• No results found

Bijlage I. Wetenschappelijke conclusies en redenen voor wijziging van de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage I. Wetenschappelijke conclusies en redenen voor wijziging van de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage I

Wetenschappelijke conclusies en redenen voor wijziging van de voorwaarden van de vergunning(en) voor het in de handel brengen

(2)

Wetenschappelijke conclusies

Rekening houdend met het beoordelingsrapport van het Risicobeoordelingscomité voor

geneesmiddelenbewaking (PRAC) over de periodieke veiligheidsupdate(s) (PSUR(’s)) voor paroxetine, heeft de CMD(h) de volgende wetenschappelijke conclusies getrokken:

Bruxisme kan onderdeel uitmaken van de extrapiramidale symptomen die bekend zijn voor paroxetine evenals voor andere SSRI’s/SNRI’s (zoals citalopram, escitalopram, fluoxetine, sertraline, venlafaxine) en kan worden opgenomen als bijwerking in rubriek 4.8 van de SmPC.

Tussen december 1986 en juni 2017 heeft het Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb 12 meldingen ontvangen van bruxisme bij het gebruik van paroxetine. De case reports betroffen 7 vrouwen en 5 mannen.

De tijd tot het optreden van bruxisme varieerde van 6 uur tot 13 jaar, met een mediaan van 4 dagen. In vier gevallen werd een positieve dechallenge gemeld, waarvan één geval ook weer een positieve rechallenge meldde. Lareb identificeerde eveneens een melding in de literatuur van paroxetine-geïnduceerd bruxisme met een significante afname van het bruxisme na het overstappen op een lagere dosering paroxetine (Romanelli et al. 1996). Meldingen van bruxisme bij paroxetinegebruik werden ook gevonden in de WHO en EudraVigilance database met respectievelijk 139 meldingen, ROR (95% BI) 11,6 (9,8-13,8) en 43 meldingen, ROR (95% BI) 9,2 (6,8-12,5). Een recenter artikel, Milanlioglu et al., 2012, beschrijft

eveneens een geval van paroxetine-geïnduceerde ernstige slaapbruxisme en andere auteurs (Lavigne et al, 2003 & Jaffee en Bostwick 2000) veronderstellen als werkingsmechanisme van deze bijwerking een dopaminerg tekort in het meso-corticale stelsel dat een specifieke vorm van acathisie en acathisie-achtige beweging van de kaakspieren veroorzaakt, wat leidt tot bruxisme.

Gebaseerd op het bovenstaande wordt gemeend dat bruxisme als bijwerking moet worden opgenomen in de productinformatie van geneesmiddelen die paroxetine bevatten.

De CMD(h) stemt in met de door het PRAC getrokken wetenschappelijke conclusies.

Redenen voor de wijziging van de voorwaarden verbonden aan de vergunning(en) voor het in de handel brengen

Op basis van de wetenschappelijke conclusies voor paroxetine is de CMD(h) van mening dat de baten- risicoverhouding van de geneesmiddelen die paroxetine bevatten ongewijzigd blijft op voorwaarde dat de voorgestelde wijzigingen in de productinformatie worden aangebracht.

De CMD(h) is van mening dat de vergunning(en) voor het in de handel brengen van producten die binnen het toepassingsgebied van deze enkelvoudige PSUR-beoordeling vallen, dient (dienen) te worden

gewijzigd. Voor zover bijkomende geneesmiddelen die paroxetine bevatten op dit moment in de EU zijn goedgekeurd of aan toekomstige goedkeuringsprocedures in de EU onderhevig zijn, adviseert de CMD(h) dat de betrokken lidstaten en de aanvragers/handelsvergunninghouders rekening houden met dit standpunt van de CMD(h).

(3)

Bijlage II

Wijzigingen in de productinformatie van het (de) nationaal geregistreerde geneesmiddel(en)

(4)

Wijzigingen die opgenomen dienen te worden in de relevante rubrieken van de productinformatie (nieuwe tekst onderstreept en vetgedrukt, verwijderde tekst doorgehaald)

Samenvatting van de Productkenmerken

• Rubriek 4.8

De volgende bijwerking moet worden toegevoegd onder de systeem/orgaanklasse Psychische stoornissen met de frequentie ‘niet bekend’:

Bruxisme

Bijsluiter

De volgende bijwerking moet worden toegevoegd onder rubriek 4. Mogelijke bijwerkingen met de frequentie ‘niet bekend’:

Tandenknarsen

(5)

Bijlage III

Tijdschema voor de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling

(6)

Tijdschema voor de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling

Vaststelling van de CMDh aanbeveling: Juli 2018, bijeenkomst van de CMD(h)

Overdracht van de vertalingen van de bijlagen bij de aanbeveling aan de nationale bevoegde instanties:

8 september 2018

Tenuitvoerlegging van de aanbeveling door de lidstaten (indiening van de wijziging door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen):

7 november 2018

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Het PRAC heeft geconcludeerd dat tofacitinib in verband wordt gebracht met een verhoogd risico op veneuze trombo-embolische voorvallen (VTE), voor zowel diep-veneuze trombose

Gezien de beschikbare gegevens over geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS, drug reaction with eosinophilia and systemic symptoms) uit de literatuur en

Daarom was het CHMP, gezien de onzekerheden over het risico op endogene vorming van NDMA uit ranitidine en afbraak van de werkzame stof in de loop van de tijd die leidt tot NDMA,

Gezien de beschikbare gegevens over een verhoogd risico op bloeding met direct werkende orale anticoagulantia (DOAC's) uit de literatuur en wegens een aannemelijk werkingsmechanisme

Rekening houdend met het beoordelingsrapport van het Risicobeoordelingscomité voor geneesmiddelenbewaking (PRAC) over de periodieke veiligheidsupdate(s) (PSUR(’s)) voor

Samenvattend kan worden gesteld dat de houder van de handelsvergunning van mening was dat de resultaten van het centrale bio-equivalentieonderzoek ter ondersteuning van de

Op basis van de wetenschappelijke conclusies voor ketamine is de CMD(h) van mening dat de baten- risicoverhouding van het (de) geneesmiddel(en) dat (die) ketamine bevat(ten)

Concluderend is het CHMP van mening dat de baten-risicoverhouding van middelen op basis van bacteriële lysaten voor gebruik bij aandoeningen van de luchtwegen in de