• No results found

ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN ALMERE 10 BASISRAPPORTAGE VOORONDERZOEK WAARDESTELLING, SELECTIEADVIES TEKST BESTEMMINGSPLAN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN ALMERE 10 BASISRAPPORTAGE VOORONDERZOEK WAARDESTELLING, SELECTIEADVIES TEKST BESTEMMINGSPLAN"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN ALMERE 10 BASISRAPPORTAGE VOORONDERZOEK WAARDESTELLING, SELECTIEADVIES TEKST BESTEMMINGSPLAN Plangebied 3Z8 NBC Oostvaardersplassen. Colofon Status: definitief Datum: 24/02/2005 Auteur(s): Drs. J.J. Huisman, Drs. H.C.J. Visscher Autorisatie:Drs. J.W.H. Hogestijn. ISSN: 1574 1168 Gemeente Almere Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Bureau Archeologie Postbus 200 1300 AE Almere www.almere.nl.

(2) Inhoud 1 2 3 4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.3.1 5 6 6.1 6.2. Administratieve gegevens onderzoeksgebied Beschrijving onderzoeksopdracht Doelen en wensen opdrachtgever Het vooronderzoek Vraagstelling Bureauonderzoek Archeologische MonumentenKaart (AMK 1997) Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Diepte pleistoceenkaart Veldonderzoek Het Programma van Eisen Beschrijving en onderbouwing van de gekozen onderzoeksmethode Resultaten en conclusie Resultaten Conclusie. Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3. 3 4 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 6 6 6. Programma van Eisen Boorstaten Tekst voor het bestemmingsplan. 2.

(3) 1. Administratieve gegevens onderzoeksgebied Gemeente Almere, plangebied 3Z8 Natuurbelevingscentrum Oostvaardersplassen. •. Locatie onderzoeksgebied :. •. 148907,59/492075,32 149050,73/492005,90 148907,59/492005,90 149050,73/492075,32 Oppervlakte (onderzocht deel) plangebied: 500 m² Periode archeologisch veldwerk: december 2004 Landelijk registratienummer (CIS): 8339 Beheer en plaats documentatie: Gemeente Almere Uitvoerder: Archeologisch Adviesbureau RAAP Opdrachtgever: Gemeente Almere Bevoegd gezag: Gemeente Almere Titel, etc. rapportage AOB: NVT Onderzoekskader: Voorontwerp inrichtingsplan. • • • • • • • • •. Coördinaten (minimaal 4):. Figuur1: globale ligging onderzoeksgebied. 3.

(4) 2. Beschrijving onderzoeksopdracht. Voor plangebied 3Z8 NBC Oostvaardersplassen met een omvang van circa 500 m² wordt een nieuwe ruimtelijke inrichting voorbereid. Aan de rand van de Oostvaardersplassen komt een natuurbelevingscentrum (NBC) waarin een combinatie van milieu educatie en horeca gerealiseerd wordt. Bij het realiseren van dit centrum zal het pleistocene dekzand verstoord worden. 3. Doelen en wensen opdrachtgever. De gemeente Almere heeft zich ten doel gesteld om, vooruitlopend op de implementatie van het verdrag van Malta, archeologische waarden mee te wegen in het ruimtelijk besluitvormings en ontwikkelingsproces. Bij archeologische waarden in Almere gaat het met name om steentijdvindplaatsen en scheepswrakken uit historische tijden die “in principe behoudenswaardig” en bovendien “van (inter )nationaal belang” zijn. In Almere zijn de steentijdvindplaatsen te verwachten op en in het pleistocene oppervlak waarvan de top in het algemeen op een diepte van minimaal 2 meter ten opzichte van het maaiveld ligt. Scheepswrakken kunnen worden aangetroffen vanaf het maaiveld tot aan het pleistocene dekzand. 3.1 Vraagstelling met betrekking tot het onderzoeksgebied In het ruimtelijk besluitvormingsproces dient het archeologisch belang tegen andere belangen te worden afgewogen op basis van toereikende archeologische informatie die op deskundige wijze is verkregen. De vraag is dan ook of er zich in het plangebied behoudenswaardige archeologische fenomenen bevinden. Indien dit het geval is, is de vraag op welke wijze deze behouden kunnen worden in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. 4. Bureauonderzoek. Middels een bureauonderzoek worden vooraleerst reeds bekende gegevens geanalyseerd ten einde een voorspelling te kunnen doen over mogelijke aan of afwezigheid van archeologische waarden. Voor een gebied als Almere zijn deze gegevens in beperkte mate aanwezig, en bovendien geldt eveneens dat deze gegevens slechts in beperkte mate bruikbaar zijn. Het plangebied beslaat een strook van circa 1000 m² en ligt direct tegen de gemeentegrens. In deze strook ligt een verhoogd fietspad geflankeerd door struiken en bomen. Een deel van het te realiseren natuurbelevingscentrum ligt buiten de gemeentegrens in het naastgelegen natuurgebied “De Oostvaardersplassen”. 4.1 Archeologische MonumentenKaart (AMK 1997) Op de Archeologische Monumentenkaart van Flevoland 1997 is in de directe omgeving van het plangebied een terrein van archeologische betekenis aangewezen (CMA nr. 26A A07). Het betreft hier een pleistocene opduiking waarvan de hoogste delen tot op 4 meter beneden maaiveld reiken. Het is onduidelijk in welke mate het bodemprofiel in het pleistocene dekzand nog intact is. 4.2 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) Uit onderzoek dat sinds 2000 in Almere is uitgevoerd, is gebleken dat de uitgangspunten op basis waarvan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is opgesteld, voor de Almeerse archeologische situatie nauwelijks relevant kan worden genoemd. In gebieden die volgens de IKAW, versie 1 een lage verwachting hebben, blijken na onderzoek een groter aantal archeologische vindplaatsen aanwezig dan in gebieden waarvoor een hoge verwachting. 4.

(5) is aangegeven. Gebleken is dat het gehele prehistorische landschap door de prehistorische mens gebruikt werd. De IKAW is derhalve geen goed instrument voor Almere om te gebruiken voor een bureauonderzoek. 4.3 Diepte pleistoceenkaart Op de diepte pleistoceen kaart van januari 1983 van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) staat met hoogtelijnen de diepte van het pleistocene dekzand ten opzichte van het NAP afgebeeld. De dichtheid van de waarnemingen die gebruikt zijn voor de totstandkoming van deze kaart verschilt per deelgebied. Hierdoor is deze kaart slechts voor bepaalde deelgebieden toe te passen in die zin dat er pleistocene opduikingen op staan aangegeven. Deze gegevens zijn tevens gebruikt bij de totstandkoming van de AMK 1997. Op de RIJP kaart is een opduiking van het pleistocene dekzand aangegeven op basis waarvan het AMK terrein (1997) 26A A07 is vastgesteld. De conclusie van het bureauonderzoek is dat archeolgische waarden mogelijk aanwezig kunnen zijn vanwege de nabijheid van een pleistocene opduiking. In het plangebied dient dan ook een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden teneinde archeologische resten in kaart te brengen en de waarde daarvan te bepalen. 5. Archeologisch vooronderzoek. Gezien de diepte van het pleistocene dekzand in Almere dient bij het vooronderzoek gebruik te worden gemaakt van mechanische boortechnieken. Het onderzoek vindt in verschillende fasen plaats waarbij de resultaten van een fase gebruikt worden voor de wijze van onderzoek in de daaropvolgende fase. Voor elk van de fasen wordt normaliter een Programma van Eisen opgesteld. Voor plangebied 3Z8 NBC Oostvaardersplassen is vanwege de beperkte omvang de eerste fase van onderzoek gecombineerd uitgevoerd met de tweede fase van onderzoek. 5.1. Het PvE (bijlage 1). Het archeologisch vooronderzoek in opdracht van Almere is uitgevoerd conform het Programma van Eisen opgesteld door de Gemeente Almere, d.d. 29 11 2005 (zie bijlage 1). Het onderzoek bestond uit het uitvoeren van een systematisch booronderzoek met als doel: • Het verkennen van het reliëf van het pleistocene dekzand • Het karteren van de kansrijke zones in het pleistocene dekzand waarbij eventuele archeologische vindplaatsen worden opgespoord Het uit te voeren archeologisch vooronderzoek dient direct en voldoende duidelijk te maken of er in het gebied relevante aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van (een) archeologische vindplaats(en). Hiervoor wordt normaliter, op basis van een statistische benadering, een boordichtheid gehanteerd van 20 boringen per hectare. Voor nadere specificaties van de opdrachtgever alsmede randvoorwaarden verwijzen wij naar het Programma van Eisen in bijlage 1. 6. Beschrijving en onderbouwing van de gekozen onderzoeksmethode. Het doel van het archeologisch vooronderzoek is tweeledig. Enerzijds is dit het verkrijgen van inzicht in de lokale bodemopbouw en ontwikkeling en anderzijds het verkrijgen van inzicht in de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek is in december 2004 uitgevoerd. Op de locatie van het nog te ontwikkelen natuurbelevingscentrum zijn twee boorpunten uitgezet waarbij ervoor gekozen is om per boorpunt 1 avegaarboring te zetten. Daarnaast werd een gutsboring gezet (3 cm. diameter) om inzicht te verkrijgen in het bodemprofiel van de top. 5.

(6) van het pleistocene dekzand. Binnen de te onderzoeken strook is beperkte ruimte voor het plaatsen van de boringen. Hierdoor liggen de boringen op een afstand van 160 m. uit elkaar. In relatie tot de omvang van het onderzoeksgebied komt het boorplan overeen met een boordichtheid van 20 boringen per hectare. Van beide boorpunten is het bodemprofiel ter plaatse beschreven alsmede de bovenliggende laag en de aard van de overgang naar die bovenliggende laag. Tevens is minimaal 50 cm van het bovenste deel van het dekzand verzameld. Deze bodemmonsters zijn met kraanwater gezeefd over een maaswijdte van 1 mm. De residues zijn door bureau Archeologie (Drs. J. Huisman) van de Gemeente Almere uitgepikt met behulp van een binoculair met opvallend licht. (Controle Drs. W.J.H. Hogestijn) Er is geen kaartmateriaal vervaardigd. 7 Resultaten en conclusie Aan de hand van de uitkomsten van het archeologisch vooronderzoek is het mogelijk om uitspraken te doen ten aanzien van de eventuele aanwezigheid van archeologische fenomenen. Deze zullen vervolgens worden gewaardeerd aan de hand van Rijkscriteria. 7.1 Resultaat Aan de hand van de gezette boringen is het mogelijk om uitspraken te doen over de mogelijke aan of afwezigheid van eventuele archeologische waarden. Hieronder wordt per boorpunt de uitkomst van het onderzoek beschreven. Boorpunt 1 Op boorpunt 1 is er sprake van een zogeheten A/C profiel. De top van het pleistocene dekzand bevindt zich op een diepte van 10,10 meter beneden NAP en is afgedekt met veen. Het traject van het A profiel naar het veen beslaat circa 1 cm en is dus relatief scherp. Dit betekent mogelijk dat een deel van de A horizont is geërodeerd waarna veenvorming heeft plaatsgevonden. Bij het uitpikken van de gezeefde residues is er gekeken naar de aan of afwezigheid van archeologische indicatoren, zoals bewerkt vuursteen, aardewerk, verbrand en onverbrand bot. Voor knappersteen als archeologische indicator zijn recentelijk twijfels gerezen ten aanzien van de mate waarin deze gebruikt kan worden in het vaststellen van archeologische vindplaatsen. Er is ook gekeken naar de aanwezigheid van bodemschimmels in het residue. De aanwezigheid van bodemschimmels in het zeefresidue is een mogelijke indicatie voor de bemonstering van de juiste bodemlaag. In het gezeefde residue van boring 1 zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Knappersteen en bodemschimmels zijn wel aangetroffen. Boorpunt 2 Boring 2 bevat een C profiel afgedekt met klei. De top van het pleistocene dekzand bevindt zich hier op een diepte van 8,26 meter beneden NAP. De overgang van het pleistocene dekzand naar de klei beslaat een traject van circa 1 cm en is dus eveneens relatief scherp. Dit kan betekenen dat er geen bodemvorming in het pleistocene dekzand heeft plaatsgevonden of dat een eventueel gevormd profiel geërodeerd is waarna klei is afgezet. Bij het uitpikken van de gezeefde residues is naar dezelfde indicatoren gekeken als voor boring 1. In het gezeefde residue van boring 2 zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Knappersteen en bodemschimmels zijn wel vertegenwoordigd in het monster. 7.2 Conclusie In het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen het onderzochte gebied. Daarnaast is uit de profielbeschrijving gebleken dat er mogelijk erosie heeft plaatsgevonden in het gebied. Hierbij is de laag waarin archeologische resten aanwezig kunnen zijn geheel of gedeeltelijk verdwenen. Het hoogteverschil tussen beide boringen is overigens opmerkelijk. Het betreft hier een verloop van ca. 2 meter waarbij de diepste boring nog een restant van een A horiont bevat. Gezien de dichtheid van het boorgrid en de profielbeschrijvingen is er geen reden om. 6.

(7) vervolgonderzoek uit te laten voeren. Er zijn geen archeologisch gemotiveerde belemmeringen voor de beoogde bouwplannen. Buiten het plangebied van het natuurbelevingscentrum is geen archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is dan ook geen uitspraak over deze directe omgeving te doen. Indien ruimtelijke ontwikkelingen worden voorgenomen voor deze periferie dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Er zijn vooralsnog geen scheepsresten bekend in de ondergrond van het plangebied. Er is echter wel een kans dat bij werkzaamheden resten van schepen of (delen van) hun lading worden aangetroffen. Resten waarnaar niet gericht met de boor gezocht kan worden en die meer kans hebben op ontdekking bij voldoende diepreikende graafwerkzaamheden. De stadsarcheoloog van de gemeente Almere dient e.e.a. conform het in de Monumentenwet 1988 gestelde, bij ontdekking van mogelijke resten onmiddellijk op de hoogte gebracht te worden zodat advies over eventuele nadere acties kan worden uitgebracht.. 7.

(8) Bijlage 1: Programma van Eisen Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Programma van Eisen (PvE) voor archeologisch vooronderzoek Opgesteld door:. J. Huisman. Datum: Bijlage bij brief / mail / fax nummer: Bijlage:. 29;11;2004 Opdrachtgunning d.d. 29;11;2004 Geen. Plangebied: Deelgebied(en): Omvang te onderzoeken gebied in ha:. 3Z8 NBC Oostvaardersplassen. Ten behoeve van*:. bestemmingsplan artikel 19 WRO lid 1 artikel 19 WRO lid 2. 500 m². artikel 19 WRO lid 3 anders, namelijk: voorontwerp inrichtingsplan Het gaat om onderzoeksfase*: Verkennend onderzoek (fase 1) Karterend onderzoek (fase 2) _________________________________________________________________________________ Doelstelling De gemeente streeft naar het behoud van een representatief deel van haar behoudenswaardige archeologisch erfgoed in situ door middel van planinpassing, waar nodig aangevuld met andere maatregelen. Om dit te kunnen realiseren laat de gemeente in geval van ruimtelijke ontwikkelingen tijdig archeologische waarden in kaart brengen. Het gaat met name om in principe behoudenswaardige archeologische vindplaatsen van (inter )nationaal belang, te weten steentijdvindplaatsen en scheepswrakken uit historische tijden. In Almere zijn de steentijdvindplaatsen te verwachten op en in het pleistocene oppervlak waarvan de top in het algemeen op een diepte van minimaal 2 meter ten opzichte van het maaiveld ligt. Onderzoeksmethodiek Het archeologisch onderzoek dient aan te sluiten aan de KNA (2:0: processen VS01, VS03, DS02, DS03, OS00, OS01, OS09, OS12, OS14, RS01, RS06). Per onderzoeksfase zijn de eisen concreet: Verkennend en karterend onderzoek (fase 1&2) Gezien de beperkte omvang van het plangebied, ca 0,5 ha., zullen het verkennend en het karterend onderzoek (respectievelijk fase 1 en fase 2) tegelijkertijd worden uitgevoerd. In het. 8.

(9) volledige plangebied zal in een grid van 20 x 25 meter met een aqualock boringen, met een diameter van 5 cm, worden gezet. Bij deze boordichtheid zullen er maximaal 30 boringen worden gezet in het plangebied. Van elke boring wordt de diepteligging van de top van het dekzand ten opzichte van het maaiveld en NAP bepaald. Per boring wordt de aard van het sediment boven het pleistocene dekzand, de grens tussen het dekzand en het afdekkend sediment, evenals de bodem in het dekzand beschreven. De top van het dekzand (minimaal bovenste 20 cm) wordt bemonsterd en gespoeld met kraanwater over een zeef met een maaswijdte van 1 mm2. Het residue wordt genummerd en onder binoculair met opvallend licht bekeken op archeologische indicatoren. Deze indicatoren worden gescheiden bij het residu bewaard.. Voor dit onderzoek geldt tevens het volgende: De x en y coördinaten van de boorpunten dienen vastgelegd te worden in het RD net, waarbij de maximale toegestane afwijking 0.05 meter is; Z waarde van de top van het dekzand moeten worden vastgelegd ten opzicht van het maaiveld en NAP, waarbij de maximale toegestane afwijking 0.05 meter is; De boorkern van Aqualockboringen worden beschreven volgens standaard boorbeschrijving van TNO/NITG. Producten Boorbeschrijvingen in Excel De boorgegevens worden in een Excel spreadsheet (analoog en digitaal) geleverd, waarbij de kolommenindeling zoals aangegeven in de bijlage worden aangehouden (in verband met aansluiting op ons Archeologisch Informatiesysteem). In het Excel spreadsheet worden de volgende gegevens opgenomen: Projectcode van het plangebied (aan te leveren door de gemeente); Boornummer (geheel positief getal; unieke nummers en doorlopende nummering). Dus ook misboringen worden in het Excel bestand opgenomen en als misboring gespecificeerd; X en Y coördinaten per boring, vastgelegd in RD net, 2 decimalen achter de komma, maximale afwijking 0,05 meter; NAP waarde huidige maaiveld in cm; Z waarde top dekzand vastgelegd ten opzichte van het huidige maaiveld in cm.; NAP waarde top dekzand in cm.; Einde boring in cm; Aangetroffen bodemhorizonten in het dekzand (geldt voor Aqualock en gutsboringen); Afdekkend bodemmateriaal (geldt voor Aqualock en gutsboringen); Kenmerken van de overgang naar het dekzand (geleidelijk; scherp; geldt voor Aqualock en gutsboringen); Archeologische indicatoren; Overige gegevens onderzoek aan te geven op een door u te ontwikkelen legenda formulier: Omvang onderzocht gebied in ha; CIS nummer; Aantal geplaatste boringen; Periode van uitvoering onderzoek; Status tabellen boorgegevens (concept; definitief) Fase van het onderzoek (1=verkennend; 2=karterend; 3=waarderend; 4=aanvullend); Indien relevant: motivering delen van het onderzoeksgebied waar geen onderzoek is uitgevoerd; Gebruikt type boor en diameter (in cm.) daarvan; Uitleg tabelstructuur boorgegevens; Betekenis codering gebruikt in de tabel met boorgegevens;. 9.

(10) Opmerkingen, waarin eventuele afwijkingen ten aanzien van de opdracht worden verantwoord. Residuen boormonsters De residuen van de boormonsters worden gelijktijdig geleverd met het kaartmateriaal en de analoge boorgegevens. Elk zeefresidu wordt afzonderlijk verpakt met vondstkaartje waarop tenminste: Code plangebied, conform PvE; Boornummer (moet identiek zijn met boornummer op de kaart en in het excell bestand); Datum boring; Fase onderzoek, zoals gespecificeerd door de gemeente in het PvE. Personeel Uit uw offerte moet blijken welke deskundigheid u in welke persoon wilt inzetten voor de verschillende werkzaamheden, waarbij aangesloten wordt op de voorwaarden die de KNA (2:0) hiervoor voorschrijft. Van de in te zetten personen ontvangen wij graag een cv waaruit de vereiste deskundigheid blijkt. Organisatie De concrete invulling van het karterend onderzoek zal op basis van de resultaten van de voorafgaande fase van het onderzoek, in overleg vanwege de gemeente worden bepaald en schriftelijk worden vastgelegd in een zogenaamde specificatie van voorliggend programma van eisen. De uiteindelijke kosten voor het gehele onderzoek zullen worden berekend op basis van het daadwerkelijke aantal geplaatste boringen en de daarover overeen te komen prijsafspraken. Hierbij geldt dat er minimaal 1 boring en maximaal 2 boringen afgenomen zullen worden. Eventuele nieuwe verrekenprijzen zijn eerst van toepassing na voorafgaande en schriftelijke goedkeuring van de opdrachtgever. Eventuele afspraken met betrekking tot meerwerk kunnen uitsluitend schriftelijk en vooraf worden overeengekomen. Facturering dient te geschieden op basis van een gespecificeerde declaratie aan de Gemeente Almere, afdeling DMO/afdeling Kunst & Cultuur/ Archeologie. De toestemming om de te onderzoeken terreinen te betreden wordt vanwege de gemeente geregeld. Het moment waarop de terreinen geschikt zijn voor het uitvoeren van onderzoek valt in de periode december 2004. De toestemming om de te onderzoeken terreinen te betreden wordt vanwege de gemeente geregeld. Bij eventuele gunning ontvangt u van de gemeente schriftelijk nadere informatie over de toegankelijkheid van het onderzoeksgebied. Tijdens het onderzoek onderhoudt u contact via de contactpersoon van de gemeente over de voortgang van het onderzoek.. Indien op enig moment blijkt dat de veronderstellingen en uitgangspunten van uw offerte, onjuist blijken te zijn of dienen te worden bijgesteld, zal u hieromtrent onverwijld schriftelijk mededeling doen aan de opdrachtgever. Periode van uitvoering Om de resultaten van het onderzoek optimaal in het planvormingsproces te kunnen betrekken, dienen zij uiterlijk december 2004 in ons bezit te zijn.. 10.

(11) Het exacte tijdstip van uitvoering van het onderzoek wordt in overleg met de gemeente nader bepaald en is tevens afhankelijk van afspraken omtrent het grondgebruik. Beoordelingscriteria offerte Doorslaggevend bij de beoordeling van uw offerte is de prijs – kwaliteit verhouding. Onder kwaliteit verstaan wij volledigheid, helderheid, aansluiting op de KNA (2.0) en op het PvE, en – in het bijzonder – inzicht in onze problematiek. Daarnaast betrekken wij de periode van uitvoering en van oplevering in de beoordeling van uw offerte.. 11.

(12) Standaardkleuren archeologische indicatoren Geel Rood Blauw Paars Groen Grijze ring Zwarte ring Wit. Bot Verbrand Bot Vuursteen, mogelijk antropogeen Vuursteen, antropogeen Aardewerk Houtskool Veel houtskool Geen archeologisch materiaal. Databasestructuur Excelspreadsheat boorgegevens Volgorde Titel kolom 1 Projectcode 2 Boring 3 X coordinaat 4 Y coordinaat 5 Top pleistoceen 6 NAP maaiveld 7 NAP pleistoceen 8 Einde boring 9 Horizonten 10 Afdekkend materiaal 11 Aard bovengrens 12 HK 13 VST mogelijk antropogeen 14 VST antropogeen 15 AW 16 Bot 17 Verbrand bot 18 Opmerkingen. Toelichting bij de in te voeren informatie Projectcode, aan te leveren door opdrachtgever Boornummer X coordinaat Y coordinaat Diepte van het pleistocene dekzand t.o.v. maaiveld Hoogte van het maaiveld t.o.v. het NAP Hoogte van het pleistocene dekzand t.o.v. het NAP Totale diepte van de boring Bodemprofiel, indien beschikbaar Grondsoort dat bovenop het pleistocene dekzand is waargenomen Overgangstraject van het afdekkend materiaal naar het pleistocene dekzand, 1=1 cm., 2=2 cm. enz. 9=erosief Houtskool Vuursteen Vuursteen Aardewerk Bot Verbrand bot Opmerkingen. 12.

(13) Bijlage 2: Boorstaten. 0V8 0V9. Uitvoering: 1-12-2004 Boortype monstername:Avegaar 14,5 cm Boortype bodemopbouw (top dekzand): Guts 3 cm. AC1 148907,592 492075,322 530 480 1010 730 a/c profiel C2 149050,738 492005,907 350 476 -826 430 c horizont. V K. 1 Monster: 50 cm top Pleistoceen Monster: 50 cm top Pleistoceen, 1 klein stukje vivianiet. Opmerkingen. Aard bovengr.. Afdekkend. Profieltype. Horizonten. Einde boring. NAP Pleist. NAP Mv. Top Pleist.. Y-coord. X-coord. Boring. Projectcode. Oostvaardersplassen. HK Vst AW Bot KS XC 1 1. 0. 0. 1. 1. 1. 1.

(14) Bijlage 3: Tekst voor het bestemmingsplan plangebied 3Z8 NBC Oostvaardersplassen, onderdeel archeologie VOOR DE TOELICHTING VAN HET BESTEMMINGSPLAN 1. Beleidskader. 1.1. Nationaal beleid voor de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en het beheer van het archeologisch erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het archeologisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van ons land. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch geografische en historisch bouwkundige waarden. (Nota Belevedere: Ministeries van OCenW, LNV, VROM en V&W. 1999; Cultuurnota 2001 2004: OCenW). Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992). 1.2 Het beleid van de provincie Flevoland voor de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Het beleid voor de archeologische monumentenzorg van de provincie Flevoland sluit op hoofdlijnen aan op het nationaal beleid voor de AMZ. In haar Nota Archeologiebeleid stelt de provincie dat in rijksbeleid het accent te veel ligt op het behoud, zoals behoud ter plekke, en (te) weinig op archeologie als ruimtelijke kwaliteit en het gebruik ervan als een bouwsteen voor de inrichting van de ruimte (Nota Archeologiebeleid: Provincie Flevoland, 7 juni 2001). In het POP (Provinciaal Omgevingsplan Flevoland 2000 2004) is als essentieel element opgenomen dat in ruimtelijke planvorming rekening gehouden dient te worden met het archeologisch erfgoed en gestreefd moet worden naar behoud ter plaatse door middel van inpassing. Alleen in het uiterste geval, als behoud ter plaatse echt niet lukt, kan worden overgegaan tot archeologische opgravingen. Gemeentelijke plannen worden aan het POP getoetst. 1.3. De Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Almere. De hoofdlijnen van het archeologiebeleid van de gemeente Almere zijn beschreven in De schatkamer van Almere. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Gemeente Almere 2001@2005 (vastgesteld in september 2001). In deze beleidsnota stelt de gemeente zich tot doel om een representatief deel van haar behoudenswaardig archeologisch erfgoed duurzaam in de bodem (in situ) te behouden en bij ruimtelijke planvorming te streven naar inpassing van archeologische waarden. Hiermee sluit de gemeente aan op het rijks en provinciaal beleid voor de Archeologische Monumentenzorg (Nota Belvedere: Ministeries van OCenW, LNV, VROM en V&W. 1999; Cultuurnota 2001 2004: OCenW; Nota Archeologiebeleid: Provincie Flevoland, juni 2001) en op de aanstaande wijziging van de Monumentenwet 1988. Het archeologisch erfgoed van de gemeente Almere omvat steentijdvindplaatsen en scheepswrakken uit historische tijden. In de steentijd was het grondgebied van Almere, evenals de rest van de provincie Flevoland, bewoond. Voor zover wij nu weten woonde men bij voorkeur vlakbij of op de wat hogere delen van het rijk geschakeerde (dekzand)landschap. Dit oude dekzandlandschap verdween geleidelijk door de zeespiegelstijging onder water, waarin sinds de Middeleeuwen schepen zijn vergaan. Deze schepen worden nu weer als scheepswrakken in de polder teruggevonden. Deze scheepswrakken en het oude dekzandlandschap met de bijbehorende bewoningssporen.

(15) zijn in de ondergrond van Almere zeer goed bewaard gebleven. Uniek, niet alleen voor Nederland, maar ook in internationaal opzicht. 2.. Analyse van het plangebied. In de directe omgeving van 3Z8 NBC Oostvaardersplassen bevindt zich 1 terrein dat op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK, 1997) is aangegeven. Het gaat om een terrein van archeologische betekenis (26A/A07). Het betreft hier een pleistocene opduiking waarvan de hoogste delen tot op 4 meter beneden maaiveld reiken. In plangebied 3Z8 NBC Oostvaardersplassen zijn nog geen scheepswrakken bekend. Het is wel denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepswrakken aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Mocht dat het geval zijn, dan dient dat, conform artikel 47, de Monumentenwet 1988, onverwijld aan de stadsarcheoloog van de gemeente gemeld te worden. In 3Z8 NBC Oostvaardersplassen ter locatie van het te realiseren natuurbelevingscentrum heeft de gemeente een archeologisch vooronderzoek laten uitvoeren teneinde de archeologische waarden in kaart te brengen en duurzaam te kunnen beschermen door middel van inpassing in de nieuwe ruimtelijke inrichting, gekoppeld aan planologische bescherming door middel van het bestemmingsplan. Het archeologisch veldonderzoek heeft ter plaatse geen vindplaatsen opgeleverd die op grond van de landelijk geldende kwaliteitscriteria ‘ín principe behoudenswaardig en van internationaal belang’ zijn. Voor de overige delen van 3Z8 NBC Oostvaardersplassen is nog geen archeologische informatie beschikbaar. Hier dient, zodra ontwikkelingen voorgenomen zijn, een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.. 15.

(16) VOOR DE VOORSCHRIFTEN Begripsbepalingen. Archeologisch monument: terrein met 'behoudenswaardige’oudheidkundige resten van (ínter )nationaal belang' dat beschermd is in gevolge de Monumentenwet 1988. Archeologisch waardevol terrein: terrein met ‘behoudenswaardige’ oudheidkundige resten uit de steentijd van ‘(inter)nationaal belang’. Gebied met mogelijke archeologische waarde: gebied waar naar verwachting terreinen met ‘behoudenswaardige’ oudheidkundige resten van ‘(inter)nationaal belang’ voorkomen, maar waar deze nog niet zijn vastgesteld. Bestemmingen en gebruik Artikel NUMMER Gebied met mogelijke archeologische waarde Doeleindenomschrijving De op de kaart voor gebied met mogelijke archeologische waarde aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse te verwachten archeologische waarden. Bouwvoorschriften vanwege de bestemming Gebied met mogelijke archeologische waarde Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen voor de archeologische beroepsgroep, is vastgesteld dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad. Voor zover het oprichten van een bouwwerk kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kunnen burgemeester en wethouder, aan het bepaalde in lid 2, de volgende voorschriften verbinden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Alvorens een besluit te nemen vragen burgemeester en wethouders de provincie schriftelijk om advies. Aanlegvoorschriften Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Gebied met mogelijke archeologische waarde, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voorzover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het ophogen van de bodem;. 16.

(17) het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 4,50 m ten opzichte van het maaiveld (8 m –NAP), waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen; het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen van bos of boomgaard; het verlagen van het waterpeil; het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verbreding of verharding meer bedraagt dan 20% van het totale oppervlak; het aanleggen van ondergrondse transport , energie of telecommunicatie of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren. Het verbod als bedoeld in lid 3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: Het normale onderhoud van de gronden betreffen; Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. Binnen een Gebied met mogelijke archeologische waarde zal de aanlegvergunning alleen worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen voor de archeologische beroepsgroep, is vastgesteld dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan archeologische resten. Aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden gekoppeld: De verplichting tot het nemen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden; De verplichting tot het doen van archeologische opgravingen; De verplichting die tot bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden. De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein waarvoor de aanlegvergunning wordt aangevraagd, naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: De bestemming “Gebied met mogelijke archeologische waarde” van de kaart wordt verwijderd, indien er op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen voor de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld; De bestemming “Gebied met mogelijke archeologische waarde” wordt veranderd in de bestemming “Archeologisch waardevol terrein”, voor gronden waar door archeologisch onderzoek dat voldoet aan de normen voor de archeologische beroepsgroep een of meer Archeologisch waardevolle terreinen zijn vastgesteld. De wijziging wordt niet uitgevoerd dan nadat de provincie schriftelijk om advies is gevraagd.. 17.

(18)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vul met behulp van de grafiek (en/of een rekenmachine) de volgende tabel

[r]

De bevolking trok daarom in deze periode weg uit het onderzoeksgebied, voornamelijk in de richting van het Fries-Groningse kweldergebied (waar de terpdorpen ontstonden). Het

plaats bron ARCHIS Schipborg type vindplaat datering van Grafheuvel, onbepaald tot. gemeente Aa en Hunze Neolithicum: 5300 - 2000 vC IJzertijd: 800 - 12 vC coordinaten toponiem

gemeente Aa en Hunze Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC IJzertijd: 800 - 12 vC toponiem MILITAIR OEFENTERREIN ANLOO E. coordinaten 242230 564660 vondstomstandigheden

Afgaande op de datering van de binnen het plangebied gelegen stroomruggen zouden in principe vindplaatsen vanaf de het neolithicum kunnen worden verwacht, maar aangezien er in

Voor columnist en schrijver Jeroen Olyslaegers mag de komma gewoon blijven. Vandaag heb ik er weer

Oneens, als een deel van de recirculatiestap wordt afgetapt, komt er nog steeds azijnzuur de thermoreactor in, en zal het zich nog