• No results found

Uit de mest- en mineralenprogramma's : Sturen op Nitraat; de boer als milieumanager

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Uit de mest- en mineralenprogramma's : Sturen op Nitraat; de boer als milieumanager"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uit de mest- en mineralenprogramma's

Sturen op Nitraat; de boer als milieumanager

1. Aanleiding

Bij de behandeling van de evaluatie van de Mestwet in 2000, leek het waarschijnlijk dat aan-scherping van verliesnormen voor nitraat op een deel van de Nederlandse gronden noodzakelijk zou zijn om de grondwaterkwaliteit te realiseren die de EU-Nitraat Richtlijn voorschrijft, i.c. nitraatgehalte < 50 mg/l. De vraag was echter of die aanscherping al dan niet generiek zou moeten worden ingevoerd. Gepleit werd om boeren zelf verantwoordelijk te maken als alternatief voor een stringenter generiek beleid. Aangenomen werd dat boeren voldoende kennis hebben van de link tussen bedrijfsmatig handelen en nitraatuitspoeling, maar behoefte zouden hebben aan een eenvoudig hulpmiddel, een indicator, voor het vaststellen van het gemiddeld nitraatge-halte van het bovenste grondwater op het landbouwbedrijf. Door het Project Sturen op Nitraat is daarom voor zand- en lössgronden een indicator ontwikkeld. Het bleek dat de voorraad minerale stikstof in de bovenste 90 cm van het bodemprofiel in het najaar (Nmin), en met name de nitraat-vorm, het beste voldeed als maatstaf voor het nitraatgehalte van het bovenste grondwater in het daarop volgende voorjaar.

In dit infoblad wordt aangegeven op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van deze Nmin indicator om het gemiddeld nitraatgehalte van het grondwater op een landbouwbedrijf te bepa-len. De basis daarvoor is een set van relaties tussen Nmin (najaar) en het nitraatgehalte van het bovenste grondwater in het voorjaar die door het project Sturen op Nitraat is vastgesteld en getoetst op zowel bedrijfsniveau als regionaal niveau (infoblad85).

Deze relaties zijn geldig voor de meeste zand- en lössgronden, drie categorien grondwatertrap en drie vormen van bodemgebruik: akkerbouw, gras, maïs (fig. 1 A en B).

De voorkeur voor de Nmin-indicator boven directe meting van het nitraatgehalte berust op kosten overwegingen en op de vertrouwdheid die boeren hebben met de meting van stikstof-voorraden in de bodem en ervaring die bedrijfslaboratoria hebben met het nemen van grond-monsters. Gt3Z3 mais op bedrijfsniveau 0 50 100 150 200 250 300 350 0 50 100 150 200 250 300 350 Nmin_nitraat (kg/ha) n it raa t (m g /l ) predGt3Z3 onder95Gt3Z3 boven95Gt3Z3 onder90Gt3Z3 boven90Gt3Z3 Gt3Z3 gras op bedrijfsniveau 0 50 100 150 200 250 300 350 0 50 100 150 200 250 300 350 Nmin_nitraat (kg/ha) n itr aa t ( m g /l ) predGt3Z3 onder95Gt3Z3 boven95Gt3Z3 onder90Gt3Z3 boven90Gt3Z3

Fig. 1. A Nitraatgehalte als functie van Nmin-najaar, voor grond-watertrappen VII en hoger (Gt3), humusarme zandgronden (Z3), gras

Fig. 1. B Nitraatgehalte als functie van Nmin-najaar, voor grond-watertrappen VII en hoger (Gt3), humusarme zandgronden (Z3), maïs

(2)

Voor meer informatie:

Ir. D. Boels Informatieblad 398. 89 december 2005

Alterra, Postbus 47 Programma's 398-I, II,III

6700 AA Wageningen Gefinancierd door ministerie LNV

Tel. 0317-474218 www.mestenmineralen.nl

e-mail: dethmer.boels@wur.nl

2. Principe

Het landbouwbedrijf wordt opgedeeld in uniforme eenheden op basis van bodemtype, gewas en grondwatertrap (fig. 2.) Voor die uniforme eenheden bestaan relaties tussen Nmin en nitraatgehal-te van het bovensnitraatgehal-te grondwanitraatgehal-ter. Deze uniforme eenheden (in fig. 2 gewas 1B; of gewas 1A etc.) worden op een bedrijf als één areaal behandeld. In het najaar (1 okt. - 1 dec.) neemt men van elke uniforme eenheid ca. 8 grondmonsters (zie fig. 3), waarvan een mengmonster wordt gemaakt waarin de voorraad minerale stikstof (Nmin, nitraat deel) wordt bepaald. Het BLGG te Oosterbeek heeft onder andere een protocol opgesteld voor de monstername. Het gemiddelde nitraatgehalte in elke uniforme eenheid wordt afgeleid van de relatie tussen Nmin en nitraat in het grondwater voor die eenheid. Het gemiddelde nitraatgehalte van het grondwater op het gehele bedrijf is een naar areaal gewogen gemiddelde.

3. Resultaten

De methodiek is getoetst op 15 externe toetsbedrijven. De individuele relaties tussen Nmin en het nitraatgehalte zijn omgeven met een bepaalde onzekerheid (zie fig. 1 A en B). Op bedrijfsniveau blijkt het nitraatgehalte redelijk te worden voorspeld (fig. 4) met een standaard afwijking van 30 mg/l nitraat en een beperkte onderschatting. Hierbij moet worden aangetekend direct gemeten nitraatgehalte ook een grote spreiding hebben, zodat het bedrijfsgemiddelde zeker niet nauw-keuriger kan worden vastgesteld. Fig.4 laat zien dat de nitraatgehaltes die met de Nmin zijn afgeleid goed overeenkomen met gemeten gehaltes (beide bedrijfsgemiddelden). De invloed van de stikstofbemesting in het laatste jaar heeft een beperkte invloed op de Nmin-waarde in het najaar. Dat maakt deze indicator wat minder gevoelig. In de klankbordgroep waarin boeren de methode hebben beoordeeld, werd overigens geconcludeerd dat de methode bruikbaar is voor de praktijk, " mits je maar weet hoe die werkt". Men was van mening dat het een instrument is voor beoordeling van lange termijn effecten en voor het opsporen van excessen.

4. Toepassingen

De inschakeling van boeren als milieumanagers is denkbaar bij het terugdringen van nitraat-emissies op zand- en lössgronden binnen het generiek beleid op regionale schaal. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld gebiedsovereenkomsten om bepaalde doelstellingen te realise-ren. Die doelstelling kan worden vertaald naar het bedrijfsniveau. Ook bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is deze toepassing mogelijk, bijvoorbeeld om de nitraat-emissie verder te reduceren ter vergroting van de natuurwaarde in bepaalde regio's (habitat gebieden). Daarbij kan een doelstelling worden afgesproken die wordt vertaald naar een maximum waarde voor Nmin op bedrijfsniveau. Beloningen kunnen worden gekoppeld aan het al dan niet overschrijden van de maximale waarde van de Nmin-indicator. Met dit type toepassing is lang-jarige ervaring opgedaan in Vlaanderen en Baden-Würtemberg. De beperkte responsiviteit van Nmin op bedrijfsmaatregelen is een handicap bij de beoordeling van effecten van bedrijfsmaat-regelen op de korte termijn. Voorwaarde voor gebruik is dat de ondernemers beschikken over een goed inzicht in de N-cyclus.

Referenties

I. E. Hoving, H. Everts, W. J. Chardon, 2005. Monstername en analyse van N-mineraal in de bodem en nitraatgehalte in het grondwater. Lelystad, ASG, Praktijkrapport Rundvee 65, 36 pp. Reeks Sturen op Nitraat 14

A. Smit, S.L.G.E. Burgers, H.F.M. ten Berge, J.J. de Gruijter, M. J. D. Hack -ten Broeke, I.E. Hoving , M. Knotters, S. Radersma & G.L. Velthof, 2004. Ontwikkeling van een indicator om te Sturen op Nitraat; Toetsing van de regressiemodellen voor nitraat. Wageningen, Alterra, Alterra Rapport 1058, 56 pp. Reeks Sturen op Nitraat 13

Fig. 4 Bedrijfsgemiddelde nitraatconcentratie uit Nmin afgeleid, v.s. gemeten bedrijfsgemiddel-de nitraatconcentratie Gew as 1A Gew as 1B Ge w as 1A Gewas 1B Gew as 2B Gew as 2B Gewas 2B 0 50 100 150 200 0 50 100 150 200 veehouderij akkerbouw

Fig. 2. Indeling bedrijfsareaal in uniforme eenheden

Voorspelling nitraat (mg/l)

Fig 3. Uitvoering van de Nmin-bemonstering in het najaar. Bron: pag 8, Praktijkrapport Rundvee 65, Reeks Sturen op Nitraat 14.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Higher samples in the saturated zone may form part of the un-oxidized zone when the level of the saturated zone lowers, whilst samples that have remained saturated since

The research contributes twofold with the first contribution being a clearer understanding of the relationship between corporate donors and recipient NPOs and the second being a set

1) Inter-laboratory testing of this specific RAPD analysis method should be conducted in order to determine the robustness of the procedure. 2) Immunological cross

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

In order to explore the relationship between the media and the emergence of new forms of citizenship in democratic South Africa, a brief overview of various notions of

The ten themes were: Foster care is challenging; fear to lose the child; feeling of contentment, sympathy and the need to protect; feelings of discomfort, disbelief

Vervolgens word die persoonlikheidsaspekte wat tot weerstand teen verandering aanleiding gee, bespreek en is aandag weereens slegs aan items met ʼn gemiddelde van 3.00 en hoër (in

This study aims to monitor unions’ Internet use and analyses the website content of trade unions in the top five economies African countries, namely Nigeria, South Africa,