• No results found

Algemeen Pedagogisch Beleid Voor de Buitenschoolse Opvang Montris kinderopvang 3.0

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Algemeen Pedagogisch Beleid Voor de Buitenschoolse Opvang Montris kinderopvang 3.0"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Algemeen Pedagogisch Beleid Voor de Buitenschoolse Opvang

Montris kinderopvang 3.0

Naarden, januari 2020

(2)

VOORAF

In dit document wordt het pedagogisch beleid voor onze buitenschoolse opvang locaties

omschreven. Het is een document waarin op een heldere manier beschreven wordt hoe wij werken.

Wij streven ernaar om kinderen spelenderwijs hun eigen talenten te laten ontwikkelen, in een veilige en uitdagende omgeving. Wij zijn ons bewust van onze impact in het leven van de kinderen die bij Montris komen. Door een sterk pedagogisch beleid en een goede implementatie op de werkvloer, streven we ernaar om kinderen zoveel mogelijk handvatten te bieden om op te groeien tot veerkrachtige en zelfbewuste personen. Pedagogisch medewerkers spelen een grote en

verantwoordelijke rol in het leven van het kind. Ze zijn een spil in het jonge leven, een persoon bij wie het kind zich gezien en gehoord kan voelen. Wij hopen dat dit beleid onze pedagogisch

medewerkers de handvatten biedt die ze nodig hebben om het werken zo goed mogelijk uit te dragen.

Dit beleid betreft het overkoepelend pedagogisch beleid voor al onze buitenschoolse opvang locaties, de praktische uitwerking van het beleid op de locatie vind je terug in het locatiewerkplan.

(3)

Inhoud

VOORAF... 2

INLEIDING ... 5

1. DE 4 PEDAGOGISCHE BASISDOELEN ... 6

1. Bieden van emotionele veiligheid ... 6

2. Ontwikkelen van persoonlijke competentie ... 6

3. Ontwikkelen van sociale competentie ... 6

4. Overdragen van waarden en normen ... 6

1.1. Basisdoel 1: Bieden van emotionele veiligheid ... 7

1.2 Basisdoel 2: Ontwikkelen van persoonlijke competentie ... 12

1.3 Basisdoel 3: Ontwikkelen van sociale competentie ... 16

1.4 Basisdoel 4: Overdragen van waarden en normen ... 18

2. MEERVOUDIGE INTELLIGENTIE ... 19

2.1 Oorsprong Meervoudige Intelligentie... 19

2.2 Een mix van talenten ... 19

2.4 Excelleren, leren en compenseren ... 19

2.5 MI gebieden ... 20

2.6 Spelenderwijs ontwikkelen! ... 20

3. PEDAGOGISCH KOMPAS... 21

4. DE ZES INTERACTIEVAARDIGHEDEN ... 23

4.1 Sensitieve responsiviteit... 23

4.2 Respect voor autonomie ... 23

4.3 Structuren en grenzen stellen ... 23

4.4 Praten en uitleggen ... 24

4.5 Ontwikkelingsstimulering ... 24

4.6 Begeleiden van interacties tussen kinderen ... 25

5.HET OMGAAN MET KLEINE RISICO’S ... 26

6. UITWERKING OP DE LOCATIES ... 27

6.1 Medewerkers ... 27

6.2 Stagiaires ... 27

6.3 De pedagogisch coach/beleidsmedewerker ... 27

6.4 Locatiewerkplannen ... 28

7. CONTACT MET OUDERS ... 29

7.1 Dagelijks contact op de groep ... 29

7.2 De Montris-App ... 29

7.3 (Nieuws)brieven ... 29

7.4 Foto’s en fototoestemmingsformulier ... 30

7.5 Sociale media ... 30

7.6 Mentorschap BSO ... 30

(4)

7.7 Signaleren bijzonderheden in de ontwikkeling ... 30

7.7.1 Doorverwijzen ... 30

7.8 Samenwerken met basisscholen ... 31

7.9 Oudercommissie ... 31

(5)

INLEIDING

Montris is een kinderopvangorganisatie met aanbod in kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en peuteropvang. Voor de opvang van ongeveer 750 kinderen maken we gebruik van vestigingen in Huizen, Laren, Bussum, Almere en Amsterdam. Montris is ontstaan vanuit het kinderdagverblijf ‘De Wipneus’. Dit kinderdagverblijf werd eind jaren ’80 opgericht door werknemers van een aantal zorginstellingen. Sindsdien is Montris uitgegroeid tot een volwaardige kinderopvangorganisatie en bieden we opvang aan kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar.

Kinderen en jongeren ondersteunen in hun avontuur van het opgroeien, zodat ze met

zelfvertrouwen en oog voor hun omgeving de toekomst kunnen ontdekken; kinderopvang bij Montris is meer dan opvang alleen. De tijd die kinderen bij ons doorbrengen is van grote, toegevoegde waarde voor hun ontwikkeling. Als kinderopvangorganisatie kunnen we veel

betekenen voor het zelfvertrouwen van kinderen en jongeren. Ieder kind is een toekomstmaker. En als toekomstmakers zich bewust zijn van hun impact, kunnen ze deze inzetten om zo het beste uit zichzelf, elkaar, hun omgeving en de toekomst te halen. Impactbewust zijn, stimuleren van eigenheid en pionieren liggen ten grondslag aan ons werken. We bieden de kinderen wat ze nodig hebben om veerkrachtige en zelfbewuste mensen van morgen te worden. Wij doen dit middels acht talentgebieden en verscheidene skills die kinderen bezitten én nodig hebben, gericht op de

toekomst. Met het stimuleren van deze talentgebieden en skills richten we ons in het bijzonder op een emotioneel veilige, rijke en stabiele ontwikkeling. Laat de toekomst maar komen, want met Montris ontdek je wat ons samen sterk maakt.

In het Algemeen Pedagogisch Beleid van Montris kinderopvang wordt de pedagogische visie en doelstelling van de organisatie beschreven. Er is een algemeen pedagogisch beleid toegespitst op de buitenschoolse opvang (hierna: BSO), een algemeen beleid op de kinderopvang (hierna: KDV) en peuteropvang (hierna: PO). Dit beleid is toegespitst op de BSO.

Wat kan je lezen in dit pedagogisch beleid BSO van Montris?

- De 4 pedagogische basisdoelen van Marianne Riksen-Walraven, met daarbij

praktijkvoorbeelden hoe wij deze implementeren in ons dagelijks handelen op de BSO - Onze pedagogische grondslag, ‘meervoudige intelligentie’ hierna: MI

- De zes interactievaardigheden met praktische uitwerking - Vertaling naar de praktijk

- Communicatie met ouders

Wij verwijzen in dit beleid naar de pedagogisch medewerker als ‘zij’, maar hier bedoelen we uiteraard ook ‘hij’ mee. De voertaal in dit document en op de locaties is Nederlands.

Montris Kinderopvang

(6)

1. DE 4 PEDAGOGISCHE BASISDOELEN

In dit hoofdstuk komen de 4 pedagogisch doelen van Marianne Riksen-Walraven aan bod. We leggen eerst de doelen kort uit, vervolgens koppelen we uitgebreid per doel de wijze waarop wij in de dagelijkse praktijk aan dit doel voldoen. Veiligheid en vertrouwen zijn de fundering van onze zorg. We dragen bij aan de ontwikkeling van kinderen door een deskundige bijdrage te leveren. De manier waarop de pedagogisch medewerker omgaat met de kinderen, bepaalt voor het grootste deel de kwaliteit van de opvang. De pedagogisch medewerker dient zich constant bewust te zijn van pedagogische basisdoelen. Om dit te kunnen realiseren, maken wij gebruik van de 4

pedagogische basisdoelen van Marianne Riksen-Walraven, welke zijn opgenomen in de Wet Kinderopvang. Op deze manier wordt de emotionele veiligheid van kinderen gewaarborgd, biedt het de kinderen handvatten om te ontwikkelen op persoonlijk en sociaal gebied en leren ze belangrijke normen en waarden.

Marianne Riksen-Walraven

1. Bieden van emotionele veiligheid

Dit is de basis van elk handelen in onze kinderopvang. Kinderen moeten zich ‘thuis’ voelen, moeten zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Pas dan kunnen ze zich verder ontwikkelen.

Kinderen halen hun gevoel van veiligheid uit drie bronnen:

1. Vaste en sensitieve pedagogisch medewerkers. De beschikbaarheid van sensitief

reagerende medewerkers is bevorderlijk voor het zelfvertrouwen en vertrouwen in/op anderen en bevordert de veerkracht, ook op de langere termijn.

2. De aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten. In een vertrouwde groep kunnen kinderen gevoelens van verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid ontwikkelen.

3. De inrichting van de omgeving. De inrichting van de locatie levert een bijdrage aan een gevoel van geborgenheid. Denk daarbij aan akoestiek, licht, kleur en indeling van de ruimte.

2. Ontwikkelen van persoonlijke competentie

Met het begrip “persoonlijke competentie” worden persoonskenmerken bedoeld als weerbaarheid, zelfvertrouwen, eigenwaarde, flexibiliteit en creativiteit in het omgaan met verschillende situaties.

Het kind kan hierdoor leren problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Het kind leert en ontdekt wie het is, wat het kan, welke interesses het heeft, welke vaardigheden er nodig zijn in welke situaties.

3. Ontwikkelen van sociale competentie

Sociale competenties omvatten vaardigheden en kennis over hoe je met anderen omgaat. Deze competentie omvat een scala aan vaardigheden; het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen. De interactie met leeftijdsgenoten en het deel uitmaken van een groep biedt kinderen een leeromgeving voor het opdoen van deze competenties. Het geeft aan kinderen kansen om zich te ontwikkelen tot personen die goed kunnen functioneren in de samenleving.

Kinderen wat gevoelens zijn en hoe ze ermee om kunnen gaan. Wat je kunt benoemen en

herkennen aan gevoelens, kun je ook beter hanteren. We leren kinderen emoties te leren kennen en hierop in te spelen, en wat voor effect dat heeft als je in contact staat met een ander.

Emotionele ontwikkeling is een geleidelijk proces van je leren uiten en die uitingen daadwerkelijk leren benoemen.

4. Overdragen van waarden en normen

Om in de samenleving te kunnen functioneren, is het nodig dat kinderen de waarden, normen en regels van de maatschappij waarin zij leven leren kennen en zich eigen maken. Het overbrengen van waarden en normen speelt in de opvoeding van kinderen voortdurend een rol. Waarden geven uitdrukking aan de betekenis die mensen hechten aan bepaalde gedragingen of gebeurtenissen.

Het zijn ideeën of opvattingen die aangeven hoe belangrijk mensen iets vinden. Waarden zijn onmiskenbaar cultuur gebonden. Ze veranderen in de loop van de tijd en variëren van samenleving tot samenleving. Normen vertalen in regels en voorschriften hoe volwassenen en kinderen zich behoren te gedragen. In de kinderopvang bespreken en hanteren wij regels omtrent de veiligheid

(7)

en het omgaan met elkaar, met de materialen en de omgeving. De pedagogisch medewerker heeft hierin een voorbeeldrol.

1.1. Basisdoel 1: Bieden van emotionele veiligheid

Alleen als een kind zich veilig en beschermd voelt, kan het zich volwaardig ontwikkelen. Hiertoe is een sfeer van geborgenheid nodig. Een veilige basis is een ‘thuis’ waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Waarbij wij de interactievaardigheden als uitgangspunt nemen. Dat laat zich als volgt vertalen naar concreet pedagogisch handelen:

1.1.1. Leidster – kind interactie

Wij vinden het essentieel dat er een emotionele band kan ontstaan tussen het kind en de pedagogisch medewerker. Dit doen we door:

- Actief luisteren en ingaan op signalen van de kinderen.

- Oogcontact maken en op ooghoogte aanspreken.

- Lichamelijk contact maken, op een zorgvuldige manier.

- Zorgen voor liefdevolle nabijheid en aandacht.

- Alle kinderen welkom laten voelen in de groep.

- We geven grenzen aan waardoor een kind weet wat er van hem verwacht wordt en het de kans krijgt het ‘goed te doen’. Dit geeft een kind zelfvertrouwen en het gevoel er bij te horen.

- We hebben oog voor de behoeften van kinderen ook wanneer zij zich verbaal nog niet kunnen uitdrukken. We benoemen daarbij welke feiten en emoties we herkennen en helpen het kind zich op die manier beter te uiten.

1.1.2 Groepsruimte en omgeving

- De groepsruimte is licht en opgeruimd zonder al te veel prikkels

- Er worden hoekjes gecreëerd die uitnodigen tot spel, bijvoorbeeld een poppenhoek of bouwhoek.

- Er is een aparte ruimte voor druk spel en beweging.

- Een kind wordt in een vaste groep geplaatst.

- Kinderen worden gestimuleerd tot het maken van contact met andere kinderen.

Voor dit samenspel in kleine groepjes wordt ruimte gecreëerd.

- We letten erop dat interactie tussen kinderen op gelijkwaardige basis plaatsvindt, maar bij conflicten wordt ook weer niet te snel ingegrepen.

- Er wordt bij de inrichting rekening gehouden met de behoeften en leeftijdsfases waarin een kind zich bevindt.

1.1.3 Activiteiten en spelmateriaal

- Er zit structuur in de dag door een vast dagritme. Op vaste tijden dingen ondernemen maakt de dag voorspelbaar en daarmee veilig voor een kind.

- Er zijn gezamenlijke activiteiten zoals eten, drinken, zingen en voorlezen. - Naast alle activiteiten nemen we voldoende tijd om rustig te zitten met de kinderen en om even bij te kletsen of alleen maar even te knuffelen.

- Het kind wordt gerespecteerd als het aangeeft niet mee te willen doen aan een activiteit.

- We benaderen het kind positief en nemen initiatieven van het kind serieus.

- Het spelmateriaal moet bij de leeftijd en beleving van het kind passen.

Het spelmateriaal is schoon, gevarieerd, heel en uitnodigend.

- Onze thema’s bevatten activiteiten die geschikt zijn of aangepast kunnen worden naar de verschillende talenten en leeftijden van de kinderen.

1.1.4 Groepen op de BSO

Op de BSO locaties noemen we de verschillende groepen de ‘basisgroepen’. Deze groepen zijn onderverdeeld in namen of kleuren. Ieder kind kent zijn/haar eigen groepsnaam/kleur. In het locatiewerkplan staat een totaal overzicht hoe de groepsindeling is gecreëerd.

(8)

1.1.5 Basisgroep BSO

Een basisgroep is een vaste groep kinderen op de locatie. Een kind maakt gebruik van hooguit 2 verschillende groepen. Een kind heeft iedere dag contact met zijn/haar basisgroep, bijvoorbeeld tijdens het groentemoment.

1.1.6 Grootte van de ruimte

In de kinderopvang is er per kind minimaal 3,5 vierkante meter bruto speel- en werkoppervlakte beschikbaar voor spelactiviteiten. Het aantal groepen verschilt per locatie. Er is tenminste 3 vierkante meter bruto buitenspeelruimte per kind beschikbaar, deze ruimte bevindt zich naast of dichtbij de locatie en is toegankelijk voor kinderen.

1.1.7 Verlaten van de basisgroep

In de volgende situaties kunnen kinderen de basisgroep verlaten:

1.1.7.1 Activiteiten

Op de BSO worden er activiteiten aangeboden aansluitend op de ontwikkelingsleeftijd en het lopende thema. Daarnaast wordt er veel tijd ingeruimd voor vrij spel, zowel binnen als buiten. Op het moment dat er een activiteit plaatsvindt, kan het zijn dat het kind zijn/haar basisgroep verlaat om zich naar een andere ruimte te begeven. Om deze activiteiten in goede banen te leiden, werken wij met de werkinstructie ‘veiligheid’, ‘veilig ontdekken’ en de werkinstructie ‘buiten spelen’. Wij hanteren te allen tijde de basis beroepskracht-kind-ratio, opgesteld door de wet, maar hanteren een andere BKR als het gaat om activiteiten met een hoger risico. Je hebt bijvoorbeeld meer toezicht nodig als kinderen gaan zagen en timmeren, dan als kinderen een kleurplaat maken. De BKR wordt bepaald naar inzicht van de PM’er.

1.1.7.2 Opendeurenactiviteiten

Als de BSO meerdere ruimtes heeft of binnen een ruimte meerdere ‘speelhoeken’ bezit, kan er gebruik gemaakt worden van het opendeurenbeleid. De kinderen maken dan gebruik van de verschillende ruimtes, verlaten hun basisgroep en gaan soms meteen uit school naar een activiteit buiten de eigen basisgroep.

Bij onze BSO kunnen kinderen elke dag deelnemen aan gezamenlijke activiteiten. Dit zijn

activiteiten die passen bij hun leeftijd, hun interesses en die uitdagend voor ze zijn. De activiteiten vinden plaats in de verschillende groepsruimten of buiten. Kinderen kunnen zelf kiezen welke activiteit ze willen doen en hoelang ze hiermee bezig willen zijn. Kinderen die het moeilijk vinden om een keuze te maken, begeleiden wij hierin.

1.1.7.3 Samenvoegen van de groepen

Tijdens vakantiedagen of op dagen dat er structureel minder kinderen aanwezig zijn, kunnen groepen worden samengevoegd. Het samenvoegen kan structureel op een specifieke dag van de week zijn met een structureel lagere bezetting en in vakantieperioden. Indien de maximale groepsgrootte het toelaat, kunnen volledig aanwezige stamgroepen structureel worden

samengevoegd tot één groep waarbij in principe één vaste pedagogisch medewerker aanwezig is.

Voor zowel kinderen als ouders wordt inzichtelijk gemaakt welke ruimte en welke groep dit is bij de deur van de groep. Het samenvoegen van groepen biedt voordelen t.o.v. het werken met groepen met minder kinderen. Er zijn meer speelmogelijkheden voor kinderen en als door het samenvoegen meer dan een pedagogisch medewerker op de groep werkt draagt het bij aan transparantie en veiligheid.

In de locatiebijlage is te zien welke groepen op welke dag structureel samengevoegd worden.

1.1.4.4 Locatie overstijgende opvang

Het kan voorkomen dat sommige opvangdagen locatie overstijgend zijn. Dit heeft alles te maken het kindaantal en het feit dat wij belang hechten aan voldoende speelkameraadjes voor de kinderen en het kunnen aanbieden van groepsactiviteiten. De vaste pedagogisch medewerker gaat te allen tijde mee met de kinderen en aan ouders wordt áltijd schriftelijke (of via de app) toestemming gevraagd. Op het toestemmingsformulier wordt het betreffende LRKP nummer ingevoerd, dat geldig is voor de locatie waar de kinderen met de pedagogisch medewerker(s) naartoe gaan.

(9)

1.1.8 Wennen op de BSO

De eerste dagen op een BSO zijn altijd spannend. Om de kennismaking zo goed mogelijk te laten verlopen is er een wenperiode. Het kennismakingsgesprek en de wenmiddag kunnen desgewenst gecombineerd worden. In het kennismakingsgesprek maken we maatwerkafspraken over het wennen. Als het kind ook net start op de basisschool, kan het een (te) grote belasting zijn om ook op de BSO te starten.

Ook intern kan er gewisseld worden van groep, we spreken dan van doorstromen. Het kind verlaat dan zijn/haar basisgroep, om een andere basisgroep te betrekken. Uiteraard willen wij dat dit proces zo goed mogelijk verloopt voor het kind. De mentor van de nieuwe groep maakt zich kenbaar aan het kind en laat de nieuwe groep zien waar het kind na de wissel zal verblijven.

Omdat wij kleine locaties hebben en werken met een opendeurenbeleid, zal de groep voor het kind niet nieuw zijn. Op de eerste dag van de nieuwe basisgroep ruimen we tijd in tijdens het basisgroep contactmoment, zodat het kind zijn/haar nieuwe vrienden van de groep beter leert kennen. We kijken altijd of de match met de nieuwe groep er is, de mentor houdt het welzijn van het kind nauwlettend in de gaten en polst ook altijd even bij het kind of de wisseling goed is geweest.

1.1.9 Extra opvang

Indien een ouder incidenteel opvang wenst op een andere dag bovenop de vaste contractdagen, dan kan deze extra opvang op de kinderdagverblijven worden afgenomen. Bij de BSO’s is extra opvang per middag of hele vakantiedag mogelijk. De extra opvang kan worden aangevraagd bij de pedagogisch medewerkers van de vaste groep (of bij de planning indien de gewenste dag verder dan twee weken weg is). Zij zullen, rekening houdend met het aantal aanwezige kinderen en de beroepskracht-kind-ratio, kijken of dit mogelijk is. Indien dit niet mogelijk is kan aan de ouder worden aangeboden dat hun kind incidenteel op een andere stamgroep of basisgroep wordt opgevangen. Ouders dienen hier schriftelijk (of via de app) toestemming voor te verlenen. Op het formulier “aanvraag extra dag” is daartoe vermeld dat de opvang kan plaatsvinden in een andere dan de eigen basisgroep. Op het formulier wordt vermeld in welk groep de extra dag opvang plaatsvindt. Opvang in een andere groep vindt dus uitsluitend plaats na overleg en na toestemming.

Indien ouders voor langere tijd extra opvang willen en er is geen plaats in de eigen stamgroep, is het mogelijk één of meerdere dagen tijdelijk een plaats in een andere groep (de zogenaamde tweede stamgroep) aan te bieden. De plaatsing in de andere groep gebeurt in overleg met de locatiemanager en de ouders. Ouders geven hiervoor schriftelijk toestemming (of via de app) middels een aanvullende plaatsingsovereenkomst waarin afspraken worden gemaakt over de duur van de extra opvang in de andere groep.

1.1.10 Tegoeddagen

1.1.10.1 Vakantieweken en studiedagen

Bij Montris kun je zelf bepalen op welke dagen je kind tijdens de vakanties naar de BSO komt. Per contractdag krijg je twaalf of dertien tegoeddagen (afhankelijk van het aantal vakantieweken van school) in de vorm van een vakantiedagentegoed. Deze kunnen gedurende het hele kalenderjaar worden ingezet voor opvang tijdens studiedagen en in vakanties. Vanaf vier maanden voor de start van een vakantie kun je de gewenste dagen doorgeven via de Montris-app of via het ouderportaal.

Zodra de dag wordt toegezegd, wordt de dag van je vakantietegoed afgehaald. Annuleren van de toegezegde dag kan tot uiterlijk 2 weken van te voren. Dan behoud je het tegoed. Bij annulering binnen de termijn van 2 weken kan het tegoed niet meer bijgeschreven worden. We ontvangen graag uiterlijk twee weken voor de start van de vakantie de gewenste dagen. De tegoeddagen zijn een kalenderjaar geldig en aan het eind van het kalenderjaar vervallen de tegoeddagen. Mocht je vakantiedagentegoed op zijn dan kun je altijd een extra dag aanvragen via de Montris-app, deze dag wordt wel gefactureerd.

1.1.10.2 Schoolweken

Bij Montris kun je een paar keer per jaar opvang aanvragen op een andere dag dan je vaste contractdag(en) zonder daarvoor te betalen. Per contractdag krijg je twee tegoeddagen in de vorm van een schoolwekentegoed. Dit tegoed kan gedurende de schoolweken worden ingezet. Het aanvragen van een tegoeddag verloopt via de Montris-app of via het ouderportaal. Als er een plekje is op de groep, zal de dag worden toegezegd. Zodra de dag wordt toegezegd, wordt de dag

(10)

van je schoolwekentegoed afgehaald. Annuleren van de toegezegde dag kan tot uiterlijk 2 weken van te voren. Dan behoud je het tegoed. Bij annulering binnen de termijn van 2 weken kan het tegoed niet meer bijgeschreven worden. De tegoeddagen zijn één kalenderjaar geldig en aan het eind van het kalenderjaar vervallen de tegoeddagen. Mocht het schoolwekentegoed op zijn, dan kun je altijd een extra dag aanvragen via de Montris-app, deze dag wordt wel gefactureerd.

1.1.11 Beroepskracht – kind ratio

In de wet is vastgelegd hoeveel kinderen in een groep aanwezig mogen zijn en hoe de verhouding is tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk aanwezige kinderen (de

beroepskrachtkind-ratio, hierna: BKR). Bij het opstellen van de roosters zorgen wij ervoor dat wij aan deze normering voldoen. De GGD controleert hierop.

Met ingang van 1 januari 2019 geldt voor de BSO:

Leeftijd

kinderen Minimaal aantal

beroepskrachten Maximaal aantal kinderen

Minimaal aantal

beroepskrachten Maximaal aantal kinderen

Minimaal aantal

beroepskrachten Maximaal aantal kinderen

4 tot 7 1 10 2 20

7 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt

1 12 2 24 3 30

4 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt

1 11 2 22

Om het berekenen van de BKR te versimpelen, heeft de overheid een rekentool ontwikkeld. Deze is te vinden op www.1ratio.nl. Montris houdt zich aan deze rekentool en dus aan de wet.

Tijdens uitstapjes van de BSO geldt er een afwijkend pedagogisch medewerker - kindratio. Er wordt altijd tenminste gehouden aan de basis BKR, maar voorafgaand aan een uitstapje bespreken PM’ers de risico’s, zodat het kan voorkomen dat de BKR afwijkt (meer pedagogisch medewerkers op minder kinderen).

1.1.11.1 Halfuursregeling

Tijdens schoolweken kunnen er ten hoogste een half uur per dag minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de

beroepskrachtkindratio. In het weekrooster registreren we de werktijden van de pedagogisch medewerkers, dit rooster is inzichtelijk op de locatie.

1.1.11.2 3-uursregeling

Als de opvang de hele dag beslaat (bijvoorbeeld tijdens vakantieopvang), dan geldt de 3-

uursregeling. Er kunnen dan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de

beroepskrachtkindratio. In het rooster registreren we de werk- en pauzetijden, dit rooster is inzichtelijk op de locatie.

Kijk voor de uitwerking van deze BKR regeling in het locatiewerkplan van de desbetreffende locatie.

1.1.12 Vaste gezichten

Op de BSO is er geen wettelijke eis met betrekking tot de vaste gezichten, zoals bij het

kinderdagverblijf wel het geval is. We streven er echter wel naar om ook hier dezelfde continuïteit aan vaste gezichten te bieden. Al onze medewerkers (en stagiaires) moeten voor indiensttreding een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) kunnen overleggen. Alle medewerkers staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang en zijn gekoppeld aan Montris. Op deze wijze kunnen zij conform de eisen van de Commissie Gunning, continue gescreend worden. Dit betekent

(11)

dat strafrechtelijke gegevens in het Justitieel Documentatie Systeem dagelijks worden vergeleken met een bestand van mensen die werken in de kinderopvang. Als blijkt dat een persoon werkzaam in de kinderopvang een bedreiging vormt voor een veilige omgeving voor kinderen, gaat er via de gemeente en GGD een signaal naar de kinderopvangorganisatie. Ook checken wij referenties in het werving- en selectieproces.

1.1.13 Dagindeling

Kinderen voelen zich veilig en geborgen bij regelmaat. Veel dagelijkse activiteiten worden daarom op een voor hen herkenbare manier, volgens een vaste dagindeling uitgevoerd.

In het locatiewerkplan is terug te vinden hoe een dagindeling eruit ziet.

1.1.14 Inrichting

Een huiselijk gevoel en een leerrijke omgeving, daarin herken je de locaties van Montris. De groepsruimtes in onze BSO’s worden zodanig ingericht dat sfeer en uitstraling passen bij onze visie en de leeftijd van de kinderen. De indeling in activiteiten-hoekjes is overzichtelijk, compleet ingericht en voor kinderen duidelijk herkenbaar. Dit draagt bij aan de emotionele veiligheid en de autonomie van kinderen. Kinderen weten wat ze waar kunnen vinden en kunnen ook zelfstandig materialen pakken en gebruiken. Plekken voor druk en rustig spel zijn van elkaar gescheiden zodat kinderen elkaar niet hoeven storen in hun spel. Er zijn plekken om alleen of juist samen te spelen in kleine of grotere groepen. De indeling en inrichting van de ruimtes wordt aangepast als de samenstelling van de groep of het pedagogische handelen daarom vragen. Op deze manier werkt de ruimte altijd ondersteunend aan het pedagogisch handelen. Ook buiten zijn er plekken om individueel en samen, rustig en druk te spelen.

1.1.15 Achterwachtregeling

Indien een pedagogisch medewerker alleen op een locatie aanwezig is, dient er altijd een achterwacht geregeld te zijn in de vorm van een volwassene aan wie kind- en/of groepsgerichte activiteiten overgedragen kunnen worden. De achterwacht dient echter ook geregeld te zijn wanneer een pedagogisch medewerker alleen op een locatie werkt omdat de groepsgrootte dit toelaat, zonder af te wijken van de BKR. Montris heeft per locatie een achterwachtregeling opgesteld. Deze staat beschreven in de het locatiewerkplan. Voor de achterwacht geldt dat hij/zij binnen 15 minuten op de locatie aanwezig kan zijn.

Op welke manier de achterwacht geregeld is, staat vermeld in het locatiewerkplan.

1.1.16 Protocol kindermishandeling (de meldcode)

De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling helpt onze medewerkers bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Aan de hand van 5 stappen bepalen onze medewerkers of ze een melding moeten doen bij Veilig Thuis en of er voldoende hulp kan worden ingezet.

Op iedere locatie zijn er medewerkers die zijn geschoold in het handelen bij signalen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast wordt de meldcode en de bijbehorende sociale kaart jaarlijks met de medewerkers besproken tijdens een vergadering waarin dit onderwerp aan bod komt. Op elke locatie zijn er mensen die intern getraind worden voor het signaleren en doorverwijzen . Zij fungeren als eerste ondersteuning voor de medewerkers van een locatie bij bijzonderheden in de ontwikkeling. Deze mensen kunnen altijd de pedagoog van Montris raadplegen. Jaarlijks wordt er in een teamoverleg aandacht besteed aan het signaleren en

doorverwijzen van kinderen bij bijzonderheden. Zo weten medewerkers op welke signalen ze moeten letten en welke stappen ze kunnen ondernemen bij bijzonderheden.

Nieuwe medewerkers van Montris ontvangen een inwerktraining waarin bovenstaande ook wordt besproken. Voor verdere uitweiding omtrent dit onderwerp verwijzen wij je graag naar ons veiligheid- en gezondheidsbeleid.

(12)

1.2 Basisdoel 2: Ontwikkelen van persoonlijke competentie

Met persoonlijke competentie bedoelen we vaardigheden zoals veerkracht, zelfstandigheid,

zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Deze persoonlijke competentie stelt een kind in staat om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Kinderen worden geboren met een groot vermogen en motivatie om te leren. De loop van de ontwikkeling ligt zowel in ‘nature’ als in ‘nurture’. De invloed van ouders, opvoeders, maar ook zeker pedagogisch medewerkers is enorm groot. Ieder kind is anders en laat een eigen ontwikkelingspatroon zien, het is belangrijk dat we daar bewust van zijn. Kinderen hebben het nodig om in hun eigen tempo zichzelf te ontwikkelen.

Dat laat zich als volgt vertalen naar concreet pedagogisch handelen:

1.2.1 Pedagogisch medewerker– kind interactie

- We spelen in op het niveau van het kind, we passen onze taal en aanbod van activiteiten aan op het kind.

Ieder kind is uniek, ieder kind kent zijn/haar eigen ontwikkellijn. Wij vinden het belangrijk dat we de interactie afstemmen op de ontwikkeling van het kind. Alleen op die manier zijn wij te begrijpen en kan het kind van ons leren.

- We moedigen het kind aan, bevestigen het kind in zijn/haar initiatieven en we stellen vragen.

Dit doen wij door het gedrag van kinderen aan te moedigen. ‘wat heb je hard gewerkt’, of

‘wat heb je goed je best gedaan!’. De mooiste vraag die je kind kan stellen is: ‘Wat heb je hard gewerkt, hoe heb je dat eigenlijk gedaan?’. Het kind legt het proces met trots uit en wordt even in het zonnetje gezet. We proberen zoveel mogelijk complimenten te geven op de inzet van het kind en niet enkel op het resultaat. Daarnaast stellen we naast gesloten ook open vragen, om het kind uit te dagen om over vraagstukken na te denken.

- We zien het kind; we maken oogcontact.

Gezien en gehoord voelen is belangrijk voor een kind; zonder vertrouwen komt het kind minder tot ontwikkeling. Daarom maken wij veel oogcontact en noemen we het kind bij zijn/haar naam.

- We hebben extra aandacht voor kinderen die een andere ontwikkeling laten zien.

De mentor houdt de ontwikkellijn van het kind nauwlettend in de gaten. Als we zien dat het kind een andere ontwikkeling dan de andere kinderen laten zien, wordt dit gesignaleerd en besproken met de andere medewerkers. Als wij vervolgens signaleren dat de ontwikkellijn significante verschillen laat zien, kunnen wij vervolgens het advies meegeven om verdere stappen te ondernemen (zie hoofdstuk 7.7).

- We zorgen ervoor dat elk kind naar zijn eigen mogelijkheden 'uit de verf' komt.

Door kinderen te stimuleren op hun eigen niveau zodat zij iedere dag ‘kleine’

succes momenten hebben. Succesmomenten beleven is voor kinderen erg

belangrijk om de intrinsieke motivatie te motiveren, waardoor het kind zal proberen steeds verder proberen te komen in zijn/haar ontwikkeling. Wij vinden het

daarnaast belangrijk dat het kind zelf aangeeft wat hij/zij leuk vindt om te doen, waar de specifieke talenten van het kind liggen. - We benoemen altijd wat we doen, zodat de kinderen weten wat er staat te gebeuren.

Duidelijkheid zorgt voor veiligheid. Wij als volwassenen vinden het doorgaans ook fijn dat wij weten wat er te gebeuren staat, hetzelfde geldt voor onze kinderen. Als kinderen weten wat de volgende stap gaat worden, leren ze daarnaast ook te anticiperen. Zo kunnen ze helpen met voorbereiden, mee helpen denken hoe de activiteit het best vormgegeven kan worden (participatie) en ‘eigenaarschap’ beleven in het dagritme.

- We laten de kinderen participeren; we overleggen geregeld met ze.

Leren door het zelf te doen en door het te bedenken, dat is waar Montris in gelooft. Het

‘eigenaarschap’ zoals hierboven beschreven, geeft kinderen de gelegenheid om te oefenen met situaties, situaties waar ze hun leven lang waarschijnlijk nog mee te maken gaan krijgen.

- We hebben respect voor de zelfstandigheid van de kinderen.

Middels een zelfstandigheidsformulier zorgen we ervoor dat kinderen meer eigen verantwoordelijkheden dragen, uiteraard met toestemming van de ouder. Naarmate kinderen ouder worden, kunnen ze steeds meer verantwoordelijkheid dragen. Wij zien het

(13)

als onze plicht om hen dan deze verantwoordelijkheid ook te geven, uiteraard met toestemming van de ouder.

- We zien het kind als een gelijkwaardige gesprekspartner.

We communiceren op een respectvolle manier, met een toon en met de gespreksinhoud aangepast op de leeftijd van de gesprekspartner.

1.2.2 Groepsruimte en omgeving

- We stemmen de ruimte af op de leeftijd en de ontwikkelingsfase

We zorgen ervoor dat de ruimte uitdagend, maar tegelijkertijd ook veilig is. We zorgen voor een ruim aanbod van materiaal, zodat ieder kind zich uitgedaagd voelt in zijn/haar spel. We letten er op dat creativiteit, oplossend vermogen, veerkracht en zelfstandigheid wordt gestimuleerd door de manier waarop wij onze ruimtes inrichten.

- We laten kinderen zelf kiezen waar en met wie ze willen spelen Eigen keuzes maken is voor kinderen in de BSO-leeftijd belangrijk. Ze oefenen met hun zelfstandigheid en ervaren met wie ze het leuk vinden om te spelen. Uiteraard zorgen wij er daarnaast wel voor dat kinderen niet worden buiten gesloten

(bijvoorbeeld door de interactievaardigheid ‘stimuleren van onderlinge interactie’ te gebruiken).

- We ruimen eerst op voordat we naar een andere activiteit gaan

Verantwoordelijkheid nemen voor wat je doet, dat is iets wat wij kinderen willen meegeven.

Daarnaast zorgt opruimen ervoor dat er meer ruimte en overzicht is, waardoor kinderen sneller tot spel kunnen komen.

- We maken afspraken met elkaar en leggen die afspraken uit

Wij laten kinderen meedenken over de afspraken die we met elkaar maken. We leggen daarbij ook uit waarom we deze afspraken maken, zodat kinderen de afspraak wellicht beter begrijpen. -

We richten de groepsruimte zodanig in dat deze enerzijds een uitnodigende en uitdagende omgeving vormt en anderzijds voldoende veiligheid biedt om tot spel te kunnen komen

Tijdens het coachen van de pedagogisch coaches wordt ook de inrichting van de ruimte meegenomen om te kijken of de ruimte voldoet om bovenstaande te kunnen waarborgen.

Daarnaast wordt er ook van pedagogisch medewerkers en locatiemanagers verwacht dat zij het signaleren als niet aan bovenstaande punten wordt voldaan.

- We bieden verschillende hoekjes aan, waardoor er plekken voor gevarieerd spel ontstaan

Door verschillende hoekjes aan te bieden, stappen kinderen steeds weer in een nieuwe ‘wereld’, met een ander aanbod. Dit stimuleert gevarieerd spel.

- We veranderen de groepsruimte af en toe, zodat er weer een nieuwe situatie met nieuwe uitdagingen ontstaat. Dit is met name voor de grotere kinderen spannend en verrassend. We laten de kinderen mee denken over de ruimte en mee helpen met het veranderen van de ruimte.

- We laten BSO kinderen meedenken over de ruimte

Door kinderen het gevoel te geven dat ze mede-eigenaar zijn, wordt hun lerend vermogen

aangesproken. Door mee te denken, stimuleer je het samenwerken tussen de kinderen, maar ook het ontwikkelen van ruimtelijk inzicht, procesmatig denken, enzovoort.

- We gebruiken de groepsruimte dynamisch, zo kunnen verschillende hoeken een andere invulling hebben

Daarmee stimuleren we de fantasie van het kind, zo kan een keuken zomaar ineens een ruimteschip worden!

1.2.3 Activiteiten en spelmateriaal

- We bergen spelmateriaal op dezelfde plek op

Dit zorgt voor structuur en rust in de ruimte. Op die manier is er overzicht en komen kinderen sneller tot spel.

- We sluiten aan bij de belevingswereld van het kind en het hier en nu We haken in op actuele onderwerpen en hoe het kind zich daarin begeeft. Zo maken we alom bekende thema’s zichtbaar, denk aan: sinterklaas, kerst, pasen, valentijnsdag.

Iedere locatie bedenkt een geschikte manier geldend voor de eigen locatie.

- We bieden gerichte activiteiten aan, aan subgroepjes met hetzelfde ontwikkelingsniveau

(14)

We bieden zowel grote groepsactiviteiten als kleine groepsactiviteiten aan. Omdat de interactie enorm kan veranderen als je de grootte van de groep aanpast, zorgen we ervoor dat we beiden aanbieden. Op die manier komen er mooie interactiemomenten aan bod en worden er nieuwe competenties ontdekt!

- We brengen variatie aan in het aanbod van spel en materialen

We gaan zo zorgvuldig (duurzaam) en creatief mogelijk om met onze materialen. Naast bestaande materialen, proberen wij ook zoveel mogelijk ‘open eind’ materialen aan te bieden, zodat het creatieve vermogen van de kinderen nog meer aangesproken wordt.

- We bieden activiteiten en materialen thematisch aan

Wij werken met verschillende thema’s, die aansluiten op ons pedagogisch programma

‘meervoudige intelligentie’ (zie hoofdstuk 2).

- We zien creativiteit als belangrijk middel tot zelfontplooiing, waarbij kinderen een eigen inbreng hebben, hun fantasie gebruiken en hun eigen ideeën uitvoeren Kinderen hebben een fantastisch brein. Waar wij als volwassenen vaak vastgeroest zitten in onze gedachten en rituelen, kunnen kinderen door hun creativiteit nieuwe verbindingen aanleggen in hun hersenen en zo een hoog lerend vermogen laten zien. Aan ons de taak om deze creativiteit te stimuleren!

- We zorgen dat alle kinderen toegang hebben tot divers materiaal door het gebruik van open kasten en speelgoed

Wel maken we afspraken rondom materialen die een risico met zich meebrengen, deze liggen niet altijd voor het grijpen, omdat sommige activiteiten onder toezicht gebeuren. Zie ons veiligheid- en gezondheidsbeleid voor verdere uitleg.

1.2.4 Meervoudige intelligentie

Montris werkt met ‘meervoudige intelligentie’ en stelt op die manier de persoonlijke competentie centraal. Het concept ‘Meervoudige Intelligentie’ (MI) is van de Amerikaanse hoogleraar Howard Gardner. Hij gaat ervan uit dat iedereen talenten heeft die niet zijn te vatten in de simpele constatering dat iemand ‘meer of minder intelligent’ is. Gardner heeft aangetoond dat ieder mens potentieel heeft in acht intelligentiegebieden en dat deze bovendien verder te ontwikkelen zijn.

Het gaat daarbij om de drieslag “excelleren – leren – compenseren”. Laat kinderen excelleren in de talenten die bij hen het sterkst, of het meest aanwezig zijn. Leer ze om ook de andere talenten te ontdekken en te ontwikkelen. En gebruik de sterke talenten om de minder sterke talenten te compenseren. Je kunt hier meer informatie over vinden in hoofdstuk 2.

1.2.5 Inrichting Montris

De ruimtes zijn ingericht volgens de huisstijl van Montris. Montris staat voor puur, vrolijk, stoer, out of the box, nuchter en creatief. Dit willen wij ook uitstralen in onze inrichting en de materialen die we aanbieden. Montris kiest in haar inrichting voor stoere, maar toch rustige kleuren. Wij proberen met sommige kleuren te prikkelen en met een ander kleurenpalet juist de rust weer terug te brengen. Als kind is het belangrijk dat je een plek hebt waar je je veilig kan voelen, je jezelf kan afsluiten als je dat wilt en je activiteiten kan ondernemen. Wij zijn ons ervan bewust dat het kleurenpalet en het spelmateriaal van invloed is op het tot spel komen van kinderen.

We hebben een voorkeur voor hout, wol, katoen en linnen ten opzichte van plastic en polyester.

Wij kiezen voor stoere en eigenzinnige kleuren als zandkleur, donkerblauw, lichte tinten van grijs, koningsblauw of okergeel ten opzichte van harde primaire kleuren.

Plastic speelgoed is niet verboden maar wij kiezen bewust voor zoveel mogelijk duurzame en natuurlijke materialen. De op de groep aanwezige materialen zijn gevarieerd en dragen bij aan de verschillende ontwikkelingsgebieden zoals de zintuiglijke, motorische, cognitieve, taal- ,

sociaalemotionele en virtuele ontwikkeling. Er wordt gezorgd voor materialen die passen bij de leeftijd en uitnodigen tot exploreren en creëren. Sommige materialen lenen zich om alleen mee te spelen, andere nodigen juist uit tot samenspel. Kinderen worden betrokken bij de zorg voor materialen en leren zo spelenderwijs zorg te dragen voor hun omgeving.

Ook bij de inrichting van de buitenruimtes wordt rekening gehouden met de leeftijden en ontwikkelingsbehoefte van de kinderen die er gebruik van maken. Er wordt altijd gezorgd voor gelegenheid tot grof motorisch- en sensorisch spel. De buitenruimte wordt zoveel mogelijk uitdagend ingericht met mogelijkheden om te exploreren en te creëren.

(15)

1.2.6. Kinderparticipatie

Kinderen hebben recht op inspraak, ook in de kinderopvang. Kinderparticipatie betekent: ‘het betrekken van kinderen in het nemen van beslissingen en voorstellen doen’. Kinderparticipatie is belangrijk in de ontwikkeling van het kind, door het kind mee te laten doen en zijn/haar ideeën serieus te nemen, wordt het zelfvertrouwen gestimuleerd. Wij van Montris zien het uitvoeren van kinderparticipatie als een zeer belangrijk onderdeel. Kinderen denken met ons mee over inrichting, dagindeling, uitjes, enzovoort. Maar ook tijdens een ‘gewone’ dag zijn wij ons bewust van

kinderparticipatie en grijpen we kansen aan om kinderen te laten participeren.

(16)

1.3 Basisdoel 3: Ontwikkelen van sociale competentie

Deze competentie omvat een scala aan vaardigheden; het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen. De interactie met leeftijdsgenoten en het deel uitmaken van een groep biedt kinderen een

leeromgeving voor het opdoen van deze competenties. Het geeft aan kinderen kansen om zich te ontwikkelen tot personen die goed kunnen functioneren in de samenleving.

Dat laat zich als volgt vertalen naar concreet pedagogisch handelen:

1.3.1 Pedagogisch medewerker – kind interactie

- Afhankelijk van de situatie is de rol van de pedagogisch medewerker begeleidend, afwachtend, (bij)sturend, corrigerend, stimulerend of bemiddelend

Iedere situatie (en ieder kind) vraagt om een andere aanpak. Onze pedagogisch medewerkers proberen zoveel mogelijk het zelfoplossend vermogen van het kind te stimuleren, maar grijpen uiteraard in als de situatie daarom vraagt. Tijdens groepsoverleggen worden situaties besproken waarbij de bovengenoemde rollen voorkomen, op die manier blijft het team scherp in gedrag afstemmen op de situatie.

- We geven nieuwe kinderen extra aandacht en maken ze wegwijs

We maken de mentor kenbaar aan het kind, door ze te vertellen wie hun mentor is en wat voor rol deze mentor vervult (zie hoofdstuk 6.6). We stellen het kind voor aan de groep en we geven een rondleiding door de locatie. De mentor houdt een extra oogje in het zeil, om te zien of het klikt tussen het kind en de andere kinderen.

- We bieden enigszins structuur aan in onze dagen, maar kunnen die ook makkelijk laten vieren

Structuur is belangrijk voor de voorspelbaarheid, kinderen voelen zich prettig hierbij. Maar uiteraard kan de structuur ook los gelaten worden als er uitjes worden gepland, of het een bijzondere feestdag is. We vermelden het wel altijd als er iets anders staat te gebeuren, zodat kinderen zich kunnen voorbereiden.

- We benoemen kinderen vaak bij naam, zodat kinderen zich gezien/gehoord voelen Door kinderen bij hun naam te noemen, weten de andere kinderen om wie het gaat. Op het moment dat je de naam van een kind noemt, is dit kind even extra zichtbaar in de groep.

- We bevorderen het contact tussen kinderen

Dit doen we door het creëren van hoekjes, door kleine groepsactiviteiten aan te bieden en door kinderen elkaar te laten helpen.

- We observeren en spelen in op de behoefte

De pedagogisch medewerkers observeren de hele dag tijdens het werken, maar ook de

pedagogisch coaches observeren en geven advies. Er wordt tijdens de observatie, die uitgevoerd wordt aan de hand van de interactievaardigheden, goed gelet op de sociale competentie van het kind.

- We laten kinderen zelf oplossingen bedenken

We doen dit vaak in groepsverband, zodat kinderen sámen tot een oplossing kunnen komen.

- We laten kinderen aan het woord, we zien de kinderen als gesprekspartners We laten kinderen actief deelnemen aan het gesprek, we zenden niet alleen, maar ontvangen ook.

- We ondersteunen kinderen bij conflicten Bij conflicten gebruiken we de strategie van de drie o’s:

1. Oog hebben voor elkaar

De ‘inzicht’-stap. Achterhalen waar het conflict over gaat, in samenwerking met de kinderen.

2. Oplossingen bedenken

Het liefst hebben wij dat de oplossing vanuit de kinderen zelf komt en dat de pedagogisch medewerkers enkel een bemiddelende rol aannemen, maar als de oplossing niet lukt, kan de medewerker oplossingen aanreiken.

3. Opnieuw vrienden maken

Als beide kinderen het eens zijn met de oplossing, kan gekeken worden of de voorwaarden voldoende zijn om tot verzoening te komen. De medewerker laat ook deze stap zo veel mogelijk uit de kinderen komen, maar kan ook een leidende rol op zich nemen waar nodig.

- We benoemen wat we zien en leggen dit uit aan kinderen

(17)

We geven kinderen een inkijkje in hoe wij denken. Als kinderen dit overnemen, zijn ze beter te begrijpen voor andere kinderen en komt er meer interactie tot leven.

1.3.2 Groepsruimte en omgeving

- We creëren plekken waar kinderen elkaar kunnen ontmoeten en tot samenspel komen, voor zowel grotere groepen als kleinere groepjes kinderen

Dit doen wij door het afscheiden van ruimtes, maar ook door middel van een kleed op de vloer, of met voor de ruimte bepalend materiaal.

- We ruimen de ruimte samen op En helpen elkaar waar nodig.

- We creëren rustige plekken waar kinderen tot zichzelf kunnen komen Een ‘time-in’ plek helpt kinderen om even te ontsnappen aan de drukte die kan heersen op een BSO. Een paar simpele kussens en wat leesboeken is al genoeg om zoiets te creëren. Het kind kan op die manier prikkels beter verwerken en is uiteindelijk weer opgeladen om zich te begeven met zijn/haar vriendjes.

- We hanteren duidelijke grenzen en regels omtrent het met elkaar omgaan Wij noemen deze regels ‘afspraken’. We maken deze afspraken samen met de kinderen.

- We laten kinderen elkaar helpen, we stimuleren onderlinge interactie Zie ook hoofdstuk 4.6.

1.3.3 Activiteiten en spelmateriaal

- We bieden thematisch ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

We zorgen ervoor dat deze activiteiten zowel voor grote als voor kleinere groepen kunnen worden uitgevoerd.

- We gebruiken spelmateriaal dat samenspel uitlokt

We gebruiken materiaal waar een succes kan ontstaan door samen te werken, om samenwerken een positieve impuls te geven.

- We zorgen ervoor dat we ‘vrij-spelen’ tijd incalculeren, zodat kinderen hun eigen keuzes kunnen maken

We werken met een opendeuren beleid, wat ervoor zorgt dat kinderen zelf kunnen kiezen met wie en met wat ze spelen.

- We laten kinderen zelf kiezen of ze mee willen doen aan een activiteit We proberen tijdens een activiteit samenwerkingsverbanden te stimuleren als een kind minder aansluiting vindt bij zijn/haar leeftijdsgenoten.

(18)

1.4 Basisdoel 4: Overdragen van waarden en normen

Om in de samenleving te kunnen functioneren, is het nodig dat kinderen de waarden, normen en regels van de maatschappij waarin zij leven, leren kennen en zich eigen maken. Het overbrengen van waarden en normen speelt in de opvoeding van kinderen voortdurend een rol. Waarden geven uitdrukking aan de betekenis die mensen hechten aan bepaalde gedragingen of gebeurtenissen.

Het zijn ideeën of opvattingen die aangeven hoe belangrijk mensen iets vinden. Waarden zijn onmiskenbaar cultuur gebonden. Ze veranderen in loop van tijd en variëren van samenleving tot samenleving. Normen vertalen zich in regels en voorschriften hoe volwassenen en kinderen zich behoren te gedragen. In de kinderopvang hanteren wij regels omtrent de veiligheid en het omgaan met elkaar, met de materialen en de omgeving.

Dat laat zich als volgt vertalen naar concreet pedagogisch handelen:

1.4.1 Pedagogisch medewerker – kind interactie

- We zijn ons bewust van de impact in het leven van een kind die wij als pedagogisch medewerkers hebben op het gebied van het meegeven van normen en waarden Wij proberen te allen tijde het goede voorbeeld te geven. Als wij zelf ongeloofwaardig zijn, worden de afspraken niet nageleefd door kinderen.

- We onderbouwen normen en waarden door middel van praten en uitleggen We nemen kinderen mee in onze belevingswereld, zie ook hoofdstuk 3.4

- We houden rekening met de verschillen in cultuurgebonden normen en waarden We discrimineren niet en proberen rekening te houden met cultuurgebonden aanbod van materialen. Daarnaast hebben we aandacht voor cultuurgebonden gebruiken en besteden hier aandacht aan.

- We stimuleren kinderen om hun eigen normen en waarden te laten ontstaan We vragen kinderen vaak om hun mening, op die manier kunnen ze hun eigen normen en waarden leren inzien, leren vormen en leren verwoorden.

- We zijn ons bewust van onze voorbeeldfunctie

Wij zijn op het moment van de opvang de opvoeder. Wij dienen ons te allen tijde bewust te zijn van de voorbeeldfunctie die wij dragen.

- We zijn transparant in onze eigen normen en waarden omtrent het werken als pedagogisch medewerker. Deze staat beschreven in ons beleid en is voor een ieder inzichtelijk gemaakt.

Wij zijn bekend met het pedagogisch beleid en dragen deze uit.

1.4.2 Groepsruimte en omgeving

- We hebben respect voor elkaar, ondanks onze verschillen

Sterker nog, wij léren van onze verschillen. Wij hebben een open aanspreekcultuur en houden rekening met elkaar.

- We houden rekening met wat kinderen nodig hebben; we bieden verschillende hoekjes aan die dienen om tot spel te komen, maar ook om rust te zoeken Het ene kind heeft meer rust nodig dan de ander; we zorgen ervoor dat onze ruimte ieder kind wat biedt.

- we houden rekening met cultuurgebonden dieetwensen zoals halal voeding en gaan hier op respectvolle wijze mee om.

We vragen aan ouders of er wensen zijn omtrent voeding.

1.4.3 Activiteiten en spelmateriaal

- We houden rekening met de ontwikkelingsleeftijd van de kinderen

Normen en waarden ontwikkelen zich in de ontwikkelingsjaren van het kind. Het ene kind zullen we wat meer moeten ondersteunen op dit gebied, terwijl we bij een ander kind de eigen normen en waarden al kunnen aanspreken.

- We bieden cultureel divers materiaal aan We houden rekening met verschillende culturen

- We laten kinderen participeren

(19)

We laten kinderen elkaar uitleggen hoe zij naar vraagstukken kijken, wat hun normen en waarden zijn en wat ze hebben meegekregen in de opvoeding.

2. MEERVOUDIGE INTELLIGENTIE

2.1 Oorsprong Meervoudige Intelligentie

Bij Montris liggen de meervoudige intelligentiegebieden ten grondslag aan ons pedagogisch handelen. ‘Meervoudige Intelligentie’ (hierna: MI) is een concept van de Amerikaanse hoogleraar Howard Gardner. Intelligentie betekent volgens Gardner: de bekwaamheid om te leren, om problemen op te lossen. Dit kan volgens hem op verschillende (dus meervoudige) manieren. Dit betekent dat je op sommige manieren meer intelligent bent dan op andere. Het idee dat er meerdere vormen van intelligentie bestaan is in het verleden ook door andere psychologen zoals Thurstone, Guilford, Cattell en Robert Sternberg verdedigd. Het is echter door Gardner het meest ver doorgevoerd, omdat hij ook niet-cognitieve vaardigheden zoals motorische handigheid en muzikaliteit rekent tot subvormen van intelligentie.

2.2 Een mix van talenten

Meervoudige intelligentie gaat ervan uit dat kinderen en volwassenen op verschillende manieren knap kunnen zijn, dat zij een verschillende mix van talenten bezitten. De één is bijvoorbeeld verbaal heel sterk en ontwikkelt zich gemakkelijk door gebruik te maken van taal. De ander ziet snel logische verbanden en een derde blinkt uit in ruimtelijk inzicht of maakt gebruik van klanken en ritmes. Er zijn kinderen die veel behoefte hebben aan beweging, kinderen die graag muziek maken en luisteren, die van gezelschapsspelletjes houden, van lezen, of juist graag tekenen en knutselen. Alle talenten van kinderen zijn belangrijk en kunnen een bijdrage leveren aan de vorming van zelfbewuste, zelfstandige en goed uitgeruste burgers in onze maatschappij.

Medewerkers stimuleren de kinderen in hun ontwikkeling door middel van activiteiten die Montris breed worden aangeboden per leeftijdsfase en talent. Hierbij worden zowel de motorische

ontwikkeling, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden, als creatieve vaardigheden aangesproken.

Door activiteiten aan te bieden op alle verschillende talenten, stimuleren wij kinderen op alle gebieden, waardoor zij zich breed ontwikkelen. Per periode staat een thema centraal, waaraan activiteiten gekoppeld zijn. Door middel van observatie zien pedagogisch medewerkers waar de voorkeuren van kinderen liggen.

2.4 Excelleren, leren en compenseren

Samengevat gaat het om de drieslag “excelleren – leren – compenseren”. Laat kinderen excelleren in de talenten die bij hen het sterkst, of het meest aanwezig zijn. Leer ze om ook de andere talenten te ontdekken en te ontwikkelen. En gebruik de sterke talenten om de minder sterke talenten te compenseren.

Kinderen hebben recht op de best mogelijke start in het leven. Zij hebben een liefdevolle, sociale, veilige en gezonde leefomgeving nodig met optimale ontwikkelingsmogelijkheden. Zo kunnen kinderen opgroeien tot zelfstandige, actieve, competente volwassenen, die verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen voor zichzelf en hun omgeving en een positieve bijdrage leveren aan de samenleving. Kinderopvang maakt deel uit van de pedagogische omgeving van kinderen en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de participatie van alle betrokkenen, het versterken van de sociale cohesie en het bewerkstelligen van respect voor diversiteit.

Montris vindt het belangrijk om de eigenheid van ieder kind als uitgangspunt te nemen voor het beleid, onderzoek en de praktijk.

Op onze locaties creëren we een omgeving waarin we zo veel mogelijk intelligenties ruimte geven.

(20)

2.5 MI gebieden

Gardner onderscheidt de volgende gebieden:

praten, poëzie, schrijven, argumenteren, verhalen vertellen, lezen, grote woordenschat

tekenen, schilderen, knutselen, kleur, visueel ingesteld, ruimtelijk inzicht, vormgeven

dansen, sporten, acteren, gebruikt gebaren en lichaamstaal, goede lichaamscoördinatie

reflectie, bedachtzaam, dromen, hoge eisen aan zichzelf, vastberaden, filosoferen

logisch denken, cijfermatig, analyseren, patronen, ordenen, experimenteren, puzzelen, bouwen

muziek luisteren en maken, ezelsbruggetjes en rijmpjes gebruiken, gevoel voor ritme, neuriën

dieren, planten, buiten, natuurverschijnselen, verzamelen, sorteren en classificeren

samenwerken, interactie, vrienden maken, leiding geven, conflict oplossen, empathisch

Op onze locaties creëren we een omgeving waarin we zo veel mogelijk intelligenties naar boven halen. We werken aan de hand van thema’s, die door de kinderen bedacht worden en door de medewerkers worden uitgewerkt.

2.6 Spelenderwijs ontwikkelen!

Moeten kinderen nu de hele tijd bezig zijn met zich ontwikkelen, mogen ze niet meer gewoon spelen? Bij Montris zijn we ervan overtuigd dat kinderen zich spelenderwijs kunnen én willen ontwikkelen. Spelen draagt zo automatisch bij aan de ontwikkeling van kinderen. Hun lichaam, hun verstand, hun taal, hoe ze zich moeten gedragen, hun gevoelens, hun fantasie, hun mogelijkheid zelf vorm te geven en zich uit te drukken. Dus zowel de motorische ontwikkeling, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden, als de creatieve vaardigheden. Elk spel kent een combinatie van onderdelen, en spreekt verschillende intelligentiegebieden aan. Door kinderen goed te observeren tijdens hun spel verzamelen de pedagogisch medewerkers een schat aan informatie over de ontwikkeling van het kind. Tijdens deze observatie houden de medewerkers altijd rekening met de leeftijd en ontwikkelingsfase waarin een kind zich bevindt. Door kinderen gericht te observeren zijn medewerkers ook in staat om aan te sluiten bij de behoeften in de ontwikkeling van de

kinderen. Zij zullen kinderen stimuleren binnen de ontwikkelingsfase waarin zij zich bevinden maar ook aansluiten bij de zone van naaste ontwikkeling. Wanneer een medewerker inspeelt op de behoeften van een kind zal zij altijd aansluiten bij de belevingswereld van een kind.

(21)

3. PEDAGOGISCH KOMPAS

Montris is een professionele kinderopvangorganisatie en voelt zich uitgedaagd om zich te blijven verbeteren en te vernieuwen. De pedagogische visie staat centraal. Montris wil niet alleen een gedeelde kindvisie op papier hebben, maar bovenal dat deze visie gestalte krijgt in het dagelijks pedagogische handelen.

In 2018 is er, in samenwerking met medewerkers, een initiatief opgezet om een gedeelde

pedagogische visie op een compacte wijze neer te zetten met bijbehorende praktische handvatten voor toepassing van die visie in de dagelijkse praktijk. Dat is de reden dat Montris het pedagogisch kompas heeft ontwikkeld. Met dit instrument worden visie, houding en gedrag van pedagogisch medewerkers aan elkaar verbonden in een samenhangend geheel en wordt de hele organisatie betrokken bij dit leerproces. Het kompas is de basis, het uitgangspunt van waaruit er gewerkt en pedagogisch gehandeld wordt. Ook is het een instrument om te kunnen reflecteren op het handelen.

Het pedagogisch kompas, uitvergroot te vinden op de locatie en voor medewerkers als bestand te vinden op Sharepoint.

We zijn ons bewust van de impact van ons pedagogisch handelen op de kinderen. Onze

pedagogische visie is daarom opgebouwd rondom de waarde Impactbewust. Dit is, naast Eigen en Pionierend, één van onze kernwaarden. Impactbewust is het besef dat het uitmaakt wat jij doet, in welke context dan ook.

In onze pedagogische visie, die is vormgegeven in het pedagogisch kompas, is te zien dat onze handelingen, houdingen en opvoeddoelen navigeren vanuit de waarde impactbewust.

Het pedagogisch kompas is een cirkel, bestaande uit verschillende ringen met in het midden het

‘impactbewust’. Om het centrale midden van het kompas staan drie richtingen, de opvoeddoelen die Montris zichzelf stelt in de opvoeding van de kinderen: Zelfvertrouwen, Oog voor omgeving en Toekomst ontdekken. Vanuit dit midden ontstaan de tweede en derde ring die de bijbehorende houdingen (waarden en capaciteiten) en gedragingen van de pedagogisch medewerker weergeven.

Het kompas is de vormgeving van de koers die we willen varen en hoe we willen werken binnen Montris.

Heel bewust de drie opvoeddoelen voor ogen houden in de interactie met de kinderen, maakt dat we niet zomaar wat doen, maar heel bewust pedagogisch handelen.

Het pedagogisch kompas biedt geen opsomming van vaste regels, maar daagt ons uit zelf na te denken over onze bedoelingen, onze houding, gedrag en het effect daarvan op de kinderen. Als je het kompas goed toepast, kun je vaak geen standaardregel maken. Elk kind is anders en elke situatie is anders. Het kompas helpt je om richting te geven binnen de pedagogische visie van Montris.

Het werken met het kompas gaat steeds meer vorm krijgen in de praktijk. Situaties, casussen, gedragingen gaan steeds meer ‘tegen het kompas’ gehouden worden. We leggen ons pedagogisch handelen dus niet alleen tegen het licht, maar blijven door het toepassen van het kompas constant in verbinding met onze visie, de opvoeddoelen, onze pedagogische uitgangspunten. Het kompas kan ingezet worden in: teambesprekingen (groot teamoverleg), kindbesprekingen (groepsoverleg),

(22)

oudergesprekken, de dagelijkse overdracht naar ouders, POP gesprekken, en het opstellen van werkplannen.

Basis

Om met het pedagogisch kompas te kunnen werken moet een pedagogisch medewerker over een bepaalde basis beschikken. De basis die nodig is, is beschreven in de schoudertas die naast het kompas staat. Het gaat erom dat de pedagogisch medewerker beschikt over een aantal kwaliteiten en vaardigheden, zoals kunnen samenwerken en goede interactievaardigheden hebben. Pas met deze gevulde tas kan de medewerker met het pedagogisch kompas navigeren. Montris ondersteunt pedagogisch medewerkers om aan deze basis te voldoen, o.a. door scholing en trainingen. Alle medewerkers van Montris worden bijvoorbeeld in de interactievaardigheden getraind middels de Oog voor interactie training.

(23)

4. DE ZES INTERACTIEVAARDIGHEDEN

De manier waarop je contact (=interactie) hebt met baby’s, kinderen (maar ook met volwassenen) zijn je interactievaardigheden. “Interactie” heb je non-verbaal via de signalen die je afgeeft zonder daar taal bij te gebruiken. En verbaal via taal, WAT je zegt, maar ook HOE je iets zegt. Uit

onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van kinderopvang voor een overgroot deel bepaald wordt door de kwaliteit van interactie van de professional. Daarentegen is uit onderzoek ook gebleken dat er nog veel winst te behalen valt op de kwaliteit van deze interactievaardigheden.

4.1 Sensitieve responsiviteit

Sensitieve responsiviteit is de eerste vaardigheid van de zes interactievaardigheden. En niet voor niets, het is een belangrijke voorwaarde voor het kind om veilig gehecht te raken. Sensitieve responsiviteit is ontzettend belangrijk in het werk als pedagogisch medewerker; een kind voelt zich serieus genomen en gezien als jij op een sensitieve (gevoelsmatige) manier responsief (als reactie, antwoord) reageert op het gedrag van een kind. Sensitief responsief zijn is toepasbaar op kinderen van alle leeftijden; de kunst is om de signalen van het kind dusdanig te herkennen, dat je op een passende wijze kunt reageren. Het kind zal, door jouw sensitieve responsiviteit, vertrouwen opbouwen in zichzelf en in zijn omgeving. Vanuit die gegeven veiligheid zal het kind zijn/haar omgeving vanuit vertrouwen durven te ontdekken.

Hoe laten we dit tot uiting komen binnen Montris?

- Als de kinderen uit school komen, vragen we aan ze hoe het met ze gaat - We letten op de signalen die het kind afgeeft

- We vragen aan het kind hoe het met hem/haar gaat als hij/zij signalen afgeeft waar we ons zorgen over maken

- We reageren op een sensitieve, ondersteunende en warme manier op deze signalen - We praten mét en niet óver de kinderen

- Ieder kind is uniek; we hebben oog voor de eigenheid van ieder kind, ieder kind heeft iets anders nodig

- We hebben regelmatig 1 op 1 momenten met kinderen, in gesprekjes of een moment van onverdeelde aandacht

4.2 Respect voor autonomie

Autonomie is het recht te bepalen wat je zelf doet. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers kinderen zelf laten ontdekken en zelf keuzes laten maken, dit geeft een kind zelfvertrouwen. Het zelf ontdekken en het zelf oplossingen verzinnen stimuleert het zelfoplossend vermogen en tevens ook de bevestiging van het kind dat hij/zij het zelf kan. Hierdoor wordt het kind beloond met een succes, wat stimuleert om het de volgende keer wéér zelf op te lossen. De pedagogisch

medewerker dient een ondersteunende houding aan te nemen, ze kijkt mee en bevestigt de initiatieven van het kind. Ieder kind is anders, dus ieder kind zal op het gebied van autonomie wat anders nodig hebben, maar in de grote lijnen geldt voor ieder kind dat het respecteren van de autonomie leidt tot een sterke persoonlijkheid, een kind met een eigen ‘ik’.

Hoe laten we dit tot uiting komen binnen Montris?

- We laten het kind eigen keuzes maken en vermelden hierbij de risico’s die die keuzes eventueel met zich meedragen

- We geven het kind de ruimte om het zoveel mogelijk zelf te doen - We ondersteunen en bevestigen de initiatieven van het kind

- We praten mét het kind en niet óver het kind, we zien het kind als volwaardig aan - We bereiden kinderen voor op wat komen gaat

- We zorgen voor voldoende spelmateriaal, waar het kind zelfstandig over kan beschikken - Ieder kind is uniek; we hebben oog voor de eigenheid van ieder kind, ieder kind heeft iets

anders nodig

- We bieden genoeg tijd aan voor vrij spel

4.3 Structuren en grenzen stellen

Door structuur te bieden aan kinderen breng je een ordening aan in de wereld om hen heen. Het gaat om vaste volgordes in bepaalde handelingen en gebeurtenissen waardoor herkenbare

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Pedagogisch medewerkers spelen een belangrijke rol bij het leidinggeven aan het groepsproces, dit doen ze door omstandigheden/voorwaarden te creëren waarin interacties op

Waar dit voor de emotionele veiligheid van je kind gewenst is, wordt het door de vaste pedagogisch medewerker naar de activiteit gebracht en relevante informatie wordt

De pedagogisch medewerkers zijn dan op de hoogte en kunnen dan bijvoorbeeld ook de andere kinderen vertellen dat een kind er die dag niet zal zijn.. Ouders kunnen de

Ieder kind heeft daarin zijn eigen tempo, daarom maken we met iedere ouder afspraken over de mate van zelfstandigheid waarin kinderen buiten mogen spelen.. We halen de kinderen

Hoe ouder kinderen worden, hoe meer we hen stimuleren en ruimte bieden om initiatieven te tonen bij de manier waarop zij hun tijd doorbrengen bij de opvang.. Bij Kameleon bieden wij

Door deze input te vragen en te laten zien dat we er echt wat mee doen, stimuleren we creativiteit en zelfstandigheid bij de kinderen en merken we dat de kinderen, van

De pedagogisch medewerkers zijn dan op de hoogte en kunnen dan bijvoorbeeld ook de andere kinderen vertellen dat een kind er die dag niet zal zijn.. Ouders kunnen de

Bij de buitenschoolse opvang van Koetje Boe vinden we het belangrijk dat ieder kind de fysieke ontwikkeling op zijn/ haar eigen manier en tempo doorloopt.. Wij geven kinderen de