/o,/o -
ECN-C-90-020 '
Meting van massastromen van zware metalen door natte en droge verwaaiing van een snelweg naar de berm. Vervolg op eerder onderzoek.
G.P.Wyers, F.P. Bakker, B.C. Broersen en J.J. Möls
ECN-opdrachtnr. 0346
Petten, juni 1990
Onderzoek uitgevoerd onder contract met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde
VERSPRE1DINGSLIJST
Naam Instelling No.
Ir. E.J. Wolf Rijkswaterstaat, Dienst Weg-en 1-25 Dr. Ir. J.J. van Houdt Waterbouwkunde 26 Drs. J.W. Wegener Inst. v. Milieuvraagstukken 27 Prof. Dr. Ir. H.H. van den Kroonenberg ECN 28 Ir. N. van der Kleij ECN 29 Dr. C.A.M, van der Klein ECN 30 Dr. J. Slanina ECN 31 Dr. G.P. Wyers ECN 32 J.J. Möis ECN 33 F.P. Bakker ECN 34 B.C. Broersen ECN 35 Drs. J.B.H.A. van Oppenraaij ECN 36 Bibliotheek ECN 37-38 Archief ECN 39-50
1 Rapport nr. M I - O W - 9 0 - 5 4
2 Sub-titel Rapport
Meting van massastromen zware metalen door natte en droge verwaaiing van een snelweg naar de berm.
Vervolg op eerder onderzoek.
3 schnjver(s) Dr G.P. Wyers, F.P. Bakker B.C. Broersen, J.J. Möls
4 Uitvoerend Instituut, Naam, Adres
ECN
Postbus 1
1755 ZG Petten
5 Opdrachtgever(s)
Dienst Weg- en Waterbouwkunde Hoofdafdeling Milieu
Postbus 5044, 2600 GA Delft
7 Archief nr. 3 2
8 Datum Publicatie
juni 1990
9 Rapport nr. Instituut
ECN- C—90-020
10 Tijdschrijf nr.
MILEF*VER*B
11 Opdracht nr.
MI/MIOW 894290
12 Rapporttype en periode
deelrapport
6 Titel Onderzoekproject
Emissie van zware metalen en PAK van verkeerswegen naar de bodem.
13 samenvatting Voorliggend rapport beschrijft onderzoek naar de hoeveelheid zware metalen die van de snelweg naar de direkte omgeving wordt verplaatst als gevolg van natte en droge verwaaiing. Tevens wordt een onderzoek beschreven waarin wordt nagegaan of bemonsteren van 1 meter weglengte volstaat voor het bepalen van de hoeveelheid run-off. Het onderzoek is een vervolg op en een ondersteuning van eerder onderzoek.
Op de A9 ter hoogte van Akersloot is in de periode november 1989 - maart 1990 6 maal de natte en droge verwaaiing gemeten door monstername van gras uit kunststofbakken met graszoden. De bakken waren aan weerszijden van de weg op verschillende afstanden (tot maximaal 30 meter) tot de weg geplaatst. Tevens zijn tot 80 meter van de weg bodemmonsters genomen op 0 en 75 cm diepte. Aan de hand van 6 opvangpunten voor run-off (elk 1 meter lang) is bepaald of voor bemonsteren van run-off een weglengte van 1 meter voldoende is.
14 Begeleidingscommissie
Ir E.J. Wolf
Dr Ir J.J. van Houdt
15 Bijbehorende Rapporten
M I - O W - 8 9 - 6 5 •&>- /o - Z<^
MI-OW-89-66 /<?- /o - / ƒ
16 Aantal blz. 17 Prijs
4
INHOUD
1. INLEIDING 7 2. DOELSTELLINGEN 8 3. MEETSTRATEGIE 9 3.1 Representativiteit monstername run-off 9 3.2 Concentratiegradiënt zware metalen en PAK in gras 9
3.3 Bodemprofielen . 9
4. RESULTATEN 10 4.1 Representativiteit monstername run-off 10 4.2 Concentratiegradiënt zware metalen in gras 11 4.3 Bodemprofielen 14 5. CONCLUSIES , 17
1. INLEIDING
In opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, heeft de Business Unit Fossiele Brandstoffen van het ECN onderzoek uitgevoerd naar massastromen van zware metalen naar de directe omgeving van de A9 ter hoogte van Akersloot. Deze studie is een vervolg op onderzoek naar de depositie van zware metalen en PAK langs een snelweg via run-off, natte en droge verwaaiing, uitgevoerd in de periode juli 1988 - mei 1989 (Rapporten MI-OW-89-65 en MI-OW-89-66, van Rijkswater- staat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde). In dit rapport wordt verslag gedaan van de metingen verricht in de periode november 1989 - maart 1990.
2. DOELSTELLINGEN
In het kader van deze vervolgopdracht zijn aanvullende metingen verricht ter validatie van de resultaten van eerder genoemd onderzoek:
• Er is onderzocht in hoeverre run-off monsters verzameld met een kunststof opvang- goot van 1 meter lengte representatief zijn voor run-off van de A9.
• Aan de oost- en westzijde van de A9 is de concentratiegradient van zware metalen in gras bepaald tot op een afstand van 30 m van de rand van de weg. De metingen werden verricht met zes grasbakken, geplaatst aan beide kanten van de weg. Bij het huidige onderzoek is afgezien van duplo bepalingen.
• Aan de oost- en westzijde van de A9 zijn gradiënten van zware metaalconcentraties gemeten in de bodem, aan het oppervlak en op een diepte van 75 cm, tot op een afstand van 80 m van de rand van de weg. Voorheen was uitsluitend de bodem ten oosten van de A9 bemonsterd.
• Er is onderzoek verricht naar de houdbaarheid van PAK- houdende watermonsters en
naar de sorptie van PAK aan monstername apparatuur. Tevens is de concentratiegra-
dient van PAK in grasbakken langs de A9 bepaald. Dit gedeelte van het onderzoek is
uitgevoerd door het Instituut voor Milieuvraagstukken, Vrije universiteit, Amsterdam
(Rapport MI-OW-90-51, van Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde)
3. MEETSTRATEGIE
3.1 Representativiteit monstername run-off
Aan de oost- en westzijde van de A9 zijn direct langs de vluchtstrook drie polyetheen opvanggoten van 1 meter lengte en 15 cm breedte geplaatst op een onderlinge afstand van ongeveer 20 meter (figuur 1). De goten zijn met schotten onderverdeeld in vijf compartimenten. Ieder compartiment is via een polyetheen slang verbonden met een opvangvat. Per goot werden 5 polyetheen vaten van 25 1 ingegraven voor de opvang van run-off water. In het voorgaand onderzoek waren de goten onderverdeeld in 10 comparti- menten en werd run-off gemonsterd met 10 vaten per opvanggoot. De hoeveelheid verzamelde run-off werd bepaald met behulp van maatstrepen op de vaten. Monsters 'kleiner dan 5 1 werden eerst overgegoten in een passende fles, alvorens de hoeveelheid
bepaald werd. Tenminste eenmaal per week werd de hoeveelheid run-off gemeten en werden de vaten geleegd. De hoeveelheid neerslag gedurende de monsterperiode werd bepaald met een open regenvanger, opgesteld aan de westkant van de weg. Opvanggoot Oost-2 werd ingegraven op de oude monsterlocatie, gebruikt in het vorig onderzoek.
3.2 Concentratiegradiënt zware metalen en PAK in gras
De depositie van zware metalen en PAK op gras is, evenals in het voorgaand onderzoek, onderzocht met behulp van graszoden in bakken. Graszoden met afmetingen van 36 X 27 cm (972 cm ) in polyetheen bakken zijn geplaatst aan weerszijden van de A9, op afstanden van 0, 1,2, 4, 10 en 30 m van de rand van de weg (figuur 1). De bakken zijn ingegraven tot op maaiveldhoogte. Tevens werd een grasbak geplaatst bij de kwekerij in Broek op Langedijk, ter bepaling van de achtergronddepositie. Twee wekelijks werd een monster van het gras genomen en een nieuwe graszode geplaatst. Bij de monstername werd de graszode gehalveerd. Een helft werd voor verdere bewerking naar het Instituut voor Milieuvraagstukken gebracht. Van de andere helft van de zode werd ter plekke door ECN het gras geplukt met kunststof handschoenen voor de zware metaal analyses. Het gras werd bij ECN ontsloten met zuur (met 100 ml I N HNO3 gedurende 2 uur extraheren op een waterbad van 80°C). Na filtratie over een Whatman-41 filter werden in het filtraat de gehalten aan zware metalen bepaald met emissiespectrometrie (ICP).
3.3 Bodemprofielen
Op een afstand van 0, 1 , 2 , 4 , 10, 30 en 80 m van de rand van de A9 zijn aan west en oostzijde op 0 en 75 cm diepte in duplo bodemmonsters genomen met een grondboor. De duplo monsters werden op een onderlinge afstand van ongeveer een meter genomen. De bodemmonsters werden gedurende 24 uur aan de lucht gedroogd. Het monster werd gezeefd en van de -30 mesh fractie werd 1 g met zuur ontsloten (met 50 ml 1 N HNO3 gedurende 2 uur extraheren op een waterbad van 80°C). Na filtratie over een Whatman-41 filter werden in het filtraat de gehalten aan zware metalen bepaald met emissiespectrome- trie (ICP). In de nabijheid van de weg (0-1 m), op een diepte van 75 cm, is de bodem zeer zandig; Op 10 m afstand ten westen van de A9 werd een afwijkende bodemsamenstelling geconstateerd.
4. RESULTATEN
4.1 Representativiteit monstername run-off
De hoeveelheden run-off verzameld met de opvanggoten over 18 periodes zijn weergege- ven in tabel 1 en in figuren 2 en 3. In totaal zijn 26 periodes bemonsterd, maar in 8 gevallen waren een of meerdere vaten overgelopen. Gegevens over deze periodes zijn daarom buiten beschouwing gelaten.
Tabel 1. Hoeueelheden run-off (liters per opvanggoot).
Periode Oost 1 Oost 2 Oost 3 West 1 West 2 West 3 Berekend uit hoe- veelheid neerslag
Oost 1 Oost 2 Oost 3 West 1 West 2 West 3
Berekend uit hoe- veelheid neerslag
27-11 24.1
18.7 17.7
5.5 9.5 0.710.3
30-1 53.0 53.0 48.0 53.0 73.0 56.5
70.0
11-12 10.8
6.7 8.7
8.6
20.5
5.325.0
11-2 54.0 33.5 25.1 46.0 56.0 39.9
31.3
15-12 23.5 26.5 16.9 12.1 28.8 16.3 20.0
12-2 34.0 31.0 27.5 58.0 76.0 64.7
55.0
27-12 23.9 28.2 25.3 24.9 29.2 20.1 32.5
13-2
3.8 2.4 3.00.3 0.3 0.3
7.0
9-1
15.1 15.0 10.3 19.9 26.2 10.2
6.014-2 87.0 80.0 71.0 73.0 94.0 61.7
75.0
12-1 18.2 18.6 18.2
5.9 8.9 4.57.8
15-2 88.0 71.0 68.0 43.0 62.0 30.9
85.0
18-1 42.0 46.0 44.0 14.3 22.9 12.1 25.0
16-2
8.7 8.6 9.61.2 2.0 1.1
13.8
•
22-1 53.0 57.0 52.0 20.4 36.0 24.8 55.0
20-2 25.4 26.1 22.4 19.9 34.6 19.2
22.5
25-1 66.0 62.0 60.0 66.0 79.0 53.5 75.0
28-2 70.5 65.5 64.0 35.0 40.0 37.0
75.0
Totaal
701 650 592507 699 459
691
10
(Jit een statistische bewerking van de gegevens over 18 periodes blijkt dat de hoeveelheid run-off, genormeerd op de hoeveelheid neerslag, bij benadering normaal verdeeld is. De genormeerde hoeveelheden run-off zijn daarom vergeleken met een gepaarde t-toets. Over alle periodes werden de metingen van oost-1 met oost-2, oost-1 met oost-3, oost-2 met oost-3, west-1 met west-2, west-2 met west-3 en west-1 met west-3 gepaard getoetst.
Tevens werden de paren west-1/oost-1, west-2/oost-2 en west-3/oost-3 met de test vergeleken. Met uitzondering van de paren west-1/west-2, west-2/west-3 en west-2/oost-2 geldt dat de gemiddelden van de meetreeksen met elkaar overeenstemmen bij een significantieniveau van 0.01. De gemiddelden van de paren west-1/west-2, west-2/west-3 en west-2/oost-2 werden bij een significantieniveau van 0.2 door de t-test nog niet als gelijk aangemerkt. De opbrengst aan run-off voor goot west-2 is beduidend hoger dan die voor west-1 en west-3. Dit is waarschijnlijk te wijten aan een glooiing in de weg ter hoogte van punt west-2.
Uit de run-off gegevens kan geconcludeerd worden dat monstername van run-off met een opvanggoot van 1 m lengte een voldoende representatief monster levert, voor zover het de hoeveelheid run-off betreft, indien grove onregelmatigheden in het wegdek worden verme- den. Tevens is aangetoond dat locatie oost-2, gebruikt in het voorgaand onderzoek, geschikt is voor bemonstering van run-off van dit gedeelte van de A9. Hoewel aan de oostzijde meer run-off opgevangen is dan aan de westzijde (respectievelijk 1943 1 en 1605 1), zijn de gemiddelde waarden per monsterperiode aan de westzijde en oostzijde van de weg (posities 1 en 3) volgens de t-toets niet significant verschillend (significantieniveau van 0.01).
4.2 Concentratiegradiënt zware metalen in gras
De massastromen van Cr, Zn, Pb, Cd, Ni en Cu naar een bak gras langs de A9 zijn per twee-wekelijkse monsterperiode weergegeven in tabel 2, omgerekend naar mg per m2
gras. De massastromen van zware metalen naar gras, berekend over de totale monsterpe- riode van 12 weken, zijn vermeld in tabel 3 en grafisch weergegeven in figuren 4 en 5. De depositie van zware metalen op gras langs de A9 is duidelijk verhoogd ten opzichte van de achtergrond depositie, bepaald op gras bij de kwekerij (figuur 4, 5). De concentratiegra- dienten van zware metalen aan de westzijde van de A9 tonen een steiler verloop in vergelijking met de gradiënten aan de oostzijde. In het algemeen kan gesteld worden dat de concentraties van zware metalen in gras aan de oostzijde hoger zijn dan aan de westzijde, in overeenstemming met een heersende westelijke windrichting tijdens neerslag- periodes. Deze verschillen zijn echter relatief gering.
De zware metaalbelasting per meter weglengte ten gevolge van verwaaiing is bepaald door integratie van de depositie op grasbakken gedurende drie maanden, gecorrigeerd voor achtergrondconcentraties, over een afstand van 0 tot 30 m van de rand van de weg. Er is gebruik gemaakt van lineaire interpolatie tussen de meetpunten. De resultaten zijn weer- gegeven in tabel 3. De concentraties op een afstand van 30 m zijn echter nog enigszins verhoogd ten opzichte van de achtergrond, bepaald met een grasbak bij de kwekerij.
11
Tabel 2. Depositie uan zware metalen op gras (mg/m
2).
28 nov '89 Oost
lOm 4m 2m lm OmWest
lm 2m 4m lOm 30m
30m
Om
Achtergrond 12dec'89 Oost
lOm 4m 2m l m Om
West
l m 2m 4m lOm 30m
30m
Om
Achtergrond 22 dec '89 Oost
lOm 4m 2m lm Om
West
l m 2m 4m lOm 30m30m
Om
Achtergrond
Cr -
0.19 0.34 0.18 0.40 0.57 0.39 0.35 0.36 0.48 0.57
-
0.30 0.20 0.21 0.17 0.33 0.64 0.45 0.39 0.32 0.29 0.17 0.36 0.22 0.74 0.66 0.59 0.83 1.01 0.65 0.76 0.52 0.71 0.51 0.35 0.64 0.89
Zn -
6.25 10.27 9.13 9.60 13.89 8.76 8.08 9.58 9.73 14.89
• -
6.90 7.02 6.17 3.63 8.37 10.04 13.16 11.42 6.76 9.95 8.59 11.39 8.16 12.21 17.66 8.31 13.15 13.89 13.72 12.94 12.66 15.62 7.57 9.93 10.51 10.75
Pb -
1.65 2.48 2.19 3.53 5.76 7.82 3.06 2.86 2.56 3.40
-
6.79 1.30 1.60 1.60 3.03 6.60 7.39 5.37 3.23 3.05 1.76 2.07 1.47 4.18 3.71 3.09 6.99 9.72 6.03 5.70 3.30 4.28 2.95 2.03 2.91 4.34
Cd -
0.05 0.08 0.05 0.09 0.12 0.08 0.07 0.09 0.10 0.12
-
0.07 0.05 0.05 0.04 0.08 0.10 0.10 0.10 0.09 0.08 0.06 0.09 0.07 0.16 0.14 0.12 0.17 0.20 0.15 0.15 0.13 0.20 0.17 0.09 0.18 0.16
Ni -
0.12 0.20 0.14 0.23 0.34 0.24 0.18 0.24 0.25 0.27
-
0.17 0.13 0.11 0.09 0.20 0.23 1.07 0.28
• 0.21 0.20 0.13 0.24 0.19 0.28 0.30 0.24 0.38 0.41 0.27 0.33 0.23 0.29 0.22 0.15 0.32 0.32
Cu -
0.93 1.32 1.54 1.49 2.01 4.67 1.26 1.53 1.26 1.58
-
0.87 0.74 0.72 0.53 1.20 1.73 2.61 1.85 1.31 1.40 1.09 1.23 0.87 1.60 1.37 1.36 2.34 2.57 2.32 2.85 1.83 2.24 1.25 1.22 1.28 1.35
12
9 jan '90 Oost 30m
lOm 4m 2m lm OmWest Om
lm 2m 4m lOm 30m
Achtergrond 23 jan '90 Oost 30m
lOm 4m 2m lm Om
West Om
lm 2m 4m lOm 30m
Achtergrond 6 feb '90 Oost 30m
lOm 4m 2m lm Om
West Om
lm 2m 4m lOm 30m
Achtergrond
Cr
0.91 0.70 1.38 1.10 0.72 0.97 0.83 1.09 0.57 0.64 0.80 0.87 0.54 0.39 0.77 0.74 0.40 0.46 1.04 0.58 0.49 0.51 0.47 0.46 0.34 0.22 0.72 0.44 . 0.43 0.45 0.53 0.61 0.61 0.86 0.59 0.46 0.32 0.45 0.46
Zn
9.83 9.01 10.32 12.43 12.04 12.25 13.47 15.39 8.17 7.58 10.97 8.78 5.95 6.04 8.11 8.79 5.67 8.72 15.83 8.35 7.11 7.22 8.67 7.83 4.95 5.44 8.30 7.17 8.79 11.38 10.53 14.33 9.12 11.45 9.77 9.14 9.45 5.92 5.90
Pb
3.83 3.27 6.00 6.04 5.40 9.76 11.37 8.87 6.99 3.58 4.29 4.24 2.36 2.37 4.60 7.66 3.61 5.67 15.71 5.13 3.52 3.28 2.38 3.82 1.41 1.33 3.06 2.81 2.97 4.53 6.93 8.27 4.09 7.45 3.30 2.74 1.89 1.86 1.78
Cd
0.16 0.14 0.29 0.18 0.16 0.18 0.20 0.20 0.15 0.11 0.16 0.18 0.09 0.07 0.10 0.11 0.06 0.09 0.14 0.11 0.09 0.09 0.09 0.08 0.06 0.05 0.24 0.08 0.11 0.13 0.13 0.14 0.12 0.16 0.18 0.11 0.08 0.07 0.10
Ni
0.34 0.31 0.66 0.41 0.33 0.59 0.41 0.48 0.25 0.25 0.33 0.37 0.23 0.20 0.46 0.41 0.20 0.33 0.58 0.36 0.39 0.24 0.27 0.24 0.20 0.15 0.41 0.27 0.24 0.28 0.32 0.37 0.28 0.51 0.30 0.23 0.18 0.23 ' 0.21
Cu
1.52 1.47 1.81 1.60 1.99 3.63 4.58 4.68 2.40 1.29 1.76 1.27 0.83 0.90 1.34 1.93 1.24 2.15 6.47 1.77 1.30 1.24 1.24 1.07 0.73 0.79 1.25 0.98 1.42 1.86 2.18 3.04 1.97 2.16 1.59 1.51 1.10 0.79 0.80
13
4.3 Bodemprofielen
De gehaltes aan zware metalen in de bodemprofielen langs de A9 zijn vermeld in tabel 4.
De gemiddelden van de duplo bepalingen van zware metaal concentraties in de bodem zijn in figuren 6a-f weergegeven als functie van de afstand tot de weg. Op 10 m ten westen van de weg worden voor alle geanalyseerde zware metalen sterk verhoogde concentraties aangetroffen. Deze hoge concentraties kunnen gerelateerd zijn aan de afwijkende bodem- samenstelling die hier is gevonden.
Tabel 3. Depositie van zware metalen op gras (mg/m
2), gesommeerd over de totale meetperiode (drie maanden).
Oost 30m
lOm 4m 2m l m OmWest Om
l m 2m 4m
lOm 30m
Achtergrond Gecorrigeerd (achtergrond:
Oost 30m
lOm 4m 2m l m OmWest Om
l m 2m 4m lOm 30m
Depositie van Oost
West
Cr
3.24 2.96 3.69 3.13 3.46 4.49 3.62 3.70 3.06 2.85 2.67 3.23 2.33
Zn
49.53 55.21 52.64 55.39 63.15 80.06 65.79 66.10 57.11 52.64 61.66 56.44 36.20 voor achtergrond:
grasbak bij kwekerij) 0.91
0.63 1.36 0.80 1.13 2.16 1.29 1.37 0.73 0.52 0.34 0.90
13.33 19.01 16.44 19.19 26.95 43.86 29.59 29.90 20.91 16.44 25.46 20.24 zware metalen per meter
26.1 18.6
523.9 675.2
Pb
21.86
17.35 23.80 24.95 34.27 52.14 41.51 31.57 23.93 17.26 17.19 15.87 11.28
10.58 6.07 12.52 13.67 22.99 40.86 30.23 20.29 12.65 5.98 5.91 4.59 weglengte
298.7 201.0
Cd
0.74 0.56 0.77 0.63 0.74 0.83 0.76 0.74 0.81 0.66 0.59 0.70 0.46
0.28 0.10 0.31 0.17 0.28 0.37 0.30 0.28 0.35 0.20 0.13 0.24 (mg/3 maanden'
6.1 5.8
Ni
1.52 1.59 1.86 1.49 1.81 2.37 2.69 2.06 1.52 1.42 1.31 1.62 1.09
0.43 0.50 0.77 0.40 0.72 1.28 1.60 0.97 0.43 0.33 0.22 0.53 15.8 11.9
Cu
7.06 6.83 8.58 9.10 11.58 19.18 18.46 13.07 10.31 7.95 7.82 6.88 4.64
2.42 2.19 3.94 4.46 6.94 14.54 13.82 8.43 5.67 3.31 3.18 2.24 89.3 100.8
14
Voor de elementen Ni, Cd en Zn worden in de directe nabijheid van de weg (op Oen l m afstand) aan de oppervlakte verhoogde concentraties gevonden. Een verhoogde Cr con- centratie werd uitsluitend aangetroffen naast de oostelijke wegrand van de A9. De gehaltes van Pb en Cu in de toplaag van de bodem volgen een duidelijke gradiënt en zijn verhoogd tot op een afstand van ten minste 30 m van de rand van de weg. Voor alle geanalyseerde elementen geldt dat op 75 cm diepte concentraties in de nabijheid van de weg lager zijn dan op grotere afstand. Een verklaring hiervoor kan zijn een hogere zand/klei verhouding van de bodem in de nabijheid van de weg, ontstaan door storting van een zandbaan bij aanleg van de A9, aangezien kleimineralen een aanzienlijk grotere adsorptie van metalen vertonen in vergelijking met zand.
Tabel 4. Zware metaalgehaltes in bodemmonsters (mg/kg).
West 80 m West 30 West 10 West 4 West 2 West 1 WestO OostO Oost 1 Oost 2 Oost 4 Oost 10 Oost 30 Oost 80
Cr
18.1 14.6 16.4 15.5 16.0 21.1 13.0 11.7 12.7 14.8 11.4 19.2 16.7 10.4 31.9 16.4 11.7 16.5 12.0 12.2 11.0 13.5
8.4 9.814.6 13.1 10.6 11.4
Zn 35 34 30 25 187 110 38 32 35 33 39 63 225 63 530 216 76 128 53 65 46 52 53 61 32 40 33 17
Bodemmonsters oppervlakte
Pb27 25 22 22 123 111 46 23 50 41 37 49 349 98
1206
372 184 266 110 141 102 98 93 99 32 44 27 9Cd
1.64 1.30 1.51 1.27 2.15 2.34 1.48 1.10 1.26 1.37 1.31 2.95 2.63 1.47 4.83 3.14 1.71 2.65 1.46 1.55 1.30 1.60 1.13 1.24 1.85 1.38 1.09 0.96
Ni
5.84 4.35 6.88 5.50 6.01 6.80 5.99 4.48 5.36 6.23 6.25 12.51 10.23 5.76 22.98 9.72 5.96 8.33 5.07 5.67 4.81 6.05 4.84 5.75 6.01 4.70 4.24 4.64
Cu 3.9 5.0 3.4 3.9
13.2 11.3
8.0 5.5 9.8 9.514.9 19.7 92.0 32.1 219.0 65.3 17.9 38.5 15.0 16.8
9.4 9.513.2 14.7
4.6 6.0 4.4 1.915
West 80 m West 30 West 10 West 4 West 2 West 1 WestO
OostO Oost 1 Oost 2 Oost 4 Oost 10 Oost 30 Oost 80
Cr
15.5 17.1 12.1 12.5 17.9 19.2 10.0 19.9 16.7 15.7
8.6 8.0 5.7 4.95.2 6.0 9.7
10.1 12.1 14.6
9.7. 18.5
10.2 10.4
9.012.9
9.8 8.2Zn 8 13 10 12 32 29 6 21 20 19 66 20 9 7
10 15 26 23 13 18 4 17 11 11 4 5 5 6
Bodemmonsters 75
Pb6 14 7 7 12 15 3 12 13 11 86
, 24
8 26 9 42 39 17 26 3 13 7 9 2 4 4 3
Cd
1.57 1.19 0.89 1.08 '1.48 1.62 0.44 1.72 1.53 1.55 1.20 0.88 0.57 0.46 0.57 0.69 1.11 0.97 0.88 1.11 0.47 1.39 0.82 0.83 0.47 0.62 0.70 0.36
cm diepte
Ni6.22 6.44 6.30 6.71 13.58 11.20 4.11 9.20 4.20 11.08 4.69 4.20 3.18 2.69 2.91 3.30 4.27 4.42 3.96 5.06 1.95 7.11 4.17 4.39 2.33 3.28 2.70 2.48
Cu 0.1 2.7 0.3 0.6 3.1 2.7 0.2 0.2 1.6 1.3
31.6
2.8 1.1 0.21.1 1.7 3.9 3.3 1.5 2.4 0.0 1.1 0.8 0.7 0.0 0.0 0.0 0.0
16
5. CONCLUSIES
Met betrekking tot de bemonstering van run-off kan worden vastgesteld dat monstername over 1 meter weglengte met een kunststof opvanggoot representatieve monsters oplevert.
Wel dient er op te worden gelet dat het wegdek ter plaatse geen grove onregelmatigheden vertoont.
üit de bepaling van zware metaalgehaltes in gras kan geconcludeerd worden dat tot op 30 m afstand van de weg de depositie van zware metalen op gras duidelijk verhoogd is ten opzichte van de achtergrond depositie, bepaald met een grasbak bij de kwekerij. Op 30 m afstand is nog slechts sprake van een geringe verhoging van de concentraties. Gras aan de westzijde wordt gekenmerkt door relatief steile concentratiegradienten én enigszins lagere cbncentratieniveaus.
Tot op een meter afstand van de weg worden hoge gehaltes aan Cr, Ni, Cd en Zn aangetroffen in de toplaag van de bodem. Verhoogde concentraties Pb en Cu worden gevonden tot op een afstand van tenminste 30 m van de rand van de snelweg. Bodem- monsters genomen op een diepte van 75 cm bevatten in de nabijheid van de weg juist relatief lagere gehaltes aan zware metalen vergeleken met monsters genomen op een afstand van 2-80 m.
17
• GRASBAK T REGENVANGER
• AFSPOELVATEN
Figuur 1. De meeüocatie langs de A9.
18
Run off westzijde A9
som per meter over 18 periodes
West 1 West 2 West 3 1 0 0
8 0
60 -
40 -
20 -
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 1T 18
Periode
Figuur 2. Hoeveelheden run-off per meter weglengte (liters per periode) voorde westzij- de van de A9.
-
•
•^ l i
\ \ \ ,
x \ \ / y
i i i
i h* K
il' '/' 't
0
/ •i i i
V 'k'\\
i i
4'
\\
\
'i »
;/A // . \
•// \
'/' ,7/
•i
f j
i f
\
A 1
\\\\
V\
1
1 l
\
X /
i /i /i /ij.
Run off oostzijde A9
som per meter over 18 periodes
Oost 1 Oost 2 - - — Oost 3
1OO
90
8 0 7 0 60
n
jj 50 4 0 3 0 2 0 10
- - -
'/
i i i i i i
\ \ \
\ \
i i i i
\
\
\
r 1
k
/ f -
f
i i
f 1
1 / \ / 7
V /
i i 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 1 12 13 14 15 16 17 18
Periode
Figuur 3. Hoeveelheden run-off per meter weglengte (liters per periode) voor de oostzij- de van de A9.
19
Grasbakken
van west naar oost
• • Cd
IZZI Cr
A 30 10 4 2 1 0 0 1 2 4 1O3O
A = achtergrond
Figuur 4. Depositie van Cd, Ni en Cr op grasbakken langs de A9 maanden)).
Grasbakken
van west naar oost
100 f
CM
8 0
A 3 0 1 0 4 2 1 0 0 1 2 4 1 0 3 0
A =achtergrond
Figuur 5. Depositie van Cu, Pb en Zn op grasbakken langs de A9 (mg/(m
2-3 maanden)).
20
Cadmium
in mg/kg droge stof 7 5 cm ; 0 cm
W 8 O 3 0 1 0 4 2 1 0 0 1 2 4 1 0 3 0 O 8 0
Figuur 6a. Cd-concentratie (mg/kg) in bodemmonsters langs de A9, aan de oppervlak- te en op een diepte van 75 cm.
Nikkel
in mg/kg droge stof 7 5 cm ! '. 0 cm
W80 30 10 4 2 1 O O 1 2 4 10 30 OSO
Figuur 6b. Ni-concentratie (mg/kg) in bodemmonsters langs de A9, aan de oppervlak- te en op een diepte van 75 cm.
21
Chroom
in mg/kg droge stof 7 5 cm • 0 cm
W80 30 10 1 o O ' 1 2 4 10 30 O80
Figuur 6c. Cr-concentraüe (mg/kg) in bodemmonsters langs de A9, aan de oppervlakte en op een diepte van 75 cm.
Koper
in mg/kg droge stof 7 5 cm i i 0 cm
2OOÏ
100-
W 8 0 3 0 1 0 4 2 1 0 0 1 2 4 1 0 3 0 0 8 0
Figuur 6d. Cu-concentratie (mg/kg) in bodemmonsters langs de A9, aan de oppervlak- te en op een diepte van 75 cm.
22
Lood
in mg/kg droge stof 7 5 cm ! 0 cm
WS0 30 10 * 2 1 O O 1 2 4 10 30 080
Figuur 6e. Pb-concentratie (mg/kg) in bodemmonsters langs de.A9, aan de oppervlak- te en op een diepte van 75 cm.
Zink
in mg/kg droge stof 7 5 cm i ' 0 cm
5 0 0
4 0 0
300-
200-
100-
W80 30 10 * 2 1 0 O 1 2 4 10 30 OBO
Figuur 6f. Zn-concentratie (mg/kg) in bodemmonsters langs de A9, aan de oppervlakte en op een diepte van 75 cm.
23