Samenvatting Nederlands lezen h4,5&6 H4 argumentatie (2)
Argumentatie (2) In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt
o Dit doet hij d.m.v. argumenten
o De schrijver kan de lezer ook overtuigen door tegenargumenten te geven
Dan bedenkt hij argumenten van de tegenstanders die tegen zijn standpunt kunnen zijn
Als hij kan aantonen dat de argumenten van zijn tegenstanders niet kloppen weerlegt hij hun argumenten
Een tegenargument herken je aan dezelfde signaalwoorden als die waaraan je argumenten herkent (immers, namelijk, omdat) H5 kritisch lezen
Kritisch lezen Informatie via televisie, radio, kranten, tijdschriften of internet is niet altijd betrouwbaar
o Soms klopt de informatie niet omdat de auteur niet deskundig genoeg is
o Ook kan de tekst verouderd zijn
o Verder kan het zijn dat een tekst niet objectief is of dat er informatie wordt weggelaten omdat de auteur van de tekst er belang bij heeft dat die niet bekend wordt
Bij kritisch lezen moet je jezelf de volgende vragen stellen:
- is de auteur deskundig en onpartijdig?
- waar en wanneer is de tekst gepubliceerd?
- is het taalgebruik verzorgd?
- gebruikt de auteur recente artikelen of gegevens?
- zijn de informanten van de auteur betrouwbaar en deskundig?
- klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg?
Geeft hij naast voordelen ook nadelen?
- zijn de argumenten van de auteur sterk of zijn ze makkelijk te weerleggen?
H6 functiewoorden
Functiewoorden Een tekstgedeelte heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord als conclusie, oplossing en voorbeeld
o Soms kun je functiewoorden herkennen aan een signaalwoord
o Het verschil tussen functiewoord en signaalwoord is:
Een functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte
Een signaalwoord zegt iets over het verband tussen tekstgedeeltes