• No results found

Hoe kan het ook anders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoe kan het ook anders"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Met wat moeite herinneren we ons ontwerpen als een geïntegreerde discipline over de verschillende schalen van omgeving, gebouw, interieur, inrichting … heen, waarbij elke laag essentieel bleef en de grens ertussen nauwelijks voelbaar. Architectuur lijkt echter geleidelijk te vervallen tot een generische aaneenschakeling van identieke volumes, kamers …

waarvan de ruimtelijkheid herleid wordt tot vormelijk ornament als voorzet voor de fotograaf, die haar finaal reduceert tot een vlakke karikatuur.

Hoe kan het ook anders…

Nu de meeste architecten niet meer rijk geboren worden, zijn we de hoeren van de bouwwereld geworden. Wij, onbegrepen kunstenaars van lichte zede, etaleren onze koopwaar aan ieder hongerige blik, zelfs als daar helemaal niet om gevraagd wordt.

Maar zodra ons jeugdig enthousiasme het begeeft, zetten we de vernedering die we zelf hebben moeten ondergaan verder. Als wraakzuchtige mensenhandelaars slaan we onze jonge koopwaar in en laten ze liever zielloos roeien op het valse ritme van de grote roem.

Wat geeft het ons dat door een chronisch gebrek aan kennisoverdracht en continuïteit elke competentie bij deze generatie galeislaven verloren gaat.

De logische evolutie voor ons, sociaal gehandicapten, is uiteraard dit negeren. Of toch alles behalve onze achterhaalde wetgeving in vraag stellen zodat toekomstige ontwerpers

rechtstreeks in dienst van echte bouwpartners kunnen werken, die hen de taken zouden toevertrouwen waar ze effectief voor opgeleid zijn en hen daar bovendien navenant kunnen voor betalen.

De realiteit is uiteraard dat wij al decennia in alles, behalve onze officiële hoedanigheid en misplaatste trots, voor rekening van aannemers, projectontwikkelaars en de

consumentenkudde bandwerk verrichten, maar ondertussen proberen onszelf te rechtvaardigen door op elke passerende trend te springen, zij het sociaal, materiaal- of kleurgebruik, of recenter duurzaamheid, circulair bouwen, bouwshift … en dan bij hoog en laag te beweren dat wij daarvan de voortrekkers zouden zijn.

De gemiddelde architect wordt echter net als de gemiddelde consument stompzinnig

meegesleurd op de golven van de marketing, maar beweert alsnog dat hij de kapitaalstroom zou kunnen bijsturen door wat nukkig aan het oppervlak te spatten. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat diezelfde consument ons, zelfverklaarde heiligen, sceptisch aanhoort en na de wenkbrauw ook de neus optrekt.

De hypocrisie van ons, moraalridders van de goede smaak en redders van mensheid en planeet, illustreert zichzelf. Ik daag ieder uit te beweren dat recente projecten op enige manier zouden verschillen van de typologieën van vorige eeuw. We moeten durven beseffen dat elke generatie slechts enkele vernieuwers baart, die ongeacht het sociaal klimaat of wettelijk kader zullen blijven zegevieren. Die eer is echter niet voor ons, middelmatige ontwerpers, weggelegd.

We moeten onze maatschappelijke irrelevantie aanvaarden om niet als valse profeten collectief gestenigd te worden. Enkel door ons ondergeschikt aan het bouwproces te profileren, kunnen we een nog meerwaarde betekenen en het verloren respect voor onze specialisatie deels terugwinnen.

Diederick Verhaeghe

(2)

Architectuur moet ten dienste staan van de maatschappij en moet een kwalitatieve bijdrage vormen voor het dagelijks leven.

Als men dit uitgangspunt niet uit het oog verliest, komt men al heel ver. Men moet dit uitgangspunt wel ruim genoeg kaderen en mag het niet versimpelen tot louter duurzame architectuur.

Een klein voorbeeld: Victor Horta zei dat zijn architectuur een uitdrukking is van zijn smaak en zijn capaciteiten en dat is ze eerder van voorbijgaande aard is, dan dat ze duurzaamheid nastreeft.

Zijn architectuur vormt tot op vandaag echter wel een enorme bijdrage aan het dagelijks leven en dit voor gebruikers van de gebouwen zelf, als voor de omgeving.

Alle architectuur die uitmuntend is, draagt bij tot de maatschappij en het dagelijks leven.

Moeten wij ons specialiseren of juist als enige speler in het terrein een generalist blijven? Welke van beide opties garandeert uitmuntende architectuur?

Binnen ASSAR is er enorm veel specifieke kennis en specialisatie aanwezig, verspreid onder de +/- 150 medewerkers. We zijn als het ware een verzameling van specialisten. Maar de architecten die projecten leiden en sturen blijven ook generalisten, want als wij dat niet meer zijn, wie heeft er dan nog een algemeen overzicht in de bouwwereld?

Stedenbouwkundigen hebben hun specifieke visie en kennis, net als toegankelijkheidsadviseurs, EBP- verslaggevers, ingenieurs, de brandweer, etc. alsook uitvoerders van alle mogelijke disciplines.

Als architect zijn wij de enigen die van al deze facetten genoeg kennen om de raaklijnen en knelpunten overkoepelend samen te brengen.

Dat maakt mijn inziens ASSAR (Association d’Architectes) zo sterk. Wij brengen specialisme en generalisme samen.

De vraag die wij ons stellen is of we nog meer disciplines moeten integreren in ons beroep? Moeten ingenieurs stabiliteit, speciale technieken, akoestiek, maar ook juristen of software programmeurs integraal deel uitmaken van ons team in de toekomst?

Of is het juist een sterkte om als architect per project te kunnen kiezen welke partners het best geschikt zijn voor die specifieke opdracht?

Wat met alle mogelijke samenwerkingsmodellen die ons pad kruisen? Is een Design&Build een grotere garantie op kwalitatieve architectuur? Moeten we onze onafhankelijkheid niet strenger bewaken om dat te kunnen garanderen? Hierbij zijn de uitgangspunten en doelen van de verschillende partijen in een samenwerking van groot belang. Heeft een ontwikkelaar een

maatschappelijke visie? Een aannemer? Sommige wel, maar anderen ook niet. Maar als architect, hebben wij dit hoe dan ook.

Ik geloof sterk dat het maatschappelijk belang van ons beroep alleen maar zal toenemen in de toekomst.

Geert Bekaert

(3)

De BIM-dirigent

Zoals bij alle overige vrije beroepers, zal ook de architect, als hij de toekomst wilt halen, een nieuwe invulling moeten geven aan de uitoefening en de waarden van zijn beroep.

Verder leven op basis van privileges en zekerheden uit vorige eeuw, heeft geen zin meer sinds de intrede van de disruptieve technologie van blockchain, internet en e-commerce.

De zekerheden zijn gedigitaliseerd. Voor tussenschakels in productieprocessen is hoe langer hoe minder noodzaak. Het is kwestie om bij te blijven en pro-actief te reageren.

Wij vormen de eerste generaties die niet langer zijn kinderen de weg toont naar hun toekomst. De jeugd bepaalt hoe ons beroep en onze toekomst er zal uitzien en hoe wij ons dienen om te scholen om onze kwaliteitstoevoeging aan hun toekomst te kunnen blijven bieden.

Uber, air-bnb, zalando, netflix ... de Don Quichot die eervol deze verschijnselen tracht te bevechten met de meest nobele bedoelingen overigens, is er aan voor de moeite. De swipende puber heeft, misschien wel onbewust, gekozen voor een anders omgaan met zijn wensen en verwachtingen dan de generaties vòòr hem. Ook zijn de verwachtingen ten aanzien van de architect en de uitoefening van het beroep, fundamenteel gewijzigd.

Nog meer dan in het verleden wenst de toekomstige bouwheer een dirigent, een bouwmanager in te huren. Hij wil op een technologisch gevorderde manier communiceren en zal zijn schaarse tijd efficiënt willen indelen. Levenskwaliteit is hierbij een sleutelwoord.

Het hoeft geen betoog dat deze fundamentele richtingsverandering in ons levensbeeld en -verwachting enorme mogelijkheden biedt en dus geen bedreiging moet vormen. Zo is de functie van BIM-manager voor de architect op het lijf geschreven. Wie beter dan de architect kan deze technologisch hoogstaande bouwmanagementvorm beter opstarten, beheren en opleveren dan de architect ? De architect is niet enkel aanwezig bij elk van de bouwstadia. Hij is tevens de conceptueel bedenker en verantwoordelijke voor de uitvoering van het bouwwerk. Hij is de persoon met toegevoegde waarde op esthetisch, functioneel, technisch en economisch gebied. En hij doet dit niet vrijblijvend !

De sterkte van de architect ligt net in de aan hem opgelegde en wettelijk bepaalde aansprakelijkheid. Geen enkele bouwpartner kan in deze zijn aansprakelijkheid op dezelfde wijze nemen. Hierdoor is dit engagement de kracht en de toekomst voor de architect. Het durven nemen van verantwoordelijkheid geeft de architect een reden van bestaan. Het maakt hem uniek in het bouwteam en geeft hem recht van handelen voor de bouwheer.

Om verantwoordelijkheid te nemen is echter stielkennis nodig. Doordachtheid en bewuste controle over het bouwproces. Het is hoopgevend te merken hoe gretig de architect zich momenteel bijschoolt. Architect zijn is leergierig omgaan met toekomstige technieken. Ruimdenkendheid tonen. Open staan voor andere ideeën om nadien een mening te hebben en positie in te nemen.

De architect van de toekomst zal op die manier uniek zijn in het bouwteam. Een spilfiguur die aansprakelijkheid durft te nemen omdat hij of zij voldoende stielkennis heeft om het door hem of haar uitgedachte bouwconcept tot realisatie te dirigeren.

De architect als ultieme BIM-dirigent.

Hubert Bijnens

(4)

[1] wikipedia

[2] https://biblio.ugent.be/publication/538929/file/720442.pdf

[3] https://upa-bua-arch.be/nl/het/geschiedenis-van-het-beroep/geschiedenis-van-het-beroep-i

Visievorming 2021 – 2050.

Een architect is vrij beroeper, maar wat is een vrij beroep?

Onder een vrij beroep wordt verstaan een beroep dat wordt uitgeoefend op grond van een relevante beroepskwalificatie door een persoon die persoonlijk, op eigen verantwoordelijkheid en professioneel onafhankelijk, intellectueel-ideële prestaties verricht ten behoeve van de opdrachtgever en de samenleving in het algemeen.

Gelet op het algemeen belang van de vrije beroepen en de noodzaak tot het beschermen van burgers tegen slechte uitvoeringspraktijken, worden vrije beroepen gereguleerd. Toegang tot het beroep is aan bepaalde voorwaarden gebonden, er is een openbaar register van toegelaten beroepsbeoefenaars en toezicht op de kwaliteit van de uitoefening van het beroep. [1]

Een architect is een eeuwenoud beroep maar zonder in veel te vergaande historische analyse te vervallen dienen we toch eventjes terug te keren naar de basis van ons beroep. Zijnde, de wet 39.

Het interbellum die gebukt ging onder een economische crisis, een enorme demografische groei, de heropbouw van een eerste wereldoorlog, …

Er was dus nood aan 1000den woningen van (terugkerende) arbeiders die tot aan de eeuwwisseling in heel basis omstandigheden woonden. [2]

Doorheen heel Europa werd trouwen de nood ervaren van een geschoolde ‘bouwmeesters’. België zit bij de laatste in Europa die het beroep officieel erkend.

Tot 1927 zet de opleiding heel sterk in op bouw, weerstand, technologie, hygiëne en bouwvoorschriften. Pas in 1927 ziet de oprichting van de nieuwe kunstacademie van La Cambre door Van de Velde bouw, weerstand, technologie, hygiëne en bouwvoorschriften als voorafgaande kennis en wordt er vooral ingezet op de leer van de architectuur. [3]

Bij de wederopbouw zien we verschillende experimenten. Van een vergoeding van de geleden schade en zelf terug heropbouwen van bv de vele beschadigde hoeves tot het nieuw bouwen van grotere projecten

(Tuinwijken/rijwoningen) als het herlokaliseren van beeld bepalende elementen en gebouwen in het dorps- en stadweefsel. (Stedenbouw)

Er was een extreme grote vraag naar een beter huisvesting en de architect leek dus de enige ‘opgeleide’ binnen het bouwtraject die dus hierover moest waken. Zelfs toen al zagen we een grote spreiding van het beroep.

Sommige waren bezig met de technische kant van de zaak en sommige waren bezig met de grote visies. Als we even focussen op de belangrijkste steden in de wederopbouwarchitectuur zien we dat de steden waarbij sterk nagedacht werd over de visie nog steeds ervaren worden als ‘mooie’ en ‘aangename’ steden. Visietekeningen van representatieve stadsgehelen door architecten als Viérin (Nieuwpoort), Coomans (Ieper) en Janlet (Dinant) waren dan ook invloedrijk.

Een beperkte inleiding om te duiden dat de architect al meer dan een eeuw worstelt met de inhoud van het beroep.

In 2020 zijn we meer dan 100 jaar later en we kunnen stellen dat in grote lijnen het beroep van de architect nog steeds focust op deze twee pijlers. Enerzijds het technische luik: bouw, weerstand, technologie, hygiëne en bouwvoorschriften. Anderzijds de grote visies over de huidige problematieken. De wetgeving is strenger maar in de basis zijn het nog steeds dezelfde thema’s die aan bod komen tijdens het bouwproces. Daarnaast zien we ook nog altijd dezelfde uitdagingen in het ruimere kader: Hoe gaan we om met onze bebouwde ruimte,

(5)

[1] wikipedia

[2] https://biblio.ugent.be/publication/538929/file/720442.pdf

[3] https://upa-bua-arch.be/nl/het/geschiedenis-van-het-beroep/geschiedenis-van-het-beroep-i

welke invloed heeft het stedelijke weefsel, wat met demografische groei, immigratie, klimaatopwarming, ….

Kortom, welke maatschappelijke impact heeft de architect.

Het enige groot verschil is het opleidingsniveau van architect. De architect is niet meer de enige hoogopgeleide binnen het bouwproces. Het bouwproces is zo geëvolueerd dat aannemers heel hard ingezet hebben op hun eigen know how binnen het bouwproces. We kunnen ons de vraag stellen of we als architect weliswaar nog altijd de grootste technische know how hebben en of onze huidige opleiding hiervoor wel nog geschikt is.

Een extra dimensie die we – eigen aan onze Westerse leefwereld – kunnen toevoegen is de beleving.

Tegenwoordig is een woning geen huis meer maar verwachten we een thuis, netjes en leuk vorm gegeven en voorzien van alles wat ‘ik’ belangrijk vind.

Nu kom ik even terug naar de definitie van het vrije beroep. Iemand met beroepskwalificaties die op eigen verantwoordelijkheid en professioneel onafhankelijke, intellectuele prestaties verricht ten behoeve van de opdrachtgever.

Zoals hierboven beschreven staat bestaat, volgens mij, de intellectuele prestatie uit twee onderdelen: OFWEL het technische, OFWEL het maatschappelijke.

Het wonen blijft een primair algemeen belang. De vraag is hoe dit moet ontworpen worden. Moet dit een aaneenschakeling zijn van individuele projecten? Of moet dit gestuurd worden vanuit een groter kader?

Binnen een mogelijke toekomstvisie maak ik een onderscheid tussen woonfunctie en niet-woonfunctie. Wat betreft een woonfunctie kunnen we ons de vraag stellen in hoever we daaraan moeten ontwerpen. Moeten architecten elke individuele woning ontwerpen? Of moet de overheid zones aanduiden waar kan gebouwd worden en aan welke voorwaarde deze woningen moeten voldoen. Als daarbij een controlefunctie ontstaat door een onafhankelijke, professionele betrokkene zou hierbij de kwaliteit moeten verzekerd worden.

Daarnaast garandeert de wetgeving Wet Peeters dat, indien de aannemer verzaakt de kwaliteit te leveren, de bewoners verzekert zijn van een oplossing.

Ik splits dus het beroep van de architect in als volgt:

WONEN NIET-WONEN

Visie

Is er een visie nodig bij het wonen (opgelegd door overheid) dan is een architect noodzakelijk. In de praktijk zal dat bv zijn wanneer een ontwikkelaar 10 woningen op een stuk grond van 4000m² wenst te bouwen. Of bv door het gebrek aan voorschriften. De overheid bepaald dus waar zij de medewerking van een architect noodzakelijk acht en waar niet.

Bij het niet-wonen is er een visie bij het stedenbouwkundige als de specifieke programma van eisen noodzakelijk. Het is voor de overheid belangrijk dat ‘niet-woonfunctie’ hun maatschappelijke taak invullen.

Zwembaden, sporthallen, kantoorfuncties, … zijn uiterst noodzakelijk met een visie

ontworpen te worden. Hiervoor moet beroep gedaan worden op de kwalificatie van een

ARCHITECTENKANTOOR. (zie later)

Geen visie Is er geen visie nodig? Dwz bouwen

van een individuele woning in bv verkaveling, dan is geen architect verplicht.

Bij het bouwen van bv stallen of loodsen in een agrarisch gebied is geen visie nodig of bij het bouwen van KMO boxen op een goedgekeurd masterplan is ook geen visie nodig.

Beslist de overheid dat bij een specifiek geval wel een visie nodig,

(6)

[1] wikipedia

[2] https://biblio.ugent.be/publication/538929/file/720442.pdf

[3] https://upa-bua-arch.be/nl/het/geschiedenis-van-het-beroep/geschiedenis-van-het-beroep-i

dient de architect dit uit te werken.

Voor het opmaken van het masterplan zelf is bv wel een visie noodzakelijk.

Controle Er is wel een noodzaak aan een

controlerapport. Dit moet uitgevoerd worden door een onafhankelijk, professionele partner. Wenst bv een aannemer zicht te organiseren dat hij dit kan aanbieden, dan mag hij dit opmaken, kan een aannemer dat niet, dan maakt een externe persoon dit op. In de praktijk wil dat zeggen dat een algemeen aannemer zich kan organiseren met een functie die aan dit profiel beantwoord en dat werven van kleinere aannemers wel op externe partners moeten beroep doen.

Daar waar verwarmd wordt (en waar dus mensen in werken of

tewerkgesteld worden en dus een maatschappelijke belang moet gevrijwaard worden

(gezondheid/veiligheid)) dient een controle te gebeuren.

Wenst bv een aannemer zich te organiseren dat hij dit kan aanbieden, dan mag hij dit opmaken, kan een aannemer dat niet, dan maakt een externe persoon dit op. In de praktijk wil dat zeggen dat een algemeen aannemer zich kan organiseren met een functie die aan dit profiel beantwoord en dat werven van kleinere aannemers wel op externe partners moeten beroep doen.

Een controlerapport moet vormgegeven worden door een instanties zoals bv het VEA voor het EPB rapport. Zo zou bv arbeidsinspectie kunnen uitgebreid worden met een controle orgaan waar het rapport moet neergelegd worden. Het rapport moet volgens een standaardprocedure opgemaakt worden.

De bedenking die ik mij hierbij maak is dat we terug naar een ‘taakverplichting’ verschuiven. De controle op de uitvoering van de werken is nu ook al een taakverplichting en de architect die zich deze verplichting het creatiefst kan invullen, kan vaak de goedkoopste zijn. De kans bestaat dus wel degelijk dat er een race-to-the-bottom principe ontstaat waarbij gezocht wordt naar wie dit controle rapport tegen de laagste prijs kan uitvoeren. De vraag is waarom dit verkeerd zou moeten zijn.

Als de procedure van een standaard controle rapport vast gelegd wordt, lijkt het geen probleem dat er een prijsconcurrentie ontstaat. Alleen dient de opmaak van het controlerapport uiterst gedegen opgemaakt te worden.

Wat de visievorming betreft zal dat minder het geval zijn. Als de projectontwikkelaar verplicht is een visievorming te presenteren naar de stad kan hij/zij kiezen voor prijs of kwaliteit. Zo kunnen ze zelf inschatten of ze een vlot akkoord willen van de gemeente met een misschien iets duurdere architect, of een goedkope waarbij het akkoord lang op zich laat wachten. Ze zullen de keuze van de architect ook laten afstemmen van de wensen die de gemeente heeft.

Voor deze wijziging dient er ook een schakeling te komen in het denken van de overheden. Ik keer terug naar de

wederopbouwarchitectuur. Zelfs daar was er al een probleem dat overheden niet handelden aan de snelheid waarmee de sector wou herbouwen. De overheid heeft vaak niet de middelen, noch de kennis om grote visies te creëren. Zij zouden dus zelf kunnen beslissen of zij de visie zelf vormen en de private markt laten invullen. Bv WONEN – GEEN VISIE, of de

projectontwikkelaar de visie laten ontwikkelen en dus bekostigen. De overheid kan op deze manier de ambitie ook hoog leggen waardoor de meerwaarde van de samenwerking met een architect boven komt drijven. Bv kan de overheid opleggen dat bij de visievorming van een binnenstedelijk gebied 60% renovatie moet zitten of 50% circulaire materialen en

toepassingen moet bevatten. Ze zouden zelfs kunnen stellen dat een ontwikkeling in het buitengebied moet aantonen dat er geen extra afname komt van nutsvoorzieningen of belasting van het rioleringsstelsel. Op deze manier geef je de gemeente heel veel autonomie en kan een gemeente zich onderscheiden van een andere gemeente door bv strenge maar kwalitatieve eisen op te leggen.

Wanneer mensen een huis willen bouwen in een zone met heel wat voorschriften zijn ze niet verplicht samen te werken met een architect. Doen ze dit toch, dan zal de architect in kwestie zijn ‘meerwaarde’ kunnen ‘verkopen’. Wanneer mensen een ‘beleving’ wensen en niet verplicht zijn zal het ereloon en het daarbij horende takenpakket veel vrijer kunnen bepaald worden.

(7)

[1] wikipedia

[2] https://biblio.ugent.be/publication/538929/file/720442.pdf

[3] https://upa-bua-arch.be/nl/het/geschiedenis-van-het-beroep/geschiedenis-van-het-beroep-i

Wie kan/mag een VISIE opmaken.

Binnen het opmaken van een VISIE geloof ik heel hard in de meerwaarde van de architect. Toch leert de ervaring ons anders. Wijlen Renaat Braem omschreef reeds in 1968 een aanklacht hoe we in België bouwen. Toeval of niet maar net in het land met de meeste architecten per inwoner. Het beroep moet dus veel professioneler. Hier moeten we inzetten op de

‘erkenning’ van de kwaliteit en kwaliteit kan op heden enkel bekrachtigd worden door professionalisering. Ik kijk hiervoor even naar de collega-aannemers. Je gaat toch ook geen brug waar de E40 over rijdt laten bouwen door een aannemer met één bestelwagen en 3 mensen in dienst. Ik wil dus inzetten op het ARCHITECTENKANTOOR ipv de ARCHITECT. Een klasse bij de aannemers hangt ook niet vast aan de CEO maar aan het bedrijf. We moeten dus streven naar een systeem waarbij de erkenning voor het opmaken van visies vasthangt aan het kantoor en niet aan de persoon.

Op deze manier kunnen we ook komaf maken met de vraag naar referenties van 3 of 5 jaar oud. Als jouw kantoor de erkenning heeft om een zwembad te bouwen, dan is dat omdat het kantoor zo gestructureerd is dat ze het programma van eisen kunnen omzetten een bouwbaar geheel. Als je met een kantoor in staat was 10 geleden een zwembad te bouwen, waarom zou je dan vandaag niet in staat zijn een sporthal of school te bouwen. Wel op voorwaarde dat je met regelmaat van de klok jouw erkenning terug moet ‘verdienen’ en ‘indienen’.

Je moet dus telkens aantonen dat je aan de voorwaarden voldoet en aan alle criteria kan beantwoorden. Dat is niet alleen door wat je uitgevoerd hebt maar vooral hoe je het uitgevoerd hebt.

Als ik kan bewijzen dat ik het best een project kan uitvoeren door een team samen te stellen van 5 architecten, een stedenbouwkundige, een jurist, 2 ingenieurs en interieurarchitect dan moet het ‘kantoor’ de verantwoordelijkheid krijgen om een project te ontwerpen en uit te voeren.

Zo kan je meerder aspecten aanpakken die nu nefast zijn voor de architect.

- Verhaal van ‘geldige’ referenties wordt een onderdeel dat je maar eens om de zoveel tijd moet bewijzen.

- Zo creëer je vernieuwing dat de bouwer van 5 zwembaden niet het 6de zwembad hoeft te bouwen maar ben je wel gegarandeerd van de kwaliteit die het kantoor zal brengen door hun ervaring in andere projecten.

- Zo creëer je kantoren met een ‘financiële’ waarde. Het is niet de architect die mag uitvoeren maar het architectenkantoor. Garantie op continuïteit en dus ook overname

- Zo creëer je professionele werkkaders voor medewerkers

- Zo creëer je totale kwaliteit. Op heden creëren we vaak OF creatieve kwaliteit OF bouwtechnische kwaliteit.

- Zo creëer je een constante drijfveer om intern op te leiden.

We moeten als architect meewerken aan de maatschappelijke doelstellingen van morgen. Dat wil zeggen kwalitatieve ontwerpen maar ook met respect voor het budget. Een professionele en totale aanpak vanaf het begin. Het lijkt me ook normaal en vanzelfsprekend dat je verantwoordelijke bent voor wat uw taak is. Dat wil zeggen dat een kantoor zo professioneel zal moeten gevormd worden dat ze veel meer gewicht in de schaal kunnen gooien. Als je meer weegt kan je ook meer uw verantwoordelijkheden ten volle opnemen. Op deze manier vermijd je ook dat je een jong kantoor plotseling tegen een heel laag ereloon inschrijft omdat ze de opdracht kost wat kost willen binnenhalen. Het resultaat is dan dat een jong kantoor zich doorheen de jaren kan opwerken tot ze ook aan de volledige voorwaarden voldoen om geclassificeerd te worden.

Enkele voorwaarden zou bv kunnen zijn:

- Er dient een omzet van 1 mio € gerealiseerd te worden per jaar.

- Er dienen minimaal 8 universitaire diploma’s in dienst te zijn.

- Er dienen 5 gelijkaardige projecten gerealiseerd te worden met een minimaal ereloon van 350 000€.

- Er dienen minimaal 4 architecten in dienst te zijn.

- Er dient minimaal één calculator in dienst te zijn.

- Je dient over een waardig ramingssysteem te bezitten waarbij je aantoont dat je vanaf VO juist kan ramen - Er dient aangetoond te worden ervaring te hebben met BIM.

- Er dient een bedrijfsstructuur gepresenteerd te worden - Eigen vermogen van 1mio

- Er dient aangetoond te worden dat VO ramingen en reële uitvoeringsprijzen slechts 5% uit elkaar liggen.

- …..

(8)

[1] wikipedia

[2] https://biblio.ugent.be/publication/538929/file/720442.pdf

[3] https://upa-bua-arch.be/nl/het/geschiedenis-van-het-beroep/geschiedenis-van-het-beroep-i

Zo zou je bv de erkenning kunnen krijgen dat je masterplan visies mag uitwerken maar dat je geen uitvoering mag doen van projecten boven de 10mio. In een ander geval mag je een project uitvoeren met een totale kost van > 20mio en kan je stabiliteit, akoestiek, technieken, … ook uitvoeren (al dan niet onderaanneming)

Eens je die klasse hebt kan je 3 jaar lang inschrijven op aanbestedingen die deze klasse voorschrijven.

Voor het bouwen van 5 sociale woningen zou je bv een veel lagere klasse kunnen hebben en kan je als architect met een klein kantoor daar bv aan beantwoorden.

Er zou dus ook een grote stap moeten gezet worden in het onderwijs waarbij ze inspelen op de noden van wat gevraagd wordt. Enerzijds wordt dit inzetten op de technische controle van de kwaliteit. (heel theoretisch) Anderzijds moet ingezet worden op het creëren van kwalitatieve visies en op het professionaliseren van het beroep waarbij HET KANTOOR het uitgangspunt en niet DE PERSOON. Zo kan gekozen worden om bv 5 jaar intensief te ontwerpen. Of 3 jaar heel intensief het bouwproject te leren ramen. Maw inzetten op een diversiteit van specifieke specialisaties. SAMEN STERK.

Als laatste niet onbelangrijk onderdeel krijgt de architect veel meer ondernemersvrijheid. Door een visievorming en controle los van elkaar te trekken krijgt de architect dus automatisch ook meer vrijheid. Omdat het bv bij een woning in een verkaveling niet meer verplicht is met een architect samen te werken kan de architect het evengoed bouwen. Er bestaat in dit segment dus geen ‘onverenigbaarheid’ meer. Als een architect zich wel voordoen als algemeen aannemer waarbij hij iemand aanstelt die het controleformulier invult kan hij dus ontwerpen, bouwen en verkopen. Op deze manier kan hij zelf op zoek gaan naar een economisch rendabel model waarbij hij zijn meerwaarde kan aantonen.

Jozef Hessel Architect.

(9)

Graag reageer ik op de oproep die het NAV doet omtrent het formuleren van een visie op het beroep van architect. Zoals men bij het NAV weet heb ik reeds enkele jaren geleden in het kader van een masterscriptie hier reeds een visie rond kunnen formuleren. Na verschillende jaren waarin deze visie mocht worden uiteengezet op lezingen en colloquia, heb ik deze visie kunnen bespreken met heel wat verschillende architecten. Ik ben bij mijn conclusies gebleven – die wat genuanceerder zijn geworden. Het is echter duidelijk dat een groot deel van de architecten nog niet mee is.

Vooreerst is het van belang te beseffen dat de definitie van het beroep zoals we haar vandaag kennen het kind is van context. Zowel geschiedkundig als geografisch. De wet van ’39, die het beroep regelt in België, is in die zin slechts één punt in een tweedimensionaal speelveld. Werd de wet geschreven in ’49, ’59 of ’69, of in Frankrijk, UK of Zimbabwe, dan zag ze er helemaal anders uit. De conclusie is dus dat de huidige definitie relatief is.

Vanzelfsprekend kom je dan uit bij de vraag: is de context sedert ’39 verandert? Hier kan zonder meer ‘ja’ op geantwoord worden. Op stedenbouwkundig, sociologisch, economisch, bouwkundig en wetenschappelijk vlak zijn we ver verwijderd van 1939. Ook kan betoogd worden dat de context geografisch veranderd is. Veel van de wetgeving en methodieken zijn nu Europees gedefinieerd, en niet langer binnen een Belgische context. De definitie van ’39 is met andere woorden niet langer afgestemd op de huidige. De vraagstelling met jaartal 2050 is in die zin niet erg relevant. De probleemstelling is er vandaag al. Ze zal enkel fundamenteler worden. Zeker met AI, BIM en machine learning in het achterhoofd.

Als laatste stap kan men zich afvragen of die mismatch problemen met zich meebrengt voor wat betreft ons beroep. Het feit alleen al dat het NAV zich de moeite nam om naar een nieuwe definitie te zoeken maakt duidelijk dat de sector deze mismatch als een significante hinder ziet. Verder hoeft men maar te verwijzen naar talloze bevragingen van het ACE, NAV of de Orde. Daaruit blijkt een zware frustratie over economische en inhoudelijke kwesties.

De conclusie voor mij is duidelijk: Een nieuwe definitie is nodig. Maar hoe ziet dergelijke nieuwe definitie er dan uit? In mijn scriptie keer ik terug naar de bestaansreden van gespecialiseerde beroepen: expertise en specialisatie. Dit zijn de enige fundamenten waarmee een beroepsgroep haar plaats kan afdwingen in een economisch systeem waar performantie beloond wordt, en inefficiëntie verdwijnt. Architecten hun specialisatie ligt in holistisch ontwerp, de synthese maken van vele invalshoeken, als manager van creativiteit. Dit kan op macro schaal zoals bij stadsontwerp, en op microschaal zoals bij productdesign. Holistisch en creatief nadenken over probleemstellingen is een vaardigheid die in de hele bouwsector gegeerd is.

Dat maakt het net zo moeilijk om één welbepaalde nieuwe rol te definiëren. Elke architect is immers een unieke samenstelling van interesses, ontwerpattitudes en persoonlijkheid. Elke architect kan dus een nieuwe definitie voor zichzelf maken. Dit is me zeer duidelijk geworden sedert ik de thesis heb geschreven. Het is onmogelijk een allesomvattende these te maken die elke ontwerppraktijk kan omvatten zonder dat ze verdampt in algemeenheden. De wet van ’39 wordt om die reden ook als te beperkend ervaren door velen. Men is eraan gewend geraakt, maar de meerderheid wil ze weg.

Persoonlijk zou ik de architecten dan ook de volle vrijheid schenken om hun praktijk te definiëren zoals ze zelf willen:

circulair bouwen, houtskeletdetaillering, quantity surveying, allesomvattende service voor de particulier etc. Elke definitie heeft haar merites en kan haar plaats afdwingen in de sector wanneer haar expertise aanwezig is. In die zin zullen ze ook economisch veel interessanter zijn. Laissez-faire. Geen schoonmoeder meer.

Maar wat dan met de monopolies? Je zou kunnen argumenteren dat ze er enkel gekomen zijn om de Openbare Orde te beschermen (economist, hygiënist en kunstenaar cfr. de wet van ’39), en dat architecten omwille van hun expertise het beste geplaatst zijn, zoals de wet van ’39 het zegt ‘onze steden en dorpen’ niet ‘onooglijk te maken’. Op het vlak van

‘economist’ of ‘hygiënist’ zijn er andere spelers die deze taken zouden kunnen overnemen. Mijn voorstel is dus dat het monopolie beperkt wordt tot het ontwerp (lees: de vergunning). Het monopolie op al het overige houdt geen steek meer:

niet op het vlak van expertise en niet op het vlak van Openbare Orde. Immers, er zijn voldoende andere gereglementeerde spelers die wegvallende verantwoordelijkheden en verzekeringen kunnen op zich nemen: ingenieurs, aannemers, coördinatoren etc. De Openbare Orde kan in grote mate door hen gegarandeerd worden. Zoals het ook elders in Europa gebeurt.

Wat dan met het architectenkorps? Zou het inkrimpen van het monopolie niet kunnen leiden tot massale ‘werkloosheid’?

In geen geval. Zoals ik eerder schreef: de holistische invalshoek van architecten is in de hele sector gegeerd. Ingenieur bouwkunde of technische profielen in de bouw zijn knelpuntberoepen. Men smeekt ernaar. Het enige wat de architecten tegenhoudt is trots, een gevoel van identiteit, en angst voor de sprong. De prijs die men voor die trots, identiteit en angst betaalt is een economisch structureel zieke sector.

Lorenzo Van Tornhaut

(10)

1

Visienota

In 2020 tikte ons bureau Martens Van Caimere Architecten 10 jaar weg op de teller. Een uitzonderlijk en leerzaam jaar dat toeliet de werking van het bureau te evalueren binnen het geëvolueerde werkkader van de laatste tien. Tegelijkertijd een kans om een duurzame strategie uit te stippelen voor onze eigen werking (met inmiddels 10 medewerkers en drie bedienden), met kritische houding voor het beroep en de uitdagingen voor de toekomst. In 2050 plan ik een feest voor een 50-jarige carrière, maar er is nog heel wat werk voor de boeg voor we feestplanning beginnen. Mijn engagement binnen de provinciale afdeling NAV Oost-Vlaanderen van de laatste drie jaar in combinatie met deelname aan het Uitvoerend Comité, laten me toe voeling te hebben met de noden/verzuchtingen van het architectenkorps en deze te vertalen naar een breed gedragen, inhoudelijk sterke beroepsvereniging.

De te verdedigen standpunten, de aan te houden lijn en brede visie zullen cruciaal zijn bij de toekomst van het beroep EN dus van de beroepsvereniging. Hier moeten we kritisch durven zijn naar onze eigen werking. De syndicale werking van onze vereniging kan niet bestaan zonder een gedegen en ambitieuze visie rond het architectenberoep en alle deelaspecten (duurzaamheid, ruimtelijkheid, beleid,

…). De omslag van een stevig syndicaal karakter noopt een ijzersterke visie, anders verkoopt men holle dozen. De vertaling hiervan is mijn incentive om deel te nemen aan deze expeditie.

Vanuit de eigen architectuurpraktijk, met focus op een integrale duurzaamheid (productie, ethiek en management) in combinatie met de werkervaring in Nederland, draag ik graag bij aan het inhoudelijk uitstippelen van een toekomstgericht werkkader. Een snelle omslag dringt zich op, de pandemie van het voorbije jaar zette bestaande uitdagingen nog eens extra in de verf:

Welke rol speelt de architect in 2050 ifv. cocreatieve expeditie 18/20 maart 2021

Nikolaas Martens 24/12/2020

Een moderne bedrijfscultuur als vliegwiel voor een goede architectuurpraktijk.

De eerste stap: onszelf. Als NAV dienen we het traject uit te stippelen voor een goede architectuurpraktijk. De architecten zijn er de laatste 50 jaar in geslaagd de architectenstiel te laten uithollen, we zijn wat in slaap gevallen en zetten koppig (of onwetend) deze slechte droom verder. We dragen allen verantwoordelijkheid, de beroepsvereniging dient ijsbreker te spelen: het profitariaat van onze architect-stagiairs en onze schijnzelfstandigheid aan de kaak te stellen, deze vicieuze cirkel te (durven) doorbreken. Vanuit deze info en geslaagde praktijkvoorbeelden (bv bij de Noorderburen) een visie te ontwikkelen die in samenspraak met opleidingsinstituten en de Orde van Architecten kan worden uitgerold. De architecten zijn de protagonisten van een duurzame uitrol naar volgende generaties. Een moderne bedrijfscultuur is de sluitsteen gezien de vele complexe parameters, mijn stokpaardjes:

- Een aangepaste en gemoderniseerde architectenwet waarbij de architect haar specialistenrol kan definiëren, opnemen en bovenal kan valoriseren binnen een vrijemarkteconomie ten dienste van kwalitatieve en duurzame architectuur/

ontwikkeling.

- Een integrale herziening van de stage ten dienste van de studenten. In de opleidingen wordt veelal een beperkt beeld gegeven van het werkkader van de architect met tijdsverlies en ontgoocheling tot gevolg. Door de stages in de opleiding te verwerken kan men sneller specialiseren en belandt men binnen het juiste werkveld en kan het werk beter worden gevaloriseerd. De stagiairs worden een meerwaarde binnen de bureaus in plaats van een noodzakelijk kwaad voor het verrichten van niet te valoriseren maar noodzakelijk werk.

- Een professionalisering van het werkkader door de ontwikkeling van een duurzaam Paritair Comité voor de architectensector en de onderhandeling van degelijke collectieve arbeidsovereenkomsten.

- Ruimte creëren en durven opeisen voor de ontwikkeling en de invulling van onze expertenrol binnen een maatschappij in transitie op het vlak van ruimtelijk beleid, bouwtechniek, circulair bouwen naar een toekomstgerichte, integrale duurzaamheid.

-...

(11)

Architect (n)

“person skilled in the art of building, one who plans and designs buildings and supervises their construction”

Ik heb met veel interesse de opinies gelezen van Vincent, Philip, Isolde en Thomas. Allen halen ze interessante punten, die bijdragen tot een boeiend debat over de hervorming van ons beroep.

Vooraleer mijn opinie neer te pennen besloot ik het woord “architect” etymologisch op te zoeken. Zo kwam ik bij een definitie die voor mij tot op heden nog steeds verbazend actueel is en blijft: een architect is “een persoon bedreven in de kunst van het bouwen, die gebouwen ontwerpt en het bouwproces superviseert”.

Als deze betekenis al 450 jaar de essentie van ons beroep correct weergeeft, waarom leeft er dan bij zoveel architecten een onvrede over het beroep en haar mogelijkheden? Betreft het de lage verloning?

Of is het de zware verantwoordelijkheid die soms als een molensteen om de nek hangt? Is het beroep te complex geworden of de administratieve last te groot? Ik denk dat er niet één specifieke reden kan aangewezen worden en dat het een complexe samenwerking is tussen al deze redenen. Mijn buikgevoel zegt me echter wel dat de waarschijnlijk meest belangrijke oorzaak dient gezocht te worden in de lage verloning.

Uit wat opzoekingswerk op het web blijkt duidelijk dat, ondanks een culturele reputatie die anders

doet vermoeden, architectuur over de gehele wereld over het algemeen notoir laag wordt betaald en

(12)

dit al meer dan 100 jaar. In een opiniestuk “The Uneasy Relationship Between Architects and Money”

dat de Amerikaanse architect Duo Dickinson in augustus 2017 op de website Common Edge schreef, vraagt hij zich af hoe het komt dat de carrières van andere gelijk opgeleide en (theoretisch) nuttige professionelen betere kansen lijken te bieden om geld te verdienen?

“Het is gedeeltelijk te danken aan onze passie”, stelt hij. “Architectuur is een beroep met een missie.

De meesten van ons zouden het gratis doen - en vaak doen - simpelweg omdat we onszelf niet kunnen helpen. De salarissen van architecten weerspiegelen die bereidheid en de relatieve waarde die onze cultuur hecht aan het werk dat we leveren.”

Dickinson stelt ook vast dat een gebrek aan zakelijk inzicht in ons beroep van alle tijden is, maar meent echter dat dit gebrek aan zakelijk inzicht niet de reden is waarom architecten zo onderbetaald worden.

“Architecten houden zo veel van wat we doen dat geld vaak als een bonus wordt gezien, als een bijkomend voordeel voor het plezier om onszelf uit te drukken. We waarderen de expressie meer dan de vergoeding. Succes wordt gevonden in schoonheid, niet in een banksaldo. Geld is een probleem, maar veel architecten definiëren succes gewoon anders. We creëren en doen mee aan ontelbare competities. We zijn wanhopig op zoek naar erkenning door collega's, meer dan de advocaten, ingenieurs en artsen die veel meer verdienen. Geld praat, maar roem is een sirenesong, een gefluisterde belofte”, schrijft hij.

Het probleem van lage verloning, eigenlijk ingebakken in het DNA van de architect, zullen we niet met een vingerknip kunnen oplossen en vraagt zowel een aanzet in het onderwijs als een maatschappelijke verandering omtrent het beeld van de architect.

Door deze algemene trend tot lage vergoedingen komen de beperkingen die de wet van ’39 met zich meebrengt bij architecten die wel beschikken over zakelijk inzicht over als een soort dwangbuis die hun mogelijkheden beknotten om te “ondernemen”. Er kan in 2021 geen discussie zijn dat ons beroep op dat gebied extra mogelijkheden dient te krijgen om dit “ondernemen” mogelijk te maken.

Verschillende oplossingen dienen gezocht te worden om de verschillende bezorgdheden van grote en kleine kantoren tegemoet te komen.

Ook in het onderwijs zijn er grote hervormingen nodig en zal er meer nadruk dienen gelegd te worden op het ondernemerschap, zonder het artistieke uitgangspunt te verdringen. De wettelijk vastgelegde stage zal op haar beurt dienen aangepast te worden om jonge afgestudeerden beter te begeleiden naar het complexe beroep. Bijkomende vraag is of het in deze volgorde dient te gebeuren of dat de Orde niet een reeks nieuwe aandachtspunten kan naar voren brengen die in een stage dienen vervat te zitten. Probleem hier blijft dat het al dan niet goed functioneren van de Orde geheel afhangt van de kwaliteit, inzet en ambitie van haar mandatarissen.

Tot slot wil ik terugkomen op de taak van de architect: “een persoon bedreven in de kunst van het bouwen, die gebouwen ontwerpt en het bouwproces superviseert”. De architect is in het bouwproces wat de regisseur is voor een film. Het monopolie moet hiervoor voor mij niet in vraag gesteld worden.

Wel moet de architect voor het deel uitvoering de mogelijkheid hebben om een deel van zijn verantwoordelijkheid over te dragen naar de betreffende specialisten die momenteel al volop deel uitmaken van het bouwproces.

Voorlopig beperk ik me bij deze twee bladzijden. De problematiek is echter zo complex dat antwoorden niet op één of twee pagina’s te vatten zijn. Ik kijk er in ieder geval naar uit om met deze werkgroep een aanzet te geven naar een oplossing.

Paul De Boelpaep

(13)

NAV – Netwerk Architecten Vlaanderen

WELKE ROL SPEELT DE ARCHITECT IN 2050?

CO-CREATIEVE EXPEDITIE 18-20 MAART 2021

Over architecten, struisvogels en bdsm…

In de architectenwereld is het een dogma dat de architectenwet van 1939 voor een bouwheer de beste manier is om een gebouw te realiseren. Nochtans wordt de traditionele driehoek

“bouwheer-architect-aannemer” minder en minder gebruikt, zowel in de private als in de pu- blieke sector. Fenomenen als sleutel-op-de-deur, promotiebouw, PPS, DB(FMO), bouwteams,…

maken een steeds groter deel uit van de hedendaagse bouwpraktijk. En met die evolutie wordt ook de inbreng van de architect steeds kleiner.

Architecten moeten zich dringend de vraag stellen waarom hun diensten niet goed meer aan- sluiten bij de bouwpraktijk en het beroep meer en meer in de verdrukking komt. Men kan als beroepsgroep dan wel een kwalitatieve dienstverlening aanbieden maar als er geen vraag naar is vanuit de maatschappij doordat andere beroepen een beter antwoord geven, dan prijst men zichzelf uit de markt. Als die beroepsgroep bovendien blijft denken vanuit het standpunt om zoveel mogelijk het bestaand monopolie af te schermen, zonder de vraag te stellen of dit past in de behoefte van de bouwheer, dan tekent men het doodvonnis van dat beroep. Architecten mogen niet langer hun hoofd in het zand steken voor de noden van de bouwheer.

Een bouwheer wenst immers niet alleen een goed ontwerp ; men wil ook meteen een prijs- en termijngarantie. Een bouwheer wil liefst één aanspreekpunt die het volledige bouwproces van ontwerp tot en met oplevering begeleidt, en die bij voorkeur ook de volledige juridische ver- antwoordelijkheid op zich neemt. In de klassieke driehoek kan dit uiteraard niet. Het debacle van de architectuurwedstrijd voor het VRT-gebouw, waarbij de architect van het winnende pro- ject na een desastreuze aanbesteding aan de kant werd gezet en de bouwheer vervolgens overstapte naar een design & build procedure, is een “mooi” voorbeeld hoe men ook bij over- heidsopdrachten gaat afstappen van de klassieke driehoek.

Dat het beroep van architect zich niet spontaan heeft aangepast, is voor het grootste deel te wijten aan de wetgeving (en de daarbij aansluitende deontologie) die het beroep van architect regelt. De architectenwet van 1939 is in Europa zonder twijfel de meest restrictieve wetgeving voor architecten. Die wet maakt bvb. samenwerkingsverbanden met andere beroepen moeilijk of zelfs onmogelijk. De voorwaarden voor het oprichten van een architect-rechtspersoon (een recente aanpassing van de wet in 2006) zijn eveneens een blok aan het been.

Architecten scheppen er blijkbaar ook een masochistisch genoegen in om zich door strikte re- gels te laten binden, onder het voorwendsel dat men daarmee een betere dienstverlening aan- biedt aan de bouwheer. Beseft men dan niet dat de bouwheer zich ondertussen meer en meer tot andere partijen wendt? De visie van de architect in de bouwshift, circulair bouwen en duur- zaamheid,… is zeer belangrijk, maar als de bouwheer zich eerst wendt tot andere partijen dan wordt de rol van de architect totaal ondergeschikt.

Om meer invloed te kunnen krijgen, zal men dus vanuit het beroep nieuwe initiatieven moeten nemen die een antwoord geven op de behoeften van de huidige en toekomstige bouwheren.

Hoe een beroepsgroep zich op een uitstekende manier kan aanpassen aan een gewijzigde maatschappelijke context, werd de afgelopen jaren gedemonstreerd door de notarissen. Met Biddit (online bieden) en Izimi (een gratis digitale kluis) lanceerden zij twee vernieuwende concepten voor hun cliënten. Architecten zijn per definitie creatieve mensen maar zij zullen dus in de eerste plaats meer ondernemer moeten worden. Dat kan echter niet zonder de archi- tectenwet van 1939 te wijzigen….

Philip Adam 06/12/2020

(14)

Samenwerkingsbesluit

Visie – Pieter Verfaillie (bow architecten)

Issue

Wanneer wordt samenwerken met een architect verplicht (o.m.) in het kader van het ‘vrijstellingsbesluit’.

Komt een vrouw bij de dokter

Om een bouwproject te realiseren komt de consument willens nillens in contact met het gegeven ‘heb ik een architect nodig’. Zijn vraag om een bouwproject te realiseren, brengt hem zonder het goed en wel te beseffen in een context van een complexiteit van regels waar hij zal moeten aan voldoen om z’n project uiteindelijk te kunnen realiseren. Hij was zich hier niet van bewust, want het is zijn enige wens om een functioneel, mooi en

financieel gunstig project te bouwen.

Met andere woorden: normconformiteit brengt ons mijlenver van de echte meerwaarde die de architect kan bieden. Het is de visie van de doelgroep dat de architect in deze beschouwd moet worden als een generalist.

Iemand met een brede kennis en kijk op het proces waar de consument door moet. Net zoals een dokter zullen experten in diverse domeinen aangetrokken worden volgens noodzaak.

Echter, de fundamentele kracht van de architect wordt een noodzakelijk element om de oplossing voor het project te verheven boven die van de exacte wetenschap en hierdoor intelligente en uniek vormgegeven gebouwen in te passen in steden en hun infrastructuren. Het aanduiden van een architect als creatief expert met brede kennis zal naast het invullen van de wensen van de consument, een ontlasting en meerwaarde geven aan het vergunningsverlenend proces en de controlerende functie van overheid.

Rol van de architect

Er zijn twee grote luiken waarbinnen een architectuuropdracht zich afspeelt. Enerzijds is er de ontwerpfase, anderzijds de bouwfase. In beide fases is er een hoge complexiteit aan normeringen waar het project moet aan voldoen. Dit is een bezorgdheid die in sé niet initieel gewenst is vanuit de consument, maar wel vanuit de overheid. Om beide belangen, die van de consument en de overheid te behartigen zal men werken met de architect als generalist, met kennis van alle deelgebieden en expertise om ze creatief in te passen en vorm te geven in een actuele en veranderende context van steden.

(15)

WELKE ROL SPEELT DE ARCHITECT IN 2050?

Visie architect Ruben braeken

De architect staat op een kruispunt van heel wat nieuwe evoluties.

Evoluties die in elk deel van de samenleving, alsook in andere takken van het zakelijk leven

ingeweven zijn, en die het gevolg zijn van maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan (zoals betaalbaar bouwen, herbestemming patrimonium, renovatiegolf, vergrijzing, enz…).

Het betreft evoluties van circulaire kringlopen, digitalisering, bouwindustrialisatie, eco- systemen tot nieuwe businessmodellen.

Deze evoluties veranderen de relaties tussen partijen, de inhoud van de job, verantwoordelijkheden en mogelijkheden.

Als architect hebben we de slagkracht om een cruciale plaats te verwerven in deze evoluties om ons te kunnen onderscheiden. De wet van 1939 is aangepast en architecten hebben de mogelijkheid een cruciale rol te spelen in deze evoluties.

Circulair bouwen

Circulair bouwen, bouwindustrialisatie en digitalisering, gaan hand in hand en zijn enkel mogelijk in op elkaar afgestemde eco-systemen en door samenwerking binnen de bouwketen. We werken dus binnen een samenwerkingsmodel i.p.v. naar een conflictmodel, waarin elke bouwpartner een specifieke/opgesplitste rol, technische en juridische verantwoordelijkheden krijgt.

Om bouwen betaalbaar te maken en materialen maximaal in de kringloop te houden (circulair) moeten we denken in op elkaar afgestemde bouwsystemen. Gebouwen zullen geen maatwerk en

prototypes meer zijn, opgebouwd uit individuele grondstoffen (wegens niet betaalbaar en economisch niet haalbaar om te hergebruiken), maar zullen opgebouwd worden uit voorge- engineerde compatibele bouwcomponenten waarmee gebouwen samengesteld worden.

Dit analoog aan andere sectoren, zoals o.a. de autosector, waar al decennia in deze modellen gedacht wordt om de kostprijs van auto’s betaalbaar te houden.

Bouwindustrialisatie

Circulair bouwen, bouwindustrialisatie en digitalisering vragen afstemming van ontwerp en uitvoering, van bouwsystemen en bouwcomponenten, en tussen alle partners uit de bouwketen. Er zullen dus ecosystemen ontstaan (voorbeeld MOSARD: modular open system for architectural design) waar architecten, aannemers, fabrikanten en leveranciers samenwerken en elk hun rol spelen binnen het eco-systeem.

De architect als ‘totaaloplosser’ van het hele bouwproces zal verdwijnen. Bouwen wordt te complex en de know-how van elke partner in de bouwketen zal nodig zijn om ‘het geïndustrialiseerd bouwen van de toekomst’ mogelijk te maken.

Het beroep “architect” wordt opgedeeld in een aantal specifieke functies of taken met hun eigen specialisatie en knowhow.

- Fabrikanten zullen voorge-engineerde bouwcomponenten en systemen ontwikkelen en hier ook de technische verantwoordelijkheid voor dragen.

- Bepaalde architecten zullen zich profileren als unieke en creatieve denkers of productontwikkelaars en hierbij unieke circulaire en modulaire bouwsystemen ontwikkelen. Zoals unieke gevelpanelen, interieursystemen, terrassen, luifels of andere compatibele elementen.

(16)

- Er zullen nieuwe businessmodellen en verdienmodellen ontstaan over de volledige

levenscyclus van componenten en gebouwen, en ook architecten zullen nieuwe recurrente of innovatieve verdienmodellen hebben, zoals o.a. het volledig circulair beheren van

gebouwpatrimonium, het beheren van circulaire gebouwen, het ontwikkelen van unieke componenten en producten (en hiervoor een recurrente fee krijgen).

Artificiële intelligentie

De creativiteit van gebouwen zit hem niet in het ontwerpen in centimeters, maar in een unieke schakeling van ruimten, een geslaagde ruimtelijkheid en beleving van gebouwen, een correcte inplanting in zijn omgeving, een unieke materialisatie die de beleving versterkt of een unieke detaillering die het architecturaal concept versterkt.

Deze functie is niet over te nemen door computers, en zal steeds de rol blijven een overkoepelend coördinerend persoon.

De architect is steeds de algemene denker geweest, die ontwerp, constructie, context en behoeften aan elkaar koppelt. Deze algemene functie zal steeds blijven.

Digitale toepassingen, artificiële intelligentie zullen meer en meer het administratieve werk overnemen en het de architect mogelijk maken zijn gebouwen eenvoudig op te volgen en wederkerende taken te vergemakkelijken.

Maatschappelijke denker

Er zijn dermate veel maatschappelijke uitdagingen, zoals oa. het klimaat, de vergrijzing, betaalbaar wonen, enz…

Hier nemen architecten als creatieve denkers een cruciale rol op. Ze ontwikkelen algemeen

overkoepelende systemen en oplossingen voor deze maatschappelijke problemen. Momenteel gebeurd dit echter veeleer als een individuele oplossing voor individuele bouwheren.

De architect is steeds de denker die met een ruime blik de wensen van opdrachtgevers, mogelijke bouwsystemen, context en omgeving samenbrengen en hierin een coördinerende rol opneemt.

Concepten die over meerdere projecten heen gebruikt en toegepast kunnen gaan worden. Om te komen tot systemen die evolutief zijn, telkens verbetert kunnen worden, mee zijn met de digitale revolutie en ook op korte termijn zeer efficiënt zijn.

(17)

structuur van een architectenbureau

(18)

1939 architectenwet: architect als enige specialist

eenmanszaak

architect

(19)

associatie: combinatie van kennis

losse samenwerkingsvorm

architect architect

(20)

vennootschap: ondernemingsrisico

vennootschap

management administratie

projectteams

interieur/stedenbouw

(21)

vennootschap: opkomst nieuwe beroepen

vennootschap

management, vennoten administratie

projectteams

interieur/stedenbouw

EPB

AK VC

IR

BIM

TE

(22)

vennootschap: zelfde vorm, maar: laruelle

vennootschap

management, vennoten administratie

projectteams

interieur/stedenbouw

EPB

AK VC

IR

BIM

TE

(23)

vennootschap: zelfde vorm, maar: laruelle (en later: vrije beroepers kunnn failliet gaan)

vennootschap

management, vennoten administratie

projectteams

interieur/stedenbouw

EPB

AK VC

IR

BIM

TE

(24)

vennootschap: toekomst?

vennootschap

management, vennoten administratie

projectteams

interieur/stedenbouw

EPB BIM AK TE IR VC

(25)

vennootschap: toekomst?

vennootschap

management administratie

projectteams

interieur/stedenbouw

EPB BIM AK TE IR VC

vennoten (60% AR)

(26)

vennootschap: rolverdeling

vennootschap

rol vergoeding risico

vennoot

(aandeelhouder = eigenaar)

dividend/winstdeelname persoonlijk aansprakelijk (3 jaar) aansprakelijkheid uitkeringen

manager (bestuurder) magagementsvergoeding bestuurdersaansprakelijkheid (zware fout)

architect uurloon, maandloon, … 10-jarige (in venootschap)

(27)

vennootschap: nieuwe vennootschapswet

vennootschap

aandeelhouder (60% AR natuurlijke persoon) algemene vergadering

bestuursorgaan (RvB)

benoemt

bestuurder (= natuurlijke persoon, ingeschreven architect)

(28)

vennootschap: piramidemodel

vennootschap

CEO

CFO CMO COO legal IT HR

(29)

vennootschap: cirkelorganisatie

collectieve intelligentie en besluitvorming – gemeenschappelijk doel - gelijkwaardigheid

vennootschap

(30)

1

Nota

Toekomst beroep architect

Inleiding

Onderstaande visie over de toekomst van het beroep van de architect bouwt sterk voort op de be- staande context, maar tracht enkele belangrijke nuances aan te brengen. Het is duidelijk dat er iets moet veranderen en een oplossing gezocht voor problemen waar blijkbaar veel architecten mee kampen en waar deze nota oplossingen probeert voor aan te dragen:

 te lage inkomens en lonen

 grote aansprakelijkheid en het gevoel er 'toch altijd tussen te zitten', ook als andere partijen uit de bouwwereld in fout zijn

 het beroep dat te complex wordt om alleen te kunnen doen, zelfs voor een eenvoudige verbouwing

 de administratieve last

 ...

Afbakening verantwoordelijkheden

De driehoek opdrachtgever, ontwerper (of ontwerpregisseur, zie verder) en aannemer, waarbij elke partij zijn onafhankelijkheid bewaart, is essentieel voor een goede werking. In DB(FMO)-projecten lijkt deze onderverdeling soms zoek of louter op papier te bestaan; maar dat is voer voor een andere discussie.

Alleszins dient er m.i. een duidelijke afbakening te komen van de verantwoordelijkheden en

aansprakelijkheden. De facto lijkt het nu of er voor elk probleem naar de architect kan gekeken worden 'las de enige professional met een gedegen opleiding', wat toch al achterhaald is sinds decennia.

De afbakening ziet er in mijn ogen zo uit:

opdrachtgever: EIGENDOM ontwerper: ONTWERP aannemer: REALISATIE

Voor alles wat met ‘eigendom’ te maken heeft, is de opdrachtgever verantwoordelijk. Concreet denk ik hierbij aan, niet limitatief:

- veiligheid: sloop- en asbestinventaris, stabiliteitsonderzoek bestaande panden - energie: EPC, verbruiken, …

- ruimtelijk: bouwvoorschriften, rooilijn, BPA, overstromingsgebied, ...

- jurisch: erfdienstbaarheden, eigendom, ...

- opmeting: landmeting, 3D-meting

- bodem: vervuiling, sondering, peilbuizen, ...

- ...

Alle bovenstaande punten zou de ontwerpregisseur op een blaadje moeten aangereikt worden. Al te vaak duiken er pas na indienen vergunning of bij uitvoering zaken op, waarbij het risico onterecht naar een andere partij verschuift. Een eenvoudige aanstiplijst voor grond en gebouw kan een leidraad vormen voor opdrachtgevers. Hij zal zich moet laten bijstaan door een externe partij voor complexere projecten, die mogelijk de verantwoordelijkheid kan overnemen. Dit kan niet de architect/ontwerper zijn, wegens de onafhankelijkheid van elke partij in onze driehoek. Elke partij dient zich ook te verzekeren voor zijn risico, apart of gezamenlijk per project.

NAV

TOEKOMST BEROEP ARCHITECT ref: toekomst_beroep.docx 11 februari 2021

(31)

Nieuwe structuur

Er is nood aan een nieuwe structuur voor architectenbureaus, ook om meer waardecreatie te doen (zie verder).

 In mijn ogen moet de rol van de architect vervellen naar die van een ontwerpregisseur. Met welke taak?

Heel eenvoudig: alles wat met het ontwerp te maken heeft. Dit betekent dat deze regisseur van alles op de hoogte is en volgende (soms vrij nieuwe) beroepen aanstuurt: stedenbouwkundige,

landschapsarchitect, akoestisch, technisch ingenieur, veiligheidscoordinator, BIM-manager, architect, binnenhuisarchitect, EPB-verslaggever, circulariteitsdeskundige, stabiliteitsingenieur, kostenbeheerder, visualisator, erfgoeddeskundige, jurist, scenograaf, ... .

 In functie van de opdracht wordt er gekeken welke onderaannemers ingeschakeld worden. Soms kan dit er maar 1 zijn, voor ingewikkelde projecten zullen ze misschien allemaal aan bod komen.

 Al deze beroepen komen in onderaanneming van de ontwerpregisseur, zodat er slechts drie

eindverantwoordelijken zijn in de bouwwereld: de opdrachtgever, de projectregisseur en de aannemer.

Uiteraard kunnen ze hun verantwoordelijkheid contractueel delegeren over de verschillende taken van de onderaannemers.

 Ik ben er lang voorstander van geweest om de aansprakelijkheid samen met het monopolie te laten vallen. Bij nader inzien denk ik dat dat niet mogelijk is: men is toch verantwoordelijk voor wat men doet.

Het monopolie zou ik wel behouden en zelfs uitbreiden, namelijk naar alle hoger opgesomde beroepen.

Het monopolie komt in mijn visie ook niet terecht bij de architect, maar bij de ontwerpregisseur.

Waardecreatie

Er zijn twee niveaus waarop waarde gecreëerd kan worden: op korte en op lange termijn.

 Het is duidelijk dat deze structuur er een is van samenwerking, niet top-down, maar eerder circulair, met een collectieve intelligentie en besluitvorming, een gemeenschappelijk doel en gelijkwaardigheid.

 Bouwteams en Design&Build-formules kunnen perfect geïntegreerd worden. Dit zou ons vooral meer (financiële) slagkracht moeten geven ten opzichte van aannemers. De omzet van een gemiddeld architectenbureau bedraagt immers maar een fractie van de omzet van aannemers, terwijl een gezonde verhouding hier 10 ten 100 zou zijn.

 Net zoals aannemers stelt deze structuur ons in staat om verschillende offertes te vragen bij de onderaannemers en hier een gezonde marge op te nemen, rekening houdend met de

verantwoordelijkheden en het takenpakket. Het is immers niet normaal dat ingenieurs een KVIV-barema kunnen voorstellen, waar men dadelijk steigert als architecten nog maar in de buurt van de vroegere deontologische norm komen.

 Een grotere uitdaging wordt het om ook aan waardecreatie te doen op langere termijn. Er moet dringend een cultuur ontstaan waarbij architectenbureaus kunnen worden overgenomen tegen een bepaalde prijs, net zoals aannemersbedrijven of studiebureaus. We hebben vaak eenmalige klanten, maar bouwen wel degelijk knowhow én referenties op, die perfect ten gelde gemaakt zouden kunnen

(32)

3

worden. De referenties zouden hun waarde veel langer moeten kunnen behouden (nu slechts 3 jaar in overheidsopdrachtenwetgeving) en gewaardeerd met een eenvoudige formule (met bv. volgende parameters: bouwkost, opleveringsdatum, energie- en circulariteitsscore, …). Zo zou men ook de keuze hebben om nieuwe mensen te laten instromen of te verkopen aan andere spelers en zo een vergoeding krijgen voor het geleverde werk op lange termijn – wat in veel andere (vrije) beroepen de logica zelve is.

Bovenstaande tekst poogt enkele kleine verschuivingen aan te brengen in het denken rond ons beroep en het klaar te stomen voor de komende decennia. Het zou me plezieren als u deze tekst verder verspreidt en van commentaar voorziet. Ik ben steeds bereid om bovenstaande verder toe te lichten, andere visies er naast te leggen en hierover in discussie te gaan.

Vele groeten, Thomas Delauré

(33)

function follows context

Willen we het beroep van architect heruitvinden, minstens toekomstbestendig maken, loont het allicht de moeite om onze functie, taken en meerwaarde in huidig –en toekomstig- bouwproces te evalueren.

De architect zoals die in de Wet van 1939 werd vergrendeld is niet meer, laat ons met die open deur durven beginnen. De uomo universale die bij –die bewuste- wet als beschermer van de consument in de markt werd gezet, zag door de jaren heen zowel zijn/haar maatschappelijke rol als het takenpakket binnen de contouren van de architectuuropdracht drastisch evolueren.

Uiteraard, de ratio legis –stabiliteit, hygiëne, esthetiek...- blijft ook vandaag nog voor een groot deel relevant doch gaandeweg kwamen er toch kapers op de kust. Stabiliteit is –mijn inziens- niet (langer) het domein van de architect, hygiëne is een woord dat gaandeweg vervangen zou kunnen geweest zijn door wooncomfort, energie won –terecht- aan belang maar werd – even terecht- toebedeeld aan specialisten terzake, idem voor stedenbouw, ruimtelijke ordening, veiligheidscoördinatie en interieur... de lijst is lang, de voorbeelden legio.

Volgt de voor de hand liggende vraag: wat rest er de architect dan nog van hetgeen hem/haar in 1939 toebedeeld werd? Het even voor de hand liggende antwoord is esthetiek.

De architect onderscheidt zich in eerste instantie nog steeds als ontwerper. Als maker van architectuur.

En toch zal elke architect hierop zeggen dat het beroep veel meer is dan dat... maar steeds opnieuw toch tot de slotsom komen dat de architect naast het ontwerp vooral een coördinerende rol in het bouwproces gekregen heeft. De dirigent van het orkest... hij/zij die de maat aangeeft, de respectievelijke specialisten aanstuurt en zicht heeft op het hele proces...

en bovenal –en dat maakt de positie van de architect uniek- op het gewenste resultaat.

Niemand in de bouwsector bezit dat talent, die gave, immers meer dan de architect.

Waar de architect tot gisteren genoegzaam bekend stond als één van de hoeken van de klassieke driehoek “opdrachtgever-architect-aannemer”, staat diezelfde m/v vandaag in het centrum, in de doorsnede van een venndiagram gevormd door opdrachtgever, wetgever, adviseurs en uitvoerders. Een rol die de architect als een handschoen zou moeten passen…

maar waarvoor hij/zij dan ook de handschoen moet opnemen. De architect van heden en toekomst is dan ook iemand met een creatief en synthetisch vermogen, iemand met een groot empatisch vermogen en het talent om een divers team van evenwaardige partners aan te sturen.

In een sector die danig snel evolueert (circulariteit, DBFM, 3D-printing, stijgend marktaandeel sleutel-op-de-deur, 3D-printing...) is het dan ook ongehoord en onhoudbaar om de wettelijke rol van de architect tegen een begin 20-ste eeuws licht te blijven houden.

De rol en taken van de architect horen deze evolutie immers te volgen, function follows context.

De architect moet van dat 20ste-eeuws juk bevrijd worden, dezelfde kansen krijgen als elke andere ondernemer en zich ten volle kunnen inzetten voor zowel financiële (bv.

projectontwikkeling) al maatschappelijke (social entrepreneurship) opportuniteiten.

Die ommekeer zal op verschillende fronten moeten plaatsvinden, te beginnen met de keuzes van, in, door en voor het onderwijs. Welk profiel levert een universiteit precies af? En is dat profiel aangepast aan de vraag van de markt? Zo ja, waarom verklaren de meeste werkgevers dan dat er een enorme kloof tussen opleiding en praktijk bestaat? Zo neen, waarop wacht men dan?

Na(ast) de opleiding dienen we er ons terdege van bewust te zijn dat er geen plaats meer is voor een arbitraire stage zoals we die nu kennen en die elk (!) van onze starters verplicht om binnen een termijn van 24 maanden alle aspecten van ons beroep aan bod te laten komen.

Tenzij die stage enkel en alleen op de individuele woningbouw gericht zou zijn… want daar kan het inderdaad nog nét wel. Het particulier opdrachtgeverschap neemt echter stelselmatig af, deze specifieke rol van en voor de architect dus ook.

(34)

We kunnen onszelf en onze starters dus maar beter voorbereiden op de nieuwe realiteit –die ons architecten inmiddels al voorbijgestoken is- en de stage zoals we die nu sinds 1963 (!) kennen eveneens grondig hervormen.

Laat ons hiervoor eens naar het Nederlands model kijken waarin Masters de vrije keuze hebben om al dan niet aan een stage te beginnen. Een stage die uiteindelijk via een bekwaamheidsproef leidt naar het mogen dragen van de titel van architect. En dus de facto tot het zelf mogen aanvaarden en uitvoeren van architectuuropdrachten. Maar daarnaast heel wat Masters in de Architectuur die –althans aan het begin van hun carrière- deze specifieke ambitie niet koesteren en ‘gewoon’ aan de slag willen in een architectenbureau.

Als essentieel radertje van het geheel. Als ontwerper, calculator, technieker en/of een andere specialiteit. Maar niet in eigen naam. En niet noodzakelijk met de titel van architect. Beide keuzes zijn evenwaardig en verdienen evenveel respect.

En last but not least, de rechten en plichten uit de Architectenwet van 1939.

Het monopolie lijkt mij in de feiten -en zeker wat de controle op de uitgevoerde werken betreft- voorbijgestreefd. Waar echter het monopolie van de controle wat mij betreft losgelaten mag worden, is er zeker iets te zeggen voor het behoud van de verplichting tot samenwerking met een architect wat het ontwerp betreft. De taak van controle zou dan sterk geadviseerd kunnen worden (de meerwaarde als dirigent cfr hierboven) doch niet meer verplicht. Evenwel... en laat dat duidelijk zijn, met aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden wie ze toekomt. Een verwittigd m/v is er twee waard.

De onafhankelijkheid –an sich en mijn inziens een kwaliteitsgarantie- moet daardoor niet in het gedrang komen, de onverenigbaarheid met het beroep van aannemer niet noodzakelijk meer absoluut.

Het verleden heeft reeds uitgewezen dat het korps te versnipperd is om accuraat wijzigende beleidsbeslissingen te kunnen nemen... gaande van een alleenwerkende architect(e) die om den brode en voor een aalmoes zijn/haar handtekening onder het plan van een sleutel-op- de-deurfirma moet zetten tot grote internationaal actieve bedrijven met meer dan honderd werknemers. Een uniform handhavingsbeleid gebaseerd op een 80 jaar oude wet dan ook niet langer wenselijk.

Tot die broodnodige kentering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zal de overheid - opgejaagd door sectoren die hun lobbywerk wél doen- de architect echter steeds meer afzonderen. Tot spijt van wie het benijdt.

Persoonlijk heb ik echter de indruk dat een ruime meerderheid van het architectenkorps nog steeds in de ontkenningsfase vertoeft… aanvaarding zou dus al een mooie eerste en noodzakelijke stap zijn.

form follows context Vincent Van Den Broecke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze trai- ningsduur is altijd langer dan alleen voor de herhalingen nodig is, omdat een training in de trainingszones D2, D3 en W wordt voorafgegaan door 30 minuten infietsen

Samen met mijn collega’s en de kinderen gaan we voor een leuk en leerzaam schooljaar. Voor onze Cultuureducatie werken we samen met

We zullen er alles aan doen om uw kind een veilig en vertrouwd gevoel te geven en actief te werken aan zijn of haar ontwikkeling. Voor het laatste nieuws over

Wij verzoeken jullie daarom voor 15 september een mailtje te sturen naar onze secretaris en de namen door te geven van de personen die na- mens jullie vereniging

31x inspiratie voor een nog betere samenwerking tussen GGZ en W&I Praktijkvoorbeeld: Arbeidsmarktregio Werk in Zicht: een stabiele topper..

Ik kan de emoties van een ander niet voelen omdat die zich in het innerlijk van die ander afspelen en niet iets gemeen schappelijks zijn.. Het uiten van emoties

We moeten ook de moeilijkheid van dit werk onderstrepen, want spreken over de armoede – rekening houdend met de verschillende aspecten ervan – blijft

De verslagen vormen enkel een weerspiegeling van de gerapporteerde