• No results found

België, Vlaanderen en Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "België, Vlaanderen en Nederland"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Redactie. P,. W. C. A. B ™ ^ _ . ^ ^ b Dr. j. H. LABBERTON, V U . - U — . P - . . D„ H. VALCKENIER EPS. FW. D , ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ - —

D r. P. MOLENBROEK. JAN FABRICIUS (voor Tooneel) . een Hoofdofhcer van het Neder! ^ g ^ = = = = =

2° J A A R G A N G . N o . 15 8 J U L I 1916

BUREAUX V A N ADMINISTRATIE EN REDACTIE:

H O O G E W A L 3 en 4 — D E N H A A G Telefoon: Haag 4564

I ABONNEMENTSPRIJS per 3 MAANDEN:

BINNENLAND ; 1

BUITENLAND f 2 2 5 LOSSE NUMMERS f 0.15

ADVERTENTIES PER REGEL f 0.25 RECLAMES .. - f 0 50

Bij contract belangrijke reductie

België, Vlaanderen en Nederland

In het eerste hoofdartikel van ons vorig- nummer heeft Prof Stcinmetz een nadere aansluiting, ook in staatkundigen zin, tusschen Nederland en Vlaanderen aanbevolen. In N ° . 10 van dezen jaargang (bladz. 206) heb ik echter herstel van België bepleit, doch met be- stuurlijke scheiding en zelfbestuur voor Vlaanderen.

Uit deze beide artikelen blijkt nu ten duidelijkste dat - hoezeer ook onze Redactie als geheel meent, in het belang van ons vaderland, pal te moeten staan teo-en de openlijke en de bedekte anti-Duitsche actie ten onzent — toch elk onzer zich zijn meening ook ten opzichte van zeer gewichtige vraagstukken voor- behoudt Tenzij met behulp van kwade trouw (en deze is te onzen opzichte een zeer gewoon strijdmiddel) kan

men dus niet beweren, dat er door de Toekomst een bepaalde „ c a m p a g n e " ' m e t betrekking tot België wordt

gevoerd. . Ik weet zeer wel, dat de Heer Steinmetz met alleen

staat met zijne meening, noch in Nederland, nóch in Vlaanderen. Mr. P. van Meurs verdedigde onlangs het standpunt, dat men de bestuurlijke scheiding tusschen Vlaanderen en Walenland slechts moest aanvaarden als een overgangsstadium, doch dat ons, Groot-Neder- landers, toch'als ideaal een staatkundige band tusschen Nederland en Vlaanderen voor den geest moest blijven.

Ook in onzen lezerskring worden dergelijke wenschen|

gekoesterd als voorbeeld daarvan drukken wij hier een schrijven a'f van een inzender uit Amsterdam, den Heer A . S. N . Fuldauer.

„Met belangstelling las ik het verslag van,de rede dóór den Heer Leo Meert onlangs voor de Haagsche Ï d e e l i n ï van het Algem. Nederl. Verbond gehouden, i enevens het daarop "verschenen artikel „(leen rmsver- s t a X " van den hoefijzercorrespondent van het

* Z Ï Ï K het verslag blijkt, hield de Heer Mr. P. van Meurs bij het debat een pleidooi voor eene vereemging fan Vlaanderen met Nederland. Ik geloof

meer Nederlanders zi n, dan men oppervlakkig zou denken me dit eveneens gaarne zouden zien. Nederlanders d e nog niet het smadelijke jaar 1830.vergeten zijn! Nederland en Vlaanderen vormen een taalkundige éénheid terwij België bestaat uit twee heterogene elementen wefke zelft min of meer vijandig tegenover elkander staan. Het is toen van a gemeene bekendheid, hoe de Vlamingen 111 alles ' d S r h E Waalsehe landgenooten op den achtergrond worden gedrongen. Een reis door mij vóór den oorlog door deöWaals°che provinciën gemaakt, overtuigde m van de minachting, welke de Walen voor de Vlammge koesteren. Pene vèreeniging van Noord-Nederland mei Vlaanderen, zou dan ook, mijns insziens, zoowel m ons beland als in dat van Vlaanderen zijn.

Thans wat het tweede punt betreft, door den hoef- iberco respondent in het bedoelde Handelsblad-art,k behandeld n.1. de event. annexatie van Nederlandsen grondgeSd door België. Het komt mij voor, dat, nuhen de Belgische Regeering het niet eens was niet hetgeen de H H de Neuray, des Ombiaux en Nothomb over dit S L 5 p

S ' x a «

Sücle schreven, ze deze Heeren

„ S in dienst zou houden. Men zou zeggen, dat wanneer de Regeering te Havre werkelijk plan had een gedeelte

(2)

D E T O E K O M S T

van ons gebied in te palmen, dit wel het toppunt van ondankbaarheid zou zijn jegens het volk, dat de arme Belgische vluchtelingen gastvrij opnam. Maar dan dient men te denken aan de erg afhankelijke positie, welke het herstelde België, bij eene event. overwinning der geallieerden, na afloop van den oorlog, jegens Engeland zou innemen. Het is best mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat artikelen, als in de XXme Siècle verschenen, gaarne door Londen worden gezien. De Scheldemonden in zóó bevriende handen te weten, zou ongetwijfeld eene groote geruststelling voor den „beschermer der kleine Naties" zijn !

Onze Regeering is zich zeer zeker bewust van de gevaren, welke ons vaderland bedreigen, doch laat de meerderheid (? Red.) van ons volk toch niet steeds in ééne richting staren en blind blijven voor het onheil dat wellicht van andere zijde komen zal!"

Het lijkt mij nu in dit verband gewenscht, de aan- dacht te vestigen op het tweede gedeelte van dit schrijven, ook al houdt het schijnbaar met het hier behandelde onderwerp geen verband. Schijnbaar, zeg ik. Want wij, die ons, gelijk alle aan de integriteit van hun grond- gebied vasthoudende Nederlanders, met kracht verzetten tegen alle annexatie-liefhebberijen van Belgische (d.w.z.

van Entente-) zijde, moeten zorgen, dat ons niet het verwijt kan treffen als zouden wij op onze beurt op annexatie van Belgisch grondgebied uit zijn — al zou dan ook het begrip van «inlijving» in dit geval aller- minst op zijn plaats zijn. Wat de bedoelde Groot- Nederlanders wenschen, is slechts een zeer los staatkundig verband tusschen Nederland en Vlaanderen, met zelf- bestuur, ongeveer in den geest als de minder-radicalen onder ons zich de verhouding tusschen Vlaanderen en en Wallonië voorstellen in een overigens hersteld België.

Het komt mij voor, dat het standpunt van de Heeren Steinmetz c. s. niet opportuun is. De door hen opge- worpen vraag zal bij de komende vredesonderhandelingen naar alle waarschijnlijkheid niet worden gesteld. Voor ingrijpende wijzigingen in de landkaart als deze is het niet voldoende, dat er een kleine groep is, die ervoor opkomt, met veel tegenwerking en weinig aanhang.

Neen, er moet een krachtige bczveging worden gewekt.

E n voor eene volksbeweging ter verkrijging van eenig staatkundig verband tusschen Nederland en Vlaanderen, daarvoor zijn de tijden niet rijp — aan geen van beide zijden der grens. De verschillende oorzaken daarvan wil ik thans niet uiteenzetten.

Op meer dan een plaats in ons blad heb ik de wenschelijkheid verdedigd, dat Nederland (en veel inten- siever dan tot nu toe) contact met Vlaanderen moest onderhouden, doch voorshands slechts op cultureel ge- bied. Hier zie ik ons Olanda irredenta. E n daarin zouden wij zelfs zeer ver moeten gaan, zooals b.v. het mede- werken aan de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool.

Dan zal er eene wisselwerking ontstaan, welke zoowel voor Zuid- als voor Noord-Nederland vruchtbaar zal blijken.

Maar laat ons thans slechts naar het bereikbare zien.

Wie het onderste uit de kan wil hebben . . . . SLEESWIJK.

314

Misleidend

Wil men een doorslaand bewijs van de tendentieuse en misleidende wijze, waarop de voorzitter van de Vaderlandschc Club in zijn orgaan, de groene Amster- dammer, de openbare meening poogt te bewerken dan legge men eens naast elkaar de nummers van genoemd blad van 13 Juni 1915' en 24 Juni 1916.

In het eerste worden onder den alarmeerenden titel „Neder- land, let op uw zaak," een aantal citaten uit List, Treitschke en eenige All-deutsche brochures benevens een paar landkaart- jes afgedrukt. Met behulp daarvan poogt de schrijver de uitin- gen van de daar aangehaalde en voor de actieve politiek niet verantwoordelijke schrijvers als een imminent Duitsch gevaar voor ons land voor te stellen.

Wij willen allerminst ontkennen, dat er in Duitschland personen zijn geweest (en ze zullen er nog wel zijn), die meenen dat er zoo dra mogelijk met Nederland korte metten moet wor- den gemaakt. Tegen dergelijke meeningen of de pogingen tot uitvoering daarvan zullen wij ons te allen tijde weten te verzet- ten. Maar de Duitsche Regeering, niet alleen vóór maar ook tijdens den oorlog (het bleek van den eersten dag af) wenscht onze neutraliteit en onze souvereiniteit in alle opzichten te ontzien.

Hetzelfde kan niet worden gezegd van de tegenpartij — en dat is en blijft het zwakke punt bij onze anti-Duitsche landgenooten.

De voorbeelden liggen immers voor het grijpen ! Onze vrijheid van handel en verkeer is door Engeland gekneveld. Doch niet slechts als tijdelijke noodmaatregel. Neen, de economische conferentie der geallieerden besloot, ook na den oorlog den handel der neutralen te blijven controleeren. De Engelsche minister Churchill noemde, in een interview met den corres- pondent der N. Rott. Crt., onze Schelde-grens „onnatuurlijk."

En een aantal Belgische schrijvers, ja zelfs volksvertegenwoor- digers, in nauw contact met de Belgische Regeering, welke op haar beurt slechts een werktuig is in de handen der Entente, zetten in en buiten Nederland een annexatie-campagne ten koste van ons vaderland op touw. En zoo voort !

Redenen genoeg om ten onzent ongerustheid te verwekken, die dan ook niet uitbleef. Dat werd bedenkelijk voor de Vader- landschc Club ; het kon immers wel eens blijken, dat die heeren precies den verkeerden kant uitkeken ! Fluks was dan ook de voorzitter erbij en schreef in zijn blad van 24 Juni j.1. onder den titel „Legkaartje spelen" een vergoelijkend artikel, waar- in de heele zaak „en bagatelle" behandeld, en als een onschul- dig tijdverdrijf werd voorgesteld.

Men vergelijke de beide titels : „Nederland let op Uw zaak"

en „Legkaartje spelen," en oordeele dan zelf.

Aanslagen op onze souvereine rechten, ja op ons grondge- bied, dat zijn „zaken," waarop Nederland blijkbaar niet behoeft te „letten", zoolang de Vaderlandsche Club haar licht voor ons volk laat schijnen.

Het werd zélfs der Nieuwe Crt, te kras. Deze schreef (27 Juni) :

Wij hebben met eenig leedwezen gezien dat een man als de voorzitter der Vaderlandsche Club, prof. Van Hamel, die zulk een open oog heeft voor de internationale gevaren (althans voor eenige daarvan) die ons land in de toekomst bedreigen, de Belgische annexionistische beweging geheel

(3)

en bagatelle behandelt als „ l e g k a a r t e n w e r k , " een spel- letje, waarop men maar niet a l te veei moet letten.

Naar onze meening moeten wij Nederlanders dat juist wèl, niet het minst diegenen onzer, die op een afloop v a n den oorlog rekenen, (lees: hopen. Red. Toekomst).

waarbij België en de Entente over de gestalte en de in- richting v a n het nieuwe E u r o p a voorwaarden zullen kun- nen voorschrijven en doorzetten.

D a t ééne open oog v a n prof. v a n H a m e l (het andere is vol- komen dichtgegroeid) toont bovendien nog een omfloersten blik.

W i j waarschuwen het Nederlandsche volk, dat het een inva- liede met één half-blind oog niet erkenne als een leidsman der openbare meening. U i t het bovenstaandeblijkt weer eens zonne- klaar, hoe men anders dreigt te worden misleid.

Zijlichtjes op Engeland x

Na Ierland Griekenland

c Y ^ ^ ^ r ^ E E n t e n t e doet w e l al h a a r best o m de oogen u*W der neutrale w e r e l d te openen en de op-

Vm jcrW.' recnte A m e r i k a n e n te genezen v a n hunne V^^^^K b l i n d h e i d ! H e t G r i e k s c h e v o l k w e r d door b e d r e i g i n g met geweld en hongersnood gedwongen o m zijn v r i j h e i d geheel optegeven a a n de E n t e n t e . D e z e eischt d e m o b i l i s a t i e v a n het G r i e k s c h e leger, dat is machteloos- heid, en tevens een ministerie, dat w e l w i l l e n d e n e u t r a l i - teit waarborgt, p o l i t i e benoemt naar den z i n der E n t e n t e , en v e r k i e z i n g e n onder den i n v l o e d dezer politie, d.i. regee- r i n g en v e r t e g e n w o o r d i g i n g slaafsch o n d e r w o r p e n a a n haar, aan de v r e e m d e d w i n g e l a n d e n .

G r i e k e n l a n d b l i j k t g e z w i c h t te zijn v o o r het geweld v a n de k a m p i o e n e n der kleine v o l k e n . G r i e k e n l a n d moet zijn v r i j h e i d opofferen uit vrees, zeer begrijpelijke vrees v o o r het F r a n s c h e leger, v a n ouds opclwinger v a n v r i j h e i d ten koste v a n anderen, en v o o r de E n g e l s c h e v l o o t , die hier haar w e r k v o o r t z e t , dat is de o n d e r d r u k k i n g v a n heel de aarde.

D e andere neutrale v o l k e n hebben ook en steeds meer over E n g e l a n d s onverdragelijke v e r d r u k k i n g te k l a g e n : ZwTeden, Z w i t s e r l a n d , N e d e r l a n d ! Zij zijn alle, evenals G r i e k e n l a n d , de slachtoffers v a n het feit, dat E n g e l a n d nog steeds de zee overheerscht. E e n k l e i n v o l k , 42 m i l l i o e n , doet w a t het w i l op de wereldzee ten koste v a n alle anderen.

E e n absurder, dolzinniger, m i n d e r d u i d b a r e toestand is niet denkbaar. H o e slap zijn t o c h de v o l k e n , dat zij d i t langer verdragen, dat zij niet al het andere terzijde stel- len o m h i e r i n v e r a n d e r i n g te brengen !

D o o d l e u k lezen wij iederen m o r g e n i n onze k r a n t , dat E n g e l a n d weer de post v a n N o o r w e g e n , v a n Z w e d e n , v a n N e d e r l a n d , v a n A m e r i k a heeft i n beslag genomen en ten eigen bate g e b r u i k t , en zonder te gillen v a n v e r o n t w a a r - d i g i n g hooren de meeste N e d e r l a n d e r s d a n weer het E n g e l s c h e gebazel aan, dat E n g e l a n d de v r i j h e i d v a n de zee w a a r b o r g t en de rechten der n e u t r a l e n eerbiedigt, terwijl het die v o o r t d u r e n d en i n p r i n c i p e altijd schendt en op- heft.

Z o o l a n g E n g e l a n d s zee-overmacht bestaat, is v a n zee- recht geen sprake, zijn wij allen op zee de slaven en de speel- b a l v a n die 42 m i l l i o e n menschen.

Engelsch-eerlijk!

R u d y a r d K i p l i n g i n The Manchester Guardian v a n 23 J u n i v e r t e l t volgens officieele bronnen, hoe een B r i t s c h o n d e r z e e ë r , de E . 14, een paar s t o o m b o o t e n i n de zee v a n M a r m o r a v o l m e t (civiele)vluchtelingen liet gaan en ze niet „ L u s i t a n i a e d " . — H a d de L u s i t a n i a soms ook niets d a n weerlooze passagiers a a n b o o r d , en was zij niet g e v u l d

315

De Tubantia

E e n goed-ingelicht Nederlander i n Duitschland schrijft ons:

Een zeer onaangenamen indruk maakt op ons Hollanders hier de verregaand onbeschaamde wijze, waarop het Algemeen Handelsblad nog steeds voortgaat over de „ T u b a n t i a " - z a a k te schrijven. Zoo kregen wij onlangs weer te lezen (avondblad van 19 Juni, als noot bij een artikel uit de Westminster Gazctté): „Wij weten, dat zelfs i n gezaghebbende kringen i n

„ D u i t s c h l a n d de innerlijke overtuiging heerscht, dat een Duitsch

„ o o r l o g s s c h i p de torpedo tegen de „ T u b a n t i a " gelanceerd

„heeft. Feitelijk zijn de eenigen, die de legende, dat Engelschen

„ d e torpedo hebben opgevischt en met duivelsche boos- a a r d i g h e i d i n een speciaal voor dit boevenstuk vervaardigd

„ k a n o n hebben afgevuurd — blijkbaar verwachtende en ver- ,, onderstellende, dat brokstukken met de nummers in de sloepen

„ v a n de „ T u b a n t i a " zouden vallen — de „ T o e k o m s t " -

„ N e d e r l a n d e r s die, wat ook hun bedoelingen mogen zijn, i n

„ h u n pogingen om het de Duitsche regeering mogelijk te

„ m a k e n haar verplichtingen i n de „ T u b a n t i a " - z a a k niet na

„ t e komen, handelen gelijk landverraders handelen zouden".

Het is wel mogelijk, en in ieder geval niet te controleeren, dat er i n Duitschland menschen i n gezaghebbende kringen zijn, die vóór het verschijnen van de officieele mededeeling aan de mogelijkheid dachten, dat wel een Duitsch oorlogs- schip de „ T u b a n t i a " getorpedeerd k o n hebben. M e n is hier veelal zeer objectief en sceptisch. Maar de menschen, die werkelijk tot de ingewijden behoorden, hebben dit, na het onderzoek der eerste berichten, niet geloofd, en waren, om het voorzichtig uit te drukken, over hetgeen zij van de artikelen van het Algemeen Handelsblad merkten zeer pijnlijk verrast. Wij Nederlanders hier zien i n de pogingen van de „ T o e - komst-Nederlanders om i n het „Tubantia"-confiict kalmeerend te werken, niet, zooals het Algemeen Handelsblad, een handeling, die aan die van landverraders gelijk is. W i j , die hier het groeiende gevaar van het stoken door het Algemeen Handels- blad moeten aanzien, zijn den „ T o e k o m s t " - N e d e r l a n d e r s uit den grond van ons hart dankbaar voor den moed, dien zij bij hun onaangenaam werk getoond hebben, i n het ware belang van ons land. Wij zouden aan de Handelsblad- redactie willen vragen, wat het meeste op landverraad gelijkt: een kalmeerend ingrijpen, waar dit hoogst noodig is, zonder eigenbelang, ja zeer zeker tegen het persoonlijk belang der Heeren i n , óf het aanwakkeren der opwinding door een dagbladredactie, die alleen de belangen der direct geïnteresseerden ziet en niet de veel grootere belangen, die zij door haar heftig optreden i n gevaar brengt; een redactie, die niet schroomt, blijkbaar omdat zij, geheel ten onrechte, meent, dat de belanghebbenden daardoor eerder eene schadevergoeding kunnen verkrijgen, olie op het vuur te werpen i n een tijd, waarin zij weet, dat dit een ramp kan worden. Inderdaad: een gevaarlijk gedoe!

(4)

D E T O E K O M S T

met munitie uit Amerika? Mijnheer Kipling weet heusch wel beter ! E n verder: is Turkije met geweldige zee-over- macht bezig het geheele niet-vechtende Engelsche volk uittehongeren ? Zoo ja, dan heeft de heer Kipling met zijn

„sneer" gelijk en zullen wij die Bristche duikboot bewon- deren en heel het Britsche volk om hun edelmoedigheid, tegenover non-combattanten reeds zoo vaak betoond, nu weer tegenover kooplieden, zendelingen enz enz. in hunne koloniën.

G e e n w o n d e r !

De Novoye Vremya verhaalt van het bezoek van een Rus aan een kamp van Australische soldaten. Hij is vooral verbaasd over den rijkdom dezer heeren. „Een gewoon jong soldaat ontvangt 4 roebel per dag soldij, niet gere- kend extra's en geschenken. Men moet niet vergeten, dat zij uit een land komen, waar ieder werkman meer verdient, dan een Russisch ambtenaar, waar ieder arbeider een bad- kamer en een piano bezit, waar een keukenmeid 100 roe- bel per maand verdient. Toen deze soldaten in Egypte waren, kochten zij tapijten van 700 tot IOOO roebel, dineer- den in de beste hotels, reden altijd in automobielen en niet weinige fijnzijden doeken werden door hen aan hun liefjes thuis gestuurd."

Het „ E m p i r e " is niet onvoordeelig; de Engelschen weten heel goed, dat de wereldheerschappij hun ook wat opbrengt. De Australiërs reserveeren een geheel wereld- deel voor hun klein getal en maken goede sier in hun arbeidersparadijs, dank zij uiterste protectie en een enormen schuldenlast. De bevolkingstoename is zeer gering, het kultureele peil staat laag, intellectueel schijnt Australië niets te praesteeren, — daarvoor wordt nu een heel wereld- deel voor de verdere menschheicl afgesloten en moesten de oerinwoners zoo goed als uitgemoord worden!

STEINMETZ.

H o n g a r i j e

^^<?J"j%^inister-president Graaf Tisza, Honved-huzaren,

• IpB VïM\ Karpathenpassen — dat zijn zoo denamen, clr/ ^e °n s Pukbek- telkens weer aan Hongarije

£ ~ = ^ ^ > ) herinneren. Maar het land ligt ver, in onze gewone buitenlandsche reisroutes pleegt het niet te

•vforden opgenomen, men verstaat de taal van het volk niet, en in zijn politiek schijnt Hongarije een aanhangsel van Oostenrijk.

Toch verdient het Rijk der Magyaren meer dan tot nu toe onze belangstelling. Bij nadere kennismaking immers bespeurt men, dat de positie van Hollanders en Hongaren ten opzichte der Westersche cultuur in menig opzicht overeenstemt, al liggen onze landen ver uiteen. Beide vol- ken spreken geen wereldtaal en beiden zijn wij, voor ons contact met het buitenland, op andere talen aangewezen.

3 1 6

Voor Nederland spreekt het krachtens zijne ligging van- zelf, dat het een kruispunt is voor de cultuurstroomingen van Oost, West en Zuid. De voor- en nadeelen daarvan willen wij hier niet uitmeten. Wij wijzen er slechts op, dat Hongarije zich ten allen tijde welbewust naar de Wes- tersche beschaving heeft georiënteerd. Geenszins alleen naar Duitschland of Duitsch-Oostenrijk, al is het Ger- maansche element uit den aard der zaak een zeer belang- rijke factor geworden. Maar trotsch op hunne onafhanke- lijkheid, welke niet wordt bedreigd door het feit, dat de keizer van Oostenrijk tegelijk Koning van Hongarije is, hebben de Hongaren zich juist altijd met kracht en met succes verzet tegen de centraliseerende Duitsch-Oosten- rijksche bureaucratie. Als 't ware om sterker te staan tegen dezen eenzijdigen invloed heeft Éhet Hongaarsche intellect contact gezocht en gevonden met de Fransche en Engelsche cultuur, en het heeft daardoor een gemakke- lijkheid van beweging in den omgang verkregen en een veelzijdigheid en rijkdom van beschavingsvormen, die men (en ik spreek uit persoonlijke ervaring) kan waarnemen bij de vertegenwoordigers der Hongaarsche geleerde we- reld, welke hunne studiën aan de kosmopolitische buiten- landsche Universiteiten plegen te voltooien.

Vooral Frankrijk heeft de Hongaren steeds zeer aange- trokken, en het is geen toevalligheid, dat het voornaamste tijdschrift voor algemeene wetenschap, letteren en kunst, de Revue de Hongrie, in de Fransche taal verschijnt. E n ik herinner mij nog zeer levendig, hoe bij de slotzitting van het Internationaal Geneeskundig Congres te Buda- pest in 1909 de afscheidsgroet van den weisprekenden Frof.

Landouzy, den deken der Parijsche medische faculteit, eene enthousiaste betooging teweegbracht, waarbij het applaus op de redevoeringen van de afgevaardigden der andere landen slechts vormelijk mocht heeten.

Hongarije is een moderne Staat, welks inrichting en bestuur, sociale wetgeving en wat dies meer zij, welks wetenschap en kunst opk een buitengewoon hoogen trap van ontwikkeling heeft bereikt. Met Shakespeare en de Fransche klassieken is men er even goed vertrouwd als met de Duitsche literatuur. Budapest is een moderne Rijks- hoofdstad, welke door aanleg en ligging het van Parijs in schoonheid wint.

Men geve Vlaanderen gelijke kans als aan Hongarije in de Donau-monarchie, en men zal zien, welk een rijk leven er zal opbloeien.

Maar welk een verschil van temperament is er tusschen den phlegmatieken Hollander en den levendigen Hongaar.

In dit opzicht doet hij ons in de samenleving denken aan den Zuidelijken Franschman of den Italiaan. Dit spreekt wel het sterkst uit zijn nationale muziek. Welk een onver- getelijke zomeravond was het, toen men ons bij een maal- tijd op het Margareta-eiland in den Donau vergastte op een keur van Csardas-wijzen, door zonen des lands met bruischenden hartstocht voorgedragen !

(5)

Ieder, die zijne objectiviteit van oordeel nog niet heeft ingeboet, zal moeten erkennen, dat de toon der dagblad- en tijdschriftenliteratuur tijdens den oorlog bij de Cen- trale Mogendheden het in waardigheid wint van die, welke men in vele periodieken aan de zijde der Entente te hooren krijgt. Het allermeest geldt zulks misschien wel van de Hongaarsche literatuur, voor zoover die onder ons bereik valt. Hij, die de Revue de Hongrie en de onlangs daarnevens opgerichte Hungarian Revieiv1) ter hand neemt, moet wel zijn verwondering, maar niet minder ook zijn bewon- dering uiten voor het hooge peil, waarop de in deze perio- dieken verschenen artikelen staan. De Russische kolos is de vijand, waartegen Hongarije zich uit alle macht ver- weert, maar midden in dezen ontzettenden strijd heeft het Hongaarsche intellect genoeg onbevangenheid van oordeel bewaard, om, naast gepaste kritiek, zijn waardee- ring voor de cultuur van Rusland's bondgenooten, Frank- rijk en Engeland, uit te spreken, welke thans toch de vijanden der Hongaren zijn.

Men erkent 't ronduit : de sterkste steun voor het be- staan van den Hongaarschen Staat is het verbond van de Donau-monarchie met het Duitsche Rijk.

Er is vroeger vaak gesproken van de wrakheid van den Oostenrijksch-Hongaarschen Statenbond. Ten onrechte.

Zoolang de oude, waardige Frans Jozef leeft, die in Hon- garije hoogelijk wordt vereerd, zoolang daar de herinnering levendig blijft aan de geliefde Koningin Elizabeth, zijne wreedelijk vermoorde echtgenoote, zoolang is er voor separatistische neigingen geen plaats. E n het in dezen oorlog gemeenschappelijk vergoten bloed kan slechts strekken tot versterking van den band.

De gevoelens van verknochtheid der Hongaren aan hun koning golden helaas niet voor den aartshertog Frans Fer- dinand. De schuld lag zonder twijfel bij hem. Hij sprak de Hongaarsche taal niet, en vertoefde ongaarne in Buda- pest. Moest hij er, als vertegenwoordiger van den Koning zijn, dan reisde hij steeds zoo spoedig mogelijk weer af.

E n hierin ligt nu het tragische van den strijd onzer dagen juist voor de Hongaren, dat de dood van den hun niet sym- pathieken aartshertog de onmiddellijke aanleiding was tot den grooten oorlog, waarin ook zij op leven en dood moe- ten kampen. Moge de jonge troonopvolger de harten der Hongaren weten te winnen, hijzelf en de Donau-monarchie

zullen er wèl bij varen. SLEESWIJK.

Duitschland's strijd voor de vrijheid van de zee

C m T ^ > C E T conflict tusschen de Vcreenigde Staten van fjBj^m Noord-Amerika en Duitschland heeft niet s M ' j ^ l v a u e e n beteekenis gehad met 't oog op den fs^L~j£^> strijd, die op het vasteland van de oude

') Vertegenwoordiger voor Nederland: Firma C. L . van Langenhuysen, Amsterdam.

wereld wordt gestreden, maar is ook van belang, doordat het vraagstuk van de vrijheid ter zee scherper naar voren is gebracht.

De regels, die in acht genomen worden bij den strijd ter zee zijn niet dezelfde als die, welke men bij den oorlog te land toepast. Tot in het midden van de 19e eeuw was de private kaapvaart geoorloofd bij een oorlog tusschen twee staten, zelfs al bezat de eene staat geen maritieme macht.

Aan dezen toestand is een eind gemaakt door het tractaat van Parijs (12 Juni 1856), waarbij de kaperij werd afge- schaft. Fliermede was evenwel alleen de private kaapvaart verboden ; aan de oorlogsschepen der strijdvoerende mach- ten bleef het geoorloofd vijandelijke koopvaardijschepen buit te maken of te vernietigen, wanneer het opbrengen naar een haven onmogelijk was. Het privaatbezit bleef derhalve bij den oorlog ter zee niet onaangetast, en dit was dan ook de reden, dat de Vcreenigde Staten geweigerd hadden de bepalingen van Parijs te onderteckenen (de- pêche van Marcy d.d. 28 Juli 1856). Herhaaldelijk werden er later van de zijde van de kooplieden pogingen gedaan om de bescherming van het privaat bezit, die reeds te land bestond, ook over de zee uit te breiden. Deze pogingen stuitten af op de weigering van de Engelsche regeering, die in het vermeesteren van vijandelijk privaat eigendom een middel zag om den vijandelijken staat te verzwakken (redevoeringen van Palmerston en Bourke). Op de confe- rentie van den Haag van 1907 deden de Vcreenigde Sta- ten opnieuw een poging de onschendbaarheid van het vijandelijk privaat eigendom erkend te krijgen, ook dit was evenwel te vergeefsch.

Zoo kan men wat dit vraagstuk betreft nu twee meeningen tegenover elkaar zien staan : de eene, die wil handhaven het recht van den staat om vijandelijk privaat eigendom ter zee verbeurd te verklaren of zoo noodig te vernietigen, en die vooral wordt aangehangen door Engeland en Frank- rijk ; waartegenover staat de andere meening, dat vijan- delijk privaat goed ook ter zee onschendbaar moet zijn tenzij het oorlogscontrabande is, en die wordt voorge- staan door de Vereenigde Staten, Nederland en enkele andere kleine staten. Ook de handel is over 't algemeen sterk gekant tegen het beslag leggen op vijandelijk pri- vaat goed en met het oog op den tegenwoordigen vorm van de maatschappij, waarbij de een vaak geïnteresseerd is bij ondernemingen in een ander land, is dit niet te ver- wonderen.

Ook in andere opzichten is tegen dit in beslag nemen van vijandelijk privaat goed veel in te brengen. Door de draad- looze telegrafie kunrten de koopvaardijschepen bij 't uit- breken van den oorlog gewaarschuwd worden, zoodat ze zullen trachten een neutrale haven te bereiken, waar- door 't effect, dat Palmerston noemde verzwakking van den vijand, niet bereikt wordt. De handel van den vij- andelijken staat met overzeesche staten kan niet meer ge- dreven worden door de onderdanen zelve, maar zal kun- 317

(6)

D E T O E K O M S T

nen blijven geschieden door bemiddeling van den neutra- len koopman. W i l de andere staat werkelijk effect trachten te bereiken, dan moet hij er wel toe over gaan den handel van den neutralen koopman moeilijkheden in den weg te leggen en zelfs de neutrale mail aan censuur te onder- werpen.

Een andere mogelijkheid, die zich kan voordoen is het feit, dat het oorlogsschip er toe overgaat het koopvaardij- schip in den grond te boren, nadat wel is waar aan de equipage gelegenheid is gegeven in de booten te gaan.

Het leven van non-combattanten, die zich aan geen enkel vergrijp tegen den vijandelijken staat schuldig hebben gemaakt, wordt hierdoor dus in gevaar gebracht.

Deze mogelijkheid is grooter geworden door de uitvin- ding van de duikboot. In verband met zijn grootte kan zij onmogelijk er toe overgaan het koopvaardijschip op te brengen naar een of andere haven, zij zal derhalve de bemanning in de booten laten gaan en den koopvaarder in den grond boren. Een machtige marine als de Engelsche zal van dit wapen geen gebruik behoeven te maken, daar zij beschikken kan niet alleen over de groote vloot, maar ook over een menigte hulpkruisers : als oorlogsschepen in- gerichte koopvaarders ; voor een zwakke marine zal er geen ander middel overblijven om de vijandelijke koop- vaardijvloot te schaden. Daar nu evenwel de duikboot een schip is, dat gemakkelijk geramd of in den grond ge- boord kan worden, gaf de Engelsche regeering last aan cle koopvaardijschepen een duikboot te rammen, als zij dat konden, zelfs worden er door Engelschen prijzen voor uitgeloofd, en zelfs ging de Engelsche regeering er toe over koopvaardijschepen te bewapenen. Voor een duikboot was het nu gevaarlijk geworden een koopvaardijschip te naderen of te doorzoeken, vandaar, dat de Duitsche re- geering 8 Febr. IQ16 verklaarde — en mijns inziens te recht — dat bewapende koopvaardijschepen behandeld zouden worden als oorlogsschepen en dus zonder waar- schuwing in den grond zouden kunnen worden geboord.

Onwillekeurig rijst de vraag of Duitschland het kaap- recht, zij het dan ook in den vorm, dien het na 1856 heeft gekregen, handhaven wil. Geenszins, maar het is hiertoe genoodzaakt, zoolang Engeland de onschendbaarheid van privaat goed ook ter zee niet wil waarborgen, hetgeen vooral betrekking heeft op den aanvoer van levensmidde- len voor de non-combattanten. Engeland maakt hier een gebruik van zijn macht, ten einde een geheele bevol- king uit te hongeren, oefent daarvoor zelfs een toezicht uit op den neutralen handel ; geen wonder, dat de Duitsche regeering hiertegen het wapen gebruikt van den duikboot- oorlog. Na de gedachtcnwisseling met de regeering van de Ver. Staten heeft de Duitsche regeering een verzachting van den cluikbootoorlog toegezegd, maar door Duitsch- lands optreden tegenover het misbruik maken van macht van de Engelsche regeering zal de vrijheid van de zee : het onschendbaar verklaren van vijandelijk privaat

318

bezit ter zee, bij de vredesonderhandelingen zeer zeker ter tafel worden gebracht, en als recht worden erkend.

Almelo. E . C . G. B R Ü N N E R .

De acht steden

X)

Het was een winteravond ; een kille nevel begon op te komen en wierp een vochtige glinstering over het plaveisel.

Ik stak het ruime plein over, dat met zijn vele donkere hoeken en zijstraten bij dit sombere weer aandeed als een luguber spook. Ik liep met de haast van iemand die op de hielen wordt gezeten, of liever als een kind, dat een een- zamen weg door een donker bosch moet afleggen. Plot- seling voelde ik de behoefte in mij opkomen een mensche- lijk wezen in mijn nabijheid te hebben, dat zich even verlaten gevoelde als ik te midden van deze doodsche ver- latenheid ; ik stond daarom stil en trachtte de duisternis met mijn blik te doorboren. Geen geluid trof echter mijn oor, geen schaduw zag ik bewegen, maar ondanks de zeker- heid alleen op dit uitgestrekte plein te staan voelde ik niettemin, dat ik werd aangekeken. Ik zocht vanwaar de lichtende stralen, die op me werden gericht, konden ko- men, en plotseling, ze volgend tot hun punt van uitgang, herkende ik ze. Daar stonden ze, op de vier hoeken van het plein, de acht steden2), steunende op hun voetstukken van steen, en hun koude en droevige oogen bleven onop- houdelijk op mij gericht. Ik wilde deze obsessie ontvluch- ten, doch naar welken kant ik mij ook wendde, het lood- zware gewicht van hun blikken vermocht ik niet van mij af te schudden. Opnieuw stond ik stil en riep in den som- beren nacht: Wat wilt ge van mij, steden, groote steden van mijn land ? Hebt ge mij iets te zeggen? N u Frankrijk, Uw moeder, zoo dicht bij den afgrond staat, nu het mis- schien reeds ligt te zieltogen, denkt ge nu aan zijn einde, denkt ge aan zijn afscheid ? Wie ben ik, onwaardige, dat gij mij uw vertrouwen schenkt? Spreek dan, met geheel mijn wezen luister ik naar U, spreek, en mijn zwakke stem zal, geleid door Uwe wijsheid, luide de woorden van troost herhalen, die thans over U w geliefde lippen zullen komen.

Ik voelde iets als een zwakke zucht, die langzaam aan-_

zwol tot een gemompel en zonder dat de steenen lippen bewogen ging een gefluister door de lucht, dat in mijn ver- schrikte ooren als een donderslag weerklonk.

Rouaan sprak tot mij :

Mijn zoon, jou hebben wij uitverkoren, omdat je ziel rein is en je geest nog niet verduisterd door dien ondoor- dringbaren mist van afgrijselijken haat, die deze ongeluk- kige aarde als in een sluier heeft gehuld. Wij zijn op het oogenblik in smart en rouw gedompeld, en dat door de schuld van onze eigen kinderen . . . .

!) Wij ontvingen dit artikel, door bemiddeling van een bevriend lezer, van een Franschman, die gebukt gaat onder het lot dat zijn vaderland treft, en die ook naar de andere zijde ziet. De vertaling is van ons.

2) De beelden der acht steden op de Place de la Concorde te Parijs.

(7)

Hier op mijn voetstuk, omringd door mijn zusters, sta ik te peinzen. Allerlei beelden uit het verleden komen mij weer voor den geest. Jaren en jaren geleden voerde een onbeschaamde vreemde binnen mijn muren den scepter.

Het is alsof ik ze nog voor mij zie, die verwaande soldaten, voortslenterend door mijn straten, mijn arme volk aan- randend en schendend, en die trotsche, in ijzeren pantsers gehulde hoofdmannen, die zich ternauwernood verwaar- digden neer te zien op de nederige burgers, mijn kinderen, die voor hen te voet vielen om wat verzachting van hun bitter lijden af te smeeken. Op zekeren dag, vervloekte dag, zag ik een reine jonge maagd in triomf rondleiden, ik zag haar neersmakken in een donkeren kerker, ik zag mannen, die niets menschelijks meer hadden, haar kwellen met hun beestachtige vragen, en eindelijk zag ik haar, o smart, o schande, door deze beulen sleepen naar het midden van mijn groote plein en ik zag haar witte kleed omringd door vlammen en rook. Dat heb ik nooit vergeten.

Sindsdien zijn mijn overweldigers, eindelijk verjaagd, nimmer teruggekeerd; maar niettemin zijn mij nóch hun vervloekte taal, noch hun aanmatigende gezichten, noch hun verfoeilijk optreden ooit uit de herinnering ge- vaagd. E n thans moet ik ze weer terugzien, hen die mij gesmaad en vernederd hebben. Zij treden op alsof zij hier heer en meester waren, zij bevelen, zij commandeeren, en mijn volk juicht hen toe, wentelt zich aan hun voeten in het slijk, mijn dochters vergeten tegenover hen alle . schroomvalligheid. Ik denk aan de martelares, die ze zuchtend vervloekt, ik hoor haar laatste woorden en ik begrijp ze; thans komt haar marteldood mijnutteloosvoor!

Brest sprak als volgt :

Hoe trotsch was ik eens op mijn mooie reede, op mijn veilige haven en de fiere vloot, die zij herbergde ! De prachtige schepen met den met een vergulde balustrade versierden achtersteven, met den kunstig besneden voor- steven, torschend de met levendige kleuren beschilderde zeegoden, en de Fransche lelies wapperend in den top, met welk een genot zag ik ze vroeger den gemaledijden Engelschman tegemoet stevenen en hoe gelukkig gevoel- de ik mij als ze terugkwamen, met zich voerend een ver- overden prijs, waarvan de vlag, zoo vol aanmatiging en verwaandheid, was neergehaald ! E n later, op een nood- lotsdag, zag ik de vloot, getooid met de nieuwe driekleur, zee kiezen, onder het krijgsgezang zijner matrozen.

Helaas', hoe luttele schepen kwamen er terug van die moe- dige vloot ! Maar dank zij haar opoffering kon een reus- achtig convooi handelsschepen bij mij binnenvallen, die Frankrijk door het graan, dat zij herbergden, in staat stel- den het hoofd te bieden aan de overmacht, waardoor het werd aangevallen. Welk een glorierijke herinneringen ! E n nog heel lang daarna richtten mijn zeelieden zich steeds weer tegen de Engelschen en immer weer werd deze naam in al hun verhalen genoemd als die van hun meest gehaten vijand, die steeds op de loer lag, steeds gereed was hen

te bespringen en die hen tot nooit Versagende waakzaam- heid dwong. Op 'n dag, dag van droefenis, liep mijn haven leeg, de vloot vertrok en keerde nimmer weer. Mijn verlaten reede hoorde niet meer het kanongebulder, maakte geen feestelijken indruk meer door de vroolijke masten, van welks toppen de levendige driekleur lustig wapperde in den wind. E n thans moet ik beleven, dat de vijande- lijke schepen mijn haven zijn binnengeloopen, de trotsche vlaggen hoog in den'mast. De kustbatterijen k>ssen saluut- schoten inplaats van ze te verjagen ; zij deelen de lakens uit, zij zijn heer en meester en wanneer hun matrozen aan den wal gaan worden zij glimlachend door mijn doch- ters verwelkomd. Ik herken mijzelf niet meer, mijn geheele verleden verzet zich tegen dezen schandelijken toestand !

Nantes verhief thans haar stem :

Vroeger zag ik aan de kaden langs mijn breeden vloed de zwaar-beladen schepen met de bolle rompen specerijen, koffie en andere producten uit West-Indië lossen. Mijn nijvere reeders stuurden convooi op convooi naar de West;

steeds hoorde ik de burgers en de zeelieden met groote bewondering over onze verre koloniën spreken, over het warme en geheimzinnige Louisiana, over Canada, van- waar wij onze pelterijen kregen, over de Antillen, waar het zoete suikerriet groeide ; ik zag hen vol blijdschap uit mijn breeden riviermond vertrekken en er nog meer ver- heugd weer terugkceren. De rijkdommen hoopten zich op in hun pakhuizen en hun deftige en weelderige huizen daverden van het feestgeschal. Toen kwam een tijd, dat ik hun trekken zag versomberen, dat diepe rimpels hun voorhoofden plooiden ; zij spraken van bloedige oorlogen, van zeeslagen, van hun door den vijand buitgemaakte schepen, van hun voor immer vernietigden handel. Einde- lijk kwam de vrede weer in het land, doch de groote ge- bouwen waren door de langdurige verwaarloozing ineen- gestort en niemand liet er nieuwe voor in de plaats zetten.

Waartoe zou het ook gediend hebben ? De koloniën, waar- op onze handel gebaseerd was, waren immers alle in vreemde handen gebleven, in handen van de Engelschen, die ik thans met een verwaand air door mijn stille straten zie slenteren. Wat is er dan toch gebeurd ? Hebben zij ons vaderland veroverd, na ons eerst van onze overzeeschc bezittingen te hebben beroofd? Ik begrijp er niets van.

Denken onze zonen er dan niet aan zich te verdedigen?

Zijn zij slaven geworden?

Nantes zweeg en Bordeaux begon daarom te verhalen : Langen tijd heb ik gezucht, eeuwen heb ik geleden onder het juk van den vreemdeling, dien ik thans feestelijk in mijn land zie onthalen.

Ik heb hem altijd op de loer zien liggen om terug te keeren en den voet weer op mijn kusten te zetten. Niet ver van mij verheft zich een stad1), die eens in een vlaag van krankzinnigheid tegen haar land in opstand kwam.

Wanneer zij alleen had gestaan zou zij waarschijnlijk i) La Rochelle.

319

(8)

D E T O E K Ü M S T

den al te ongelijken strijd niet hebben aangedurfd, maar de Engelschman, mijn vroegere meester, moedigde haar aan en steunde haar en zijn vloot kruiste onder onze kust.

De huichelaar beweerde slechts bijstand te verleenen aan zijn gcloofsgcnooten en de gewetensvrijheid te verdedi- gen, doch in werkelijkheid had hij zich nooit over mijn verlies kunnen troosten. Mijn wijnen smaakten hem beter dan welke andere ook en daar hij een zoon van mijn land is kon hij niets vinden, dat de bouquet en de onvergelijkelijke vurigheid mijner wijnen kon vervangen, keek hij uit naar een haven, waar hij tenminste den handel in deze wijnen zou kunnen monopoliseeren. Evenals bij mijn zuster van de Loire heeft hij ook mijn reeders geruïneerd door onze koloniën te kapen en ons uit Indië te verjagen. Dat ik niet ten onder ben gegaan heb ik te danken aan de fusten, vol met vloeibare zonneschijn, die in mijn kelders liggen opgehoopt, aan de tallooze vaten, die het sieraad van mijn kaden uitmaken. Maar ik heb dien wreeden tyran leeren kennen, dat schijnheilige wezen, wiens hart een met goud gevulde buidel is ; ik heb hem leeren vreezen en verachten.

Het is ten hemel schreiend, dat ik thans geheel Frankrijk, verblind door dwaasheid als eens het beklagenswaardige L a Rochelle, zich in zijn armen zie werpen om zich tegen een denkbeeldig gevaar te verdedigen en om zijn trots te voldoen. Ik herinner mij maar al te goed die ontzettende tragedie, nog zie ik de arme burgers sterven van honger voor dienzelfden Engelschman, die hen aan boord van zijn schepen uitlachte en zee koos, zoodra er gevaar voor hemzelf begon te dreigen. Denkt, Franschen, denkt aan dat verschrikkelijke voorbeeld ; vergeet nimmer, dat hij, die thans voorgeeft U tc beschermen, U w aartsvijand is, dat hij U zonder bedenken in den steek zal laten, zoodra zijn.eigenbelang het hem voorschrijft, dat hij U w doodstrijd met vreugde zal gadeslaan en dat hij niet zal dralen zijn hulp te verleenen om U den laatsten slag toe te brengen, wanneer hij er voordeel in ziet!

Thans' kwam de beurt aan Marseille :

Vroeger gingen mijn kooplieden naar het uiteinde der wereld om de specerijen van het Oosten, de zijde van China, de tapijten van de Levant te halen. Ik was de mededinger van Genua en Venetië, wij alleen beheerschten de Middel- landsche Zee, die onze zee was, en geen vreemdeling had het moeten wagen ons den toegang ervan te versperren.

Tegenwoordig kan ik haar onmogelijk naar eigen goed- dunken bevaren. Op de zuilen van Hercules, op de rots van Malta, op Cyprus voor de kust van Syrië, op den' vuurtoren van Alexandrië, overal zie ik dezelfde kleuren wapperen, zijn de monden van dezelfde kanonnen dreigend op den vreemdeling gericht. Wee u, wanneer ge de Brit- sche wet durft trotseeren ! Van alle forten zou het kanon- gebulder weerklinken, uit alle havens zouden pantser- kruisers komen opdagen en, onbeschermd als ik lig achter mijn belachelijk kleine eilanden, zou er spoedig niets an- ders dan een puinhoop van mij overblijven.

320

Heeft er ooit een verfoeilijker tyrannie op aarde bestaan ? Ik ben een dochter van de oude Hellenen, geharde zee- lieden, die zich vroeger tegen een dergelijke aanmatiging verzet hebben, tegen het ondragelijke streven van Tyrus en Sidon om den geheelen wereldhandel te monopoliseeren, en die Rome hielpen om het laatste broeinest van het despotisme ter zee te helpen uitroeien, het verwaande Carthago, dat wij heden ten dage in het eiland van den mist zien herleven. De vrijheid is mijn koningin, de vrije concurrentie mijn devies, de zee is een weg, waarvan ieder- een naar eigen wil gebruik moet kunnen maken, waar plaats moet zijn voor allen ! Welk een droefheid voor mij, dat ik mijn volk thans al de schoone tradities van zijn ras moet zien verzaken, dat het helpt de ketenen te smeden, die bestemd zijn de geheele wereld in boeien te slaan, waardoor zij overgeleverd zal worden aan de grillen van een trotschen meester ! Welk een kwelling te moeten zien, hoe de huur- lingen uit Indië, het Indië, dat ons vroeger door een buit- belusten en wreeden tegenstander werd ontroofd, mijn straten doorkruisen, gegroet door mijn verdwaasde kin- deren ! Weten zij, waanneer zij juichen en zich dronken maken met hun eigen vreugdekreten, — weten zij waar- voor die gebronsde slaven eigenlijk ten strijde trekken, koelbloedig den dood tegemoet gejaagd door hun mees- ters, die onbewogen uitrekenen hoeveel hun elke gesneu- velde soldaat kost en hoeveel hij opbrengt? Weten zij dat het voor hun eigen onderwerping is ; om hun mooie haven te laten verloopen, om te zorgen, dat hun weinige schepen slechts gebruik zullen maken van de wegen, voor- geschreven door de Meesters der Wereld, die dan eindelijk de alleenheerschappij zullen bezitten, eindelijk bevrijd zullen zijn van degenen, die thans hun leven laten ter verdediging van dat verheven goed der Menschheid : de vrijheid der zeeën !

Daarna sprak Lyon :

De klacht van al die havensteden, mijne zusters, waar- op Frankrijk zoo trotsch was en die het beschouwde als zijn bevoorrechte kinderen, heb ik begrepen en ik maak haar ook tot de mijne, want haar welvaart en haarvijanden zijn eveneens de mijne. Mijn rijkdom is gegrondvest op de vrij- heid van handel; wanneer haar de zeewegen worden ver- sperd moeten mijn fabrieken hun deuren sluiten, zijn mijn zonen genoodzaakt de handen werkeloos in den schoot te laten rusten en zal mijn volk door den honger gekweld worden. Ik hoor thans in mijn straten uitdrukkingen van haat bezigen tegen een volk, dat mij nimmer kwaad heeft gedaan, noch zelfs gepoogd heeft mij te benadeelen, dat in- tegendeel steeds de luxe-artikelen bij mij is komen koopen, die in mijn fabrieken vervaardigd worden. De Engelsch- man, die men thans feestelijk ontvangt, is daarentegen mijn heftigste en meest unfaire concurrent. Meer dan eens ben ik door zijn sluwheid en zijn valsche streken tot den hongersnood gebracht, heeft hij mijn kinderen tot on- vruchtbare opstanden aangezet. Voor mijn bestaan heb

(9)

ik katoen en zijde noodig ; waarom moet ik, als ik deze wd koopen, een cijns aan Engeland betalen? Die cijns zou nog hooger worden wanneer — wat God moge verhoeden

— deze oorlog zou eindigen met de onderwerping der wereld aan de Britsche heerschappij !

U i t een hoop verwelkte kransen en verkleurde vlaggen klonk thans een lieve en zachte stem, die aldus sprak1) :

Wat wil men van mij ? Waarom bedekt men mij met deze bloemen, die ik niet gevraagd heb? Waarom ben ik veroordeeld eiken dag redevoeringen vol haat te hooren, uitgesproken door menschen, die mij niet kennen tegen hen, die mij vroeger gebouwd hebben te midden van die weelderige en schoone vlakten van de Elzas, waar een an- dere taal weerklinkt dan in dit land ? Waarom overstelpen zij mij met hun liefdesbetuigingen, terwijl zij tegelijkertijd mijn kinderen beleedigen en vervloeken? Rustig en te- vreden lag ik in de schaduw van mijn hooge en prachtige kathedraal, dicht bij de groote rivier, die de steden van het oude en groote Duitschland, mijn vaderland, met el- kaar verbindt. De zonen van Germania kwamen bij mij aan de bronnen der wijsheid drinken en zij verlieten mij om groote dichters te worden, wijsgeeren, die den trots der menschheid uitmaken.

Ik verheugde mij erover hen binnen mijn muren te mogen ontvangen, ik was gelukkig hun van dienst te kun- nen zijn als bemiddelaar om het naburige volk te leeren kennen, U w volk, dat zij bewonderden en beminden. Door mijn bemiddeling hadden vruchtbare gedachtenwisselingen plaats, door mij vloeide onophou- delijk de stroom van grootsche en edelmoedige ideeën, die in beide landen bevruchtend werkte. Ik geerde de menschen elkaar te hoogachten en te beminnen. Toen kwam de dag, dat van bloed druipende beulen zich van mij mees- ter maakten en mijn kinderen naar het schavot sleepten.

Mijn taal werd gebannen, en degenen, die zich op dezelfde wijze bleven uitdrukken als hun vaders het gedaan hadden werden vervolgd. Mijn overweldigers hebben mij geschand- vlekt, mij aan hun zegewagen gebonden en in triomf rondgeleid, bewerende dat zij alleen sinds eeuwen recht op mij hadden ! H u n duivelsch optreden had helaas maar al te veel succes : door dreigementen en verlokkingen slaag- den zij erin een groot aantal mijner zonen naar hun zijde over te halen. Tot het oogenblik aanbrak, waarop ik aan mijn vaderland werd teruggegeven, ik weer begon te leven en van mijn wonden te herstellen ; opnieuw zag ik de jonge menschen weetgierig naar mijn scholen stroomen, ik bloeide weer op in rijkdom en macht. E n nu begonnen de vreemdelingen, voor wier wetten ik mij had moeten bukken, plotseling een liefde voor mij te veinzen, die nooit in hun harten bestaan had. Zij, die onophoudelijk den spot met mij hadden gedreven, die mij steeds hadden beschouwd als een indringster, die mij hadden uitgelachen over mijn verlegen pogingen om hun taal te spreken, zij begroeven

J) Straatsburg.

mij thans onder bloemen, noemden mij het troetelkindje van hun ras, het kleinood van "hun land. Zij beweerden slechts aan mij te denken, en misschien was dat ook zoo, want U , mijn zusters, vergaten ze, U , de wettige dochters van hun land ! Wat een droefheid moet dat voor U ge- weest zijn ze naar mij toe te zien komen, ze steeds mij te hooren prijzen, terwijl ze U geen blik waardig keurden ! Het was alleen hun ijdelheid die sprak, hun beleedigde trots, hun woede, dat men ze hun prooi had afgenomen ! Met U lijd ik onder deze dwaasheid. In de ijdelc hoop mij terug te kunnen rooven, mij opnieuw in boeien te kun- nen slaan, hebben zij U thans aan U w doodsvijand overgeleverd. U w klachten doen mij van schaamte blozen, want aan mij hebt gij U w ongeluk te wijten ! Maar vooral moet gij er diegenen voor verantwoordelijk stellen, die U in h.un jammerlijke verblindheid ten verderve leiden !

Langen tijd heerschte er thans stilte. Het laatste beeld, dat van Rijssel, had nog geen woord gesproken. Het scheen te rillen onder de vlaggen, waarmee ook dit beeld bedekt was. Eindelijk hoorde ik zijn stem, klagend en zwak als een zuchtje :

Nu ze mij verloren hebben zijn ze dol op me. Geen woord, geen glimlach, geen bloem hadden ze voor mij over toen zij hun bombastische woordzwelgerijen tegenover U , o Straatsburg, moesten uitvieren. E n als ik droef gestemd ben is dat niet, omdat ik in handen van den vijand ben gevallen, maar wel omdat ik de verfoeilijke leugens doorzie, waarmee degenen, die zich van de macht in ons ongeluk- kige land hebben meester gemaakt, het volk dat zij regee- ren misleiden. Zij hebben den mond vol over barbaarsch- heid en ik zie niets dan menschlievendheid om mij heen ; zij gaan prat op hun overwinningen en nog steeds hebben zij mij niet kunnen verlossen ; zij schimpen en schelden op menschen, die beter zijn dan zij. H u n vlaggen laten mij koud en hun snoeverijen stuiten mij tegen de borst.

Opnieuw heerschte alom stilte, thans voor goed. Ik hoorde niets meer dan het zachte wapperen der vlaggen, dat de laatste woorden ironisch scheen te onderstreepen.

Langen tijd bleef ik nog op dezelfde plaats staan, wachtend op iets dat niet kwam, en ging tenslotte mijns weegs, ver- diept in droevig gemijmer.

Eene reis naar het Duitsche westfront

(Van onzen bijzonderen correspondent)

i^^TZ^ E R W I J L ik me neerzet om te schrijven gaat 'jfr-ï^ juist eene af deeling troepen voorbij op weg

muP&M)

n a a r h c t front Met bloemen ge t o o i d §a a n

g^!|^Jif

de krachtige kerels hunne misschien onbe- kende bestemming tegemoet. Ik wil u echter geen be- schrijving geven van het vertrek van troepen naar het front na bijna 2 jaar oorlog, doch U vertellen van een reis naar de Vlaamsche kust en naar het gebied om Yperen, 321

(10)

Ö Ë T O E K O M S T

waartoe U w correspondent door welwillendheid van het Kriegspresseamt in de gelegenheid werd gesteld. Op den I2den Juni bevond zich een internationaal groepje jour- nalisten aan het Bahnhof Friedrichstrasse teneinde onder geleide van eene kapitein van het Kriegspresseamt de reis naar Vlaanderen te aanvaarden. In Keulen sloot zich nog een Hollander bij het gezelschap aan, en hierdoor was ons gezelschap aangegroeid tot negen. Een lastige taak de lei- ding te hebben over zulk een internationaal groepje neu- tralen, te zorgen, dat alles glad van stapel loopt en de ver- schillende temperamenten niet met elkaar in botsing komen. Onze^leidsman verstond deze kunst uitmuntend en al hadden er wel eens heftige woordenwisselingen plaats tusschen een Griek van Turksche nationaliteit, een Roe- meen, die alle mogelijke betrekkingen bij de "hand had ge- had en tenslotte bij de journalistiek verzeild was, en een langharige vurige Spanjaard, die het Duitsch met een me- taalklank uitsprak, telkens wist hij die door een bon mot weder tot bedaren te brengen.

De eerste plaats van bestemming wras Brugge, de hoofd- stad van West-Vlaanderen en reeds gelegen in het etappe- gebied. Voor men echter het generaal-gouvernement België binnenkomt heeft er nog een zeer strenge pas- visitatie en doorzoeking der bagage in Herbesthal plaats, Dank zij echter het officieele karakter der reis was de zaak hier voor ons weldra in orde. Na Herbesthal begint men spoedig de eerste sporen van den oorlog gewaar te worden en hoewel de Duitschers al het mogelijke gedaan hebben de nijverheid in België weer aan den gang te krijgen, ligt de anders zoo levendige fabrieksstad Verviers stil en verlaten daar.

Aangezien we met den sneltrein Berlijn—Brussel reizen bereiken we weldra via Luik en Leuven (van welks ver- woestingen van uit den trein weinig te zien is) Brussel.

Vreemd doet het dengene, die voor het eerst sinds den oor- log in Brussel komt en het van uit vredestijd kent aan, het gare du Nord leeg te zien, en op een groot bord de verschillende bepalingen der militaire overheid te lezen met aanwijzingen, dat de Duitsche soldaten zich behoorlijk gé- dragen moeten en de officieren den groet der Belgische politieagenten te beantwoorden hebben.

Onze gemakkelijke slaapwagen wordt hier verlaten en in een Belgischen wagen de reis naar Brugge voortgezet, waar we tegen den avond aankomen. Het anders zoo lachend Vlaamsche land ligt somber in dezen kouden Juni- avond en ook het graan heeft zichbaar te lijden onder de striemende regenvlagen, die tegen de raampjes der coupé's kletteren en nu al sedert meerdere dagen de velden, waar eerst de oogst zoo veelbelovend op stond, onder water zetten en de wegen in modderpoelen herschapen. Gelukkig, dat de droogte niet lang meer op zich heeft laten wachten.

Voor den volgenden dag stond een bezoek aan Ostende en de Vlaamsche kust op het programma. In Ostende merkt men eerst recht, dat men in bedreigd gebied is. De anders zoo vroolijke badplaats is geheel stil, de meeste huizen zijn verlaten en hoewel het verkeer op den boulevard weer opengesteld is, ligt deze eenzaam onder den Westenwind,

322

die ons het zand in oogen en neus jaagt. Door de militaire overheid waren drie automobielen ter beschikking gesteld, teneinde ons naar Middelkerke te vervoeren, doch eerst werd nog een bezoek gebracht aan eene langs de kust op- gestelde batterij. De matrozen, die nu al zoo lang dit'ge- deelte bezet houden, hadden zich hier zoo comfortabel mogelijk ingericht. Niet alleen, dat hun verblijf uitstekend was en zoo veilig, alsof er geen Engelsche vloot bestond, die wel eens onaangename verrassingen kon bereiden, doch ook hadden ze met ijver het. tuinmansbedrijf ter hand ge- nomen en stonden de rijen kropsla en boonen even keurig gericht als in het Westland. De Engelschen waren hun zelfs in hun pluimveefokkerij behulpzaam geweest door achter hunne versterkingen een granaat van 34 c.M.

te laten ontploffen. Het hierdoor ontstane kolossale gat was thans in een eendenvijver herschapen. Ook middelen tot versiering waren hun door de Engelschen toegezonden, 2 Engelsche mijnen stonden als wachten aan den in- gang, andere weer dienden als bloempotten. De Tiger had een 38 c.M. granaat afgezonden, die, niet ontploft, thans het middelpunt vormde van een bloemperk.

Middelkerke zelf is er treurig aan toe. Hier heeft het vijandelijke geschut in November 1914 en Juli 1915 eene geduchte vernieling aangericht, vrij zinneloos, daar van de Duitsche bezetting slechts weinigen geraakt zijn en de bevolking het slachtoffer ervan is. Toch leven hier nog inwoners, die zich allen'naast hun huis een bomvrij onderkomen gebouwd hebben. Ongeveer 80 kinderen be- zoeken geregeld de school. Een groote ziekeninrichting, naast het hotel Excelsior was door de Duitschers ook als zoodanig gebruikt, doch bij vergissing door Fransche en Engelsche vliegers met bommen bestookt, zooals ons door onzen leidsman op dezen tocht, een luitenant der land-

• weercavalerie werd medegedeeld. In Middelkerke werden de auto's verlaten en moest de tocht verder te voet worden voortgezet, eerst door de ruines van Middelkerke, daarna door die van Westende-bad. Westende-bad is, daar het al dicht bij de linie's ligt geheel door de inwoners ver- laten. Toch werd ons hier vergund voorzichtig een kijkje te nemen op den pier van Nieuwpoort, waarin door de Duit- schers een groot gat geschoten is. Ook hier in de duinen hadden de matrozen zich zoo goed mogelijk ingericht in half in het duin uitgegraven, half er boven uitstekende hutjes. Bepaald aangenaam was het er vanwege het door den feilen wind opgejaagde zand niet, doch vooral in den winter moeten de mannen het er hard te verduren hebben gehad. Fel is in deze omstreken op het einde van '14 ge- streden. Vereenigd liggen de gevallenen op een groot kerkhof bij Westende-dorp. Ter eere van hen, die hier hun leven voor het vaderland gelaten hebben is met de voor- handen middelen een eenvoudig gedenkteeken opge- richt,' waarop door de soldaten gebeiteld is :

Auf deutscher Wacht Wir alle gleich Bis zum Tode getreu Für Kaiser und Reich.

Dank zij het feit, dat het dien dag zeer stil was aan het

(11)

front (d.w.z. dat er weinig of niet geschoten werd) konden we weer in auto's naar Ostende terugkeeren, alwaar we door den bevelvoerendcn generaal voor het middagmaal uitgenoodigd waren.

In Ostende hebben de Duitschers uit den aard der zaak wel eenige veranderingen in de bestemming van sommige gebouwen gebracht. Zoo is de Kursaal, dat monster van bouwkunst, veranderd in een groot uitspanningslokaal voor matrozen en in de zaal, waar anders het „rien ne va plus" geheel gevuld met tafeltjes, waaraan de jantjes zit- ten, die geen wacht hebben of een der talrijke andere be- trekkingen, zooals trambestuurder, schoenmaker, ja wat al kunnen deze kerels niet, waarnemen. Een groot parti- culier huis is veranderd in een keurige welvoorziene bi- bliotheek, andere huizen zijn kleine magazijnen geworden, doch het koninklijk paleis is precies gebleven, zooals het was. Een vijandelijk vlieger heeft echter, vermoedelijk denkende, dat daar de staf gevestigd was er een bom op geworpen, welke echter niet noemenswaardig schade heeft aangericht. In de portierswoning zetelt thans een matroos, doch dit is ook het eenige teeken der Duitsche" bezetting.

Eenvoudig zelfs stijlloos is het inwendige van het gebouw, alleen de anti-chambre is zuiver in Louis X V I stijl gehou- den. In de zalen voor de koninklijke prinsen staat nog ge- heel onaangeroerd het schoolbord, waarop aan dezen de laatste les is gegeven. Bovenaan staan daarop in het Hol- landsch de spreuken „Oortjes open, mondjes toe" en

„Spreekt altijd de waarheid" en verder is er een plan op geteekend van eenen langen tocht van 32 K . M . gedeelte- lijk per tram, motorboot en te voet. Alles is in de twee talen geschreven. Dicht daarbij bevindt zich het zwem- bassin van den ouden koning Leopold met een allegorische voorstelling van de vervolging van het vuur op den muur geschilderd. Het zwembassin zelf is met eenen parket- vloer overdekt. Verdergaande bereikt men de werkkamer van dezen vorst. Een zonderlinge werkkamer echter!

De werken van Didcrot, Pascal, Montesquicu, Le Sage dienen hier als dekmantel voor meubelen, welke men ge- woonlijk slechts in slaapkamers vindt en zoo heeft elk meubelstuk een gansch andere bestemming dan die, welke men er op het eerste gezicht aan zoude geven. Vanuit deze werkkamer leidt een achtertrap naar eenen uitgang, vlak bij het huis, waar de beroemde Cleo woonde !

De Ostende met de andere kustplaatsen verbindende tram is voor gewoon verkeer buiten gebruik en wordt slecht door de troepen gebezigd. Plet is een eigenaardig gezicht een forsch matroos met de bajonet op zijde als trambestuur- der te zien optreden.

In Westduyne is door het legerbestuur een, Genesungs- heim" voor officieren en manschappen, die voor hun alge- heel herstel de zeelucht behoeven, ingericht. Het scheen me toe, dat langs deze geheele kust de manschappen er beter aan toe zijn, dan hunne kameraden in de loopgraven.

Wel een zware dienst, doch goed eten, een goed onderko-

men en een prikkelend frissche zeelucht. Langs Blanken- berghe werd nu Zeebrugge bereikt, waar we in de gelegen- heid werden gesteld onze opwachting te maken bij den aldaar commandeerenden admiraal. Zeebrugge zelf heeft niet veel geleden onder het Engelsche bombardement, de z.g. Mölc is geheel onbeschadigd. De watertoren is een te goed mikpunt voor het geschut van uit zee ople- verend, door de Duitschers zelf opgeblazen, doch de slui- zen het vernielen waarvan het voornaamste doel van het bombardement was, functioneeren zoo goed als immer en vertoonen behalve eenige krassen op de zijmuren hoegenaamd geen sporen van het er op gerichte vuur.

Van Zeebrugge werd wederom Brugge bereikt, w^aar ons den volgenden dag van eenen officier van de aldaar geves- tigde commandantur de verschillende merkwaardigheden der stad getoond werden. Geheel had deze zich in de ar- chitectonische schoonheden, die Brugge rijk is, ingewerkt.

Brugge is niet veel veranderd en is het stille stadje van Rodenbach gelijk steeds. Opvallend is alleen, dat in tegen- stelling met andere steden in Vlaanderen, in Brugge alle Fransche opschriften verwijderd zijn. Of dit wel de juiste manier is om het land te vervlaamschen ? ')

[ 's Middags werd de reis naar. . . . in Noord-Frankrijk, waar het commando van het . . . . legercorps gevestigd is, ondernomen en 's avonds werden we gastvrij door den generaal von Katten aan tafel genoodigd, waarna het pro- gramma voor den volgenden dag, zijnde een bezoek aan de stellingen tegenover Yperen, opgemaakt werd.

Geen annexatieplannen?

Reuter seinde 5 Juli uit Londen:

„Het Algemeen Handelsblad maakt in zijn avondblad van 27 Juni gewag van het bestaan van een beweging voor inlijving van Nederlandsch gebied bij België, welke door de Belgische regeering te Havre zou worden begun- stigd, indien al niet aangemoedigd.

Reuter's Agentschap is officieel gemachtigd te verklaren, dat bovenstaande bewering ten eenenmale ongegrond is.

Zoomin de Belgische, als de Engelsche of Fransche regee- ring namens haar, heeft ooit een beweging of plannen begunstigd of aangemoedigd, om van Nederland eenigen afstand van grondgebied te eischen of af te dwingen."

In dit bericht treft het, dat daarin slechts van den verleden tijd sprake is. De betreffende regeeringen hebben geen annexatie- propaganda begunstigd. Zij verbinden zich echter tot niets en een belofte ligt in dit communiqué allerminst. Het is dan ook prematuur, om (gelijk bijv. de Nieuwe Crt. doet) als titel van dit bericht te kiezen: geen annexatie\>\nm\vn. Dal duidt op de toekomst en daaromtrent, juist het voornaamste, laat Reuter ons in volslagen onzekerheid. Bovendien worden de annexio- nisten in geen enkel opzicht gedesavoueerd.

]) Het is één van de middelen, en in het hart van Vlaan- deren zeker niet misplaatst. (Red).

323

(12)

D E T O E K O M S T

UIT VLAAMDEREN

De oproep tot de neutralen

en . . .

Het antwoord der Vlamingen

In de Toekomst v a n 29 A p r i l en 17 J u n i j.1. h e b b e n wij de a a n d a c h t g e v e s t i g d op d e n z o o g e n . „ O p r o e p tot de n e u t r a l e n " . A l w e e r een a d r e s b e w e g i n g v a n I 2 2 l a n d - g e n o o t e n , o m een actie der neutrale Staten' i n het l e v e n te roepen ter v e r k r i j g i n g v a n v o l l e d i g herstel v a n B e l g i ë i n d e n o u d e n toestand.

A l deze o n t w i k k e l d e en geleerde onderteekenaars zijn h i s t o r i s c h en s t a a t k u n d i g z ó ó slecht op de hoogte, dat zij de b e g r i p p e n natie, v o l k en staat i n 't geheel niet uit e l k a a r v e r m o g e n te h o u d e n . Z i j s c h e r m e n m e t d i k k e w o o r d e n v a n „ d e hoogste b e l a n g e n der m e n s c h h e i d " ,

„ B e l g i ë , de broederstaat v a n N e d e r l a n d " , enz , o m zieltjes te w i n n e n .

In h u n ijver o m de E n t e n t e - b e l a n g e n te d i e n e n , zien deze 122 onderteekenaars van d e n o p r o e p over het h o o f d , dat de B e l g i s c h e Staat geen B e l g i s c h e natie o m v a t , en dat zij bij h u n strijd tot herstel v a n d e n B e l g i s c h e n Staat z o n d e r eenige restrictie, naar v e r m o g e n m e d e w e r k e n o m de V l a m i n g e n en h u n v r i j h e i d m i s s c h i e n v o o r g o e d te v e r n i e t i g e n .

H o e de k l e i n e natie der V l a m i n g e n zélf over de be- w e g i n g dezer heeren d e n k t , blijkt d u i d e l i j k g e n o e g uit het h i e r v o l g e n d e a n t w o o r d v a n het N a t i o n a a l V l a a m s c h V e r b o n d .

Vlaanderens oproep tot de onzijdige volkeren (als antwoord op dien der Nederlandsche

hoogleeraren enz.)

Door Nederlandsche bladen v a n 6 J u n i j . 1 . werd ons, V l a - mingen, bekend gemaakt, dat een oproep, uitgaande van ruim honderd hooggeleerden, kunstenaars en andere bekende per- sonen, aan de neutrale Staten werd gericht om tegen de woor- den v a n den Duitschen Rijkskanselier met betrekking tot Bel- gië uitgesproken, in te gaan.

Daar dit in de eerste plaats ons aangaat en ons toekomstig lot betreft, wenschen wij ook onze opvatting hieromtrent te laten kennen en hopen op een even zoo welwillende en zakelijke overweging door de neutrale Staten te mogen rekenen.

Het Nationaal Vlaamsch Verbond, buiten allen partijgeest gesticht en werkzaam, besloot, in zitting v a n 20 J u n i 1916, het volgende aan uw welwillende aandacht te onderwerpen.

In bedoelden oproep lazen wij ten eerste ;

„ H e t is de broederstaat v a n Nederland. De wegen dezer broe- ders zijn uiteengeloopen, maar des te meer is het de plicht v a n

324

Nederland, dat v l a k naast zijn deur het lijden zich ziet voltrek- ken, op te komen voor hem, die ternederligt en zijn uiterste best te doen om hem op te richten."

In dezen broederstaat zijn wij Vlamingen alléén hun broe- ders, daar wij een en dezelfde taal spreken en het Waalsch ge- deelte v a n België die taal steeds verloochend en vervolgd heeft.

De ternederliggende in dezen Staat is dus het Vlaamsche volk, dat nu sedert 1830, toen het v a n de Noorderbroeders met Fransch wapengeweld, een machtigen vreemdeling, werd afge- scheurd, onder Waalsche verdrukking zucht, ten bewijze : de in Noord-Nederland algemeen bekende Vlaamsche Beweging, deze zes-en-tachtigjarige hopeloozc strijd, zoo verschrikkelijk, hoewel onbloedig, daar hij het hoogste goed betreft: de zelf- standigheid v a n een volk. N a de Belgische omwenteling van 1830, onder vreemden invloed uitgebroken, werd die ver- drukking door de Fransche staats- en legermacht, met Engelsche toestemming in België bevestigd, door het uitroepen v a n de Fransche taal als de eenige officieele taal in regeering, wet- geving, bestuur, leger, gerecht, en onderwijs. De Vlamingen werden burgers v a n tweede klasse. „ L ' é l é m e n t germanique doit disparaitre en Belgique" (woorden v a n Charles Rogier, omwentelaar en minister na 1830). D a n nog geheel onlangs, ter gelegenheid v a n de Gentsche Wereldtentoonstelling in 1912, de verklaring v a n den Franschen minister D a v i d in volle Fransche K a m e r , om een zware toelage te wettigen ten gunste dezer tentoonstelling : „ L a participation de la Franco a, 1'ex- position de Gand apparaissait donc a, nos voisins et amis de la Belgique comme autre chose qu'une manifestation commerci- ale. . . ., la participation francaise fut sollicitée paree que nous étions la sur un terrain oü notre influencc a, 1'extérieur est tout p a r t i c u l i è r e m e n t mise en cause. . . . Nous avons dé- cidé de créer la, toute unc organisation de vulgarisation de la langue et de la pensee francaises. . . . L a Chambre connait maintenant la pensee du Gouvernement. (Journal offic. de la R é p u b l . francaise 1912, bz.-3374).

Tegenover die Fransche inmenging in de binnenlandsche politiek v a n België, en welke de uitroeiing v a n het Vlaamsch element alhier beoogde, bleven dc Hollandschc geleerden on- verschillig en onbetuigd ; des te meer bevreemdend schijnt dan ook hun huidig optreden, thans dat een andere mogendheid ons volk w i l helpen heropbeuren.

Ten tweede : „ d a t het bloedig neergeslagen land na den oorlog geen zelfbeschikking wordt toegedacht en dat Duitsch- land zeggenschap zal hebben in vragen van Belgische binnen- landsche politiek."

Wij kunnen niets dergelijks vinden in de woorden v a n den Duitschen Rijkskanselier en zoo hier toch bemoeiing is met Bel- gische binnenlandsche politiek zoo moeten wij verklaren, dat de Noord-Nederlandsche hooggeleerden zich aan het- zelfde euvel bezondigen, die een oproep deden ten gunste der Finnen tegen Rusland en nu deze er zich eveneens aan bezon- digen, met dit bedroevend verschil echter, dat deze oproep niet tegen de verdrukkers, maar tegen de verdrukten, tegen de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat ze vaak veel minder goed weten, is hoe ze die precieze kennis moeten vertalen naar een taal die ook door burgers te begrijpen is.. Terwijl dat in een democratie natuurlijk

De distributie van elektriciteit alsmede het plaatselijk vervoer van elektriciteit door mid- del van netten waarvan de nominale span- ning lager is dan of gelijk is aan 70.000 volt,

Tussen Antwerpen en Brussel zitten de treinen vol met passagiers, daarna zijn ze leeg, maar die indruk mag niet gewekt worden, dus moet alles op één nationaal netwerk lijken..

Nederlandse leden buigen zich niet over de dossiers die in de eigen regio zijn opgesteld.. Zo willen ze

Van alle schepen, bestemd tot het doen van reizen in Nederlandsch Indie, en varende onder Nederlandsche vlag, welke, uit hoofde van hunne geschiktheid (ter beoordeeling van

Verhagen: ‘Het ontwikkelteam voor i-Tree Nederland heeft nog maar enkele onderdelen vertaald naar de Nederlandse situatie.. Dat zijn de jaarlijkse waterafvang,

In de Regio Twente wordt enerzijds door de leden in het algemeen bestuur actief mandaat opgehaald door de gemeenten die hen afvaardigen (Regel 140-141, Interview Regio

 Wij merken bij onze collectieve inkoopactie zonnepanelen dat bewoners van monumenten en in beschermd dorpsgezicht afhaken doordat ze vastlopen in de vergunningsaanvraag,