• No results found

T14 Gen 2, T15 Gen 2, P14s Gen 2 en P15s Gen 2 Gebruikershandleiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "T14 Gen 2, T15 Gen 2, P14s Gen 2 en P15s Gen 2 Gebruikershandleiding"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

T14 Gen 2, T15 Gen 2, P14s Gen 2 en P15s Gen 2

Gebruikershandleiding

(2)

Lees dit eerst

Lees het volgende aandachtig door voordat u deze documentatie en het bijbehorende product gebruikt:

• Veiligheid en garantie

• Installatiegids

Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving

Derde uitgave (December 2021)

© Copyright Lenovo 2021.

KENNISGEVING BEGRENSDE EN BEPERKTE RECHTEN: als gegevens of software word(t)(en) geleverd conform een 'GSA'-contract (General Services Administration), zijn gebruik, vermenigvuldiging en openbaarmaking onderhevig aan beperkingen zoals beschreven in Contractnr. GS-35F-05925.

(3)

Inhoud

Uw Lenovo-notebook ontdekken . . . . iii

Hoofdstuk 1. Leer uw computer kennen . . . . 1

Voorkant . . . 1

Zijkant . . . 5

Onderkant . . . 7

Achterkant . . . 8

Specificaties . . . 8

USB-specificaties . . . 8

Hoofdstuk 2. Aan de slag met uw computer . . . 11

Toegang tot netwerken . . . 11

Verbinding maken met Wi-Fi-netwerken . . . 11

Verbinding maken met een bekabeld Ethernet (voor bepaalde modellen) . . . 11

Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen) . . . 11

De vliegtuigstand inschakelen . . . 12

Communiceren met uw computer . . . 12

De sneltoetsen gebruiken . . . 12

Het TrackPoint-aanwijsapparaat gebruiken . . 14

De trackpad gebruiken . . . 15

Het aanraakscherm gebruiken (voor bepaalde modellen) . . . 17

Een extern beeldscherm aansluiten . . . 18

Hoofdstuk 3. Uw computer verkennen . . . 21

Lenovo-apps . . . 21

Slimme functies (voor bepaalde modellen) . . . . 22

Beeldschermkleuren kalibreren (voor bepaalde modellen) . . . 24

Intelligent koelen . . . 25

Energie beheren . . . 25

De status van de batterij controleren . . . 26

De computer opladen. . . 26

De energie-instellingen wijzigen . . . 27

Dockingstation . . . 30

Hoofdstuk 4. De computer en computergegevens beveiligen. . . 35

De computer vergrendelen . . . 35

Aanmelden met uw vingerafdruk (voor bepaalde modellen) . . . 35

Aanmelden met uw gezichts-ID (voor bepaalde modellen) . . . 36

Bescherm uw privacy (voor bepaalde modellen) . . 36

Gegevens beschermen tegen stroomuitval (voor bepaalde modellen) . . . 36

UEFI BIOS-wachtwoorden . . . 37

Wachtwoordtypen . . . 37

Een wachtwoord instellen, wijzigen of verwijderen . . . 38

Uw vingerafdrukken aan wachtwoorden koppelen (voor bepaalde modellen) . . . 39

Hoofdstuk 5. Geavanceerde instellingen configureren . . . 41

UEFI BIOS . . . 41

Het UEFI BIOS-menu openen . . . 41

Navigeren in de UEFI BIOS-interface . . . 41

De systeemdatum en -tijd instellen . . . 41

De opstartvolgorde wijzigen . . . 41

UEFI BIOS bijwerken . . . 42

Een Windows-besturingssysteem en stuurprogramma's installeren . . . 42

Hoofdstuk 6. CRU vervangen . . . 45

CRU-lijst . . . 45

Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen . . . 46

Een CRU vervangen . . . 46

Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2). . . 46

Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2). . . 48

Geheugenmodule (voor bepaalde modellen) . . 50

(4)

Hoofdstuk 7. Help en

ondersteuning . . . 65

Veelgestelde vragen . . . 65 Foutberichten . . . 66 Fouten waarbij er een geluidssignaal klinkt . . . . 67 Zelfhulpbronnen . . . 68 Windows-label . . . 69 Lenovo bellen . . . 69

Voordat u contact opneemt met Lenovo . . . 69 Klantsupportcentrum van Lenovo . . . 71 Aanvullende services aanschaffen . . . 72

Bijlage A. Informatie over naleving . . 73 Bijlage B. Kennisgevingen en

handelsmerken . . . 77

(5)

Uw Lenovo-notebook ontdekken

Hartelijk dank dat u hebt gekozen voor een Lenovo®-notebook. We streven ernaar u de beste oplossing te bieden.

Lees de volgende informatie door voordat u begint met de rondleiding:

• De afbeeldingen in dit document kunnen er anders uitzien dan uw product.

• Afhankelijk van het model zijn bepaalde optionele accessoires, voorzieningen, softwareprogramma's en instructies voor de gebruikersinterface mogelijk niet van toepassing op uw computer.

• De inhoud van de documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. Verkrijg de nieuwste documentatie op https://pcsupport.lenovo.com.

(6)
(7)

Hoofdstuk 1. Leer uw computer kennen

De ThinkPad T14 Gen 2 en de ThinkPad P14s Gen 2 kunnen met verschillende microprocessors worden geleverd, namelijk Intel® en Advanced Micro Devices (AMD). De ThinkPad T15 Gen 2 en de ThinkPad P15s Gen 2 worden geleverd met Intel-microprocessors. Intel-modellen en AMD-modellen worden gebruikt om computermodellen met verschillende microprocessors te onderscheiden.

Voorkant

T14 Gen 2 en P14s Gen 2

(8)

RFID-label1 Vingerafdruklezer*

Trackpad NFC-label (Near Field Communication)*

TrackPoint-knoppen Luidspreker

* voor bepaalde modellen

1 voor bepaalde Intel-modellen T15 Gen 2 en P15s Gen 2

(9)

Microfoon* IR-camera*/Camera*

Privacyschuif voor webcam* Aanraakscherm*

Aan/uit-knop TrackPoint-aanwijsknopje

Vingerafdruklezer* Trackpad

NFC-label* TrackPoint-knoppen

Luidspreker

* voor bepaalde modellen

Privacyschuif voor webcam

Verschuif het privacyschuifje van de webcam om de cameralens te openen of te sluiten. Deze voorziening is bedoeld om uw privacy te beschermen.

Aan/uit-knop

Druk om de computer in te schakelen of om de computer in de slaapstand te zetten.

Als u de computer wilt uitschakelen, opent u het menu Start, klikt u op het Aan/uit en klikt u vervolgens op Afsluiten.

Het lampje in de aan/uit-knop geeft de systeemstatus van uw computer aan.

• Knippert drie keer: de computer wordt voor de eerste keer aangesloten op voeding.

• Aan: de computer staat aan.

• Uit: de computer staat uit of staat in de sluimerstand.

• Snel knipperend (voor Intel-modellen): de computer gaat naar de sluimerstand of naar de slaapstand.

• Snel knipperend (voor AMD-modellen): de computer gaat naar de sluimerstand of naar de slaapstand.

• Knippert langzaam: de computer staat in de slaapstand.

Verwante onderwerpen

(10)
(11)

Zijkant

Intel-modellen

USB-C®-voedingsaansluiting

(Thunderbolt™ 4) USB-C-aansluiting (Thunderbolt 4)

USB 3.2-aansluiting Gen 1 HDMI™-aansluiting

Audioaansluiting MicroSD-kaartsleuf

Sleuf voor smartcard* Always On USB 3.2 Gen 1-aansluiting

Ethernet-aansluiting * Sleuf voor veiligheidsslot

* voor bepaalde modellen

(12)

AMD-modellen

USB-C-voedingsaansluiting (3.2 Gen 2) USB-C-aansluiting (3.2 Gen 2)

USB 3.2-aansluiting Gen 1 HDMI-aansluiting

Audioaansluiting MicroSD-kaartsleuf

Sleuf voor smartcard* Always On USB 3.2 Gen 1-aansluiting

Ethernet-aansluiting Sleuf voor veiligheidsslot

* voor bepaalde modellen Verwante onderwerpen

• 'USB-specificaties' op pagina 8

• 'De computer opladen' op pagina 26

• 'Een extern beeldscherm aansluiten' op pagina 18

• 'Een microSD-kaart of smartcard gebruiken (voor bepaalde modellen)' op pagina 28

• 'Verbinding maken met een bekabeld Ethernet (voor bepaalde modellen)' op pagina 11

• 'De computer vergrendelen' op pagina 35

(13)

Onderkant

T14 Gen 2 en P14s Gen 2

T15 Gen 2 en P15s Gen 2

Noodresetgaatje Afvoergat toetsenbord

(14)

Afvoergat toetsenbord

Laat vloeistof uit uw computer lopen als u per ongeluk vloeistof op het toetsenbord morst.

WAARSCHUWING:

Wanneer de computer wordt gebruikt, moet deze worden geplaatst op een hard en vlak oppervlak waarbij de onderkant niet in contact komt met de huid van de gebruiker. Onder normale

gebruiksomstandigheden zal de temperatuur van de onderkant binnen een aanvaardbaar bereik blijven zoals bepaald in IEC 62368-1, maar dergelijke temperaturen kunnen nog steeds hoog genoeg zijn om de gebruiker ongemak of letsel te bezorgen bij rechtstreeks contact gedurende meer dan één minuut per keer. Daarom wordt het aanbevolen dat gebruikers langdurig rechtstreeks contact met de onderkant van de computer vermijden.

Achterkant

Nano-SIM-kaartlade*

* voor bepaalde modellen Verwant onderwerp

'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11

Specificaties

Ga voor gedetailleerde specificaties van uw computer naar https://psref.lenovo.com.

USB-specificaties

Opmerking: Afhankelijk van uw model zijn sommige USB-aansluitingen mogelijk niet beschikbaar op uw computer.

(15)

Naam van aansluiting Beschrijving

USB 3.2-aansluiting Gen 1

Sluit USB-compatibele apparaten aan, zoals een USB-toetsenbord, USB-muis, USB-opslagapparaat of USB-printer.

• USB-C-aansluiting (3.2 Gen 2)

• USB-C-aansluiting (Thunderbolt 4)

• USB-C-apparaten opladen met de uitvoerspanning en stroom van 5 V en 1,5 A.

• Een extern beeldscherm aansluiten:

– Intel-modellen:

– USB-C naar VGA: maximaal 1920 x 1200 pixels, 60 Hz – USB-C naar DP: maximaal 5120 x 3200 pixels, 60 Hz – AMD-modellen:

– USB-C naar VGA: maximaal 1920 x 1200 pixels, 60 Hz – USB-C naar DP: maximaal 5120 x 2880 pixels, 60 Hz

• USB-C-accessoires aansluiten om de functionaliteit van uw computer uit te breiden. Als u USB-C-accessoires wilt kopen, gaat u naar https://www.lenovo.com/accessories.

Verklaring op USB overdrachtssnelheid

Afhankelijk van vele factoren, zoals de verwerkingscapaciteit van de host en randapparaten, bestandseigenschappen en andere factoren die betrekking hebben op de systeemconfiguratie en gebruiksomgevingen, kan de feitelijke overdrachtssnelheid met behulp van de verschillende USB- aansluitingen op dit apparaat variëren en langzamer zijn dan de opgegeven gegevenssnelheid voor elk onderstaand overeenkomstig apparaat.

USB-apparaat Gegevenssnelheid (Gbit/s)

3.2 Gen 1 / 3.1 Gen 1 5

3.2 Gen 2 / 3.1 Gen 2 10

3.2 Gen 2 × 2 20

Thunderbolt 3 40

(16)
(17)

Hoofdstuk 2. Aan de slag met uw computer

Toegang tot netwerken

In dit gedeelte vindt u hulp om een verbinding tot stand te brengen met een draadloos of bekabeld netwerk.

Verbinding maken met Wi-Fi-netwerken

Klik op het netwerkpictogram in het Windows®-systeemvak en selecteer een netwerk om verbinding te maken. Verstrek, indien nodig, de vereiste informatie.

Verbinding maken met een bekabeld Ethernet (voor bepaalde modellen)

Maak met een Ethernet-kabel een verbinding tussen uw computer en een lokaal netwerk via de Ethernet- aansluiting op uw computer.

(18)

2. Steek een uitgevouwen paperclip in het gaatje in de lade 1. De lade werpt de SIM-kaart uit. Schuif vervolgens de lade voorzichtig uit de computer. Plaats een nieuwe nano-SIM-kaart in de lade 2, met de metalen contactpunten naar beneden. Duw de kaart in de sleuf voor de nano-SIM-kaart totdat u hoort dat hij vastklikt 3.

3. Zet de computer aan.

4. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak van Windows en selecteer vervolgens het pictogram van het mobiele netwerk in de lijst.

5. Verstrek indien nodig de vereiste informatie.

De vliegtuigstand inschakelen

Als de vliegtuigstand is ingeschakeld, zijn alle functies voor draadloze communicatie uitgeschakeld.

1. Klik op het pictogram van het Actiecentrum in het systeemvak van Windows.

2. Klik op Vliegtuigstand om de Vliegtuigstand in of uit te schakelen.

Communiceren met uw computer

Uw computer biedt verschillende manieren om op het beeldscherm te navigeren.

De sneltoetsen gebruiken

Met de speciale toetsen op het toetsenbord kunt u effectiever werken.

+

Activeer de speciale functie die als pictogram op elke toets is afgebeeld, of activeer de standaardfunctie van de functietoetsen F1-F12.

FnLock-lampje aan: standaardfunctie FnLock-indicator uit: speciale functie Luidsprekers in-/uitschakelen

Volume verlagen

Volume verhogen

Microfoon in-/uitschakelen

Beeldscherm donkerder maken

(19)

Externe beeldschermen beheren

Draadloos in-/uitschakelen

Meldingscentrum openen/samenvouwen

Binnenkomende oproepen aannemen in Microsoft Teams®

Binnenkomende oproepen afwijzen in Microsoft Teams

De app Vantage openen. U kunt de functie van deze toets aanpassen in de app Vantage.

+

Open de rekenmachine (alleen voor T15 Gen 2 en P15s Gen 2)

+

De computer in de slaapstand zetten (geldt alleen voor T15 Gen 2 en P15s Gen 2)

+

Knipprogramma openen

+

Achtergrondverlichting toetsenbord in-/uitschakelen

+

Onderbrekingsbewerking

+

Pauzebewerking

+

Door de inhoud bladeren

+

Systeemaanvraag verzenden

+

Slaapstand inschakelen

Druk op de Fn of de aan/uit-knop om de computer uit de slaapstand te halen.

Als uw computer is geleverd met een ePrivacy-scherm, drukt u op Fn+D om de

(20)

Het TrackPoint-aanwijsapparaat gebruiken

Met het TrackPoint-aanwijsapparaat kunt u alle functies van een traditionele muis uitvoeren, zoals het aanwijzen, klikken en bladeren.

Het TrackPoint-aanwijsapparaat gebruiken

TrackPoint-aanwijsknopje

Gebruik uw vinger om parallel aan het toetsenbord druk uit te oefenen op het antislipdopje van het

aanwijsknopje. De aanwijzer op het scherm wordt dienovereenkomstig verplaatst. Hoe meer druk u uitoefent, hoe sneller de aanwijzer beweegt.

TrackPoint-knoppen

De linker- en rechterklikknop corresponderen met de linker- en rechterknoppen van een traditionele muis.

Houd de gestippelde middelste knop ingedrukt terwijl u met uw vinger in de verticale of horizontale richting druk uitoefent op het aanwijsknopje. Vervolgens kunt u door het document, de website of apps bladeren.

Het TrackPoint-aanwijsapparaat uitschakelen

Het TrackPoint-aanwijsapparaat is standaard ingeschakeld. Het apparaat uitschakelen:

1. Open het menu Start en klik dan op Instellingen ➙ Apparaten ➙ Muis.

2. Volg de aanwijzingen op het scherm om TrackPoint uit te schakelen.

(21)

Het dopje van het aanwijsknopje vervangen

Opmerking: Zorg ervoor dat het nieuwe dopje groeven heeft a.

De trackpad gebruiken

U kunt de trackpad gebruiken om alle aanwijs-, klik- en bladerfuncties van een traditionele muis uit te voeren.

De trackpad gebruiken

Linkerklikgebied Rechterklikgebied

(22)

De aanraakbewegingen gebruiken

Tik één keer om een item te selecteren of te openen. Tik twee keer snel om een snelmenu weer te geven.

Zoom in of uit met twee vingers. Blader door items.

Open de taakweergave om alle geopende vensters te bekijken.

Geef het bureaublad weer.

Opmerkingen:

• Als u twee of meer vingers gebruikt, moet u ervoor zorgen dat uw vingers enigszins uit elkaar staan.

• Sommige gebaren zijn niet beschikbaar als de laatste actie met het TrackPoint-aanwijsapparaat is uitgevoerd.

• Sommige gebaren zijn alleen beschikbaar als u bepaalde toepassingen gebruikt.

• Als er olie op het oppervlak van de trackpad zit, zet dan eerst de computer uit. Veeg daarna het oppervlak van de trackpad schoon met een zachte, pluisvrije doek die vochtig is gemaakt met lauw water of

reinigingsmiddel voor computers.

Raadpleeg voor meer bewegingen de Help-informatie van het aanwijsapparaat.

De trackpad uitschakelen

Standaard is de trackpad ingeschakeld. Het apparaat uitschakelen:

1. Open het menu Start en klik Instellingen ➙ Apparaten ➙ Touchpad.

2. In de sectie Touchpad de Touchpad uitschakelen.

(23)

Het aanraakscherm gebruiken (voor bepaalde modellen)

Als het beeldscherm van uw computer de multitouch-functie ondersteunt, kunt u met eenvoudige aanraakbewegingen op het scherm navigeren.

Opmerking: Sommige gebaren zijn mogelijk niet beschikbaar als u bepaalde toepassingen gebruikt.

Tik één keer om één keer te klikken Tik twee keer snel om te dubbelklikken

Tik en houd vast om met de rechtermuisknop te klikken Schuif om door voorwerpen te bladeren

Uitzoomen Inzoomen

Veeg vanaf links: alle geopende vensters weergeven Veeg vanaf rechts: het actiecentrum openen

(24)

Kort met uw vinger omlaag vegen: de titelbalk weergeven Omlaag vegen: de huidige app sluiten

Slepen

Onderhoudstips:

• Zet de computer uit voordat u het aanraakscherm schoonmaakt.

• Verwijder met een droge, zachte en pluisvrije doek of met een stuk absorberend katoen vingerafdrukken of stof van het aanraakscherm. Gebruik geen oplosmiddelen.

• Het aanraakscherm is gemaakt van glas met daaroverheen een plastic folie. Oefen nooit druk uit op of plaats geen metalen voorwerp op het scherm omdat het multitouch-scherm beschadigd of defect kan raken.

• Voer geen handelingen op het scherm uit met nagels of vingers in handschoenen of dode voorwerpen.

• Kalibreer de nauwkeurigheid van de vinger regelmatig om discrepanties te voorkomen.

Een extern beeldscherm aansluiten

Sluit uw computer aan op een projector of een beeldscherm om presentaties te geven of om uw werkruimte uit te breiden.

Aansluiten op een bekabeld beeldscherm

Als uw computer het externe beeldscherm niet kan detecteren, klikt u met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte op het bureaublad en klikt u vervolgens op beeldscherminstellingen. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm om het externe scherm te detecteren.

In de volgende tabel staat de ondersteunde maximale resolutie van het externe beeldscherm.

(25)

Het externe beeldscherm aansluiten op Ondersteunde resolutie

de USB-C-aansluiting (Thunderbolt 4) (alleen voor Intel-modellen) Maximaal 5120 x 3200 pixels/60 Hz de USB-C-aansluiting (3.2 Gen 2) (voor AMD-modellen) Maximaal 5120 x 2880 pixels/60 Hz

de HDMI-aansluiting Maximaal 3840 x 2160 pixels/60 Hz

Opmerkingen: De HDMI-aansluiting ondersteunt standaard de HDMI 2.0-norm. Als u een extern

beeldscherm via de HDMI-aansluiting op uw computer aansluit met een HDMI 1.4-kabel werkt het externe beeldscherm mogelijk niet. Voer in dat geval een van de volgende handelingen uit:

• Gebruik een gekwalificeerde HDMI 2.0-kabel in plaats van een HDMI 1.4-kabel.

• Wijzig de HDMI-standaard van de HDMI-aansluiting van 2.0 naar 1.4. Als u de HDMI-standaard wilt wijzigen, ga naar het UEFI BIOS-menu (zie 'Het UEFI BIOS-menu openen' op pagina 41) en configureer HDMI Mode Select in het menu Config.

Verbinding maken met een draadloos beeldscherm

Als u een draadloos beeldscherm wilt gebruiken, zorg dan dat uw computer en het externe beeldscherm de functie Miracast® ondersteunen.

Druk op de + en selecteer vervolgens een draadloos beeldscherm om verbinding mee te maken.

De weergavemodus van het beeldscherm instellen

Druk op of op en selecteer vervolgens de gewenste weergavemodus.

Beeldscherminstellingen wijzigen

1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gebied op het bureaublad en selecteer beeldscherminstellingen.

2. Selecteer het beeldscherm dat u naar uw eigen voorkeur wilt configureren en wijzigen.

U kunt de instellingen voor zowel het computerscherm als het externe beeldscherm wijzigen. U kunt bijvoorbeeld bepalen welk scherm het hoofdscherm is en welke het secundaire beeldscherm is. U kunt ook de resolutie en oriëntatie wijzigen.

(26)
(27)

Hoofdstuk 3. Uw computer verkennen

Lenovo-apps

Dit gedeelte bevat een inleiding over de Vantage- en Lenovo Quick Clean-apps.

De Vantage-app

De vooraf geïnstalleerde Vantage-app is een aangepaste oplossing waarmee u uw computer kunt onderhouden met automatische updates en oplossingen, hardware-instellingen kunt configureren en gepersonaliseerde ondersteuning kunt krijgen.

Om toegang te krijgen tot de Vantage-app, typt u Vantage in het Windows zoekveld.

Belangrijke functies Met de Vantage-app kunt u:

• Eenvoudig de status van het apparaat te weten komen en pas apparaat-instellingen aan.

• Download en installeer updates voor UEFI BIOS, firmware en stuurprogramma's om uw computer up-to- date te houden.

• Controleer de status van uw computer en beveilig uw computer tegen externe bedreigingen.

• De computerhardware scannen en de oorzaak van hardwareproblemen opsporen.

• De garantiestatus van de computer opzoeken (online).

• Toegang krijgen tot de Gebruikershandleiding en nuttige artikelen.

Opmerkingen:

• De beschikbare functies variëren, afhankelijk van het computermodel.

• De Vantage-app werkt regelmatig de functies bij om uw ervaring met de computer te verbeteren. De beschrijving van voorzieningen kan verschillen van die op uw daadwerkelijke gebruikersinterface.

Lenovo Quick Clean

Afhankelijk van het model biedt uw computer mogelijk ondersteuning voor de functie Lenovo Quick Clean.

De voorgeïnstalleerde Lenovo Quick Clean stelt u in staat om het toetsenbord, scherm, trackpad en TrackPoint-aanwijsapparaat tijdelijk uit te schakelen voor reiniging.

(28)

Slimme functies (voor bepaalde modellen)

Mogelijk is Glance by Mirametrix® vooraf op uw computer geïnstalleerd. Glance kan bewegingen van uw hoofd via de camera vastleggen en uw computer zo slimmer en efficiënter maken.

Glance by Mirametrix openen

Typ Glance in het Windows-zoekvak en druk op Enter.

Opmerking: Als Glance is verwijderd, kunt u dit aanvragen via https://support.lenovo.com/contactus.

De belangrijkste functies verkennen

Afhankelijk van uw model zijn sommige functies mogelijk niet beschikbaar op uw computer.

• Privacy beschermen

– Presence Detection: Zorg dat uw computer actief blijft wanneer deze in gebruik is en vergrendel de computer automatisch wanneer u uw hoofd buiten het bereik van de camera beweegt.

– Privacy Alert: Wanneer iemand over uw schouder meekijkt, verschijnt er een waarschuwingspictogram op het computerscherm.

– Privacy Guard: Wanneer iemand over uw schouder meekijkt, wordt het scherm wazig gemaakt. Druk op Alt+F2 om dit effect te annuleren.

(29)

– Smart Display: Het scherm wordt wazig gemaakt als u er niet naar kijkt. Alle schermen worden wazig gemaakt als u naar geen enkel scherm kijkt. Druk op Alt+F2 om dit effect te annuleren.

Opmerking: Als uw computer wordt geleverd met een ePrivacy-scherm, kan deze met Glance werken voor een betere privacybescherming. Ga voor nadere details naar https://support.lenovo.com/us/en/videos/

vid500144.

• Productiviteit verhogen

– Snap Window: Wanneer u een venster op het ene scherm selecteert en uw gezicht naar een ander scherm draait, wordt het venster automatisch vastgezet bovenaan in het midden van het scherm waar u naar kijkt.

(30)

Opmerking: Venster vastmaken en Slimme aanwijzer werken alleen als externe beeldschermen op de computer zijn aangesloten. Zorg dat de externe beeldschermen op dezelfde hoogte zijn geplaatst als uw computer.

• Digitaal welzijn bevorderen

– Posture check: U wordt eraan herinnerd uw houding te wijzigen zodra u naar het scherm toe buigt.

– 20/20/20 Alert: Herinnert u eraan dat u om de 20 minuten 20 seconden van het scherm moet wegkijken om uw ogen rust te geven.

Beeldschermkleuren kalibreren (voor bepaalde modellen)

De standaardvoorziening Beeldschermkleuren kalibreren is vooraf geïnstalleerd op computermodellen met het programma X-Rite Color Assistant. Met deze functie kunt u kleurbeelden of grafische elementen zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijk bedoelde kleuren op het beeldscherm weergeven.

Bij computers met de standaardfunctie voor kleurkalibratie zijn de kleurprofielen vooraf geïnstalleerd. U kunt naar wens heen en weer schakelen tussen de verschillende kleurprofielen:

1. Klik op het driehoekige pictogram in het systeemvak van Windows om verborgen pictogrammen weer te geven. Daarna klikt u met de rechtermuisknop op het .

2. Volg de aanwijzingen op het scherm om het gewenste profiel te selecteren.

Lenovo biedt als kleurprofielen als back-up in de Lenovo Cloud. In de volgende situaties moet u mogelijk

(31)

• Als een kleurprofiel verloren of beschadigd is geraakt, wordt een herinnering weergegeven om de kleurprofielen te herstellen. Klik op Yes in het venster met de herinnering en de kleurprofielen worden automatisch vanuit de Lenovo Cloud hersteld.

• Als het beeldscherm is vervangen door een door Lenovo geautoriseerde serviceprovider, doet u het volgende om de nieuwe kleurprofielen te installeren:

1. Sluit uw computer aan op het netwerk en sluit het programma X-Rite Color Assistant.

2. Ga naar C:\Program files (x86)\X-Rite Color Assistant en zoek het ProfileUpdaterForDisplayReplacement.exe-bestand.

3. Dubbelklik op het EXE-bestand. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm voor het invoeren van het serienummer van het beeldscherm en klik op Verzenden.

Opmerking: Wanneer de nieuwe kleurprofielen zijn geïnstalleerd, wordt een venster weergegeven.

Intelligent koelen

Met de functie Intelligent koelen kunt u de snelheid van de ventilator, de temperatuur en de prestaties van de computer aanpassen. Deze functie werkt standaard in de automatische werkstand. Druk op Fn+T om tussen de handmatige werkstand en de automatische werkstand te schakelen.

Handmatige werkstand

• Stille modus: het minste ventilatorgeluid

• Gebalanceerde modus: een goed evenwicht tussen prestaties en ventilatorgeluid

• Prestatiemodus: de hoogste prestaties en een gemiddeld ventilatorgeluid

met netvoeding met batterijvoeding

Selecteer de gewenste modus als volgt:

1. Klik in het systeemvak van Windows op het batterijstatuspictogram.

2. Beweeg de schuifregelaar naar links of rechts om de gewenste modus te selecteren.

Automatische modus (voor Intel-modellen)

• Automatische batterijmodus: automatisch schakelen tussen de stille modus en de batterijmodus op basis van de hoeveelheid systeemactiviteit.

• Automatische prestatiemodus: automatisch schakelen tussen de stille modus, gebalanceerde modus

(32)

De status van de batterij controleren

Klik op het batterijpictogram in het Windows-systeemvak om snel de batterijstatus te controleren, het huidige energiebeheerschema te bekijken en de batterij-instellingen te openen. Raadpleeg de Vantage-app voor meer informatie over de batterij.

De computer opladen

Netvoeding gebruiken

Voedingsbron van de voedingsadapter:

• Vermogen: 45 W of 65 W (afhankelijk van het model)

• Sinus-invoer bij 50 tot 60 Hz

• Ingangsspanning van de netvoedingsadapter: 100 tot 240 VAC, 50 tot 60 Hz

Wanneer u merkt dat de batterij bijna leeg is, moet u de batterij opladen door uw computer aan te sluiten op de netvoeding met de meegeleverde voedingsadapter. De voedingsadapter van 65 W ondersteunt de functie voor snel opladen en de batterij wordt in ongeveer één uur 80% opgeladen wanneer de computer is

uitgeschakeld. De werkelijke oplaadtijd is afhankelijk van de batterijgrootte, de fysieke omgeving en of u de computer al dan niet gebruikt.

Opmerkingen: Voor een maximale werkingsduur van de batterij:

• Gebruik de batterij totdat de lading volledig is verbruikt en laad de batterij volledig opnieuw op voordat u deze weer in gebruik neemt. Als de batterij helemaal is opgeladen, moet u de lading laten teruglopen tot 94% of lager voordat u deze opnieuw oplaadt.

• De levensduur van de batterij kan worden geoptimaliseerd op basis van uw gebruik. Na langere perioden van beperkt gebruik is het mogelijk dat de volle capaciteit van de batterij pas beschikbaar is nadat u deze hebt ontladen tot 20% volledig opnieuw hebt opgeladen. Meer informatie vindt u in het gedeelte over energie van de Vantage-app.

(33)

De oplaadfunctie van P-to-P 2.0 (Peer to Peer 2.0) gebruiken

Beide USB-C aansluitingen op de computer zijn voorzien van de exclusieve P-to-P 2.0-oplaadfunctie van Lenovo. Als u deze functie wilt gebruiken, moeten Always On USB en Charge in Battery Mode op uw computers zijn ingeschakeld in UEFI BIOS, zodat de functie ook werkt wanneer de computers uit of in de sluimerstand staan.

Always On USB en Charge in Battery Mode inschakelen:

1. Druk op F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

2. Klik op Config ➙ USB en schakel vervolgens Always On USB en Charge in Battery Mode in.

• Wanneer geen netvoeding beschikbaar is:

Opmerking: Het resterende batterijvermogen van computer A moet ten minste 30% bedragen en 3%

hoger zijn dat die van computer B.

• Wanneer netvoeding beschikbaar is:

Opmerking: De daadwerkelijke oplaadsnelheid van uw computer is afhankelijk van vele factoren, zoals het resterende batterijvermogen van beide computers, het vermogen van de voedingsadapter en of de

computers worden gebruikt.

De energie-instellingen wijzigen

Voor computers die compatibel zijn met ENERGY STAR® wordt het volgende energiebeheerschema van kracht wanneer de computer gedurende een bepaalde tijd niet actief is geweest:

• Beeldscherm uitzetten na: na 10 minuten

(34)

2. Breng de gewenste wijzigingen aan in de instellingen.

Gegevens overbrengen

Deel snel uw bestanden via de ingebouwde Bluetooth- of NFC-technologie met apparaten die over dezelfde functies beschikken. U kunt ook een microSD-kaart of een smartcard plaatsen om gegevens over te

brengen.

Een Bluetooth-verbinding instellen

U kunt op uw computer verbinding maken met alle typen Bluetooth-apparaten, zoals een toetsenbord, een muis, een smartphone of luidsprekers. Voor een geslaagde verbinding plaatst u de apparaten maximaal 10 meter (33 voet) van de computer.

1. Typ Bluetooth in het Windows-zoekvak en druk op Enter.

2. Schakel Bluetooth in, als deze is uitgeschakeld.

3. Selecteer een Bluetooth-apparaat en volg de instructies op het scherm.

Een NFC-verbinding instellen (voor bepaalde modellen)

Als uw computer NFC ondersteunt, ziet u een NFC-logo of -label in de buurt van de trackpad.

NFC inschakelen:

1. Typ Vliegtuigmodus in het Windows-zoekvak en druk op Enter.

2. Zorg ervoor dat de vliegtuigstand is uitgeschakeld en schakel de NFC-functie in.

Als u gebruikmaakt van de NFC-functie, kunt u gewoon tikken en een verbinding tot stand brengen tussen uw computer en een ander NFC-apparaat (op een paar centimeter afstand). Koppelen met een NFC-kaart of smartphone:

Opmerking: Controleer of de NFC-kaart de NDEF-indeling (NFC Data Exchange Format) gebruikt, anders kan de kaart niet worden gedetecteerd.

Een microSD-kaart of smartcard gebruiken (voor bepaalde modellen)

Lees de volgende informatie als uw computer is uitgerust met een sleuf voor een microSD-card of smartcard.

(35)

Ondersteunde microSD-kaart

Opmerking: Uw computer biedt geen ondersteuning voor de CPRM-functie (content protection for recordable media) voor de microSD-kaart.

• SD-kaart (Secure Digital)

• SDXC (Secure Digital eXtended-Capacity) UHS-1-kaart

• SDHC (Secure Digital eXtended-Capacity) UHS-1-kaart Ondersteunde smartcard

Specificaties ondersteunde smartcard: 85,60 mm x 53,98 mm

Attentie: Smartcards met spleten worden niet ondersteund. Plaats een dergelijke smartcard niet in de smartcardlezer van uw computer. Als u dit wel doet, kan de lezer beschadigd raken.

De kaart plaatsen

1. Zoek de sleuf voor de kaart.

2. Steek de kaart stevig in de kaartsleuf tot deze op zijn plaats vastzit.

Opmerkingen:

• Zorg er voor de microSD-kaart voor dat de metalen contacten omlaag zijn gericht en naar de kaartsleuf wijzen.

• Voor de smartcard: zorg ervoor dat de metalen contactpunten omhoog zijn gericht en wijzen naar de kaartsleuf.

De kaart verwijderen

Attentie: Voordat u de kaart verwijdert:

1. Klik op het driehoekige pictogram in het systeemvak van Windows om verborgen pictogrammen weer te geven. Rechtermuisknop het op het icoon om veilig hardware te verwijderen en media te verwijderen.

2. Selecteer het corresponderende item om de kaart uit het Windows-besturingssysteem te verwijderen.

3. Druk op de kaart en verwijder deze uit de computer. Bewaar de kaart op een veilige plaats voor toekomstig gebruik.

(36)

Om u aan te melden bij het systeem, plaatst u de ID-kaart boven het gebied a.

Accessoires

In dit gedeelte vindt u instructies voor het gebruik van hardwareaccessoires om de voorzieningen van uw computer uit te breiden.

Accessoires aanschaffen

Lenovo heeft allerlei hardwareaccessoires en upgrades om de voorzieningen van uw computer uit te breiden.

Onder de opties vallen geheugenmodules, opslagapparaten, netwerkkaarten, port replicators of dockingstations, batterijen, voedingsadapters, toetsenborden, muizen en meer.

Als u bij Lenovo wilt kopen, gaat u naar https://www.lenovo.com/accessories.

Dockingstation

U kunt de volgende dockingstations gebruiken om de mogelijkheden van uw computer uit te breiden:

• ThinkPad Basic Docking Station

• ThinkPad Pro Docking Station

• ThinkPad Ultra Docking Station

Opmerking: Wanneer u computer geen ethernet-poort verlengsnoer Gen 2 a heeft raden wij u af om de ThinkPad Basic/Pro/Ultra Docking Station met uw computer te verbinden.

(37)

Aansluitingen aan de zijkant voor dockingstations

Figuur 1. ThinkPad Basic Docking Station

Figuur 2. ThinkPad Pro Docking Station

Figuur 3. ThinkPad Ultra Docking Station

1. Audioaansluiting 2. Netvoedingsaansluiting

3. DisplayPort®-aansluiting 4. VGA-aansluiting

5. USB 2.0-aansluiting 6. Always On USB 3.2 Gen 1-aansluiting

7. USB 3.2 Gen 1-aansluiting 8. Ethernet-aansluiting

9. Sleuf voor veiligheidsslot 10. USB-C-aansluiting

11. HDMI-aansluiting 12. Always On USB 3.2 Gen 2-aansluiting

13. USB 3.2 Gen 2-aansluiting

Een dockingstation aansluiten

Opmerkingen:

• ThinkPad Basic Docking Station wordt niet geleverd met een geïnstalleerd systeemslot. Wanneer u geen

(38)

4. Lijn de linkerbovenhoek van de computer uit met de geleider op het dockingstation. Sluit de computer zoals afgebeeld op het dockingstation aan 1 totdat u een klik hoort. Schuif de vergrendeling in de richting die wordt aangegeven 2.

5. Controleer de dockingstatusindicator. Het dockingstatuslampje gaat branden als de computer met succes is aangesloten.

Opmerking: Als het lampje niet brandt, is de computer niet goed op het dockingstation aangesloten.

Om dit probleem te verhelpen, moet u de computer loskoppelen en weer aansluiten.

6. Zet de systeemslotsleutel in de vergrendelde stand ( ).

Attentie: Als de computer is aangesloten op een dockingstation, moet u altijd de volledige eenheid vastpakken wanneer u uw computer moet verplaatsen. Als u dat niet doet, kan het dockingstation vallen.

Een dockingstation loskoppelen

Opmerking: ThinkPad Basic Docking Station wordt niet geleverd met een geïnstalleerd systeemslot. Als u geen systeemslot koopt en plaatst, slaat u stap 1 in de volgende instructies over.

1. Zet de systeemslotsleutel in de ontgrendelde stand ( ).

(39)

2. Verschuif de grendel in de richting zoals afgebeeld 1 om de computer los te maken en pak vervolgens beide kanten van de computer vast om de computer te verwijderen 2.

Meerdere externe beeldschermen aansluiten

U kunt meerdere externe beeldschermen op een ondersteund dockingstation aansluiten. Om ervoor te zorgen dat alle beeldschermen correct werken, raadpleegt u de volgende tabel en sluit u de externe beeldschermen aan op de desbetreffende aansluitingen.

Dockingstation Aansluitingen die externe beeldschermen

ondersteunen

ThinkPad Basic Docking Station

DisplayPort VGA

ThinkPad Pro Docking Station DisplayPort (x2)

ThinkPad Ultra Docking Station

DisplayPort (x2) HDMI

VGA

(40)
(41)

Hoofdstuk 4. De computer en computergegevens beveiligen

De computer vergrendelen

Maak uw computer vast aan een bureau, tafel of een ander vast voorwerp met een compatibel veiligheidskabelslot.

Opmerking: De sleuf is geschikt voor kabelsloten die voldoen aan de normen voor Kensington

MicroSaver®-sloten (met T-bar™-vergrendeltechnologie) of de normen voor MiniSaver®-sloten (met Cleat™- vergrendeltechnologie). U bent zelf verantwoordelijk voor de keuze en toepassing van het specifieke slot en andere beveiligingsvoorzieningen. Lenovo is niet verantwoordelijk voor het slot en de beveiligingsfuncties van uw apparaat. U kunt de kabelsloten aanschaffen op https://smartfind.lenovo.com.

Aanmelden met uw vingerafdruk (voor bepaalde modellen)

Registreer uw vingerafdrukken en ontgrendel de computer door uw vingerafdrukken op de vingerafdruklezer te scannen.

1. Typ Aanmeldopties in het Windows-zoekvak en druk op Enter.

2. Selecteer de vingerafdrukinstelling en volg de aanwijzingen op het scherm om uw vingerafdruk te registreren.

Opmerking: Het is raadzaam je vinger tijdens de inschrijving op het midden van de vingerafdruklezer te plaatsen en meer dan één vingerafdruk te registreren in het geval van eventueel letsel aan je vingers. Na de registratie worden de vingerafdrukken automatisch gekoppeld aan het Windows-wachtwoord.

3. Meld u aan met uw vingerafdruk.

Uw vingerafdrukken koppelen aan UEFI BIOS-wachtwoorden

U kunt uw vingerafdrukken koppelen aan het systeemwachtwoord en het NVMe-wachtwoord. Zie 'Uw

(42)

Aanmelden met uw gezichts-ID (voor bepaalde modellen)

Voor modellen die zijn uitgerust met een privacyschuif voor webcam schuift u deze voor de cameralens weg voordat u de Windows Hello-gezichtsherkenning gebruikt.

Maak uw gezichts-ID en ontgrendel uw computer door uw gezicht te scannen:

1. Typ Aanmeldopties in het Windows-zoekvak en druk op Enter.

2. Selecteer de face ID instelling en volg de aanwijzingen op het scherm om uw face ID aan te maken.

Bescherm uw privacy (voor bepaalde modellen)

Het ePrivacy-scherm gebruiken

Uw computer wordt mogelijk geleverd met een ePrivacy-scherm. Hiermee kan de zichtbaarheid van het scherm vanaf de zijkanten worden verminderd om de scherminhoud tegen meekijken te beschermen. Deze functie is standaard uitgeschakeld. U kunt op F12 of Fn+D drukken om de functie in te schakelen. Telkens wanneer u de functie inschakelt of uitschakelt, wordt u gevraagd met het pictogram op het scherm of u of

wilt gebruiken.

Uw ePrivacy-scherm kan automatisch worden ingeschakeld voor het geval u wachtwoorden moet invoeren.

Deze automatische functie voor wachtwoorden is standaard uitgeschakeld. U kunt deze inschakelen in de Vantage-app.

Het ePrivacy-scherm kan ook samenwerken met de vooraf geïnstalleerde Glance-app om uw privacy beter te beschermen. Ga voor nadere details naar https://support.lenovo.com/us/en/videos/vid500144.

Het privacyniveau instellen

Het privacyniveau van deze functie is afhankelijk van de helderheid van het scherm, de contrastverhouding en de fysieke omgeving waarin u deze functie gebruikt.

• Druk op om het privacyniveau te verhogen.

• Druk op om het privacyniveau te verlagen.

Gegevens beschermen tegen stroomuitval (voor bepaalde modellen)

Het NVMe M.2 SSD-station (Non-Volatile Memory express) is uitgerust met de unieke functie PLP (Power Loss Protection) van Lenovo om gegevensverlies of schade te voorkomen. Als uw computer niet meer reageert en u mogelijk de computer moet afsluiten, houdt u de aan/uit-knop een aantal seconden ingedrukt.

In dat geval zorgt de PLP-functie ervoor dat gegevens van uw computer tijdig worden opgeslagen. Er is echter geen garantie dat alle gegevens in elke situatie worden opgeslagen. Het type van uw M.2 SSD-station controleren:

1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op F10 om het Lenovo-diagnosescherm weer te geven.

2. Ga naar het tabblad Hulpprogramma's en selecteer SYSTEM INFORMATION ➙ STORAGE met de pijltoetsen.

3. Zoek de sectie Device Type en raadpleeg de informatie.

(43)

UEFI BIOS-wachtwoorden

U kunt wachtwoorden in UEFI (Unified Extensible Firmware Interface) BIOS (Basic Input/Output System) instellen om de beveiliging van uw computer te verbeteren.

Wachtwoordtypen

U kunt een systeemwachtwoord, supervisorwachtwoord, systeembeheerwachtwoord of NVMe-wachtwoord instellen in het UEFI BIOS om toegang door onbevoegden tot uw computer te voorkomen. U wordt echter niet om een UEFI BIOS-wachtwoord gevraagd wanneer de computer uit de slaapstand wordt gehaald.

Systeemwachtwoord

Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt er op het scherm een venster geopend als u de computer aanzet. Voer het juiste wachtwoord om de computer te kunnen gebruiken.

Supervisorwachtwoord

Met het supervisorwachtwoord worden de systeemgegevens beveiligd die in het UEFI BIOS zijn opgeslagen.

Als u het UEFI BIOS-menu opent, voert u het juiste supervisorwachtwoord in het venster in. U kunt ook op Enter drukken om de wachtwoordvraag over te slaan. U kunt de meeste systeemconfiguratieopties in het UEFI BIOS dan echter niet wijzigen.

Als u zowel het supervisorwachtwoord als het systeemwachtwachtwoord hebt ingesteld, kunt u het

supervisorwachtwoord gebruiken om toegang tot uw computer te krijgen wanneer u de computer inschakelt.

Het supervisorwachtwoord gaat namelijk vóór het systeemwachtwoord.

Systeembeheerwachtwoord

Met het systeembeheerwachtwoord kunt u ook de systeeminformatie in het UEFI BIOS beveiligen, net als met een supervisorwachtwoord, maar het eerstgenoemde wachtwoord heeft standaard een lagere autoriteit.

U kunt het systeembeheerwachtwoord instellen via het UEFI BIOS-menu of via Windows Management Instrumentation (WMI) met de Lenovo clientbeheerinterface.

U kunt het systeembeheerwachtwoord zo instellen dat dit dezelfde autoriteit heeft als het

supervisorwachtwoord om beveiligingsfuncties te beheren. De autoriteit van het systeembeheerwachtwoord aanpassen via het UEFI BIOS-menu:

1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

2. Selecteer Security ➙ Password ➙ System Management Password Access Control.

3. Volg de aanwijzingen op het scherm.

Als u het supervisorwachtwoord én het systeembeheerwachtwoord hebt ingesteld, heeft het supervisorwachtwoord een hogere autoriteit dan het systeembeheerwachtwoord. Als u het systeembeheerwachtwoord én het systeemwachtwoord hebt ingesteld, heeft het

(44)

• Dubbel wachtwoord (gebruiker + beheerder)

Het NVMe-wachtwoord voor beheerders wordt ingesteld en gebruikt door een systeembeheerder.

Hiermee heeft de beheerder toegang tot alle opslagstations in een systeem of tot alle computers in hetzelfde netwerk. De beheerder kan ook een NVMe-wachtwoord voor gebruikers toewijzen voor elke computer in het netwerk. De gebruiker van de computer kan dit NVMe-wachtwoord voor gebruikers zelf wijzigen, maar alleen de beheerder kan het NVMe-wachtwoord voor gebruikers verwijderen.

Als u wordt gevraagd een NVMe-wachtwoord in te voeren, drukt u op F1 om te schakelen tussen het NVMe- wachtwoord voor beheerders en het NVMe-wachtwoord voor gebruikers.

Opmerkingen: Het NVMe-wachtwoord is niet beschikbaar in de volgende situaties:

• Er zijn een opslagstation conform TCG (Trusted Computing Group) Opal en een TCG Opal-

beheersoftwareprogramma geïnstalleerd op de computer en de TCG Opal-beheersoftware is geactiveerd.

• Voor Intel-modellen is er een eDrive-opslagstation vooraf geïnstalleerd op de computer met het Windows 10-besturingssysteem.

Een wachtwoord instellen, wijzigen of verwijderen

Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.

1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

2. Selecteer Security ➙ Password met de pijltoetsen.

3. Selecteer het type wachtwoord. Volg nu de instructies op het scherm om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te verwijderen.

Noteer alle wachtwoorden en bewaar ze op een veilige plaats. Als u een van uw wachtwoorden vergeet, vallen eventuele vereiste herstelbewerkingen niet onder de garantie.

Wat u moet doen als u het systeemwachtwoord vergeet

Als u het power-on-wachtwoord vergeet, doet u het volgende om het power-on password te verwijderen:

• Als u een beheerderswachtwoord hebt ingesteld en onthouden:

1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op F1.

2. Typ het beheerderswachtwoord om het UEFI BIOS-menu te openen.

3. Selecteer Security ➙ Password ➙ Power-On Password met behulp van de pijltoetsen.

4. Typ het huidige beheerderswachtwoord in het veld Enter Current Password. Vervolgens laat u het veld Enter New Password leeg en drukt u tweemaal op Enter.

5. Tik in het venster Changes have been saved op Enter.

6. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het UEFI BIOS-menu af te sluiten.

• Als u geen beheerderswachtwoord hebt, moet u contact opnemen met een door Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het systeemwachtwoord te verwijderen.

Wat u moet doen als u het NVMe-wachtwoord bent vergeten

Als u uw NVMe-wachtwoord (één wachtwoord) of zowel het gebruikerswachtwoord als het

beheerderswachtwoord voor NVMe (twee wachtwoorden) bent vergeten, kan Lenovo die wachtwoorden niet opnieuw instellen en de gegevens op het opslagstation niet herstellen. Neem contact op met een Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het opslagstation te laten vervangen. Er worden kosten voor de

onderdelen en service in rekening gebracht. Als het opslagstation een CRU (Customer Replaceable Unit) is,

(45)

exemplaar te vervangen. Zie 'CRU-lijst' op pagina 45 om te controleren of het opslagstation een CRU is en wat de relevante vervangingsprocedure is.

Wat u moet doen als u het supervisorwachtwoord vergeet

Als u uw supervisorwachtwoord vergeet, is er geen serviceprocedure om het wachtwoord te verwijderen.

Neem contact op met een Lenovo geautoriseerde serviceprovider om de systeemplaat te laten vervangen. Er worden kosten voor de onderdelen en service in rekening gebracht.

Wat u moet doen als u het systeembeheerwachtwoord vergeet

Als u het systeembeheerwachtwoord bent vergeten, doet u het volgende om het systeemwachtwoord te verwijderen:

• Als u een supervisorwachtwoord hebt ingesteld en onthouden:

1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op F1.

2. Typ het supervisorwachtwoord om het UEFI BIOS-menu te openen.

3. Selecteer Security ➙ Password ➙ System Management Password met behulp van de pijltoetsen.

4. Typ het huidige supervisorwachtwoord in het veld Enter Current Password. Vervolgens laat u het veld Enter New Password leeg en drukt u tweemaal op Enter.

5. Tik in het venster Changes have been saved op Enter.

6. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het UEFI BIOS-menu af te sluiten.

• Als u geen supervisorwachtwoord hebt ingesteld, neemt u contact op met een door Lenovo geautoriseerde serviceprovider om het systeembeheerwachtwoord te laten verwijderen.

Uw vingerafdrukken aan wachtwoorden koppelen (voor bepaalde modellen)

Doe het volgende om uw vingerafdrukken aan het systeemwachtwoord en NVMe-wachtwoord te koppelen:

1. Zet de computer uit en daarna weer aan.

2. Scan uw vinger op de vingerafdruklezer op het moment dat hierom wordt gevraagd.

3. Voer uw systeemwachtwoord, NVMe-wachtwoord of beide (zoals vereist) in. De verbinding wordt tot stand gebracht.

Als u de computer opnieuw start, kunt u uw vingerafdrukken gebruiken om zich bij de computer aan te melden zonder dat u uw Windows-wachtwoord, systeemwachtwoord of NVMe-wachtwoord hoeft in te voeren. Als u de instellingen wilt wijzigen, drukt u op F1 om naar het menu UEFI BIOS te gaan en selecteert u Security ➙ Fingerprint.

Attentie: Als u altijd uw vingerafdruk gebruikt om u aan te melden op de computer, is de kans groot dat u uw wachtwoorden vergeet. Noteer daarom uw wachtwoorden en bewaar het op een veilige plek.

(46)
(47)

Hoofdstuk 5. Geavanceerde instellingen configureren

UEFI BIOS

UEFI BIOS is het eerste programma dat op de computer wordt uitgevoerd. Wanneer de computer wordt ingeschakeld, voert UEFI BIOS een zelftest uit om te controleren of de verschillende apparaten in de computer werken.

Het UEFI BIOS-menu openen

Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

Navigeren in de UEFI BIOS-interface

U kunt navigeren in de UEFI BIOS-interface door op de volgende toetsen te drukken:

• F1: algemene Help

• F9: standaardinstellingen

• F10: opslaan en afsluiten

• F5: een lagere waarde instellen

• F6: een hogere waarde instellen

• ↑↓: een item zoeken

• Tab: een tabblad selecteren

• Esc: terug/dialoogvenster sluiten

• Enter: submenu selecteren/openen

De systeemdatum en -tijd instellen

1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1.

2. Selecteer Date/Time en stel de gewenste datum en tijd voor het systeem in.

3. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten.

De opstartvolgorde wijzigen

1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt op F1.

2. Selecteer Startup ➙ Boot. Druk vervolgens op Enter. De lijst met de volgorde van apparaten wordt nu weergegeven.

(48)

UEFI BIOS bijwerken

Wanneer u een nieuw programma, een stuurprogramma of een hardwareonderdeel installeert, moet u mogelijk het UEFI BIOS bijwerken.

Download en installeer het nieuwste UEFI BIOS-updatepakket via een van de volgende methoden:

• Open de app Vantage om te zien welke updatepakketten beschikbaar zijn. Als het nieuwste UEFI BIOS- updatepakket beschikbaar is, volgt u de instructies op het scherm om het pakket te downloaden en te installeren.

• Ga naar https://pcsupport.lenovo.comen selecteer de invoer voor uw computer. Volg daarna de aanwijzingen op het scherm voor het downloaden en installeren van het nieuwste UEFI BIOS- updatepakket.

Ga voor meer informatie over UEFI BIOS naar de Knowledge Base voor uw computer op https://

pcsupport.lenovo.com.

Een Windows-besturingssysteem en stuurprogramma's installeren

In dit gedeelte vindt u instructies voor het installeren van een Windows-besturingssysteem en stuurprogramma's.

Een Windows-besturingssysteem installeren

Microsoft brengt voortdurend updates uit voor het besturingssysteem Windows. Controleer voordat u een bepaalde Windows-versie installeert de compatibiliteitslijst voor de Windows-versie. Ga voor meer informatie naar https://support.lenovo.com/us/en/solutions/windows-support.

Attentie:

• Wij raden u aan uw besturingssysteem bij te werken via officiële kanalen. Een onofficiële update kan beveiligingsrisico's veroorzaken.

• Wanneer u een nieuw besturingssysteem installeert, worden alle gegevens op het interne opslagstation verwijderd, inclusief de gegevens die in verborgen mappen zijn opgeslagen.

1. Als u de Windows-functie BitLocker® Drive Encryption gebruikt en uw computer een Trusted Platform Module heeft, moet u ervoor zorgen dat de functie is uitgeschakeld.

2. Zorg ervoor dat u de beveiligings-chip hebt ingesteld op Active.

a. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

b. Selecteer Security ➙ Security Chip en druk op Enter. Het submenu Security Chip wordt geopend.

c. Zorg ervoor dat de beveiligingschip voor TPM 2.0 is ingesteld op Active.

d. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.

3. Verbind het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat met de computer.

4. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt weergegeven, drukt u op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu te openen.

5. Selecteer Startup ➙ Boot om het submenu Boot Priority Order weer te geven.

6. Selecteer het station waarop het installatieprogramma van het besturingssysteem staat, bijvoorbeeld USB HDD. Druk vervolgens op Esc.

Attentie: Nadat u de opstartvolgorde hebt gewijzigd, moet u het juiste apparaat opgeven bij het maken

(49)

7. Selecteer Restart en zorg ervoor dat OS Optimized Defaults is ingeschakeld. Druk vervolgens op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.

8. Volg de aanwijzingen op het scherm om de apparaatstuurprogramma's en de benodigde programma's te installeren.

9. Na de installatie van de stuurprogramma's past u Windows Update toe om de nieuwste updates, zoals de beveiligingspatches, op te halen.

Apparaatstuurprogramma's installeren

U moet het meest recente stuurprogramma voor een bepaalde component downloaden wanneer u merkt dat die component niet goed meer werkt of wanneer u een nieuwe component hebt toegevoegd. Met deze actie kan wellicht de mogelijkheid worden uitgesloten dat het probleem door het stuurprogramma wordt

veroorzaakt. Download en installeer het nieuwste stuurprogramma via een van de volgende methoden:

• Open de app Vantage om te zien welke updatepakketten beschikbaar zijn. Selecteer de gewenste updatepakketten en volg de instructies op het scherm om de pakketten te downloaden en te installeren.

• Ga naar https://pcsupport.lenovo.comen selecteer de invoer voor uw computer. Volg nu de aanwijzingen op het scherm om de benodigde stuurprogramma's en software te installeren.

(50)
(51)

Hoofdstuk 6. CRU vervangen

Customer Replaceable Units (CRU's) zijn onderdelen die door de gebruiker zelf kunnen worden vervangen.

De computers bevatten de volgende typen CRU's:

• Self-service CRU's: verwijzen naar onderdelen die eenvoudig kunnen worden geïnstalleerd of vervangen door gebruikers zelf of tegen extra kosten door speciaal opgeleide servicemedewerkers.

• Optional-service CRU's: verwijzen naar onderdelen die kunnen worden geïnstalleerd of vervangen door meer ervaren gebruikers. Speciaal opgeleide servicemedewerkers kunnen tevens een service bieden om de onderdelen te installeren of vervangen onder het type garantie dat is vastgesteld voor het apparaat van de gebruiker.

Als u een CRU zelf wilt installeren, verzendt Lenovo de CRU naar u. Informatie over CRU‘s en vervangingsinstructies worden bij uw product geleverd en zijn te allen tijde op verzoek bij Lenovo

verkrijgbaar. Mogelijk moet u het defecte onderdeel retourneren dat door de CRU wordt vervangen. Indien terugzending wordt verlangd: (1) worden bij de vervangende CRU retourzending-instructies, een

voorgefrankeerd retouretiket en een verpakkingsmateriaal geleverd; en (2) kunnen u voor de vervangende CRU kosten in rekening worden gebracht indien Lenovo de defecte CRU niet ontvangt binnen dertig (30) dagen nadat u de vervangende CRU hebt ontvangen. Raadpleeg de documentatie over de Lenovo Beperkte Garantie op https://www.lenovo.com/warranty/llw_02voor de volledige details.

CRU-lijst

Hier volgt een lijst van CRU's voor uw computer.

Self-service CRU's

• Netvoedingsadapter

• Klep aan de onderkant van de computer

• M.2 SSD-station

• Beugel van M.2 SSD-station*

• Nano-SIM-kaartlade*

• Netsnoer

Optional-service CRU's

• Kaart met Always On USB 3.2 Gen 1-aansluiting

• Beugel voor kaart met Always On USB 3.2 Gen 1-aansluiting

• Knoopcelbatterij

• Toetsenbord

(52)

Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen

Voordat u een CRU vervangt, moet u eerst Snel opstarten uitschakelen en vervolgens de ingebouwde batterij uitschakelen.

Snel opstarten uitschakelen:

1. Ga naar het Configuratiescherm en selecteer de weergave Grote pictogrammen of Kleine pictogrammen.

2. Klik op Opties voor Energiebeheer en klik daarna op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen in het linkerdeelvenster.

3. Klik bovenaan op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.

4. Klik op Ja als dat wordt gevraagd door Gebruikersaccountbeheer.

5. Schakel het selectievakje Snel opstarten inschakelen uit en klik daarna op Wijzigingen opslaan.

De ingebouwde batterij uitschakelen:

1. Start de computer opnieuw op. Druk zodra het logoscherm verschijnt onmiddellijk op de toets F1 om het UEFI BIOS-menu weer te geven.

2. Selecteer Config ➙ Power. Het submenu Power verschijnt.

3. Selecteer Disable Built-in Battery en druk op Enter.

4. Selecteer Yes in het bevestigingsvenster. De ingebouwde batterij wordt uitgeschakeld en de computer wordt automatisch uitgezet. Wacht drie tot vijf minuten om de computer te laten afkoelen.

Een CRU vervangen

Volg de vervangingsprocedure om een CRU te vervangen.

Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Opmerking: Verwijder de klep aan de onderkant niet als uw computer is aangesloten op de netvoeding. Als u dat wel doet, bestaat er een risico van kortsluiting.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Keer de computer om.

(53)

Verwijderingsprocedure

Installatieprocedure

(54)

Problemen oplossen

Als de computer niet opstart nadat u de klep aan de onderkant weer hebt geplaatst, koppelt u de netvoedingsadapter los en sluit u deze vervolgens opnieuw aan op de computer.

Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2)

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Opmerking: Verwijder de klep aan de onderkant niet als uw computer is aangesloten op de netvoeding. Als u dat wel doet, bestaat er een risico van kortsluiting.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Keer de computer om.

(55)

Verwijderingsprocedure

Installatieprocedure

(56)

Problemen oplossen

Als de computer niet opstart nadat u de klep aan de onderkant weer hebt geplaatst, koppelt u de netvoedingsadapter los en sluit u deze vervolgens opnieuw aan op de computer.

Geheugenmodule (voor bepaalde modellen)

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Attentie: Raak de contactrand van de geheugenmodule beslist niet aan. Als u dat wel doet, kan de geheugenmodule beschadigd raken.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Verwijder de klep aan de onderkant van de computer. Zie 'Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)' op pagina 46 of 'Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2)' op pagina 48.

(57)

Verwijderingsprocedure

Installatieprocedure

M.2 SSD-station

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Attentie: Als u een M.2 SSD-station hebt vervangen, moet u mogelijk een nieuw besturingssysteem installeren. Zie voor meer informatie over het installeren van een nieuw besturingssysteem 'Een Windows- besturingssysteem en stuurprogramma's installeren' op pagina 42.

(58)

• Raak de contactrand of de printplaat van het M.2 SSD-station niet aan. Als u dat wel doet, kan het M.2 SSD-station beschadigd raken.

• Stel het M.2 SSD-station niet bloot aan schokken of trillingen. Plaats het M.2 SSD-station op zacht, schokdempend materiaal, zoals een zachte doek.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Verwijder de klep aan de onderkant van de computer. Zie 'Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)' op pagina 46 of 'Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2)' op pagina 48.

Verwijderingsprocedure van het lange M.2 SSD-station

Opmerking: Mogelijk wordt het M.2 SSD-station door Mylar-folie bedekt. Open eerst de folie om bij het M.2 SSD-station te kunnen.

Verwijderingsprocedure van het korte M.2 SSD-station

Opmerking: Mogelijk wordt het M.2 SSD-station door Mylar-folie bedekt. Open eerst de folie om bij het M.2 SSD-station te kunnen.

(59)

Knoopcelbatterij

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Verwijder de klep aan de onderkant van de computer. Zie 'Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)' op pagina 46 of 'Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2)' op pagina 48.

Verwijderingsprocedure

(60)

Opmerking: Stel na de installatie in het UEFI BIOS-menu de systeemdatum en -tijd opnieuw in. Zie 'De systeemdatum en -tijd instellen' op pagina 41.

Draadloos-WAN-kaart (voor bepaalde modellen)

De volgende informatie heeft alleen betrekking op de computer met modules die de gebruiker kan installeren.

Zorg ervoor dat u een door Lenovo goedgekeurde draadloze module gebruikt die speciaal is getest voor dit computermodel. Anders genereert de computer een geluidssignaal dat een foutcode aangeeft wanneer u de computer aanzet.

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Attentie: Raak de contactrand van de draadloos-WAN-kaart niet aan. Als u dat wel doet, kan de draadloos- WAN-kaart beschadigd raken.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Verwijder de klep aan de onderkant van de computer. Zie 'Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)' op pagina 46 of 'Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2)' op pagina 48.

Procedure voor verwijdering van een draadloze WAN-kaart met twee antennekabels

Opmerking: Mogelijk wordt de draadloos-WAN-kaart door Mylar-folie bedekt. Om naar de draadloos-WAN- kaart te gaan, moet u eerst de folie openen.

Opmerking: Zorg ervoor dat u na de installatie de oranje kabel aansluit op de aansluiting genaamd Orange

(61)

Procedure voor verwijdering van de draadloze WAN-kaart met vier antennekabels (voor bepaalde Intel-modellen)

Opmerking: Mogelijk wordt de draadloos-WAN-kaart door Mylar-folie bedekt. Om naar de draadloos-WAN- kaart te gaan, moet u eerst de folie openen.

Opmerking: Zorg ervoor dat u na de installatie de oranje kabel aansluit op de aansluiting genaamd Orange op de kaart, de blauwe kabel op de aansluiting genaamd Bluevan de kaart, de witte en grijze kabel op de M1- connector en de zwarte en grijze kabel op de M2-connector.

Luidsprekereenheid

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Verwijder de klep aan de onderkant van de computer. Zie 'Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)' op pagina 46 of 'Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s

(62)

Verwijderingsprocedure

Beugel voor kaart met Always On USB 3.2 Gen 1-aansluiting

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op pagina 46.

2. Zet de computer uit en ontkoppel de computer van de netstroom en alle aangesloten kabels. Sluit vervolgens het beeldscherm.

3. Verwijder de nano-SIM-kaartlade als uw computer er met een wordt geleverd. Zie 'Verbinding maken met een mobiel netwerk (voor bepaalde modellen)' op pagina 11.

4. Verwijder de klep aan de onderkant van de computer. Zie 'Klep aan de onderkant van de computer (T14 Gen 2 en P14s Gen 2)' op pagina 46 of 'Klep aan de onderkant van de computer (T15 Gen 2 en P15s Gen 2)' op pagina 48.

(63)

Verwijderingsprocedure

Toetsenbord

Vereiste

Lees voordat u begint de Algemene kennisgevingen over veiligheid en naleving van richtlijnenen druk de volgende instructies af.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen:

1. Ingebouwde batterij uitschakelen. Zie 'Snel opstarten en de geïntegreerde batterij uitschakelen' op

(64)

Verwijderingsprocedure

1. Draai bij de T15 Gen 2 en de P15s Gen 2 de schroef los waarmee het toetsenbord is bevestigd.

2. Haal het gereedschap uit de verpakking van het nieuwe toetsenbord. Plaats de nokjes a en b in de sleuf tussen de TrackPoint-knoppen en de trackpad 1. Kantel het gereedschap naar beneden 2 om de linker en rechter TrackPoint-knoppen los te maken. Verwijder vervolgens de twee TrackPoint-knoppen 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik vind het onbegrijpelijk dat de aanvrager een aanvraag indient en het college het plan ondersteunt om iets neer te zetten wat vele buren en burgers absoluut niet willen én waar

La nouvelle se répand comme une traînée de poudre, et la fièvre monte dans la ville : tout le monde veut voir ces deux boxeurs noirs venus des États-Unis pour un combat inédit en

Groote cysten van melkmolaren uitgaande, blijven altijd be- trekkelijk zoo zeldzaam, dat uit de groote kaakstations in het buitenland (Engeland, Duitschland, Frankrijk) nog steeds

In dit gedeelte leest u waar u terecht kunt voor meer informatie over Lenovo en onze producten, wat u moet doen als er problemen met de computer zijn en wie u kunt bellen als

Indien de omgeving niet ideaal is, wordt er een automatisch bericht naar uw IMPACT Plus Gen 2 gestuurd, met een instructie voor de mensen in de kamer.. Gebruik de gegevens om

Without loss of generality, we assume that X contains no finite sets.. 3 september 2019

Solution We received solutions from Mohammad Aassila, Aart Blokhuis, Bas Edixhoven, Ammar Yasir Kili Ç, Alexander Lemmens and Toshihiro Shimizu.. Several people wrote that they

Solution We received solutions from Raymond van Bommel, Pieter de Groen, Alex Heinis and Thijmen Krebs.. The book token is awarded to