• No results found

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ECLI:NL:RBNHO:2013:11567"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Instantie Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak 26-11-2013

Datum publicatie 03-12-2013

Zaaknummer 15/710645-12

Rechtsgebieden Strafrecht

Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Promis; zeden; vrijspraak feit 2 (plegen ontuchtige handelingen); bewezenklaring feit 1 en 3 (plegen ontuchtige handelingen); straftoemeting; vordering benadeelde partij.

Verdachte heeft op een tweetal data bij twee vrouwen ontuchtige handelingen gepleegd door hen op onverwachte momenten bij de borsten vast te pakken. Een van de slachtoffers was een jong meisje van achttien jaar oud. In beide situaties heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie en het vertrouwen van de slachtoffers geschaad.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl 

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/710645-12 Uitspraakdatum: 26 november 2013 Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 november 2013in de zaak tegen:

[verdachte],

ECLI:NL:RBNHO:2013:11567

(2)

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. A.M.H.G. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.J. van der Klaauw, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 11 mei 2012 te Haarlem en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het:

- vastpakken bij en/of aanraken van de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere

feitelijkhe(i)d(en) uit:

- het onverhoeds vastpakken bij en/of aanraken van de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer 1];

2.

hij op of omstreeks 13 mei 2012 te Haarlem en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het:

- aanraken en/of betasten van de bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of

- aanraken en/of betasten van de (beklede) vagina van die [slachtoffer 2], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:

- het onverhoeds aanraken en/of betasten van de bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of - het onverhoeds aanraken en/of betasten van de (beklede) vagina van die [slachtoffer 2];

3.

hij op of omstreeks 30 juni 2012 te Haarlem en/of elders in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het:

- vastpakken van en/of knijpen in de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer 3], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere

feitelijkhe(i)d(en) uit:

- het onverhoeds vastpakken van en/of knijpen in de (beklede) borst(en) van die [slachtoffer 3].

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3. Bewijs

(3)

3.1. Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder de 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.

3.2. Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat verdachte van al deze feiten dient te worden

vrijgesproken.

3.3. Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 2. ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen worden. Aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft – samengevat- verklaard dat verdachte eerst een onzedelijke opmerking heeft gemaakt en vervolgens onder het dekbed haar billen en vagina heeft betast. Verdachte ontkent dit en verklaart dat hij haar slechts over het dekbed heen een tik op haar benen heeft gegeven. Nu de aangifte van [slachtoffer 2] in tegenspraak is met met het door haar op 13 mei 2012 om 3.23 uur verzonden What’s app bericht, waarin

staat: ‘[verdachte] kwam dus net naar boven met de vraag wanneer ik voor het laatst gelikt was en hij wilde aan me zitten maar heb hem weg geduwd en nu is hij wel weg’, en verdere bewijsmiddelen die de aangifte steunen ontbreken, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.

3.4. Redengevende feiten en omstandigheden1

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.

Ten aanzien van feit 1

Op 11 mei 2012 komt verdachte bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) langs om koffie te drinken.

Verdachte en [slachtoffer 2] wonen in dezelfde straat in Haarlem en zijn buren. In de keuken spreken [slachtoffer 2] en verdachte over kleinigheden tot het gesprek komt op het recente overlijden van de moeder van [slachtoffer 2]. Door te spreken over haar moeder raakt [slachtoffer 2] geëmotioneerd en begint te huilen.2 [slachtoffer 2] voelt zich wat ongemakkelijk door deze situatie en gaat bij het aanrecht staan om koffie te zetten. Plotseling staat verdachte heel dicht achter haar. Hij pakt haar vervolgens met twee handen vol bij haar borsten.3

[slachtoffer 2] wilde geen aangifte doen maar wilde wel dat dit incident bij de politie bekend was.

Ten aanzien van feit 3

Op 30 juni 2012 is [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) alleen in het huis van [getuige 1], de dochter van [getuige 2], aan de [a-straat] te Haarlem. [slachtoffer 3] kent verdachte niet, zij had hem wel eens gezien, maar meer niet. Verdachte komt langs en vraagt of hij koffie mag drinken. Als [slachtoffer 3] op de bank zit, komt verdachte heel dicht naast haar op de bank zitten. [slachtoffer 3] ziet dat verdachte naar haar kijkt.4 [slachtoffer 3] voelt dat hij met zijn hand haar borst vast pakt. Zij voelt dat hij een knijpbeweging maakt. Zij draait haar lichaam van hem weg en zegt tegen verdachte dat hij normaal moet doen. Verdachte heeft verklaard dat hij aan [slachtoffer 3] heeft gevraagd ‘zit je er altijd zo gekleed bij?’ en dat hij vervolgens met zijn rechterhand naar haar shirtje is gegaan om het iets omhoog te doen.5

[slachtoffer 3] heeft na het incident haar vriendin [getuige 3] huilend opgebeld en [getuige 3] is naar

(4)

haar toegekomen.6 Toen [slachtoffer 3] twijfelde of ze aangifte moest doen van de aanranding, heeft [getuige 3] tegen haar gezegd dat ze wel aangifte moest doen omdat ze zag dat het [slachtoffer 3]

erg aangreep.7

3.5. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

Uit het dossier komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een bepaald patroon, waarbij hij meermalen, wanneer de kans zich voordeed, grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Hoewel in het geval van [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] niet bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen, kan op grond van onder meer het hiervoor geciteerde What’s app bericht, wel worden vastgesteld dat ook in dat geval sprake was van grensoverschrijdend gedrag. In het geval van [slachtoffer 2] heeft verdachte gebruik gemaakt van haar kwetsbare emotionele situatie, door haar - toen zij aan het huilen was – plotsklaps vol bij de borsten vast te pakken. In het geval van [slachtoffer 3] heeft verdachte gebruik gemaakt van de omstandigheid dat zij – een meisje van pas 18 jaar - alleen met hem in een woning was en ook haar heeft hij toen betast. Gelet op dit geconstateerde patroon en in aanmerking genomen de

verschillende bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien - waaronder met name ook de verklaring van verdachte dat hij aan de bovenkleding van [slachtoffer 3] heeft gezeten – acht de rechtbank ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

3.6. Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij op 11 mei 2012 te Haarlem, door een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het:

- vastpakken bij de beklede borsten van die [slachtoffer 1], en bestaande die feitelijkheid uit:

- het onverhoeds vastpakken bij de beklede borsten van die [slachtoffer 1];

3.

hij op 30 juni 2012 te Haarlem, door een feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het:

- vastpakken van de beklede borst van die [slachtoffer 3], en bestaande die feitelijkheid uit:

- het onverhoeds vastpakken van de beklede borst van die [slachtoffer 3].

Hetgeen aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

3. feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

(5)

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

5. Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Verdachte is derhalve strafbaar.

6. Motivering van de sanctie

6.1. Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf voor de duur van honderd uren, bij niet naar behoren verrichten ervan te vervangen door vijftig dagen hechtenis. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] wordt toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

6.2. Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het door de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 5 maart 2013 is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft op een tweetal data bij twee vrouwen ontuchtige handelingen gepleegd door hen op onverwachte momenten bij de borsten vast te pakken. Een van de slachtoffers was een jong meisje van achttien jaar oud. In beide situaties heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie en het vertrouwen van de slachtoffers geschaad.

Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] [slachtoffer 3] blijkt dit bij haar daadwerkelijk het geval te zijn.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank ziet, in tegenstelling tot de officier van justitie, geen aanleiding voor oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.

7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 609.30 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 9,30 wegens reiskosten en € 600,- aan immateriële schade.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 9,30 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 200,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de

(6)

vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden

toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan het gedeelte van de vordering waarin zij niet ontvankelijk wordt verklaard, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikelen 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9. Beslissing De rechtbank:

verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;

verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;

bepaalt dat de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde feiten opleveren;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeelt verdachte tot het verrichten van veertig (40) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door twintig (20) dagen hechtenis;

bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren

taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht;

wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 209,30, bestaande uit € 9,30 voor de materiële en € 200,- voor de immateriële

(7)

1

2 3 4 5 6 7

schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting;

veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;

legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de

verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 209,30, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vier (4) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door

mr. E. Minderhout, voorzitter,

mr. C.A. Boom en mr. M.W. Groenendijk, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2013.

Mr. Minderhoud is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.

Proces-verbaal van informatief gesprek d.d. 12 juli 2012 met [slachtoffer 1] (dossierpagina 102).

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 september 2012 (dossierpagina 83).

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 13 juli 2012 (dossierpagina 95).

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 september 2012 (dossierpagina 84).

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d. 12 juli 2012 (dossierpagina 96).

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 28 augustus 2012 (dossierpagina 100-101).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het aangehaalde medisch probleem kan niet worden weerhouden als grond om een verblijfsvergunning te bekomen in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980

Het schriftteken onder deze consonant is Sjewa Mobile, dat onder de eerste consonant van een woord staat geschreven.. Het vocaalteken onder deze consonant is Patach,

Dat het kennelijk onredelijk is om verzoekster naast de weigering van verblijf ook een bevel te geven om het grondgebied te verlaten, zeker nu verzoekster op

ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken digitaal voor een ieder beschikbaar zijn gesteld

oproepkracht een aanbod voor een vast aantal uren (per week, per maand of een jaarurennorm) moeten krijgen, Tenzij de werknemer zelf besluit om als oproepkracht te blijven werken..

Overwegende in de tweede plaats, dat verwerende partij haar beslissing dus motiveert door te stellen dat « de betrokkene onderhoudt niet of niet meer een werkelijk

Dat het artikel 57/6/2 van de voormelde wet van 15 december 1980 stelt dat : "Na ontvangst van het asielverzoek dat door de minister of diens gemachtigde

De werknemer is ondanks waarschuwing niet op zijn werk verschenen op dagen waarvoor hij was