Naam: ________________________________________ Hoofdvak: ______________________________
Datum: ____________________________
Punten / Uitslag (wordt door de commissie ingevuld) GEHOORTRAINING:
onderdeel: per opgave totaal
onderdeel score (VOP/1/2)
A. Toonfuncties
(max.12) 1
2 3
B. Eenstemmige melodische dictees (max.21)
1 2 3
C. Ritmische dictees
(max.17) 1
2 3
D. Tweestemmig dictee (max.15) E. Melodische afwijking (max.6) F. Drieklanken / harmonisch horen (max.29)
1 2 3
totaal en score (VOP: 27 / Bachelor 1: 60 / Bachelor 2: 84 )
SOLFEGE (mondeling) A. Onbegeleid prima vista
A. Begeleid prima vista
A. Ritme
Beoordeling (VOP/1/2):
MUZIEKLEER:
onderdeel: totaal
onderdeel A. Toonsoorten / toonladders /
voortekens B. Intervallen
C. Drieklanken en dominant septimeakkoord
D. Maat en ritme
E. Akkoorden en trappen
totaal en score (VOP: 12 / Bachelor 1: 24 / Bachelor 2: 31 )
ANALYSE:
totaal en score
(Bachelor 1: < 40 / Bachelor 2: 40 / Bachelor 3: 50
HARMONIE:
totaal en score (Bachelor 2: >6 )
Advies: _____________________________________ Commissie: ________________________________
GEHOORTRAINING
Deze toets duurt ca. 50 minuten.
Maximaal aantal punten: 100
Normering:
Vooropleiding: 27 punten, Bachelor eerste jaar: 60 punten,
Bachelor tweede jaar en hoger: 84 punten
A. Toonfuncties 11 punten
Beantwoord de vragen over de drie melodieën die je te horen krijgt.
1 wordt twee keer gespeeld
a. Staat de melodie in majeur of in mineur? 1 punt
_______________
b. Op welke toon van de toonsoort eindigt de melodie?
(geef dit aan met een getal: 1 t/m 7) 1 punt _______________
2 wordt twee keer gespeeld
a. Staat de melodie in majeur of in mineur? 1 punt _______________
b. Wat zijn de begintoon en de eindtoon van de melodie?
(geef dit aan met twee getallen: 1 t/m 7) 2 punten _______________
c. Wat is de hoogste toon van de melodie?
(geef dit aan met een getal: 1 t/m 7) 1 punt _______________
3 wordt drie keer gespeeld
a. De melodie begint in g klein, maar eindigt in een andere toonsoort.
In welke? 1 punt _______________
b. Op welke toon in g klein begint de melodie?
(geef dit aan met een getal: 1 t/m 7) 1 punt _______________
c. Op welke toon van de nieuwe toonsoort eindigt de melodie?
(geef dit aan met een getal: 1 t/m 7) 1 punt _______________
d. Tegen het eind van de melodie wordt een chromatische toon gebruikt (in de nieuwe toonsoort). Welke? (geef dit aan met een getal: 1 t/m 7, met de toevoeging
_______________
Bij de eerste twee dictees wordt van tevoren een tonica-drieklank gespeeld.
Noteer de dictees, en noem bij ieder dictee de toonsoort(en).
Bij het derde dictee kun je als je wilt ook de onderstem noteren.
1. wordt drie keer gespeeld 5 punten
toonsoort: __________________
2. wordt vier keer gespeeld 5 punten
toonsoort: __________________
3. wordt vijf keer gespeeld 12 punten (bovenstem 7, onderstem 5)
begintoonsoort: __________________ , modulerend naar: __________________
C. Ritmische dictees 17 punten
Bij de eerste twee dictees is de maatsoort gegeven; bij het derde dictee moet je de maatsoort zelf bepalen.
1. wordt drie keer uitgevoerd 4 punten
2. wordt vier keer uitgevoerd 5 punten
3. wordt vier keer uitgevoerd Vul de maatsoort in aan het begin van het dictee! 8 punten
D. Tweestemmig dictee 15 punten (bovenstem 5, onderstem 10)
Dit dictee wordt eerst in zijn geheel voorgespeeld, en vervolgens in gedeeltes (ieder gedeelte drie keer), zie de haakjes.
E. Melodische afwijking wordt drie keer gespeeld 6 punten
In onderstaande melodie staan vier foute noten. Maar de melodie wordt wel goed voorgespeeld.
Geef aan waar de foute noten staan, en noteer je correcties onder de melodie (in de onderste balk).
1. Bepaal soort en ligging van de gespeelde drieklanken, en noteer ze op de gegeven bastoon:
wordt twee keer gespeeld 15 punten
Soort:
__________
Ligging:
__________
Soort:
__________
Ligging:
__________
Soort:
__________
Ligging:
__________
Soort:
__________
Ligging:
__________
Soort:
__________
Ligging:
__________
2. Je hoort een vierstemmig fragment. Hieronder is het ritme van de bovenstem weergegeven. Bepaal
welkeafsluiting je hoort op de drie met * gemarkeerde plaatsen (volkomen heel slot, onvolkomen heel slot, half slot, plagaal slot of bedriegelijk slot). Je kunt desgewenst (ook) de trap noemen op deze plaatsen:
wordt drie keer gespeeld 6 punten
a. ____________________________________
b. ____________________________________
c. ____________________________________
d. ____________________________________
3. Je hoort een vierstemmig fragment. Geef een analyse (in trappen) van dit fragment.
Aan het begin is de bas gegeven, en in maat 2/3 de bovenstem. Desgewenst kun je ook de bas en/of de sopraan noteren, geheel of gedeeltelijk. wordt vier keer gespeeld 8 punten
MUZIEKLEER
Deze toets duurt 30 minuten Maximaal aantal punten: 35
Normering:
Vooropleiding: 12 punten, Bachelor eerste jaar: 24 punten,
Bachelor tweede jaar en hoger: 31 punten
A. Toonsoorten / toonladders / voortekens 4 punten
1. Noteer de gevraagde toonladders. Je kunt vaste voortekening gebruiken (aan de sleutel), of werken met toevallige voortekens (voor de noten):
- As majeur (in de vioolsleutel):
- fis mineur harmonisch (in de bassleutel):
2. In onderstaande fragmenten is de voortekening vervangen door toevallige voortekens. Bepaal de toonsoort van beide voorbeelden (en ij eenmineurtoonsoort: specificeer harmonisch, melodisch of natuurlijk mineur):
toonsoort:
__________________
toonsoort:
__________________
B. Intervallen 8 punten
1. Noteer de volgende intervallen:
grote terts ONDER:
klein sext OP:
vermatige sext OP:
2. Benoem onderstaande intervallen:
C. Drieklanken en dominant septimeakkoord 11 punten 1. Noteer de volgende drieklanken:
klein in 6/4-ligging OP:
verminderd in 6- ligging ONDER:
groot in 6-ligging ONDER:
2. Benoem soort en ligging van onderstaande drieklanken (soort: groot, klein, verminderd of overmatig;
ligging: grondligging, 6-ligging, 6/4-ligging):
__________________ __________________ _________________
3. Noteer het dominant septimeakkoord in de gevraagde ligging:
2-ligging OP: 4/3-ligging OP: 6/5-ligging in de toonsoort cis klein:
4. Benoem de ligging van onderstaande dominant septiemakkoorden en noem de toonsoort waarin ze voorkomen:
ligging: _______________
toonsoort: _____________
ligging: _______________
toonsoort: _____________
(4x 0,5 punt)
D. Maat en ritme 3 punten
1. Noteer de maatsoort aan het begin van de melodie:
2. Herschrijf het onderstaand ritme dusdanig (door de noten te groeperen) dat het metrum / de maatsoort in een oogopslag duidelijk is:
(2 punten)
E. Akkoorden en trappen 9 punten
1. Benoem soort en ligging van de met * gemarkeerde akkoorden:
a. soort: ____________________
ligging: __________________
b. soort: ____________________
ligging: __________________
(4x 0,5 punt)
2. Noteer de volgende akkoorden (trappen) a. in de toonsoort d mineur
(harmonisch): VII in 6- ligging
b. in de toonsoort cis mineur (harmonisch): IV in 6- ligging
3. In welke toonsoorten (majeur en mineur) komen onderstaande drieklanken voor?
Welke trappen vormen ze dan? (gebruik harmonisch mineur alleen bij V en VII ) majeur-
toonsoorten:
___________
___________
___________
mineur- toonsoorten:
___________
___________
___________
majeur- toonsoorten:
___________
___________
___________
mineur- toonsoorten:
___________
___________
___________
(2x 2 punten)
4. In welke toonsoort kan onderstaande groep akkoorden voorkomen?