• No results found

SIGNATUUR MICROV

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SIGNATUUR MICROV"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SIGNATUUR MICROV

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0520

BIBLIOGRAFISCH VERSLAG BIBLIOGRAPHIC RECORD

MOEDERNEGATIEF OP LAGNUMMER:

MASTER NEGA TlVE STORAGE NUMBER:

I

MM69L-OOO

1'9

Kiek, Rcggie L

Engclandvlieger en andcre \crh<1lcn / door Reggie Eo Kick. -I -Gr<1\cnhage letc.1 : \<1n Goor Zonen, 119-?1. -64 p.: ill.; 22 cm

SiglUltuur \ an origineel / Shclf numbcr of origill<11 cop~:

M cc 2659 '\;

SignatuUl" micro\ or"m / Shclf number microform:

I ll\lET.\ U::W

Filmsoort / Size (d film:

Bccldplmltsing / Ima{:e plan:lIlent :

Reductie moederfilm / Retluct;ol1 /lUlster film:

Startdatum \ erfilming / Date ft/millg heg{1Il : Camera-operateur / Camera operator:

16 mOl

COMIC / IIB : 1

2000

(2)

cc

2659

N

~NGELANDVLIEGER

EN ANDERE VERHALEN

DOOR

REGGlE E. KIEK

I"""~

5. I '

.~

's-GRAVBNHAGB-BATAVIA

G. B. VAN GOOR ZONEN'S UlTGBVERSMAATSCHAPPIJ N.V.

f t

I .... I . .

(3)

~

051

1113

nl

'\\\I\\,\~i ~(~I~\~~ I\~'I~\\1

ENGELANDVLIEGER

(4)

-

ENGELANDVLIEGER

\

EN ANDERE VERHALEN

DOOR

REGGIE E. KIEK

's-GRAVENHAGE-BATAVIA

LEEFTIJD: 10-14 JAAR. G. B. VAN GOOR ZONEN'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ N.V.

(5)

INHOUD

aoomsTVJt

I. ENGELANDVLIEGER

11. HULP VOOR 'T KERSTMANNETJE 111. HET LUCHTMORMELTjE

IV. ZEEMAN

V. 1-0 VOOR DE WAARHEID

VI. VERWAANDHEID BOFT

VII. HOEPLAKEETjE HELPT EEN HANDJE BIJ DE LANDING OP HOLLANDIA

VIII. SINTERKLAAS EN DE VERENIGDE PLANETEN VAN HET HEELAL

8UDZ I

9 17

23

31 37

47

55

(6)

ENGELANDVLIEGER

"Ga weg," zei de zeemeeuw verachtelijk. "Jullie in je zwarte pakkies maken me ziek. Ziek, zeg ik."

De kraai, op de havenpaal, viel bijna in het water van opwinding en woede. "Belediging van 'n gedi- plomeerd-groepshoofd-burgerwijkaanvoerder Ie klasse der gevorderde eerste klasse . . . 1" kraste hij. "Hoe durf je! Moet ik je bij de politie aangeven?"

De zeemeeuw haalde minachtend luidruchtig zijn snavel op. "Bah I Bij je Duitse vrindjes, bedoel je.

'k Ben toch lekker niet bang voor je! En als de Hol- landse soldaten uit Engeland terugkomen krijg je er van langs. Zal ik lachen! Lelijke N.S.B.-er!"

"Nou is 't genoeg . . . " krijste de kraai en hij waaierde verwoed met zijn vleugels. "Als je nou nog één woord zegt . . . dan . . . dan • . ."

"Ik wacht," zei de meeuw beleefd. "Je moet je zinnen altijd afmaken, hebben ze me thuis geleerd ... "

Maar hij keek zó kwaad en dreigend dat de ander er een beetje witjes van om zijn kraalogen werd.

"Oh . . . uh, ahum . . ." zei de kraai geschrokken.

"Ik . . . eh . . . ik geloof dat iemand me roept . . ."

En hij vloog voor alle zekerheid naar de bovenste rand van de havenmuur. Maar hij wou en hij zou het laatste woord hebben: "Pas op, dat ik je niet weer boven 't afgesloten havengebied tegen het lijf vlieg," zei hij, klaar om met een vaartje weg te spurten als de zeemeeuw

[ I ]

(7)

EngelandfJlieglr.

ENGELANDVLIEGER

hem soms achterna mocht komen, "dan breng ik je aan wegens spionnage."

De zeemeeuw knipoogde onverstoorbaar tegen de zon en gaf geen antwoord. "Kràsse-kràsse," zei de kraai woedend en vloog weg.

De zon scheen over het zachtjes golvende water van de haven en over de vissersschuit, die op zijn oude dag kalmpjes lag te dobberen langs de kade. Een eindje verder stond een Duitse schildwacht op post.

" 'n Echt Oranje-zonnetje," zei een mus, die naast de zeemeeuw op de paal kwam zitten.

"Uhhuh," zei de meeuw peinzend.

"Had U zoëven weer 'ns ruzie met dien landver- rader-buur van ons?" vroeg de mus belangstellend.

Ze had de hele morgen in de rij moeten staan voor haar rantsoen kruimeltjes en vond dat er nu nog best een kwartiertje bij kon voor 'n praatje. "U moet anders wel een beetje voorzichtig zijn met wat U zegt . . ." zei ze schuchter.

" Ach wat," zei de meeuwen hij pikte verwoed naar 'n vlieg, "kouwe drukte. Ik ben niet bang voor ze."

De mus kneep haar ogen wat dichter tegen het felle zonlicht en gluurde eens tersluiks naar den Duitsen schildwacht. "Die staat daar ook alsof-ie van hout is," fluisterde ze.

"'k Hoop dat-ie kramp krijgt," zei de meeuw uit de grond van zijn hart en staarde opnieuw over de zee.

De mus begon te giechelen. "Heeft U al gehoord wat Pietje Vink gisteren gedaan heeft?" vroeg ze.

"Hij cirkelde brutaalweg drie keer boven het hoofd [ 3 ]

(8)

ENGELANDVLIBGER

van 'n hogen Duitsen officier en heeft toen iets laten vallen . . . boven op zijn uniformpet! De vent zag paarsrood van woede."

"Ha!" zei de meeuw. "'k Wou dat het 'n Engelse bommenwerper was geweest. .

"Jaja," de mus knikte mee. "Die komen anders vaak genoeg. Gisteren hebben ze - "

" Sn!" zei de meeuw. "Pas op!" En hij wees met zijn snavel in de richting van een spreeuw, die tussen . de pakkisten heen en weer hipte, op zoek naar iets eetbaars. Het was een echte havenwijk-spreeuw:

hongerig en slordig - zijn veren zaten vol vlekken en zijn staart mocht wel eens geknipt worden. Hij kwam aarzelend wat dichterbij en nam de twee vogels op de dukdalf aandachtig op. De meeuwen de mus keken onschuldig over het water en hielden hem uit hun ooghoeken in de gaten. " Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn met vogels die je niet kent," fluisterde de mus zenuwachtig. De meeuw wriemelde een steentje tussen zijn tenen uit en antwoordde niets.

"Morgen," zei de spreeuw beleefd en hij vloog van de kade naar hun paal. "Hebben jullie wat eetbaars gezien?"

"'k Heb net m'n rantsoen gehaald voor deze week,"

zei de mus voorzichtig. De meeuw staarde uit over het water en piepte geen boe of bah.

"'k Heb het mijne verleden week al opgegeten," zei de spreeuw kalmpjes. "Zit hier vis in het water?"

" Vis? " giechelde de mus. "Eet U

vis?"

Ze

[4]

ENGELANDVLIEGER

verloor bijna haar evenwicht van het lachen. De spreeuw haalde zijn schouders op. "Tegenwoordig eet 'n vogel alles," zei hij. "Tenminste, als-ie het krijgen kan . . ." En hij wierp een schuine blik op de boodschappentas van Mevrouw mus. Mevrouw mus begreep de stille wenk. "0. . ." zei ze, "0, juist ja." Ze keek van de spreeuw naar de bood- schappentas' en van de boodschappentas naar de spreeuw.

"Hier," ze pikte er resoluut vijf kruimels uit, die ze voor de spreeuw neerlegde. "We zijn immers allemaàl Hollandse vogels onder elkaar, hè," zei ze.

"Samen uit, samen thuis . . . Enfin, ik moet weer eens opstappen, m'n kinderen wachten op me . . ."

Ze keek eens naar de meeuw, die zich nog steeds niet met het gesprek had bemoeid. "Dag meneer Meeuw," zei ze en vloog naar de kade. De meeuw knikte met zijn kop en staarde uit over de zee.

De spreeuw at schrokkerig de kruimels op, veegde zijn snavel af met zijn vlerk en smakte een paar maal luidruchtig. Daarna keek hij eens naar de Duitse schildwacht en staarde uit over zee, net als de meeuw.

"Van waar komt de overwinning?" vroeg hij zachtjes, zonder zijn houding te veranderen. De meeuw bewoog zich niet. "Van 't Westen," antwoordde hij, bijna onhoorbaar. .

De spreeuw keek aandachtig naar 'n mug, die boven de paal danste. "Wachtwoord?" vroeg hij.

"Londen is Oranje," zei de meeuwen hij keerde zich naar de spreeuw. "Heb je nieuws?"

[S]

. I _ _ . '

(9)

ENOELANDVLIIIGER

De spreeuw dempte zijn stem nog meer. "Vanavond om kwart over negen loopt de oude vissersschuit de haven uit," zei hij. "De lekken zijn gisteren gedicht en de zeilen zijn versteld. Er gaat 'n visser mee en verder twee studenten en 'n dokter, met zijn zoon ... "

"En ik?" vroeg de meeuw in spanning.

De spreeuw knikte. cc Ruimte genoeg. Er gaan ook drie postduiven mee," zei hij, "net gisteren op- geroepen voor werk in Duitsland. Zogenaamd bij de posterijen, maar dat draait toch uit op oorlogswerk aan 't Russische front. En daar moeten ze niets van hebben ... "

cc Allicht," zei de meeuw. cc Nou, je wordt bedankt.

De zaak is net op tijd voor elkaar gekomen. Ik had me geen moment langer in kunnen houden. J~ kan h~t niet meer áánzien, hier. En aan de overkant kunnen we ons tenminste nuttig maken. . . . Ga jij niet mee?"

De spreeuw schudde zijn kop. "Mijn werk ligt hier," zei hij. "Zolang als ik vogels kan helpen om naar Engeland te komen ben ik tevreden. Misschien later ... als ze me beginnen te wantrouwen . . ." Hij

&tak zijn poot uit, "Goeie reis, vannacht. En geef de groeten aan JooP Duif, die is sinds een paar maanden in England - 'n ver familielid van me. Zit nu bij de regering - op 't balcon bij de vlaggestok. "

"Ik zal 't doen," zei de meeuw. "En als je de kraai tegen mocht komen zeg 'm dan maar dat-ie een pak rammel van me krijgt als ik terugkom . . ."

"Hmmmm," de spreeuw keek wraaklustig, " hij zal wel méér krijgen. Enfin, dat zal geen nieuwtje voor

[6]

ENGELANDVLIEGER

'm zijn. Nou, behouden vaart. Adjuusjes. Holland boven!"

"Leve Willemien!" zei de meeuw. Hij keek de spreeuw na, die rustig langs de Duitse schildwacht vloog en tussen de opgelegde vissersschepen verdween.

Gelukkig dat er nog zulke vogels in Holland waren!

En vanavond zat hij zelf in Engeland, bij de vrije Hollandse vogels! Engelandvlieger !

(10)

· Hulp voor het Kerstmannetje.

HULP VOOR 'T KERSTMANNETJE Het Kerstmannetje kromde zijn tenen in zijn gevoerde laarzen en bibberde. Het zat precies in het midden van het houten vlot en warmde zijn handen onder zijn lange baard. Tegen zijn rug geleund stond de grote zak met kerstgeschenken voor Holland en iedere keer, dat het vlot door een hoge golf bijna omsloeg, dreigde het Kerstmannetje met zak en al in de zee te duikelen.

Hij voelde zich zo naar van de zeeziekte en de kou, dat twee grote tranen over zijn gerimpelde wangen in zijn witte baard biggelden en daar bevroren bleven hangen als twee glazen ballen in een kerstboom.

"Daar zit ik nou met m'n cadeautjes voor de kin- deren in Holland," mopperde de Kerstman en hij keek diep verwijtend naar de zee. "Een zak vol dikke boterhammen met spek - dik spek - speculaas-poppen, gebraden kippetjes en honderdduizend gekookte-eitjes- van-drie-minuten . . . en ik in m'n eentje op een vlot, midden op zee! " Hij schudde zijn hoofd bedroefd, haalde met stijve vingers een papier uit zijn rode bontjas en hield zich toen gauw aan de zak vast, want het vlot stond opeens bijna steil rechtop.

"Ach-ach-ach," jammerde het Kerstmannetje, dat toch al nooit erg veel van zeereisjes had gehouden en alles altijd liever per slee had gedaan, "oh-oh-oh!

Wat moet ik toch doen?"

Het natte papiertje in zijn hand was een brief uit Spanje:

. . ,

'

.

(11)

ENGELANDVLIEGER

Kerstmannetje, Huize de Rendieren,

IJ

sland.

Per Luchtpost.

13este lVlaIUletje,

Hierbij het lijstje, dat ik j.e beloofde te sturen van de kinderen waar ik op 5 Dec. geen tijd voor heb gehad. Piet en ik hebben een hele drukke week achter de rug. Er waren zóveel kinderen in Holland, die zich goed gedroegen dit jaar en recht op een cadeautje hadden! In Holland zelf konden we natuurlijk niets kopen en in Spanje was het een erg gedrang in de winkels. De verkoopsters waren bovendien vreselijk onbeleefd. Ik heb er nog hoofdpijn van!

Zou jij zo goed willen zijn om dit jaar wat meer in Holland te geven? Ik weet wel, dat je het erg druk hebt in Engeland, maar ik zou je erg dankbaar zijn. Ze hebben het heus verdiend!

Vast bedankt voor al je moeite,

groeten van Zwarte Piet en mij, je

Klaas. (Mz. St. Nicolaas,

Poste Restante, lVladrid).

P.S. - Hoe is het met je rheumatiek?

En de Kerstman had onmiddellijk teruggeschreven dat het met zijn rheumatiek niet oost was en d:Jt hij aan de cadeautjes voor de kinderen in Holland zou denken. "Tussen mijn andere werk door," had hij beloofd. En nou zat hij op een vlot, drijfnat en koud,

[ 10]

HULP VOOR 'T KERSTMANNETJE

ergens op de Noordzee en wie weet of hij ooit de cadeautjes zou kunnen bezorgen! Hij pinkte verdrietig een sneeuwvlok weg uit zijn oog en staarde somber voor zich uit. Dat hij de vorige avond nu ook nét een aspirientje tegen zijn rheumatiek had genomen en daardoor zó vast in slaap was geraakt in zijn kooi, dat hij niets hoorde van de brand, die uitgebroken was in het IJslandse schip dat hem in de nacht naar de kust van Holland had zullen brengen! Iedereen was in de red- dingboten gegaan, maar hij had geslapen. " Weer juist iets voor mij," dacht het Kerstmannetje geërgerd.

"Ik heb ook ieder jaar wat! Als ik niet wakker was geworden doordat het zeewater door het dek heen op mijn hoofd sijpelde, lag ik nu met boterhammen-met- spek en al op de bodem van de zee tussen de vissen.

Zouden dié 'even een goeie Kerstmis hebben gehad!"

Het Kerstmannetje moest toch even lachen ondanks al zijn verdriet. lVlaar zijn wangen deden pijn en hij hield er maar gauw mee op.

" Zei U iets over mijn onderdanen? " vroeg een stem uit dl! zee en één van de golven opende zich en er uit stapte een grote, oude man, met een baard zo lang en wit als van den Kerstman. In zijn rechterhand droeg hij een lange ijzeren staaf met drie punten, een soort vork, en in zijn linkerhand hield hij een schelp.

Het Kerstmannetje schrok verschrikkelijk van de onverwachte verschijning en viel haast in de zee. Het duwde zijn bontmuts achter op zijn hoofd om goed te kunnen zien en zijn ogen gingen wijd open van ver- bazing. De andere man-met-de-baard ging op de rand

B [II]

(12)

ENGELANDVLIEGER

van het vlot zitten, sloeg zijn benen gemoedelijk over elkaar en legde zijn vork over zijn knieën. " Even voorstellen . . . Neptunus is mijn naam," zei hij.

"Van de zee . . . . "

Het Kerstmannetje stond voorzichtig op en maakte een wankel buiginkje op het vlot. "Aangenaam ... de Kerstman. "

De ander hield de schelp aan zijn oor om beter te horen. '~Watte?" vroeg hij. De Kerstman, die weer gauw op de zak was gaan zitten, stond opnieuw op en maakte een tweede wankel buiginkje. "De Kerstman,"

zei hij, beleefd.

"Oh juist! Ik heb van U gehoord. U rijdt rond in sleetjes, in de sneeuw, met rendieren en U geeft cadeautjes weg . . ." Hij schudde nadenkend zijn grijze hoofd. "Lijkt me koud, sneeuw."

Het Kerstmannetje keek eens naar al het water om hen heen en zei maar niet tegen meneer Neptunus wat het kouder vond, de zee of de sneeuw.

"En nu zit U hier?" vroeg meneer Neptunus.

" Vacantiereisj e ? "

Het Kerstmannetje hapte naar lucht, verslikte zich driemaal in zijn baard en haalde diep adem. "Vacan- tiereisje !" zei het verachtelijk. " Bah ! Schipbreuk!"

Meneer Neptunus keek ontzet. "Ach nee toch!

Schipbreuk? Tjonge, tjonge." En nadenkend:

"Tjonge, tjonge! Ik zal er met de zee over spreken!

Vreselijk onaardig. . . ."

" Het was niet de schuld van de zee," zei het Kerstmannetje.

[I2 ]

HULP VOOR 'T KERSTMANNETJE

Meneer Neptunus roerde afwezig met zijn vork in het water en trommelde met zijn vingers op de schelp.

"We moesten er eigenlijk iets aan doen," zei hij. Het Kerstmannetje krabbelde haastig overeind. "Z-zou- z-zou U dat kunnen?" En het viel met een bóém weer terug op het harde vlot, want de zee steigerde als een wild paard. Maar meneer Neptunus zat even gemakkelijk als in zijn leunstoel bij de kachel, in het kasteel op de bodem van de zee.

"Oh, ja," zei hij, " ik zal's denken. Eh ... waarheen was U eigenlijk op weg?"

"Holland," zei de Kerstman vlug en hij wees met een koude vinger naar de horizon, "daar ergens."

Meneer Neptunus haalde een beduimelde kaart uit zijn zak en een kompas, dat in een waterdicht zeem- leren zakje zat. "Holland ... ?" zei hij. "Holland ... ? tja ! Dáár hebben we het, kijk, hier!" En hij wees met zijn vinger de plek aan op de kaart. "'s Zien, vijftien, nee, twintig kilometer hier vandaan."

Het Kerstmannetje knipperde met zijn ogen. " Is dat v-v-ver?" vroeg hij angstig. Meneer Neptunus schudde met zijn vork. "Even niet storen," zei hij,

"ik ben aan het rekenen . . ."

"Oh ... " zei het Kerstmannetje eerbiedig en bleef stil zitten wachten. Zijn linkerknie deed pijn van de rheumatiek maar hij durfde niet te wrijven, bang dat meneer Neptunus in de war zou raken.

Neptunus knikte tevreden, klapte de kaart dicht, borg het kompas in het waterdichte zakje en sloeg drie keer met zijn schelp op het water. Het klonk elke keer

[ 131

(13)

ENGELANDVLIEGER

als een kanonschot en het Kerstmannetje, toch al zenuwachtig door de eenzame nacht op het vlot, hipte Hj iedere klap vijf centimeter de lucht in.

De zee werd helemaal glad - zo glad als een spiegel- en het nare wiebelen van het vlot hield op. Er klonk een vreemd geruis, dat steeds dichterbij kwam en toen het verbaasde Kerstmannetje goed keek zag het allemaal vissen - haringen, bokkingen, kabeljauwen, schelvissen - zelfs een inktvis hier en daar - op het vlot afzwemmen. De grootste inktvis klauterde op het vlot met behulp van zijn lange grijparmen en salueerde zo mooi, dat al zijn armen in de knoop raakten. Toèn hij weer uit de war was gehaald door Neptunus salueerde hij opnieuw, maar voorzichtiger, zodat alles goed ging.

Meneer Neptunus tikte met zijn vork tegen zijn hoofd, bij wijze van groet.

"Dit is de Kerstman," zei hij. De Kerstman en de Inktvis bogen tegen elkaar. "De Kerstman," zei meneer Neptunus, "was op weg naar Holland en toen gebeurde er iets met zijn schip en nou zit hij hier."

"De inktvis klakte medelijdend met zijn tong. " Ik heb zeewier bij me," zei hij hulpvaardig, "we kunnen een paar schelvissen en kabeljauwen inspannen en klaar is Kees."

"Juist," zei Neptunus tevreden. "Het vlot is niet zwaar - jullie zijn waarschijnlijk binnen een half uur aan de kust . . ."

" Gompie! " zei het Kerstmannetje ontdaan van ontroering. "Dat is erg aardig van jullie allemaal.

Vreselijk aardig . . . . "

HULP VOOR 'T KERSTMANNETJE

"Helemaal geen moeite," zei de inktvis en hij gaf orders aan de vissen het zeewier aan het vlot vast te maken. Meneer Neptunus borg zijn schelp op en stopte zijn baard weg onder zijn jas. "Kom gauw maar weer eens," zei hij. "Dag meneer Kerstman; ik ben blij U van dienst te zijn geweest."

Het Kerstmannetje voelde het vlot bewegen. De vissen waren al aan het zwemmen geslagen. Het stak haastig zijn hand uit en wuifde naar Neptunus, die zijn lange benen in het water dompelde en in de golven gleed. "Dag meneer Neptunus en hartelijk bedankt, hoor! " En toen herinnerde het Kerstmannetje zich dat het nog iets heel belangrijks had vergeten.

" Gelukkige Kerstmis/' riep het. "Vrede op aarde - én op zee . . . "

"Vrede op aarde en op zee!" groette de stem van Neptunus onder het water, "Goeie reis!" En daarna waren er alleen nog maar de vissen, die het vlot voorttrokken.

Het Kerstmannetje ging op de zak met cadeautjes zitten, blies op zijn koude vingers en haalde zijn kijker' uit zijn binnenzak. "'s Kijken of ik de kust van Holland al kan zien," zei het tevreden.

(14)

Het Luchtmormeltje.

HET LUCHTMORMELTJE

"En dat je bedankt bent, dat weet je," zei de mitrail- leurschutter nijdig. "Als je soms denkt dat ik het leuk vind om op drieduizend meter zand uit m'n machinegeweren te peuteren, dan ben je er naast. Kun je niets anders verzinnen, dikkop?"

Het Luchtmormeltje - dat op een raadselachtige manier in het Hollandse vliegtuig verzeild was geraakt - mikte aandachtig een lege patroonhuls naar het hoofd van den matroos. "Ik vind je een vervelend jongetje," zei het. "Ik mag ook niks! Zal ik jullie eens laten wiebelen. . . ?" En het maakte dat de Mitchell-bonunenwerper zó heen en weer schommelde, dat de piloot vóór in de cockpit al zijn kracht nodig had om het toestel in de goede koers te houden.

De matroos, die achterin de staart het meeste last had van het geschommeI, borrelde haast over van kwaadheid.

" Schei je uit, of moet ik je overboord gooien?"

Het Luchtmormeltje keek eens door het toestel en daarna weer tevreden naar den matroos, die zo nu en dan met een flinke klap tegen zijn eigen machine- geweren aanbonsde. "Wiebel je lekker?" vroeg het en kauwde op de snor, die gek genoeg alleen aan de linkerkant van zijn gezicht groeide, "ik hoop alleen, dat ze er voorin niet zo'n gezanik van hebben als jij, want dat zou jammer zijn . . . . "

Waarom heb je het juist op mij voorzien?" vroeg de [ 17]

(15)

ENGELANDVLIEG!R

matroos en hij boemde opnieuw zijn hoofd tegen de wand van de mitrailleurkoepel aan. "Ik heb je nooit wat gedaan."

"Ik heb de pik op je," zei het Luchtmormeltje eerlijk. "Ik word kriebelig als ik je zie. Helemaal kriebelig. "

De matroos wreef over de buil op zijn hoofd. "Wat ik word als ik jou zie, daar wordt niet naar gevraagd,"

zei hij. "Mag ik ook weten waarom?"

"Je haar," zei het Luchtmormeltje en het hipte met een sprongetje boven op de mitrailleurs. "Mag ik's schieten? "

"Nee afblijven! M'n haar?" De matroos keerde zijn hoofd in alle richtingen tot hij zichzelf weerspiegeld zag in de blauw-metalen lopen van zijn geweren, "wat is er met m'n haar?"

"'t Is rood," zei het Mormeltje afkeurend. "Vrese- lijk. Werkt op m'n zenuwen. Nou adjuusjes, ik ga eens op jullie antenne klauteren, die radio verveelt me."

"En jij verveelt mij," de hand van den matroos sloot zich stevig om een zware moersleutel en tilde het ding liefkozend op. "Als je niet binnen tien tellen vórt bent, krijg je dit naar je hoofd."

"Nou, nou!" Het Mormeltje schudde geërgerd zijn hoofd. "Niet zo onbeleefd zijn. Ik ben hier gast, per slot van rekening."

"Twéé . . ." zei de mitrailleurschutter dreigend.

Het Mormeltje ging eens verzitten. "Je kunt me toch niet raken. En als je naar me gooit zal je er spijt van hebben."

[ 18 ]

HET LUCHTM;"'RMELTjE

"Vijf! zei de matroos."

Het Mormeltje giechelde. "Maak je niet druk. Ikgeloof werkelijk dat je kwaad bent. En dat om 'n paar builen! "

"Ik ben zo kwaad, dat als je water in mijn mond gooit, 't overkookt!"

"Niet doen! Ongezond." Het Luchtmormeltje keek· medelijdend. De matroos wierp een blik op de moersleutel in zijn hand. "Ik ben al bij acht," deelde hij mee.

"Ik zal zorgen dat je je de hele week verslaapt!"

dreigde het Mormeltje. "Krijg je op je kop! En ik maak je misselijk . . . . "

" Tien!" De matroos mikte de moersleutel naar het gedrocht je boven op zijn machinegeweren, maar de sleutel bleef eerst aan zijn hand plakken en klapte daarna precies tegen het puntje van zijn eigen neus, zodat de tranen in zijn ogen schoten. Uit de richting van de mitrailleurs kwam een ?..acht giegellachje.

"Oei, dat was je neus!" Het Luchtmormeltje hield zijn ronde buik vast van het lachen. "En nu word je misselijk! Voel je al wat?"

De matroos begon benauwd te kijken. " M'n maag . . ." zei hij opeens en slikte.

"Zal ik er op wrijven?" bood het Luchtmormeltje hulpvaardig aan, "dat helpt toch niet. 0, en een beetje mist kun je ook van me krijgen." Het maakte een beweging met zijn handjes door de lucht. "En nou nog m'n Wonderwoord en jullie zitten in de mist .... "

" Stop! ! ! " riep de matroos opeens. "Hé, Jij!

Schei uit! Kijk 'ns!" En hij wees met zijn vinger [ 19 ]

(16)

ENGELANDVLIEGER

door de glazen koepel omlaag naar de zee, diep beneden hen. "In Konvooi!" Hij boog zich voorover om beter te kunnen zien. "Er zitten Hollandse vracht- boten bij, zie je dat? Rood-wit-blauwe vlaggen .... "

Het Mormeltje was niet geïnteresseerd. "Abaka- drabies jeboemelala," prevelde het en keek eens naar de wolken om het toestel.

"'Wat ga je doen?" vroeg de matroos wantrouwig.

" Mist!" zei het Mannetje voldaan. "Kijk, daar komt-ie . . . . "

Uit de wolken kwamen wit-grijze slierten mist aandrijven, die zich langzaam om het Hollandse toestel verzamelden.

"Dat is gemeen!" De matroos pakte het gedrocht je in zijn kraag. "Net nu we boven het konvooi zijn!

Wij moeten op die schepen passen, begrijp je dat dan niet? Vooruit, neem die mist weg . . . . "

"Jakkes," zei het Luchtmormeltje, "jij bent een spelbreker." En het bleef koppig zijn wonderwoord- voor mist prevelen.

De Hollandse matroos schudde hem woedend heen en weer. "En als er nu een Duitse duikboot in de buurt van die schepen komt, hè? Wie moet 'm dan weg jagen, hè? Akelig mormel!"

" Oi !" Het Mormeltje keek vreselijk beledigd.

"Oi!! !"

"Met die schepen màg niets gebeuren I" zei de matroos.

"W'rom?" vroeg het Luchtmormeltje. "Ik hou wel van een relletje."

HET LUCHTMORMELT]E

" Je begrijpt de ernst van het geval niet!" De matroos werd verschrikkelijk ongeduldig. "Die schepen brengen voedsel en vliegmachines naar Engeland en misschien soldaten."

"Met rood haar . . .?" vroeg het Mormeltje wan- trouwig. Het hipte heen en weer op de mitrailleur.

"Maak me niet zenuwachtig . . . ! Want dan krijgen we storm!"

"Alsjeblieft, toe nou! Haal die mist nu weg!" de matroos probeerde door de nevel omlaag te kijken.

" Misschien zijn ze al in gevaar . . . "

"Maak me niet zenuwachtig . . ! " gilde het Mormeltje en het viel haast van de mitrailleurs af.

"Wie zegt jou dat ik niet op de hand van die duikboot ben, he?"

"Dàt kan niet," zei de matroos beslist. "Dàt kan niet. Die schepen van dat konvooi vechten om de wereld vrij te maken en die duikbooten vechten om de wereld in een grote kooi te zetten ... en - - "

"Kun je dan niet door de tralies heenglippen?"

vroeg het Luchtmormeltje nieuwsgierig.

"Misschien kleine mor-, eh mannetjes zoals jij," zei de matroos. "Maar wij grote mensen niet. Snap je niet, dat we daar niets voor voelen. We zijn geboren om vrij te zijn . . ."

"~'r zit iets in . . . " zei 't Luchtmormeltje naden- k d " en . T' . Ja, tJa, w rac , hi es, r z d' 1" t lets m. . . . "

"Neem die mist dan weg!" zei de matroos. " Op- schieten, je kunt nooit weten, die duikboten zitten soms overal."

[21 ]

(17)

BNGELANDVLIEGER

"Oh, gutjes," het Mormeltje werd er bleek van.

cc Nou moet je me niet zo haasten - ik geloof dat ik het wonderwoord vergeten ben . . ." zei het angstigjes.

"'t

Was iets met aba-nogwat," probeerde de matroos

zich te herinneren.

Er kwam een brede glimlach over het gezicht van het Luchtmormeltje. "Dàt is het!" Abakadrabies jeboe- melala . . . . "

W ég was de mist! En beneden, op zee, in prachtig helder weer, stoomde het konvooi rustig voort. Het Mormeltje keek vlug met den matroos mee. "Gelukkig, ze zijn er nog allemaal! Zal ik de wolken ook maar wegnemen •.. ?" vroeg het ijverig.

"En geen duikboot te zien," zei de matroos tevreden.

cc Kijk, we gaan laag over ze heen - om een oogje voor ze in het zeil te houden." Hij keek naar het Lucht- mormeltje en nam opeens het gouden leeuwtje van zijn eigen matrozenkraag. "Hier," hij prikte het Mormeltje het leeuwtje op zijn jasje, "van nu af aan ben je Ere-mor-eh Ere-mascot van deze Hollandse bommenwerper! "

Het Mormeltje wreef met zijn mouw over het leeuwtje tot het spiegelde en glom in de zon. "Ben je niet meer kwaad?" vroeg het voorzichtig.

De matroos schudde zijn hoofd.

Het Luchtmormeltje keek blij de bommenwerper rond. "Mag ik dan nu 'n rondje wiebelen weggeven?"

vroeg het bedeesd. "Heel eventjes maar . . .?"

"Ga je gang," zei de matroos, "je hebt het eigenlijk wel verdiend."

ZEEMAN

De golven zwiepten in schuimstrepen aan weers- kanten van de boeg over het roestige dek. De zwarte zee had kennelijk schik in het geval en smeet de

"Rotterdam" met leedvermaak door mekaar . . . van stuurboord

naar

bakboord - van bakboord

naar

stuur- boord - heen en weer. Het schip kraakte en steunde om medelijden, richtte zich hijgend op en begroef de kop in. een nieuwe aandonderende roller. Een regen van glinsterend zout schuim sloeg op tegen de twee figuren op het achterdek. De gezichten kwamen nauwelijks boven de hoogopgeslagen jekkerkragen uit en het vlassig-natte haar van den jongste wapperde en sloeg langs zijn voorhoofd, zodat alleen het puntje van zijn blauwig koude neus zichtbaar was. De man met de gouden strepen op de mouw zette zijn stevige benen wijder uiteen en begroef zijn handen dieper in zijn zakken. Zijn woorden gingen verloren in het lawaai van het aanstormende watergordijn, maar de jongen, die opnieuw met zijn schouder steun zocht tegen een van de noodvlotten, begreep hem. Hij voelde zich te ellendig om te antwoorden. Zijn hoofd bonsde en als hij zijn ogen open deed zag hij niets dan zee, zee.. .. Golven en schuim, gierende touwen, pakkisten, machinegeweren, een deinende railing • • . en zee, zee, zee. Hij had opnieuw het gevoel of er scholen schelvissen en zoute haringen in zijn maag burenruzie aan het houden waren en slikte

r

23

J

(18)

Zeeman.

ZEEMAN

een paar maal heftig. Hij wist best dat de stuur gisteren zijn geduld met hem had verloren, en raak ook, maar hij kon er niets aan doen. 't Liefst lag hij in de luwte van de overdekte sloep te grienen! Hij veegde met zijn ruige mouw het water van zijn gezicht en deed een paar wankele passen in de richting van het voor- schip, dat kilometers ver weg scheen te liggen. Hij voelde de ogen van den stuur tussen zijn schouder- bladen priemen en hield zich ·zo goed mogelijk. Zijn hart klopte in zijn keel iedere keer, dat het dek in een peilloze diepte onder zijn voeten wegzakte. Soms was de zee als een dreigende, grijze muur boven hem en even later tuimelde hij in een bruisende bodemloze put. En zijn maag klom in zijn keel als hij naar beneden zeilde en zakte als een steen als hij zèlf naar boven schoot.

Hij hoorde voetstappen op het dek achter zich en voelde stevige vingers om zijn schouder, en de stem van den stuur bij zijn oor: "schei maar weer uit. Naar 't kombuis met je. Vraag kokkie maar om 'n bak snert en zorg dat je wat op toeren komt. Vort."

Govert veranderde prompt van richting, boog zijn lichaam tegen de wind en was in vijf wankele stappen bij het ijzeren laddertje van het kombuis. Hij keek maar niet eens om naar den stuur, met die was het voorlopig toch hommeles. Wat blauwe plekken rijker belandde hij in het stomende kombuis. "De stuur zegt dat ik 'n bakkie snert kan krijgen," zei hij uitdagend.

De roodverhitte kok nam hem eens op. "Meneer weer zeeziek? Of zich alleen maar aan 't aanstellen, he?"

[25 ]

(19)

ENGELANDVLIEGER

Hij dompelde een houten lepel in een dampende ketel en griste met zijn andere hand een gebarsten kom van de plank boven de stoompijp. "k Ben een boon als we uit zo'n papjochie nog 'n zeeman maken" zei hij minachtend. Govert antwoordde niet maar nam de gloeiendhete kop aan en begon tegen 't vel op de soep te blazen. Hij was beu van 't vele plagen en had zich voorgenomen zich niet meer op stang te laten jagen.

Hij steunde zich met één hand tegen het slingeren van het schip een hield zijn aanda,cht bij de erwtensoep.

Niet alle Hollanders hadden zeebenen, blijkbaar. Nou, hem een zorg. Dan werd-ie soldaat! Maar hij was toch nijdig op den kok. "Die snert van jou lijkt wel snèrt !" zei hij en maakte een grimas alsof het werke- lijk niet te eten was. Maar het was best lekker en heerlijk warm in ûjn maag. De kok haalde zijn neus verachtelijk op en opende zijn mond om Govert eens precies en haarfijn te vertellen wat hij wel allemaal van hem dacht. Maar hij bleef er midden in steken en luisterde opeens aandachtig naar de geluiden boven zijn hoofd.

Van het dek klonk een opgewonden lawaai tot het kombuis door. Doffe, rennende voetstappen, schreeu- wende stemmen, bevelen en daarboven uit schrille stoten van de stoomfluit.

Govert keek den kok aan, bonsde zijn kop neer en werkte zich langs de ijzeren ladder naar dek. Het viel niet moeilijk te raden wat er aan de hand was, toen hij eenmaal boven kwam. Aan stuurboord, even boven de rollers met hun spattende schuimkoppen was een gloed

[26 ]

ZEEMAN

zichtbaar, die steeds feller werd naarmate de "Rotter-

~" dichter~ij worstelde. Grijze wolken begonnen ZIch afte sch~lden van de zee ... en daar hàd je het _ 'n schip, het achterdek tot de railing onder water, met een voordek en een brug, die bijna bedolven werden door de razende watermassa's. De brand was in de radiohut.

De "ouwe" vertaalde hardop de code van de flit- sende noodlamp. ", n Brit, zinkend. Hoeven ze ons niet te vertellen. Sloepen en radio kapot, gewonden aan boord. • • ." Hij onderbrak zichzelf. "Stuur! "

donderde zijn stem: "De sloep uit!"

Govert keek ontzet om. Wat? waren ze nou hele- maal .•.. ? Met dit weer in een sloep? Hij klemde zich vast aan een van de ijskoude machinegeweren en keek met grote ogen toe, in het gedrang van de mannen, die met hun zwemvesten in de hand langs hem naar de sloep renden, die al half gestreken hing. De Stuur telde: "Nog twéé!" schreeuwde hij, "waar is Dirk?"

Een van de mannen, die zich in de sloep werkte antwoordde. "Beneden, verstuikte enkel." ,

"Eén tekort," brulde de stuur. Hij keek naar een van de oudsten. " Thijs? Jij? Opschieten mannen."

Govert luisterde verward. Gingen ze er werkelijk door? En moest Thijs . . . met zijn rheumatiek-rug?

Stapel waren ze. In dit weer. E.:n oude kerel als Thijs.

En hij was nog mal genoeg o:n het te doen ook.

Govert . werkte zich opeens naar voren en graaide het zwemvest uit de handen van den ouden zeerob. De officier in de boot keek hem verbaasd aan en aarzelde.

Zijn blik viel op Govert's brede schouders. Nog

c [27]

(20)

!NG!LANDVLI!GBJt

aarzelde hij. Goven gespte het bultige zwemvest om en werkte zich langs den officier in de boot. "Strij- ken!" riep de stuur en langzaam slingc;rend zakte de sloep omlaag.

Daarna was het voor Goven niet veel meer dan één verwarde herinnering. Zwiepende golven, gebogen ruggen, kreunende roeispanen, armen, die aanvoelden alsof ze uit hun oksels werden getrokken, zee, golven, olie, de Britse schuit, die de ene keer dichtbij leek en even later weer mijlen ver was. De mannen vochten als bezetenen tegen de snauwende zee. De sloep draaide soms een kwart slag om en dook en steigerde gevaarlijk. Govert zwoegde met gebogen hoofd, de spieren op zijn hals en schouders stonden gespannen.

Het duurde een half uur voor ze er in slaagden langszij te komen en hoewel ze hun sloep met de roeispanen op eerbiedige afstand van de scheepshuid van den Brit hielden, dreigde de zee hen telkens te pletter te slaan.

Het lukte na grote inspanning de Engelsen van boord te krijgen.

De afstand, op de terugtocht, tussen de sloep en de Hollandse schuit leek onoverkomelijk. De afge- tobde mannen spanden hun laatste krachten in. Govert voelde zich alsof hij in rafels hing. Het water droop van zijn gezicht. Zijn rug leek te barsten. Het was of ze er nooit zouden komen .... En toen, na eeuwen, voelde hij opeens zijn eigen goeie dek weer onder zijn voeten. Hij wankelde en bonsde tegen een van de andere zeelui aan. De steward kwam aanrennen met verwarmde dekens

[28 ]

ZEEMAN

Govert 'kikkerde weer wat op in de warmte van zijn kooi en grinnikte slaperig tegen een van de maats, die met een dampende kop binnenkwam. "Snert, meneer Dorus Rijkers? Met de speciale groeten van den stuur.

En kokkie heeft er 'n extra vette kluif in laten zakken."

Govert opende zijn ogen wijd en nam de kop haastig aan.

Om hem heen was het een lawaai van Hollands en Engels door elkaar. Bij de patrijspoort stonden er twee hun drijfnatte stokersplunje uit te trekken en in de bovenste kooi, schuin tegenover hem, met zijn blote benen buiten boord, zat een Engelse matroos in een blauwe trui met S.s. Glasgow er op, tegen een kop erwtensoep te blazen. Het was hem aan te zien dat hij dat Hollandse brouwsel maar half ver- trouwde. Maar hij nam een slok en rolde het eens voorzichtig heen en weer in zijn mond, slikte toen en klakte met zijn tong. Daarna nam hij nog een grote teug en gaf Govert over de rand van de kop een knipoog. Govert grinnikte en slurpte langzaam genietend van zijn eigen soep.

Soldaat werd hij voorlopig toch maar niet.

(21)

1-0 voor de Waarheid.

1-0 VOOR DE WAARHEID

De Leugen zat op de rand van.de bureaustoel en keek belangstellend toe.

"Wat gaan we nu vanmorgen doen?" vroeg hij.

De man in het uniform van een Duitse majoor hield op met schrijven en draaide zijn hoofd verbaasd om,

" 0, ook goeie morgen," groette hij opgelucht,

"ik begreep al niet waar je bleef!"

"Doe niet zo gek," zei de Leugen. " Je weet, dat ik het onmogelijk druk heb. Ik kao niet overal tegelijk zijn. Belachelijk idee!"

"Ik zit al een uur op je te wachten .... " De Duitse officier keek erg somber. " Je weet, dat we een afspraak hadden - - ."

De Leugen begon geërgerd zijn keel te schrapen.

"Mspraak, afspraak - kan me niets schelen! Ik zat bij Radio Hilversum en ik kon niet weg. En boven- dien had Goebbels me nodig vanmorgen." Hij zuchtte diep en stak zijn vingers tussen zijn boordje.

"Ik overwerk me nog 'ns," zei hij.

De majoor klopte de Leugen sussend op zijn rug.

"Nou, nou, tut-tut-tut! Neem het er dan maar eens rustig van. Ik kan nog wel een minuut wachten."

De Leugen rekte zijn nek uit en probeerde te lezen wat de majoor op het vel papier geschreven had, dat op het bureau lag. "Wat heb je eigenlijk voor me te doen?

Interessant? "

(22)

ENGI!LANDVUEGER

"Een verklaring over het tekort aan malse kip- petjes . . ." zei de majoor verveeld. "Ik heb me suf zitten peinzen - - . "

De Leugen was diep teleurgesteld en ging eens verzitten. "Nooit eens wat nieuws," zei hij. "We hebben toch een hele doos met allemaalldeine leugen- tjes over zulke dingen ...• Ik begrijp niet, dat je daar zo lang over doet . . .!"

"Ach wat! Die zijn immers allang op! Ik moet nieuwe hebben, anders geloven ze het hier niet meer.

'n Uur lang ben ik al bezig en ik heb niet één nieuwe leugen kunnen verzinnen uit mijn blote hoofd . . . . "

"Zet dan je uniformpet op," zei de Leugen vinnig.

De Majoor zette gehoorzaam zijn pet-met-gouden- rand op en bleef daarna een paar minuten aandachtig en hoopvol voor zich uit staren, met diepe rimpels in zijn voorhoofd. Eindelijk zuchtte hij diep. "Er komt niets," zei hij met een boos gezicht. "Je zult me werkelijk moeten helpen. Twee vellen papier heb ik vanmorgen vol geschreven en niet één leugen. . . ."

"Wat!" schreeuwde de Leugen ontzet. "Je wilt toch niet zeggen, dat je twee vellen vol met - waarheid hebt geschreven?"

De ander knikte bedeesd. "Lees 't maar liever niet,"

zei hij voorzichtig.

De Leugen hield zich beverigjes aan de stoel vast.

"Twéé vellen vol met waarheid . . ." fluisterde hij.

"Waarheid! 0, hemeltjelief--" Zijn stem stierf bijna helemaal weg, "gl-glaasje water . . . vlug!!"

[ 32

1

1-0 VOOR DE WAARHEID

De Duitse officier waaide hem wat koelte toe met zijn uniformpet. "Ik heb alleen maar inkt . . ."

" Geef me dan maar een slokje inkt." De Leugen ging op het bureau zitten en leunde tegen.de sigarettendoos.

"En laat me alsjeblieft niet meer zo schrikken. Ik sta gewoon te trillen op mijn benen."

De officier scheurde het papier in tweeën en mikte het in de prullemand. "We zullen helemaal van voren af aan beginnen."

"Hè, hè," de Leugen zette voldaan de inktpot weg, waar hij bijna de helft uit had gedronken. " Daar knapt 'n mens weer van op."

Hij sloeg zijn benen over elkaar en op zijn gezicht kwam een ernstige zakelijke uitdrukking. "Vooruit dan maar. Neem 'n vel papier en schrijf op ... "

. De officier kraste een half uur met een pen over een lang vel papier en hield daarna op om zijn voorhoofd af te vegen. "Nou, nou," zei hij, "ik moet zeggen, je kàn het! D'r is geen woord

ww

bij!"

Cl Ach, 't is mijn vak immers," zei de Leugen bescheiden. "Maar ik wil wel bekennen, dat het me tegenwoordig vermoeit. Ik moet me gek hollen om overal op tijd te zijn - die concurrent van me zet er steeds meer de sokken in . . . 't Gebeurt niet weinig, dat de mensen me antwoorden: 'Oh, maar de Wáár- heid is hier al geweest en die zegt . . . . ' Neen hoor, 't is vaak ondankbaar werk."

"Ja, die Waarheid is een vervelend kereltje . . . daar kan ik van meepraten." De Duitse officier knikte somber.

(23)

ENGELANDVLIEGER

" Is 't dezelfde, die ik ken?" vroeg de Leugen belang- stellend.

"'n Klein, dik mannetje, met een rond hoofd en ogen als twee brandende kolen," zei de majoor. "Ik zie hem 's nachts altijd. Zit hij op het voeteinde van mijn bed naar me te staren. . • ."

" Ja, dat is hem!" zei de Leugen woedend. " De eigenwijs! En het vervelende is, dat ze hèm geloven in dit land en niet mij . . . Stapelgek!"

De officier veegde zijn voorhoofd opnieuw af.

"Laten we maar doorgaan en het daar niet over hebben." De Leugen wou beginnen verder te dic- teren, maar zat opeens rechtop en keek scherp naar de hoek, waar de prullemand stond.

"Wat was dat?" vroeg hij geschrokken. "Ik dacht, dat ik iets over de vloer zag lopen. . . ."

"Zenuwen," zei de Duitse officier. "Kom, schiet op, die verklaring moet straks door de radio worden omgeroepen. "

De Leugen hield wantrouwig een oogje op de hoek van de kamer. "Ik zàg iets lopen en ik hóórde iets ritselen . . ." zei hij koppig.

d 'all "

" Je moet een paar dagen rust nemen, at IS es, antwoordde de majoor. ",Waar waren we ook weer . . . . 0 ja . . . enkele van de kippen, die voor hun gezondheid naar Duitsland zijn gegaan . . ."

De Leugen rimpelde zijn voorhoofd, nam een slok inkt, smakte met zijn lippen en begon weer te dicteren.

Na tien minuten waren ze klaar en keken met be- wonderende blikken naar al de onwaarheden die ze

[34 ]

1-0 VOOR DE WAARHEID

daar op dat velletje papier hadden gekregen. De majoor wreef zich in de handen.

"Knap werk, uitstekend. Héél knap."

De Leugen boog gevleid. "Ik zal morgen de reke- ning sturen," zei hij.

De Duitse majoor drukte op een belknop en vloeide de verklaring af., Hij keek op zijn horloge. "Net op tijd." En tegen den luitenant, die druk saluerend de kamer binnenkwam: "Hier, breng dit gauw naar het radiostation. "

De luitenant bekeek de verklaring verbaasd.

"Maar ik hèb het toch al weggezonden," zei hij.

" De malse-kippetjes-verklaring?" vroeg de Majoor,

" Man, je bent niet wijs!"

" Heus!" de luitenant hield koppig vol. "Ik kreeg 'm vijf minuten geleden - twee vellen vol. Uw hand- schrift, dus U moet er meer van weten!"

" Twee vellen?" gilde de Leugen opeens en begon zich de haren uit het hoofd te trekken, "twee vellen, zeg je?"

De mond van den majoor ging langzaam open. Hij keek de Leugen aan en samen stoven ze opeens naar de prullemand, waar ze zich haastig overheen bogen.

" Boem! " zeiden hun hoofden tegen elkaar en de Leugen viel om door de schok. Hij bleef zitten en begon te jammeren. "Zie je wel, zie je wel! Ik wist het, ik wist het! Dat heeft de Waarheid weer gedaan.

. .. Nu zenden ze van het oude papier uit en daar staat niets dan de waarheid op. Wat'n ramp. Wat'n ramp!"

De Duitse majoor zocht wanhopig in de proppen [ 35 ]

(24)

ENGELANDVLIEGI!R

papier. ":Maar ik heb die twee vellen papier zélf hier in gegooid," zei hij woedend. "Er is niemand in de kamer geweest behalve jij en ik. . . ."

De Leugen keek den luitenant nijdig aan. "Van wie kreeg je die verklaring, sufkop?"

"Oh," antwoordde de luitenant verbaasd, "van 'n klein dik mannetje . . . met korte beeJltjes en een rond hoofd. Hij zei, dat hij van den majoor kwam en dat er erge haast bij was. De papieren waren in tweeën gescheurd, maar hij had ze al weer voor me geplakt, zei hij . .. 't Is al omgeroepen, denk ik."

De majoor kreunde en zakte naast zijn prullemand op de grond. De Leugen begon te trappelen als een wildeman en sloeg met zijn vuisten tegen de muur.

" Al m'n mooie werk voor niets geweest! Oh, wat ben ik ongelukkig!" brulde hij. "Als ik die W!W'heid toch te pakken krijg, dan zal ik 'm. 0, dan zal ik 'm. . .. "

"Ach," zei de majoor kwaad, "hou op. 't Is allemaal jouw schuld!"

"Da's een leugen," zei de Leugen giftig. En daarna begon hij vreselijk te huilen.

En de Waarheid, die buiten in 't hoekje van het raamkozijn zat toe te kijken, moest zijn dikke buik vasthouden van het lachen. Hij sprong op de grond en wandelde weg, terwijl hij zijn hoedje opgewekt op zijn vinger ronddraaide.

" Al is de Leugen nog zo snel

De Waarheid achterhaalt hem wel,"

zong hij. "En van je hela, hola" houd er de moed maarm.

"

VERWAANDHEID BOFT

"Ga weg!" zei de Directeur. "Ksssttt, lelijke vies- poot."

Verwaandheid kneep woedend-groene spleetoogjes.

"Ksssttt jijzelf," siste ze tegen den man achter het grote schrijfbureau en ze zette een hoge rug. "Ik vind je maar 'n Náár Mannetje."

De Directeur schoof zijn bril lager op zijn neus en keek er onderzoekend overheen. "Nou moet je eens even luisteren, poes," zei hij. "Ik ben een directeur en daarom een nette meneer - nette meneren gooien niet met inktpotten, maar als je niet gauw weg gaat, roep ik mijn tikjuffrouw. . . .!"

"Is die géén nette meneer?" vroeg Verwaandheid belangstellend. Ze keek met een schuin oog naar de deur in de zijmuur, waarachter het geluid van een tikmachine hoorbaar was. "W'rom niet?"

"Alle inlichtingen worden door mijn secretaris behandeld . . . eh . . . ach wat!" zei de Directeur.

En daarna werd hij vreselijk boos. "Je houdt me van mijn werk," zei hij.

"Werk?" vroeg Verwaandheid en ze boog zich verder naar voren op het raamkozijn. " Werk je echt?"

"Natuurlijk werk ik," zei de Directeur kribbig.

"Ik, eh, ik werk - ik schrijf dingen, allerlei dingen en - - "

"Wat voor dingen?" vroeg Verwaandheid en ze hield op haar pootje te wassen.

[37 ]

(25)

VerTJJaandheid boft.

VERWAANDHEID BOFT

"Lange dingen," zei de Directeur bars. " Héle lange dingen."

Verwaandheid wreef eens met haar natte poot achter haar rechter oor. "Zo-zo," zei ze, "d~'s

mooi."

De Directeur paste keurig wat beschreven vellen t=apier op elkaar en deed ze in een envelop. "Nu moet je toch eens zien hoe netjes het er allemaal uitzag vóór jij er met je modderpoten over heen getippeld bent," zei hij verdrietig.

Hindert 't wat?" vroeg Verwaandheid nijdig.

"Natuurlijk, die papieren gaan naar Belangrijke Mensen en die Belangrijke Mensen spreken er Belangrijke Beslissingen over uit . . . maar 'n poes snapt zoiets toch niet."

"Waarom laat je ook je papieren op je schrijftafel liggen?" vroeg Verwaandheid. "Als ik op je schrijf- tafel lig, schijnt de zon precies op mijn snoet, lekker warm. Ik zie niet in wat je er op tegen hebt. . . . Bovendien heb je muizen!"

"Die maken tenminste geen vieze poten op mijn paperassen," zei de Directeur onverstoorbaar. Hij drukte op een belknop en ging toen zijn jas aantrekken.

"En nu ga ik koffiedrinken," zei hij.

Verwaandheids maag begon te rammelen. "Kan ik niet mee?" vroeg ze hoopvoL

"Je bent wèl brutaal," de Directeur schudde afkeurend zijn hoofd. "Ga in je eigen huis eten!"

"Heb ik niet," zei Verwaandheid boos. "Ik zwerf."

"Hmm. Nou, ik kan je niet hebben," zei de [39 ]

(26)

ENGELANDVLIEGER

Directeur heel beslist. "Ik drink altijd koffie met Ministers of Generaals', of met HerCln. • . ."

" Ik vindjou helemaal geen nette meneer ," schreeuwde Verwaandheid en ze balanceerde opgewonden op het raamkozijn. "Je bent 'n Náár Mannetje, je bent - "

De deur van de kamer er naast ging open en de tikjuffrouw kwam binnen. "Heeft U gebeld?" vroeg ze.

De Directeur wees viezig

naar

de poes in het open

raam.

"Juffrouw," zei hij, "die kat is hier nu al twee keer binnengeslopen toen ik er niet was. Dat mag niet weer gebeuren." En daarna liep hij statig de kamer uit.

De tikjuffrouw ging

naar

het raam, greep de woed- ende Verwaandheid in haar nekvel en zette haar op het bakon. "SSSSCCCCHHHHH! Ppppssscch!" blies Verwaandheid.

De juffrouw deed het raam dicht.

Maar de volgende morgen vond de schoonmaakster dat het maar stoffig en warm was in de kamer van dien Directeur en ze gooide de ramen dus wijd open.

Verwaandheid, die die nacht op het dak had geslapen en niet in een al te best humeur was omdat het had geregend, hoorde de scharnieren van het raam piepen en stak eens voorzichtig haar kop om de hoek.

"Pcchh!" siste ze wraaldustig, maar de werkster was alweer de kamer uitgegaan.

Verwaandheid sprong op het raamkozijn en zag toen iets waar ze erg verbaasd van opkeek: onder het

[40 ]

VERWAANDHEID BOFT

schrijfbureau in de kamer van den Directeur lag een foxterner op een lekker vet bot te kluiven.

" Hé, psttt! Hé, luister's . . ." fluisterde ze.

"Psm, eh . . . dinges . . .!"

De foxterrier keek op. "Motje?" vroeg hij en hield zijn poot op het bot.

Verwaandheid likte haar lippen af en slikte eens.

"Pas maar op dat-ie je straks niet vindt," waarschuwde ze.

" Wie?" vroeg de temer en hij ging weer door met kauwen.

." Het Náre Mannetje," zei Verwaandheid en haar haren gingen overeind staan. "Zal ik 's over zijn paperassen lopen? Durf ik best. . . ."

De terrier beet een stuk van het bot af en kraakte het in kleine stukjes. "Houdt mijn Baas niet van,"

zei hij verveeld. ", k Zou maar weer op het dak gaan zitten."

"Ga zèlf op het dak zitten," snauwde Verwaandheid- En toen verloor ze haar evenwicht bijna van opwinding.

"Jouw

Baas? Is't Nare Mannetje jouw baas? En jij zit met een vet, vies bot op zijn kleed . . .? Je moest je schamen. . . schamen moest je je . . . en ik mag niet eens met m'n poten over z'n paperassen wandelen ... 'n bot met vlees er aan, nog wel, gompie!"

" Ach wat," zei de Temer. "Zeur niet." Maar hij keek toch met een ongeruste blik om naar de deur en toen van de poes naar het bot en weer terug naar de poes. "Hier," zei hij, "neem 'n stukkie bot, dan is het gauwer op . . ."

(27)

ENGELANDVLIEGER

" Bot!" zei Verwaandheid, " bOt 11 'k Ben geen hond . . . . "

De Terrier schoof een stukje vlees van het bot.

"Kom dat dan maar halen," zei hij.

Verwaandheid zat met een sprong naast hem onder het bureau. "Als je me bijt, krab ik je ogen uit," zei ze en slokte haastig het vlees op. "Dank je wel." En daarna ging ze weer gauw op het raamkozijn zitten.

Ze veegde haar bek met haar fluwelen poot af. " Dat doet een hongerige kat goed," zei ze met een zucht.

De hond keek op. "Waarom ben je een hongerige kat?" vroeg hij.

" Omdat ik zwerf," zei Verwaandheid.

"W'rom zwerf je dan?" vroeg de Terrier verbaasd.

"Omdat ik geen huis heb, dáárom!" zei de poes nijdig. "Jullie met je gevraag . . ."

"Waarom kom je hier niet wonen?"

"Waarom . . . waarom . . . waarom!!! Omdat jouw Nare Mannetje me niet hebben wil. Ik loop over z'n papieren, zegt hij."

"Dan moet je dat niet doen," zei de Terrier en hij ging door met kauwen.

"Hmmm," zei Verwaandheid nadenkend, "dáár had ik nog niet aan gedacht."

"Je moest hier muizen komen vangen," bedacht de Terrier en hij slokte het laatste stuk bot op. "Er zat er een op de gang zoëven."

"Poeh," Verwaandheid vond het maar niets. "Jouw baas trekt zich niets van muizen aan," zei ze spijtig.

Opeens ging de Terrier rechtop zitten. "Ah," zei

[ 421

VERWAANDHEID BOFT

hij e~ hij zwaaide met zijn linker voorpoot, "ik heb een Idee. Vooruit, ga onder die kast zitten. Gauw!

Zeur niet. D'r onder . . . Mooi zo!"

. In de gang klonk het geluid van voetstappen. DeTerrier liep kwispelend naar de deur. "Hellup," zei Verwaand- heid' benauwd onder de kast, "'t Nare Mannetje . . ."

Het was de Directeur!

."Woefl" zei de Terrier en hij sprong tegen den Duecteur op. "Waf."

De Dire~teur had het druk, hij klopte zijn hond even op ~Jn rug en ging toen haastig achter het bureau ZItten. Verwaandheid zat te rillen, haar tanden klapperden.

De Terrier krabde de deur naar de gang open en liep de kam,er uit. De Directeur stond op en deed de deur weer dicht. Verwaandheid sloot haar ogen van angst en had spijt dat ze naar een hond van zo'n Directeur had geluisterd. Nu was ze helemaal alleen met het Nare Mannetje. . . .

Maar nauwelijks zat de Directeur weer of daar klonk e~n luid gekrab aan de deur. Hij bromde wat, legde ZIJn ~en ~e_t en liep opnieuw naar de deur. "Nu moet Je met. de hele ochtend in en uit lopen," zei hij verontwaardigd. De Terrier kwispelde maar eens wat en rende haastig de kamer binnen tot onder het bureau. Verwaandheid wuifde met haar staart.

" Oehoe! Hé , din ges . . .. I Ak eligerd, ik krijg hier kramp." De Terrier schudde zijn kop en stak zijn snoet even buiten het bureau om te laten zien wat hij in zijn bek hield.

D [43 ]

(28)

ENGELANDVLIEGER

Het was een muis. Een dikke, levende, spartelende muis.

Verwaandheid voelde het water in haar bek komen en ze schoof een eindje onder de kast uit. Maar op dat moment ging de zijdeur open en kwam de tikjuf naar binnen. "Hier is uw ochtendpost," zei ze tegen den Directeur.

En toen, met een knipoog naar Verwaandheid, liet de Terrier de muis los.

"Oi !" gilde de tikjuffrouw. "OOOOIIII ! I 'n muis. . .. Oh, dóét U dan toch wat . . . help, hij komt op me af . . . " Ze sprong op de stoel voor het bureau en vandaar bóven op het bureau. Met haar schoenen op de paperassen van den Directeur! Ver- waandheid kreeg er prompt een lachstuip van.

De Terrier holde luid blaffend achter de muis aan maar zorgde wel dat hij hem niet inhaalde. "Schiet nou op," blafte hij tegen Verwaandheid, "zit daar niet zo suffig te lachen. Laat ze nou zien wat je kunt ..•

Vang 'm dan!"

Ruuuutssscchh! Verwaandheid was al onder de kast uit, sprong over een stoel en kwam vlak voor de muis op de grond terecht. "Pats!" ze zette haar poot op de muis en hield hem tegen de grond. Toen keek ze met ogen als kooltjes naar het Nare Manlletje.

"Zal 'k hem loslaten?" siste ze. "Zàl ik?"

De Directeur keek naar de tikjuffrouw, die zenuw- achtig op zijn bureau stond te trappelen. "Eh, nee, alsjeblieft," zei hij. "Eh . . . doe 'm weg. • • ergens . . . eh, hier, in de prulletnand."

[44 ]

VERWAANDHEID BOFT

Verwaandheid giechelde en dribbelde parmantig naar de prullemand. " Bom," zei de muis op de bodem van de mand. "Woefl" zei de Terrier.

De DireCteur hield de prullemand op armslengte v~ zich af en zette hem buiten de deur. Hij veegde ZIJn voorhoofd af en ging in zijn stoel zitten. De juffrouw was intussen van het bureau geklauterd. Ze

za~ nog erg witjes. "Ik ben toch zó geschrokken,"

zeI ze. En toen boos; "Er zijn te véél muizen in dit gebouw. . . . Ik ga hier weg. . . ."

De Directeur keek zenuwachtig over zijn brille- glazen. "Eh, nee, doet U dat nou niet," zei hij.

"Ik . . . eh . . . er is zoveel werk. . . ."

De Terrier ging mooi zitten. "Waf?" zei hij.

De Directeur keek naar hem. "Wat is er?"

"Ik krijg plotseling een idee," zei de Terrier en hij knipoogde weer tegen Verwaandheid. "Je moest een

poes nemen!" .

"Eh . . . een poes? Eh . . . 0, ja . . . eh . . . een poes," zei de Directeur en hij keek hoopvol naar de juffrouw. "Wat zegt U van een poes?" vroeg hij.

De juffrouw knikte genadig. "Als het een goeie muizenvanger is," zei ze.

"Je moest zó 'n poes zien te krijgen . . . " zei de Terrier en hij wees naar Verwaandheid. Uit zijn mondhoek siste hij tegen de poes; " Kijk onver- schillig!"

Verwaandheid ging haar nagels zitten bekijken.

"Jammer, dat je háár niet kunt krijgen . . ." zei de Tenier weer.

[45 ]

(29)

ENGELANDVLIEGER

De Directeur schraapte zijn keel. "Eh. . " zeI

hij verlegen, "eh . . . poes . . . "

"Gunst, had U het tegen mij?" vroeg Verwaand- heid.

"Eh, ja." De Directeur keek over zijn brilleglazen.

"Zou je zo vriendelijk willen zijn voor ons te komen werken?" Hij keek op zijn papieren neer, waar de afdrukken van de schoenen van de tikjuffrouw nog op stonden en zuchtte. "Als je tenminste niet over mijn paperassen loopt," zei hij.

"Afgesproken," zei de Temer haastig en hij porde de poes in haar

rug.

Verwaandheid gaf hem een kopje.

De Directeur wenkte de juffrouw. "Ik zou 'r maar vast wat melk geven en dan kan ze daarna kennis maken met de andere Heren. Die hebben ook nogal last van muizen."

Verwaandheid streek langs zijn broekspijp. "Ik vind je eigenlijk wel 'n lief mannetje," Iniauwde ze en liep daarna met haar staart fier in de lucht achter de tikjuffrouw de kamer uit.

HOEPLAKEETJE HELPT EEN HANDJE BIJ DE LANDING OP HOLLANDIA Hoeplakeetje bungelde peinzend aan de grote palm- tak. en zette zich zo nu en dan eens met zijn lange harige tenen af tegen de stam, zodat hij zachtjes heen en weer schommelde. "Dat kun je nou wel beweren "

zei hij tegen het Varken, dat in de schaduw van.de pabo stond, "maar daarom is het nog niet zo!"

Er borrelde een verachtelijk geluid in de grote neus van het Varken. "Jullie apen zijn dom," zei hij. "Als ik je nou zeg dat je baas toen weg is gegaan in een grote prauw met 'n boomstam er op waar rook uit kwam ... "

Hoeplakeetje ging er bij zitten en wreef aandachtig met zijn rimpelige vinger tusschen de grote en de tweede teen van zijn linkerachterpoot. "Hmm" zei hij. En daarna hoopvol: "Maar dat zegt nog

ni~t

dat

hij niet terugkomt - misschien is - ie naar Java gegaan om met den Groten Baas te spreken!"

"Ach wat," zei het Varken. "Daar zitten immers Mk Japanners . . . Bovendien, zou jouw Baas er twee jaar over doen om heen en weer naar Java te gaan . . . ?"

Hoeplakeetje schudde verdrietig zijn hoofd.

"Nou dan," zei het Varken voldaan.

"Waar is hij naar toegegaan, denk je," vroeg Hoe- pIakeetje na een tijdje. Het Varken wroette een wonel uit de grond en kauwde er verveeld op. "Australië."

[47 ]

(30)

Hoep/akeetje helpt een handje.

HOEPLAKEETJE HELPT EEN HANDJE BIJ DE LANDING OP HOLLANDIA

"Gompie," zei Hoeplakeetje eerbiedig. En toen, voorzichtig, "waar is dat?"

Het Varken wuifde met zijn poot vaagjes naar de Baai. "Daar, achter de zee."

Het aapje schurkte zijn rug tegen een blad. "Wat, eh, wat is een Japanner?" vroeg het bedeesd. Het Varken keek ongelovig. "Weet je dat ook al niet?

Nou, nou!"

"'n Papoea?" vroeg Hoeplakeetje en toen hij de boze blik op de snoet van het Varken zag, vroeg hij haastig, "'n Merah dan?"

"Nee, geen merah," zei het Varken met een zucht.

" Die zijn wit, immers."

"Mijn baas was 'n merah - uit Java," zei Hoepla- keetje trots. " C-c-controzeur."

" Controleur," verbeterde het Varken kortaf. " En 'n Japanner is een Japanner." Het klonk alsof het Varken niet van Japanners hield.

"Maar wat is 'n Japanner?" vroeg Hoeplakeetje wanhopig.

"Náár!" zei het Varken.

" Wat is náár? " vroeg Hoeplakeetje.

"'n Japanner," zei het Varken.

Hoeplakeetje ging er over zitten denken. " Hoe zien ze er uit?"

"Klein, spleetogen, kromme benen, geel - net apen - " Het Varken slikte het laatste woord haastig in. Hoeplakeetje had het gelukkig niet gehoord.

"Hmm,"

zei hij weer en er stond

een

grote rimpel op zijn voorhoofd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om dit mogelijk te maken, is in 1931 artikel 252 in de gemeentewet opgenomen, welks inhoud hierop neerkomt, dat een gemeente bepaalde groe­ pen van uitgaven en inkomsten

Handreiking als uitgangspunt Zijn advies aan alle partijen: “Ga op regionaal niveau en in de wijk aan de slag met zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen en neem daarbij de

[r]

Laat dit warme, liefdevolle gebaar voor ons symbool zijn voor al die warmte,. al die zorg, al die liefde die we ondanks de omstandigheden toch aan elkaar

Maar 's morgens van den andren dag Kust hem zijn moeder met een lach, En noemt hem weêr haar lieve Piet - - Dat was hem in geen jaar geschied. - En zie, wat ligt daar in

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de

„Voor wie zich niet laat overbluf- fen en eens rustig kijkt wat er nu helemaal klopt aan dit soort ar- gumenten, blijft er weinig over dat tegen het bestaan van God

Van de armpennen en de handpennen zijn bij een zittende vogel eigenlijk alleen de buiten- vlaggen van de veren zichtbaar, van de handpennen meestal ook de toppen.. Het zijn dus