruik van computers. Het is als leerkracht belangrijk om ICT te gebruiken als aanvulling op het activiteitenaanbod in de groep. De leerkracht kan bepalen of de computer een rol van betekenis kan spelen in het ontwikkelproces van leerlingen. In het artikel wordt een voorbeeld gegeven over een kleuterjuf. Ze heeft die avond een ouderavond, maar heeft geen zin om steeds weer hetzelfde aan ouders te vertellen. Samen met de kinderen maakt ze een film.

De kinderen maken foto’s van activiteiten in de klas. Elke dag zijn er namelijk 2 kinderen in de klas die op die dag als fotograaf fungeren. De kleuterjuf wil met de kinderen plannen maken voor de film en die plannen omzetten in een digital product. De juf gaat met de foto’s naar de ICT – coördinator en vraagt hoe ze dit materiaal het beste in een film kan verwerken. Hij laat haar het programma Photostory zien. Samen met de kinderen zoekt ze de foto’s uit die in de fil moeten komen. Daarna spreekt ieder kind iets in bij een foto. De kinderen leren dat ze de microfoon goed bij hun mond moeten houden. De kinderen moeten hun werk eerst zelf afluisteren wanneer ze het hebben ingesproken. Dan weten ze of ze het goed hebben gedaan.

De film is klaar. De kleuterjuf bekijkt samen met de kinderen de film. Ze vraagt aan de kinderen of alles nu goed is?

Ze besluit om de film nog een keer te laten zien. Nu zijn de kinderen muisstil en letten ze op. Na het bekijken van de film maakt de juf samen met de kinderen een brief voor de ouderavond. Samen bedenken ze de inhoud. Ieder kind typt een stukje op de computer.

De ouderavond is een groot succes en de juf zet de film op dvd. Als de juf terug kijkt op het proces is ze erg tevreden. Het was ook een mooie gelegenheid om de klassenregels op te stellen. Zo hebben ze met elkaar besproken hoe ze met materiaal en met elkaar in de klas en op het schoolplein moeten omgaan.

ICT materialen kunnen, net als andere materialen, een interessante aanvulling zijn op de activiteiten in een klas.

Bij de keuze voor soft- ware die daadwerkelijk iets toevoegt aan de activiteiten in de klas, is het van belang om erop te letten dat:

• er verbindingen mogelijk zijn met activiteiten in de klas, in dit geval het maken van de film, of dat het programma aansluit bij het thema van de klas;

• het programma aanleiding geven tot actief handelen en interactie. Kinderen moeten kunnen samenwerken;

• er binnen het programma meerdere oplossingen moge- lijk zijn en dat een kind eigen strategieën in kan zetten;

• een kind verworven kennis kan toepassen in de nieu- we context van het programma (Nellestijn & Janssen- Vos, 2009).

Mijn mening:

Mijn mening over dit artikel is dat deze leerkracht het heel goed heeft aangepakt. Ze geeft een goed voorbeeld voor het betrekken van kinderen bij een ICT opdracht. Ze maakt van haar probleem een leuke opdracht voor de kinderen.

Ook geeft ze handvaten voor collega’s om ervoor te zorgen dat zij deze manier van werken ook toe kunnen passen.

Ik heb verder geen op - of aanmerkingen, want ik heb zelf nog nooit op deze manier gewerkt. Ik wil het graag eerst

zelf proberen, voordat ik het werk van deze leerkracht negatief kan beoordelen.

(6)

5 De bron:

ICT in de klas

ICT, doe maar mee!

Barbara Nellestijn

Computers maken steeds meer deel uit van de leef-

wereld van kinderen, ook van jonge kinderen. Kinde-

ren weten soms sneller dan hun ouders hoe ze een

bepaald spelletje moeten opstarten. ICT kan gebruikt

worden als aanvulling op het activiteitenaanbod in de groep. Dit

artikel toont hoe ICT een dagelijkse rol speelt op basisschool De

Tafelronde in Amersfoort.

(7)

6

Foto’s: Fotografie Hanneke Verkleij

Of de computer een rol van betekenis kan spelen in het ontwikkelproces van leerlingen hangt af van de leer- kracht. Die kan ICT als middel regelmatig inzetten, ver- bonden aan de activiteiten in de groep.

Sterre gaat voor het eerst naar school. Ze is wel naar de peuterspeelzaal geweest, maar naar school gaan vindt ze erg spannend. Helemaal omdat de kinderen van de peuterspeelzaal allemaal naar een andere school gaan. Voorafgaand aan de wenperiode in haar nieuwe groep krijgt Sterre een welkomstpakket van de school, De Tafelronde in Amersfoort. Naast het gebruikelijke (een welkomstkaart, een kleurplaat, de kalender met de dagen waarop ze kan komen wen- nen en informatie voor de ouders) zit er ook een dvd in. Gespannen stoppen Sterre en haar moeder de dvd in de laptop. De dvd start op en laat een foto zien van de kinderen in de groep waar ze straks bij zal komen. Daarna vertellen de kinderen via een film van foto’s en geluid wat de kinderen allemaal doen op school, welke regels en afspraken er zijn en hoe een gemiddelde schooldag eruit ziet.

We maken een film

In groep 1-2 komen telkens nieuwe kinderen op school.

Binnenkort is er een ouderavond, voor de ouders van de kinderen die al net op school zitten, maar ook voor de ouders van kinderen die later in het schooljaar vier jaar worden. Leerkracht Nardy vertelt dit aan de kinderen en zegt dat ze eigenlijk geen zin heeft om weer te vertellen aan de ouders wat ze allemaal doet in de groep. Dat doet ze ieder jaar al. Ze wil liever dat ze kan laten zien

wat de kinderen allemaal doen. Maar hoe zou dat kun- nen? De kinderen hebben allerlei ideeën. Zo zegt Roelie:

‘Dan kunnen wij het toch vertellen?’ ‘Goed idee,’ zegt Nardy. ’Maar de ouderavond is heel laat, dan liggen jullie al op bed.’ ‘We maken een film!’ zegt Serena. ‘Ja,’ klinkt het in koor. ‘Oke,’ zegt Nardy, ‘Maar wat moet er dan allemaal in de film komen?’ Samen met de kinderen in- ventariseert ze wat de ouders graag zouden willen weten over school. Bijvoorbeeld over het eten en drinken: ‘De papa’s en mama’s moeten immers wel weten dat ze jul- lie iets moeten meegeven om te eten,’ zegt Nardy. ‘En dan het liefst iets gezonds, want daar word je groot van.’

Ook het inspreken van teksten, bijvoorbeeld voor een film, is een manier van werkenmet ICT in

(8)

7

Problemen bespreken

Nardy besluit dat de kinderen foto’s gaan maken van activiteiten in de klas. Daar zijn ze aan gewend. Nardy heeft de kinderen aan het begin van het schooljaar een workshop fotograferen gegeven. Ze heeft de kinderen geleerd hoe ze goed iets in beeld kunnen brengen en hoe ze kunnen in- en uitzoomen. Het fototoestel is altijd in de klas. Iedere dag zijn er twee andere kinderen de foto- graaf van de dag. Zij mogen om de beurt foto’s maken van mooie activiteiten van kinderen, bijvoorbeeld bouw- werken. De bouwsels kunnen immers niet eeuwig in de bouwhoek blijven staan. Met deze film wil Nardy een stap verder gaan. Ze wil met de kinderen plannen maken voor de film en die plannen omzetten in een digitaal product.

De komende dagen zorgen steeds twee kinderen ervoor dat ze een afgesproken situatie in beeld brengen. Len en Dyon maken een foto van het gymmen. En dat blijkt nog best lastig, aangezien ze het liefst alle kinderen op de foto zetten. In de kring na de gymles bespreken ze hun probleem. De kinderen bedenken allerlei oplossin- gen, bijvoorbeeld op een hoge stoel staan. Totdat Kim- berley zegt: ‘Maar moeten per se alle kinderen op de foto? De papa’s en mama’s moeten weten dat we gym hebben en dat we dat gewoon in onze onderbroek en hemd doen.’ Len en Dyon besluiten bij de volgende gymles een paar kinderen op de foto te zetten. ‘Maar,’

voegt Nardy eraan toe, ‘het is wel fijn als alle kinderen in ieder geval op een foto staan, dus dat moeten we wel goed in de gaten houden.’

Nadat de foto’s gemaakt zijn, gaat Nardy in gesprek met ICT-coördinator Rob Ytema. Ze vertelt hem de plan- nen van haar groep en vraagt hem mee te denken hoe

ze hiervan een product kan maken dat lijkt op een film.

Rob laat haar het programma Photostory van Microsoft zien. In dit programma kun je afbeeldingen achter el- kaar zetten, tekst erbij zetten of kinderen teksten laten inspreken. De beelden kun je laten verschuiven, waar- door het net een echte film is. Rob leert haar hoe het programma werkt en Nardy zet vervolgens zelf de foto’s op de computer. Samen met de kinderen bekijkt ze in een bovenbouwklas de foto’s op het digibord. De kinde- ren bedenken welke foto’s er in de film moeten komen en wat ze precies willen vertellen bij de foto’s. Nardy maakt hier aantekeningen van.

Dan kan het inspreken gaan beginnen. Ieder kind mag bij een foto iets inspreken. Dat inspreken gebeurt onder schooltijd. Len en Dyon gaan als eerste: ze doen een koptelefoon op met een microfoon eraan. Nardy laat ze afluisteren wat ze hebben ingesproken. Ze merken dat ze de microfoon niet in hun mond moeten doen, want dan hoor je het niet goed. Dyon brengt dit in in de gro- te kring. Die middag spreekt Roelie in hoe de kinderen werken met het kiesbord: ‘Dan pak je je kaartje met je foto en dan mag je kiezen wat je wilt gaan doen.’ Na het inspreken zorgt Nardy er tevens voor dat Roelie het eerst zelf afluistert. Heeft ze het goed verteld? Is het al- lemaal goed te horen? Het valt Roelie op dat de an- dere kinderen veel lawaai maken, daardoor hoor je haar niet zo goed. Ook dit probleem bespreekt Nardy met de groep in de kring. De kinderen besluiten dat als een kind iets inspreekt iedereen helemaal stil moet zijn.

‘Maar hoe weten we dan dat iemand gaat inspreken?’

vraagt Nardy. ‘Dan moet jij dat zeggen, juf,’ zegt Fabio.

Vanaf dat moment legt Nardy het spel even stil als een kind iets gaat inspreken. Het is opvallend hoe stil de kin- deren kunnen zijn. Ze willen allemaal dat de film mooi

(9)

9

wordt. En Roelie heeft alle mogelijkheid om haar stukje nog een keer in te spreken.

De film is klaar

Het is zover. Iedereen heeft ingesproken. Vandaag is de première van de film voor kinderen. Nardy gaat met haar groep nog eens naar de bovenbouwgroep om de film via het digibord met de kinderen te bekijken. De kinderen reageren op elke foto die ze zien met ‘oh’ en ‘aah’, maar ook ‘dat ben jij, Lars!’. Het lijkt wel een kippenhok, maar wat een betrokkenheid. Toch wil Nardy dat ze ook nog een keer kritisch naar alles kijken. Is alles nu goed? Zijn er dingen die nog anders moeten? Ze besluit de film nog eens te laten zien. Dit keer zijn de kinderen muisstil en kij- ken vol bewondering naar wat ze gemaakt hebben. Ie- dereen is tevreden. De ouders kunnen komen kijken!

Alle ouders krijgen een brief als uitnodiging voor de ou- deravond. Nardy vraagt de kinderen: ‘Wat moet er alle- maal in de brief komen?’ Samen bedenken ze de inhoud.

Nardy schrijft de brief in het klad. Ze geeft ieder kind een zin van de brief op een strook. Tussen de woorden heeft ze een groene stip geplaatst. Op de spatiebalk van het toetsenbord zit ook een groene stip. Zo kan ieder kind die zin tikken op de computer. In de groep van Nardy is een My Board-toetsenbord. Dit toetsenbord is voorzien van schrijfletters zoals ze aangeboden worden in groep 3 in plaats van hoofdletters. De grote, solide toetsen maken letters veel makkelijker te vinden, waardoor het voor kin- deren eenvoudiger wordt om gebruik te maken van de computer. Toetsen als ctrl, alt, del en capslock zijn naar de zijkant van het bord verplaatst zodat deze minder snel per ongeluk worden aangeslagen (Nellestijn & Janssen- Vos, 2009). Als ieder kind zijn zin getikt heeft op de compu- ter, voegt Nardy de zinnen samen tot de brief.

De ouderavond is een groot succes! Er is nog niet eerder zo’n hoge opkomst geweest: alle ouders zijn gekomen.

Iedereen wil natuurlijk zien wat zijn of haar kind gemaakt heeft. En ook de ouders van kinderen die nog vier jaar moeten worden, geven veel leuke reacties aan Nardy.

De film zet Nardy op dvd, zodat kinderen die komen wennen alvast vooraf kennis kunnen maken met school in hun eigen vertrouwde omgeving.

Als Nardy terugkijkt op het gehele proces van het ma- ken van de film, is ze erg tevreden: ‘Het maken van de film zorgde voor een groepsgevoel. Het is echt ons pro- duct en de kinderen zijn er samen verantwoordelijk voor.

De film was ook een mooie aanleiding om met elkaar de klassenregels op te stellen, zo in het begin van het schooljaar. We willen immers de ouders en de nieuwe kinderen ook laten weten welke regels er op school zijn.

Zo hebben we met elkaar besproken hoe we met het

materiaal en met elkaar in de klas en op het schoolplein moeten omgaan.’

ICT biedt mogelijkheden

ICT-materialen kunnen, net als andere materialen, een interessante aanvulling zijn op de activiteiten in een klas.

Ze zijn geen doel op zich, maar een hulpmiddel om acti- viteiten van kinderen te ondersteunen (Volman, 2002, Van Oers, 2006). Nardy maakt gebruik van verschillende materialen: een digitale camera, een digibord, een computer met My Board toetsenbord en software (Pho- tostory). De meeste software is echter niet gemaakt als ondersteuning van activiteiten. Bij de keuze voor soft- ware die daadwerkelijk iets toevoegt aan de activiteiten in de klas, is het van belang om erop te letten dat:

• er verbindingen mogelijk zijn met activiteiten in de klas, in dit geval het maken van de film, of dat het programma aansluit bij het thema van de klas;

• het programma aanleiding geven tot actief handelen en interactie. Kinderen moeten kunnen samenwerken;

• er binnen het programma meerdere oplossingen moge- lijk zijn en dat een kind eigen strategieën in kan zetten;

• een kind verworven kennis kan toepassen in de nieu- we context van het programma (Nellestijn & Janssen- Vos, 2009).

Op De Tafelronde zetten alle leerkrachten van de onder- bouw bijvoorbeeld het programma Tux Paint in. Dit is een tekenprogramma waarin kinderen zelf kunnen tekenen, maar ook bestaande plaatjes kunnen stempelen. Als ze een stempel zetten, horen ze het bijbehorende woord. Dit programma biedt dus een mogelijkheid om aangeboden nieuwe woorden te herhalen. De leerkrachten stellen voorafgaand aan hun thema een doelwoordenlijst op. Bij deze woorden zoeken ze afbeeldingen via internet. De ICT-coördinator zorgt dat deze afbeeldingen als stempels in het programma komen met het bijbehorende woord erbij ingesproken. De kinderen zijn dol op het programma omdat de stempels de tekening meteen een stuk echter maken. Kinderen kunnen ook samen een tekening ma- ken waardoor dit programma aanleiding geeft tot actief handelen en interactie. Met deze aandachtspunten in gedachten kunnen kinderen veelvuldig gebruik maken van verschillende ICT-materialen. Om steeds beter te le- ren deelnemen aan de (digitale) wereld.

Literatuur

• Nellestijn, B. & Janssen-Vos, F. (2009). Het Materialenboek.

Assen: Koninklijke Van Gorcum.

• Oers, E. van (2006). ‘ICT in groep 3’. In: De wereld van het jonge kind, 33 (7), 211-214.

• Volman, M. (2002). ‘Zal ICT het onder wijs veranderen? ‘.

In: Zone, jaargang 1

(10)

10 Wat wil ik leren tijdens deze minor?

Zoals ik eerder al heb gezegd, heb ik niet van alle deelvaardigheden volledige kennis. Tijdens deze minor wil ik mijn kennis van de deelvaardigheden aanvullen. Zo kan ik er namelijk voor zorgen dat ik mijn kennis niet alleen zelf kan gebruiken, maar ook kan overbrengen op de leerlingen en mijn collega’s.

Ook hoop ik tijdens deze minor te leren hoe ik kinderen kan betrekken bij het digibord. Ik vind het vrij lastig om het digibord te combineren met de kinderen. Hier bedoel ik mee dat ik als leerkracht vaak het digibord bedien en het zelden voorkomt dat de leerlingen dit doen.

Ik weet dat er 13 februari een studiedag wordt georganiseerd met een aantal worskhops over het digibord. Tijdens deze workshops hoop ik veel kennis te vergaren over het werken met een digibord en het betrekken van de kinderen bij mijn lessen met het digibord.

Welke ervaring heb ik al opgedaan?

Mijn kennis en ervaring op het gebied van ICT:

Van jongs af aan ben ik opgegroeid met de computer. Mijn vader was hier altijd erg in geïnteresseerd en ik ben van nature erg nieuwsgierig, dus zat ik overal met mijn neus bovenop. Vaak als mijn vader iets ging installeren, een cd ging branden, een nieuwe computer had gekocht, dan ging ik bij hem zitten en kon ik uren toekijken hoe hij dat allemaal voor elkaar kreeg. Ik heb dus aardig wat kennis van computers, maar ik kan nog veel leren op het gebieden van computers in samenwerking met kinderen. Tegenwoordig heeft de ICT zoveel te bieden en ik weet dat ik hier nog niet eens een de helft van weet.

Onderdelen Punten

Apps bouwen 1

Kennis van Powerpoint 4

Kennis van Prezi 3

Kennis van videosoftware 3

Kennis van IMovie 2

Kennis van computers 4

Kennis van tablets 4

Kennis van het digibord 3

Kennis van social media 5

Kennis van draadloos internet 4

Kennis van branden 4

Kennis van toetscombinaties 3

(11)

11 Wat is mijn leerstijl?

Van nature ben ik heel serieus en heb ik graag alles op orde. Mijn verslagen zijn altijd op tijd af en vaak haal ik mijn toetsen ook in één keer als alles meezit. Tijdens de minor ga ik op dezelfde wijze te werk als dat ik nu al 2,5 jaar doe op de PABO.

Wanneer er tijdens een les discussies zijn doe ik daar altijd actief aan mee. Voor de rest stel ik eigenlijk vrijwel alleen vragen wanneer iets voor mij niet duidelijk is.

Ik ga met veel plezier aan deze minor beginnen en verwacht er ook veel van. Ik heb er in ieder geval zin in!

P.s. Ik heb ook de Kolb test gedaan. Hieronder kunt u mijn uitslag vinden:

Je hebt een praktische leerstijl.

Dat wil zeggen dat je het liefste leert door te doen. Door dingen (met je handen) uit te proberen, kom je erachter hoe iets in elkaar steekt en in zijn werk gaat. Je gaat daarbij vooral op je gevoel af, zonder meteen heel diep na te denken of te kijken hoe iets moet. Bovendien houd je van duidelijkheid: om iets te leren moet het probleem en/of de leerstof voor jou concreet en helder zijn. Met abstract of onduidelijke informatie kun je niet zo veel. Je leerstijl heeft grote voordelen. Je blijft niet hangen in gedachten of getwijfel, en bent niet bang om iets nieuws te proberen. Je bent actief bezig. Gaat het niet in één keer goed, dat probeer je het gewoon nog een keer.

Jouw motto is:

Niet zeuren, gewoon doen!

Tip: Vertrouw je in álle situaties op de praktische leerstijl dan kun je tegen jezelf aanlopen.

Bijvoorbeeld in situaties waarin het probleem of de leerstof niet zo duidelijk is. In dat geval kun je beter eerst even goed kijken en nadenken. Hoe zit het probleem in elkaar? Hoe lost de docent het probleem op? Wat staat er precies in het boek?

Beroep of studie:

Bij deze leerstijl past vooral een 'doe-studie' en/of 'doe-beroep': een beroep waarin je met je handen moet werken of waarin het aankomt op actie en het kordaat nemen van beslissingen. Je moet niet teveel of te diep na moeten denken, maar gewoon kunnen doen waar je goed in bent.

En verder:

Dat je een praktische leerstijl hebt, wil niet zeggen dat je niet op een andere manier kúnt leren of geen andere studies of beroepen kunt doen. Zoals gezegd, beschikken mensen over meerdere leerstijlen. Uit de test kwam dat je minst favoriete stijl de nadenkende leerstijl is.

Mensen met een nadenkende leerstijl leren het liefst door goed na te denken. Ze gebruiken vooral

graag het gezonde verstand en houden van redeneren. Ze analyseren de leerstof aandachtig en

proberen de grote verbanden er in te ontdekken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Another set of responses focused on practical measures: the need to improve data on families and ensure fathers are recorded, always addressing both partners in a couple, being

Vertel dat de kinderen vanaf elke les 2 zelf op zo’n groot vel woorden van de nieuwe categorie mogen schrijven.. Vorige week was de nieuwe categorie

We bouwen aan sluitende arrangementen van kinderopvang, onderwijs, welzijn en andere disciplines, waarin elke partij zijn unieke bijdrage levert en door goede samenwerking

Op lokaal niveau werken de branches al samen aan een doorgaande leer- en ontwikkelingslijn, sluitende dagarrangementen en een gedeelde pedagogische visie, vormgegeven in

Daarvoor klikt u op de knop 'Meer' en daarna op de knop 'Handleidingen + Printbladen' en rechts op 'Digibordsoftware'.. Ga hier naar thema 5, dag 3 en klik op de knop

o mocht ik zelf een lichtje zijn, dat straalt temidden van de wereld, die gebukt gaat onder zorg en pijn3. Ik wandel in het licht

Verder laten de resultaten zien dat er een relatie bestaat tussen mentale rotatie en het leerproces tijdens lessen over aanzichten. Mentale rotatie blijkt alleen

Daarnaast kunnen cryptovaluta en ICO’s gebruikt worden voor witwassen, oplichting en frauduleuze praktijken en zijn er vragen over de impact van cryptovaluta op de stabiliteit van