• No results found

Groeien na verlies van partner?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Groeien na verlies van partner?"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

50/3

Groeien na verlies van partner?

Een kwantitatief onderzoek onder jonge weduwen

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs

| Tijdschrift Klinische Psychologie, 2020, 50(3), 223-236 |

SAMENVATTING

Verlies van een partner is een van de meest ingrijpende levensgebeurtenissen, zeker wanneer zich dit op een onverwacht moment, vroeg in de levensloop voordoet.

In dit artikel wordt verslag gedaan van een crosssectioneel onderzoek onder jonge weduwen naar de relatie tussen persoonlijke groei en welbevinden na het verlies van de partner. Er is onderzocht welke vormen van sociale steun samenhangen met persoonlijke groei. Via besloten onlinefora hebben 153 jonge weduwen aan deze studie deelgenomen. Persoonlijke groei is gemeten met de Posttraumatic Growth Inventory-Short Form (Cann et al., 2010), welbevinden met de Mental Health Continuum-Short Form (Keyes, 2002), alledaagse steun en ondersteuning bij problemen met de Sociale Steun Lijst-Interacties-12 (Van Eijk, Kempen, & Van Sonderen, 1994), tevreden zijn met, te- kort hebben aan en te veel ontvangen van sociale steun met de Sociale Steun Lijst-Discrepanties (Van Sonderen, 1991). De resultaten tonen dat persoonlijke groei samenhangt met welbevinden:

hoe meer persoonlijke groei ervaren wordt, hoe meer welbevinden er wordt gerapporteerd. Alle- daagse steun is, onafhankelijk van de overige vormen van sociale steun, positief geassocieerd met persoonlijke groei, en sociale ondersteuning bij problemen laat een negatieve associatie zien. Al- ledaagse steun, zoals bezoek van vrienden of familie, het tonen van interesse, maar ook tevreden- heid over de ontvangen sociale steun kan bijdragen aan persoonlijke groei. Sociale ondersteuning bij problemen daarentegen kan de regie over het eigen leven in gevaar brengen, met minder ruimte voor groei en welbevinden als gevolg. Naast aandacht voor de beperkingen van deze studie en aan- bevelingen voor verder onderzoek, wordt ook kort ingegaan op mogelijke klinische implicaties.

Trefwoorden: persoonlijke groei, mentale gezondheid, sociale steun, jonge weduwen

Inleiding

Het verlies van een partner is een van de meest ingrijpende levensgebeurtenissen, zeker wanneer dit op een onverwacht moment, vroeg in de levensloop gebeurt (Lemme, 1999).

Eind 2019 waren ruim 11.500 Vlaamse (Statbel, 2019) en ruim 23.000 Nederlandse vrou-

(2)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs wen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019) hun partner verloren voor hun vijfenvijf- tigste levensjaar. Jonge weduwen, geconfronteerd met het onvoorziene verlies van de partner, krijgen te maken met praktische en emotionele uitdagingen. Zo verandert de fi- nanciële situatie vaak in negatieve zin (Lemme, 1999) en staan zij alleen voor de zorg voor opgroeiende kinderen die door het overlijden van een ouder een verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van psychische klachten (Cerel, Fristad, Verducci, Weller, & Weller, 2006).

Het plotselinge verlies gaat gepaard met intens verdriet, leed en innerlijke onrust, terwijl de jonge weduwe zich dient aan te passen aan de nieuwe situatie (Mahmood, 2006). Het onverwacht, vroege verlies van de partner wordt gezien als een traumatische gebeurtenis met een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychische en psychosomatische klach- ten, zoals depressieve gevoelens en slaapproblemen (Olff, Langeland, Draijer, & Gersons, 2007). Toch is het daarnaast ook mogelijk om persoonlijke groei te ervaren (Tedeschi &

Calhoun, 1996, 2004). In dit onderzoek is daarom gekozen voor de onderzoeksgroep van jonge weduwen, zijnde vrouwen tussen de 20 en 57 jaar met vaak nog opgroeiende kinde- ren jonger dan 18 jaar.

Ofschoon persoonlijke groei binnen de onderzoekswereld en het psychologische werkveld niet nieuw is, wordt in de praktijk de visie dat het meemaken van een onverwacht ver- lies van de partner kan leiden tot persoonlijke groei nog weinig uitgedragen (Drapeau, Lockman, Moore, & Cerel, 2019; Levi-Belz, 2019). Traditioneel focust de psychologische behandeling sterk op het verminderen van de negatieve gevolgen van de gebeurtenis, zoals rumineren of overmatig piekeren. Het is echter aangewezen om daarnaast ook te kijken naar de kansen en mogelijkheden die de nieuwe situatie biedt (Tedeschi & Calhoun, 2004).

Hierdoor is persoonlijke groei, na het doorworstelen van de crisis, vaak wél mogelijk (En- gelkemeyer & Marwit, 2008; Gerrish, Dyck, & Marsh, 2009). Het gaat dan om een continu proces waarbij de pijn van het verlies naast de persoonlijke groei kan bestaan (Tedeschi

& Calhoun, 2004). Het is bovendien aannemelijk dat de positieve gedragsverandering als gevolg van persoonlijke groei (Tedeschi & Calhoun, 1996) een positief effect op het wel- bevinden heeft. Individuen met een hoog niveau van welbevinden hebben het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het kader van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven (Huber et al., 2011). Daarnaast is hoog welbevinden ook een beschermende factor tegen het ontwikkelen van psychopathologie (Lamers, Wester- hof, Bohlmeijer, Klooster, & Keyes, 2011).

Resultaten van eerdere studies naar de relatie tussen persoonlijke groei na het verlies van een naaste en mentale gezondheid laten een inconsistent beeld zien. Zo observeerden Davis, Nolen-Hoeksema, en Larson (1998) dat het vinden van zin en waarde in de ver- lieservaring geassocieerd was met minder distress anderhalf jaar later. Eisma, Lenferink, Stroebe, Boelen, en Schut (2019) vonden echter een positief noch een negatief effect van

(3)

persoonlijke groei op mentale gezondheid. Ze concludeerden dat het onduidelijk is of per- soonlijke groei na het verlies van een naaste bijdroeg aan een gezonde verwerking van de verlieservaring. In de huidige studie willen we deze relatie verder onderzoeken en toetsen of persoonlijke groei bij jonge weduwen geassocieerd is met welbevinden.

Hulpbronnen, zoals sociale steun, kunnen dit groeiproces bevorderen (Tedeschi & Cal- houn, 2004). Een meta-analyse naar de verschillende factoren die bijdragen aan persoon- lijke groei concludeert dat sociale steun een bijdrage kan leveren aan het ervaren van per- soonlijke groei (Prati & Pietrantoni, 2009). Ook recente studies uitgevoerd bij individuen die een naaste verloren hebben laten de rol van sociale steun bij het ervaren van groei zien (Drapeau et al., 2019; Levi-Belz, 2019; Richardson, 2016; Waugh, Kiemle, & Slade, 2018). Bohlmeijer stelt zelfs dat in het proces van persoonlijke groei sociale steun en aan- wezigheid van mensen die actief luisteren cruciaal zijn (Bohlmeijer, Bolier, Westerhof, &

Walburg, 2013). Onderzoek onder oudere weduwen suggereert dat voor sommigen infor- mele steun en vriendschap van familie en vrienden belangrijker zijn dan formele steun van therapeuten (Scannell-Desch, 2003). Het is echter onduidelijk welke specifieke vormen van informele, sociale steun bijdragen aan persoonlijke groei (Prati & Pietrantoni, 2009).

In dit onderzoek zijn daarom specifieke vormen van informele, sociale steun, namelijk alledaagse steun, ondersteuning bij problemen, en het verschil tussen tevreden zijn met, tekort hebben aan en een teveel aan sociale steun in relatie tot persoonlijke groei na ver- lies onderzocht. Verwacht werd dat alledaagse steun, ondersteuning bij problemen alsook

‘tevredenheid’ over de mate van ontvangen sociale steun positief samenhangen met meer persoonlijke groei, en dat zowel een tekort als een teveel aan sociale steun negatief samen- hangt met persoonlijke groei.

Persoonlijke groei na verlies

Persoonlijke groei na verlies verwijst naar een positieve psychologische verandering als resultaat van de worsteling met een uiterst uitdagende crisis in het leven (Tedeschi & Cal- houn, 2004). Deze groei manifesteert zich op vijf terreinen: meer waardering voor het leven, toegenomen zelfkennis, toegenomen bewustzijn van de eigen kracht, een sterker gevoel van verbondenheid met anderen en een rijker spiritueel leven (Tedeschi & Cal- houn, 2004). Het proces van een dergelijke groei start met een ingrijpende traumatische gebeurtenis die de bestaande kijk op de wereld onderuithaalt (Dekel, Levin, & Solomon, 2015). Het onverwacht, vroege verlies van een partner voldoet aan dit criterium (Yama- moto et al., 1996). De fundamentele cognitieve schema’s die iemand heeft over zichzelf en over de wereld worden in vraag gesteld en dienen opnieuw opgebouwd te worden. Dit herbeschouwen van de bestaande fundamentele schema’s gebeurt door de gevolgen van de

(4)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs traumatische gebeurtenis onder ogen te zien, te rouwen en negatieve emoties toe te staan (Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky, 2008). De automatische en indringende bele- vingen die hiermee gepaard gaan, ontwikkelen zich van ongecontroleerd naar gecontro- leerd, waarbij het durven tonen van de eigen kwetsbaarheid een belangrijke rol speelt in het groeiproces. Hulpbronnen, zoals sociale steun, kunnen dit groeiproces bevorderen. De persoonlijke groei wordt geleidelijk aan zichtbaar naast de pijn ten gevolge van het trauma en leidt tot een nieuwe vorm van fundamentele pragmatische levenswijsheid (Tedeschi &

Calhoun, 2004).

Methoden

Procedure

Voor dit crosssectioneel online vragenlijstonderzoek werden deelnemers geworven via verschillende besloten internetfora voor jonge weduwen in Nederland en België: Sterke Weduwes, N.E.S.T. en Ankerpunt.1 Bij deze fora zijn ongeveer vijftienhonderd jonge we- duwen in de leeftijd van 20 tot 57 jaar, met vaak nog opgroeiende kinderen, aangesloten.

Op deze fora werd tussen 23 maart en 23 april 2018 een korte oproep geplaatst waarbij om vrijwillige deelname aan een wetenschappelijk onderzoek naar persoonlijke groei en mentale gezondheid werd gevraagd. Er werden geen in- of exclusiecriteria – anders dan het meegemaakt hebben van het verlies van de partner – gehanteerd. Dit onderzoek werd goedgekeurd door de commissie Ethische Toetsing Onderzoek van de Open Universiteit en voldoet daarmee aan de ethische en juridische richtlijnen ten aanzien van wetenschap- pelijk onderzoek.

Meetinstrumenten

Persoonlijke groei werd gemeten met de Posttraumatic Growth Inventory-Short Form (Cann et al., 2010). Deze vragenlijst bestaat uit tien items. Een voorbeelditem luidt: ‘Sinds het verlies, zijn mijn prioriteiten over wat belangrijk is in het leven veranderd.’ De deel- neemsters konden op een zespuntsschaal gaande van 0 (Nee, niet ervaren verandering als gevolg van mijn crisis) tot 5 (Ja, zeer groot ervaren verandering als gevolg van mijn crisis) aangeven in hoeverre zij een verandering hadden ervaren. Scores werden berekend door middel van een somscore, waarbij de score voor totale posttraumatische groei ligt tussen 0 en 50. Hoe hoger de score, hoe meer persoonlijke groei wordt ervaren. De Nederlands- talige versie van de Posttraumatic Growth Inventory-Short Form is nog niet gevalideerd.

De Short Form is een goede vervanger voor de langere versie (Cann et al., 2010) en heeft

(5)

een hoge interne consistentie: α = 0,80 tot α = 0,90. Ook in dit onderzoek is de interne consistentie hoog: α = 0,82.

Welbevinden werd gemeten met de gevalideerde Nederlandstalige versie van de Mental Health Continuum-Short Form (Keyes, 2002; Lamers et al., 2011). Deze vragenlijst be- staat uit veertien items die drie dimensies van welbevinden meten: emotioneel welbe- vinden (drie items), sociaal welbevinden (vijf items) en psychologisch welbevinden (zes items). Emotioneel welbevinden verwijst daarbij naar de mate waarin positieve gevoelens aanwezig zijn, negatieve gevoelens afwezig zijn en levenstevredenheid ervaren wordt. Psy- chologisch welbevinden concentreert zich op optimaal persoonlijk functioneren en bevat aspecten zoals autonomie en zelfacceptatie. Sociaal welbevinden richt zich op optimaal functioneren in de maatschappij, zoals sociale contributie en integratie. De deelneemsters konden aangeven hoe vaak zij in de afgelopen maand een specifiek gevoel hadden ervaren op een zespuntsschaal gaande van 0 (Nooit) tot 5 (Iedere dag). Een voorbeeldvraag luidt:

‘In de afgelopen maand, hoe vaak had je het gevoel dat je tevreden was?’. Scores werden berekend door middel van een somscore, waarbij de score voor het totale welbevinden ligt tussen 0 en 70. De scores voor de drie subschalen liggen respectievelijk tussen 0 en 15 (emotioneel welbevinden), 0 en 25 (sociaal welbevinden) en 0 en 30 (psychologisch wel- bevinden). Hoe hoger de score, hoe beter het welbevinden. De Mental Health Continuum- Short Form heeft in dit onderzoek een hoge interne consistentie (emotioneel welbevin- den: α = 0,87, psychologisch welbevinden: α = 0,88, sociaal welbevinden: α = 0,79 en het totale welbevinden: α = 0,92).

De vormen van sociale steun – alledaagse sociale steun en sociale steun bij problemen – werden gemeten met de Sociale Steun Lijst-Interactief-12 (Van Eijk, Kempen, & Van Sonderen, 1994). Deze vragenlijst beschrijft twaalf ‘positieve interacties’ en bestaat uit drie subschalen met ieder vier items: ondersteuning bij problemen, alledaagse steun en waarderingssteun. De deelneemsters konden aangeven hoe vaak zij het soort sociale steun hadden ontvangen op een vierpuntsschaal van 1 (Zelden of nooit) tot 4 (Erg vaak). Een voorbeeldvraag luidt: ‘Gebeurt het wel eens dat men u troost?’ Scores werden berekend door middel van somscores. Hoe hoger de score, hoe meer steun werd ontvangen. De So- ciale Steun Lijst-Interactief-12 heeft in dit onderzoek een hoge interne consistentie (alle- daagse steun: α = 0,85, steun bij problemen: α = 0,82, waarderingssteun: α = 0,76, totale schaal: α = 0,92).

De mate van sociale steun – tevreden zijn met, tekort hebben aan en een teveel aan so- ciale steun – werden gemeten met de Social Support List-Discrepanties (Van Sonderen, 1991). Deze vragenlijst bestaat uit 34 items waarbij per item kan worden aangegeven in hoeverre de sociale steun werd ervaren op een vierpuntsschaal van 1 (Mis ik; zou ik graag

(6)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs meer willen) tot 4 (Gebeurt te vaak; zou prettiger zijn als het minder vaak gebeurde). Een voorbeeldvraag luidt: ‘Gebeurt het wel eens dat men u een luisterend oor biedt?’ Er werden somscores berekend. Een hoge score op tevreden zijn met sociale steun (met een maxi- mum van 34) betekent een hoge tevredenheid met de mate van ontvangen sociale steun.

Een hoge score op tekort aan sociale steun (met een maximum van 102) betekent een groot tekort aan ontvangen sociale steun. Een hoge score op te veel sociale steun (met een maximum van 34) betekent dat er te veel sociale steun ontvangen wordt. De subschalen te kort aan sociale steun en tevreden met sociale steun van de Social Support List-Dis- crepanties (Van Sonderen, 1991) hebben in dit onderzoek een hoge interne consistentie (respectievelijk α = 0,92 en α = 0,92). De subschaal voor een teveel aan ontvangen sociale steun heeft een goede interne consistentie (α = 0,72).

Daar ruimte voor persoonlijke groei pas kan ontstaan wanneer het rouwproces goed is doorlopen (Tedeschi & Calhoun, 2004), werd ook de factor ‘tijd sinds verlies’ in relatie tot persoonlijke groei onderzocht. Deze factor werd gemeten met de open vraag: ‘Hoe lang is het geleden dat uw partner is overleden?’ Op basis van de literatuur, die aangeeft dat een rouwproces gemiddeld drie tot vijf jaar duurt (Fiegelman et al., 2009; Kübler Ross, 2006;

Rodger et al., 2007), is een onderverdeling gemaakt in drie groepen ‘tijd sinds verlies’:

0-2 jaar, 3-5 jaar, en 6 jaar en langer.

Analyseplan

Om de samenhang tussen persoonlijke groei en welbevinden te toetsen is een regres- sieanalyse uitgevoerd met welbevinden als afhankelijke en persoonlijke groei als onaf- hankelijke variabele. Om de samenhang tussen persoonlijke groei en elke dimensie van welbevinden te toetsen zijn drie regressieanalyses uitgevoerd met respectievelijk emoti- oneel, sociaal en psychologisch welbevinden als afhankelijke en persoonlijke groei als on- afhankelijke variabele. Ook de samenhang tussen de factor ‘tijd sinds verlies’ en persoon- lijke groei werd getoetst met een regressieanalyse. Hiervoor zijn twee dummyvariabelen aangemaakt (1 = 3-5 jaar en 2 = 6 jaar en langer) met 0-2 jaar als referentievariabele.

Deze dummyvariabelen werden als onafhankelijke variabelen opgenomen in de analyse waarbij persoonlijke groei de afhankelijke variabele was. Bij een significante samenhang werd de variabele ‘tijd sinds verlies’ als controlevariabele bij de verdere analyses meege- nomen.

Met een Pearsoncorrelatieanalyse werd vervolgens getoetst welke vormen van sociale steun geassocieerd waren met persoonlijke groei. Daarna werd er middels een meervoudige re- gressieanalyse gekeken welke van deze significant bevonden vormen van sociale steun, on- afhankelijk van elkaar, als onafhankelijke variabele geassocieerd bleven met persoonlijke

(7)

groei als afhankelijke variabele. Alle statistische analyses werden uitgevoerd met behulp van het programma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS; Versie 22.0, IBM).

Resultaten

De onderzoeksgroep bestond uit 153 weduwen met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar (SD = 7 jaar) die gemiddeld 3,5 jaar geleden (SD = 3,8 jaar) hun partner verloren hadden.

Voor een beschrijving van de variabelen in dit onderzoek: zie tabel 1. Alhoewel de Kol- mogorov-Smirnofftoetsen bij de meeste variabelen niet wijzen op een normale verdeling (p = < 0,05), werd op basis van visuele inspectie van de QQ-plots (residuen) geconcludeerd dat redelijk aan de assumptie van een normale verdeling was voldaan. Daarnaast wegen schendingen van de voorwaarden voor het uitvoeren van een lineaire regressieanalyse bij een relatief grote steekproef, zoals in dit onderzoek, niet zwaar (Allison,1999). Bij geen enkele regressieanalyse was er sprake van multicollineariteit (VIF-waarde = <10).

Tabel 1. Beschrijving van de variabelen.

Variabelen Aantal items Bereik scores Gemiddelde Standaard deviatie

Posttraumatische groei (PTG)

PTG Totaal 10 10-45 24,31 9,89

Welbevinden

Totaal welbevinden 14 0-67 34,81 14,54

Emotioneel welbevinden 3 0-15 7,96 3,89

Sociaal welbevinden 5 0-25 10,24 5,0

Psychisch welbevinden 6 0-30 16,60 7,04

Tijd sinds verlies

Totaal tijd sinds verlies 1 0-22 3,40 3,89

Verlies 0-2 jaar 1 0-2 1,02 0,74

Verlies 3-5 jaar 1 3-5 3,91 0,83

Verlies 6 jaar en langer 1 6-22 9,54 4,30

Sociale Steun (SS-Interactie)

Alledaagse ondersteuning 4 4-16 10,41 2,79

Ondersteuning bij problemen 4 4-16 9,49 2,83

Sociale Steun (SS-Discrepantie)

Tevreden SS 34 0-34 17,85 9,99

Tekort aan ontvangen SS 34 34-91 55,16 15,76

Teveel aan ontvangen SS 34 0-10 1,0 1,76

In tegenstelling tot de verwachting laat de factor ‘tijd sinds verlies’ in dit onderzoek geen significante relatie zien met persoonlijke groei (β3-5jaar = 0,8, p = 0,35; β > 6 jaar = 0,16, p = 0,065; F(2,150) = 1,82, p = 0,165, R2 = 0,02). Deze factor werd dan ook niet meegeno- men in de verdere analyses.

(8)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs De resultaten van de analyses laten verder zien dat meer persoonlijke groei positief geas- socieerd is met welbevinden (β = 0,50, p < 0,01; F(1,151) = 48.98, p < 0,01, R2 = 0,25).

Persoonlijke groei is significant geassocieerd met zowel emotioneel welbevinden (β = 0,44, p < 0,01; F(1,151) = 35,59, p < 0,01, R2 = 0,19), sociaal welbevinden (β = 0,40, p = 0,01;

F(1,151) = 29,21, p < 0,01, R2 = 0,16) als met psychologisch welbevinden (β = 0,49, p < 0,01;

F(1,151) = 47,37, p < 0,01, R2 = 0,24).

De resultaten van de correlatieanalyse laten een significante positieve samenhang zien tus- sen persoonlijke groei en respectievelijk alledaagse steun (r = 0,41, p < 0,01) en ondersteu- ning bij problemen (r = 0,17, p = 0,03). De mate van tevredenheid met sociale steun was significant positief gecorreleerd met persoonlijke groei (r = 0,22, p < 0,01). Een tekort aan ervaren steun liet een significante negatieve associatie zien met persoonlijke groei (r = -0,25, p < 0,01). Een teveel aan sociale steun was niet significant geassocieerd met persoonlijke groei (r = -0,085, p = 0,31). Uit de meervoudige regressieanalyse bleek dat alleen alledaagse sociale steun en sociale ondersteuning bij problemen, onafhankelijk van de overige vormen van sociale steun, significant geassocieerd zijn met persoonlijke groei (F(4,139) = 9,80, p <

0,01, R2 = 0,47). Alledaagse sociale steun laat daarbij een positieve associatie met persoon- lijke groei zien (β = 0,68, p < 0,01), sociale ondersteuning bij problemen daarentegen laat een negatieve associatie zien met persoonlijke groei (β = -0,31, p = 0,01). Tevredenheid met de sociale steun en een tekort aan sociale steun waren niet significant geassocieerd met persoonlijke groei (respectievelijk β = -0,34, p < 0,01; β = -0,275, p < 0,01).

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om de relatie tussen persoonlijke groei na verlies van de partner en welbevinden, evenals de bijdrage van de verschillende vormen van sociale steun aan de mate van persoonlijke groei te onderzoeken in een groep van jonge weduwen.

De resultaten laten zien dat jonge weduwen die meer persoonlijke groei ondervonden ook meer welbevinden rapporteerden. Dit is in lijn met eerder onderzoek (Husson et al., 2017;

Lelorain, Bonnaud-Antignac, & Florin, 2010).

Van de onderzochte vormen van sociale steun blijken alledaagse sociale steun en sociale steun bij problemen samen te hangen met persoonlijke groei. Het ontvangen van alledaagse steun, zoals bezoek van vrienden en familie of het tonen van interesse, maar ook tevredenheid over de ontvangen sociale steun uit de omgeving dragen bij aan persoonlijke groei. Dit is in lijn met eerder onderzoek waarin werd geconcludeerd dat informele sociale steun van vrienden continuïteit en stabiliteit creëert door de wederzijdse betrokkenheid (Scannell-Desch, 2003).

(9)

Sociale ondersteuning bij problemen daarentegen gaat volgens de resultaten samen met minder persoonlijke groei. Het is mogelijk dat bij deze vorm van sociale steun het risico ontstaat dat de regie over het eigen leven in gevaar komt, waardoor er minder ruimte is voor persoonlijke groei en welbevinden. Deze bevinding kan ook geplaatst worden binnen de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2008) die stelt dat een omgeving die autonomie stimuleert een bijdrage levert aan de mate van competentie, waarbij zowel het gevoel van autonomie als van competentie een belangrijk aandeel heeft in het ervaren van welbevin- den. Een omgeving die deze autonomie en dit gevoel van competentie ondermijnt door steeds problemen voor de jonge weduwe op te lossen of deze uit handen te nemen, remt mogelijk de persoonlijke groei af. Eerdere studies laten echter ook zien dat deze samen- hang gemodereerd wordt door andere factoren, zoals zelfeffectiviteit. Het ontvangen van sociale steun versterkte autonomie bij mensen met een lage zelfeffectiviteit, maar bij men- sen met een hoge zelfeffectiviteit kwam de autonomie onder druk te staan (Warner et al., 2011). Ook Gleason, Iida, Shrout, en Bolger (2008) benadrukken de heterogeniteit tussen mensen als een factor die de relatie tussen sociale steun en psychologische uitkomstma- ten, zoals emotioneel en sociaal welzijn, beïnvloedt.

Relevantie voor de praktijk

Het bevorderen van persoonlijke groei na het verlies van de partner kan mogelijk gezond- heidsvoordelen met zich meebrengen in termen van meer welbevinden. Het gedragsthera- peutisch kader van de Acceptance and Commitment Therapy kan hierbij houvast bieden.

Men leert binnen deze therapie het zinloze gevecht met negatieve gedachten, emoties en lichamelijke sensaties te staken en activiteiten te ondernemen die vervulling en betekenis geven (Hayes, Strosahl, & Wilson, 2012). Ook andere behandelingskaders zijn mogelijk.

Zo kan cognitieve gedragstherapie ingezet worden om de negatieve gedachten- en ge- dragspatronen te doorbreken. Men leert anders met verliesverwerking en het rouwproces om te gaan door zich geleidelijk aan bloot te stellen aan de pijn van het verlies (Wagner, Knaevelsrud, & Maercker, 2007).

Als behandelend (klinisch) psycholoog is het van belang om zicht te krijgen op het sociale netwerk van de jonge weduwe. Het in kaart brengen van belangrijke sociale contacten is daarom aan te bevelen. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat vooral de alledaagse steun die vanuit dit netwerk ervaren wordt, bijdraagt aan persoonlijke groei. De behan- delend (klinisch) psycholoog kan samen met de jonge weduwe onderzoeken of en waar deze specifieke vorm van steun in het netwerk beschikbaar is. Daarnaast kan hij samen met de jonge weduwe werken aan het verder ontwikkelen van sociale vaardigheden, zoals het leren vragen om de juiste steun bij alledaagse dingen, maar ook het leren afwijzen van

(10)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs steun die niet bijdraagt aan de eigen persoonlijke groei, zoals sociale steun bij problemen.

Immers, de resultaten van deze studie laten zien dat deze vorm van sociale steun gepaard gaat met minder persoonlijke groei.

Beperkingen

Een beperking van dit onderzoek is dat de resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden naar alle weduwen in Vlaanderen en Nederland. Deelnemers zijn geworven via verschillen- de Vlaamse en Nederlandse onlinefora. Deelname was op vrijwillige basis en respondenten die besloten deel te nemen aan dit onderzoek hebben mogelijk een bijzondere interesse in het onderwerp ‘persoonlijke groei’. Een andere beperking is dat de Posttraumatic Growth Inventory-Short Form (Cann et al, 2010) nog niet gevalideerd is voor een Nederlandsta- lige onderzoeksgroep, waardoor de resultaten met voorzichtigheid moeten worden geïn- terpreteerd. Het onderzoek heeft een crosssectionele opzet. Hierdoor kan men niet stellen dat sociale steun persoonlijke groei voorspelt. Daarnaast zijn een aantal demografische va- riabelen die mogelijk verband houden met het optreden van persoonlijke groei na verlies van de partner, zoals aantal kinderen, werksituatie en financiële situatie, niet nagevraagd in deze studie.

Toekomstig onderzoek

Longitudinaal onderzoek in een grotere, representatieve steekproef van Vlaamse en Nederlandse jonge weduwen wordt aanbevolen, enerzijds om causale verbanden te on- derzoeken, anderzijds om bepaalde bevindingen nader te onderzoeken. Ook kwalitatief onderzoek wordt aangeraden, evenals het verzamelen van meer demografische gegevens.

Daarnaast is onderzoek onder jonge weduwnaars relevant (Lichtenberg, 2017). Zo kan vervolgonderzoek inzichtelijker maken welke factoren en in het bijzonder welke vormen van alledaagse steun persoonlijke groei bevorderen. In tegenstelling tot wat werd ver- wacht op basis van eerder onderzoek, liet sociale steun bij problemen een negatief verband met persoonlijke groei zien. Ofschoon hier theoretische verklaringen voor zijn, is verder onderzoek naar dit verband aanbevolen.

Conclusie

Jonge weduwen zijn een kwetsbare groep die niet alleen voor zichzelf, maar vaak ook voor de volgende generatie moet zorgen. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat

(11)

persoonlijke groei na het verlies van de partner mogelijk is en samengaat met meer wel- bevinden. Het inzetten van steun bij alledaagse problemen en het bewust accepteren of afwijzen van sociale steun bij moeilijkheden hangen samen met meer persoonlijke groei.

Een (klinisch) psycholoog heeft hier een belangrijke rol bij. Niet alleen dienen de gepaste interventies toegepast te worden, maar daarnaast dient ook rekening gehouden te worden met het gegeven dat ieder verlies uniek is en dus maatwerk vraagt. Wanneer dit gebeurt, kan er een bijdrage worden geleverd aan de persoonlijke groei en het welbevinden van de jonge weduwe.

Noot

1. Nederland: Sterke Weduwes, zie: https://www.facebook.com/groups/428116193946250/; België: Ankerpunt voor jonge weduwen en hun kinderen, zie: https://www.facebook.com/JongeWeduwen; N.E.S.T. (Never En- ding Stories Together), zie: https://www.facebook.com/groups/156354018491085/

Literatuur

Allison, P. (1999). Multiple regression: A primer. Thousand Oaks, CA: Pine Forge Press.

Bohlmeijer, E., Bolier, L., Westerhof G., & Walburg, J.A. (2013). Handboek positieve psychologie: theorie, onderzoek en toepassingen. Amsterdam: Boom.

Cann, A., Calhoun, L.G., Tedeschi, R.G., Taku, K., Vishnevsky, T., Triplett, K.N., & Danhauer, S.C. (2010). A short form of the Posttraumatic Growth Inventory. Anxiety, Stress & Coping, 23, 127-137. doi:10.1080/10615800903094273 Centraal Bureau voor de Statistiek. (2019, 2 december). Bevolking; geslacht, leeftijd en burgerlijke staat, 1 januari.

Geraadpleegd via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/

Cerel, J., Fristad, M.A., Verducci, J., Weller, R.A., & Weller, E.B. (2006). Childhood bereavement: Psychopathology in the 2 years postparental death. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 45, 681-690.

doi:10.1097/01.chi.0000215327.58799.05

Davis, C.G., Nolen-Hoeksema, S., & Larson, J. (1998). Making sense of loss and benefiting from the experience:

Two construals of meaning.  Journal of Personality and Social Psychology,  75, 561-574. doi:10.1037//0022- 3514.75.2.561

Deci, E., & Ryan L. (2008). Self-determination theory: A macrotheory of human motivation, development, and health. Canadian Psychology, 49, 182-185. https://psycnet.apa.org/doi/10.1037/a0012801

Dekel, S., Levin, Y., & Solomon, Z. (2015). Posttraumatic growth among spouses of combat veterans: Adaptive or maladaptive adjustment? Psychiatry Research, 230, 712-715. https://doi.org/10.1016/j.psychres.2015.09.018 Drapeau, C.W., Lockman, J.D., Moore, M.M., & Cerel, J. (2019). Predictors of posttraumatic growth in adults

bereaved by suicide. Crisis: The Journal of Crisis Intervention and Suicide Prevention, 40, 196-202. https://doi.

org/10.1027/0227-5910/a000556

Eisma, M.C., Lenferink, L.I., Stroebe, M.S., Boelen, P.A., & Schut, H.A. (2019). No pain, no gain: Cross-lagged analyses of posttraumatic growth and anxiety, depression, posttraumatic stress and prolonged grief symptoms after loss. Anxiety, Stress, & Coping, 32, 231-243. doi:10.1080/10615806.2019.1584293

Engelkemeyer, S.M., & Marwit, S.J. (2008). Posttraumatic growth in bereaved parents. Journal of Traumatic Stress, 22, 344-346. https://doi.org/10.1002/jts.20338

(12)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs Fiegelman, W., Jordan, J.R., & Gorman, B.S. (2009). How they died, time since loss, and bereavement outcomes.

OMEGA-Journal of Death and Dying, 58, 251-273. doi:10.2190/om.58.4.a

Gerrish, N., Dyck, M.J., & Marsh, A. (2009). Post-traumatic growth and bereavement. Mortality, 14, 226-244.

https://doi.org/10.1080/13576270903017032

Gleason, M.E., Iida, M., Shrout, P.E., & Bolger, N. (2008). Receiving support as a mixed blessing: evidence for dual effects of support on psychological outcomes. Journal of Personality and Social Psychology, 94, 824-838.

doi:10.1037/0022-3514.94.5.824

Hayes, S.C., Strosahl, K.D., & Wilson, K.G. (2012). Acceptance and Commitment Therapy: veranderingen door mindful- ness, het proces en de praktijk (2de ed.). Amsterdam: Pearson Benelux.

Huber, M., Knottnerus, J.A., Green, L., Van der Horst, H., Jadad, A.R., Kromhout, D., ... Smid, H. (2011). How should we define health? British Medical Journal, 343. https://doi.org/10.1136/bmj.d4163

Husson, O., Zebrack, B., Block, R., Embry, L., Aguilar, C., & Hayes-Latting, B. (2017). Posttraumatic growth and well-being among adolescents and young adults (AYAs) with cancer: A longitudinal study. Supportive Care in Cancer, 25, 2881-2890. https://doi.org/10.1007/s00520-017-3707-7

Keyes, C.L.M. (2002). The mental health continuum: From languishing to flourishing in life. Journal of Health and Social Behavior, 43, 207-222. doi:10.2307/3090197

Kübler Ross (2006). Over rouw: de zin van de vijf stadia van rouwverwerking (13de ed.). Amsterdam: Ambo-Anthos.

Lamers, S., Westerhof, G.J., Bohlmeijer, E.T., Klooster, P.M., & Keyes, C.L. (2011). Evaluating the psychometric properties of the Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF). Journal of Clinical Psychology, 67, 99-110.

https://doi.org/10.1002/jclp.20741

Lelorain, S., Bonnaud-Antignac, A., & Florin, A. (2010). Long term posttraumatic growth after breast cancer:

Prevalence, predictors and relationship with psychological health. Journal of Clinical and Medical Settings, 17, 14-22. https://doi.org/10.1007/s10880-009-9183-6

Lemme, B.H. (1999). Development in adulthood (2nd ed.). Boston, MA: Allyn and Bacon.

Levi-Belz, Y. (2019). With a little help from my friends: A follow-up study on the contribution of interpersonal characteristics to posttraumatic growth among suicide-loss survivors. Psychological Trauma: Theory, Research, Practice, and Policy, 11, 895-904. doi:10.1037/tra0000456

Lichtenberg, P. A. (2017). Grief and healing in young and middle age: A widower’s journey. The Gerontologist, 57, 96-102. https://doi.org/10.1093/geront/gnw115

Mahmood, K. (2006). Dr. Elisabeth Kubler-Ross stages of dying and phenomenology of grief. Annals of King Ed- ward Medical College, 12, 232-233.

Nolen-Hoeksema, S., Wisco, B.E., & Lyubomirsky, S. (2008). Rethinking rumination. Perspectives on Psychological Science, 3, 400-424. doi:10.1111/j.1745-6924.2008.00088.x

Olff, M., Langeland, W., Draijer, N., & Gersons, B.P.R. (2007). Gender differences in posttraumatic stress disorders.

Psychological Bulletin, 133, 183-204. https://doi.org/10.1037/0033-2909.133.2.183

Prati, G., & Pietrantoni, L. (2009). Optimism, social support, and coping strategies as factors contributing to posttraumatic growth: A meta-analysis. Journal of Loss and Trauma, 14, 364-388. https://psycnet.apa.org/

doi/10.1080/15325020902724271

Richardson, K.M. (2016), The surviving sisters club: Examining social support and posttraumatic growth among FDNY 9/11 widows. Journal of Loss and Trauma, 21, 1-15. https://doi.org/10.1080/15325024.2015.1024558 Rodger, M.L., Sherwood P., O’Connor M., & Gavin, L. (2007). Living beyond the unanticipated sudden death

of a partner: A phenomenological study. OMEGA-Journal of Death and Dying, 54, 107-133. https://doi.

org/10.2190%2FW423-0132-R010-14J7

Scannell-Desch, E. (2003). Women’s adjustment to widowhood: Theory, research and interventions. Journal of Psychosocial Nursing & Mental Health Services, 41, 28-36.

Statbel. (2019, 5 november). Bevolking naar woonplaats, nationaliteit (Belg/niet-Belg), burgerlijke staat, leeftijd en geslacht. Geraadpleegd via https://bestat.statbel.fgov.be/bestat/crosstable.xhtml?view=b641b5de-5e47-432f- b6cd-d51857ca36cd

(13)

Tedeschi, R.G., & Calhoun, L.G. (1996). The Post-Traumatic Growth Inventory: Measuring the positive legacy of trauma. Journal of Traumatic Stress, 9, 455-471. https://psycnet.apa.org/doi/10.1002/jts.2490090305 Tedeschi, R.G., & Calhoun, L.G. (2004). Posttraumatic growth: Conceptual foundations and empirical evidence.

Psychological Inquiry, 15, 1-18. https://www.jstor.org/stable/20447194

Van Eijk, L.M., Kempen, G.J.M., & Van Sonderen, F.L.P. (1994). Een korte schaal voor het meten van sociale steun bij ouderen: de SSL-I-12. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 25, 192-196.

Van Sonderen, F.L.P. (1991). Het meten van sociale steun. Groningen: Rijks Universiteit Groningen.

Wagner, B., Knaevelsrud, C., & Maercker, A. (2007). Post‐traumatic growth and optimism as outcomes of an internet‐based intervention for complicated grief.  Cognitive Behaviour Therapy,  36, 156-161.

doi:10.1080/16506070701339713

Warner, L.M., Ziegelmann, J.P., Schüz, B., Wurm, S., Tesch-Römer, C., & Schwarzer, R. (2011). Maintaining au- tonomy despite multimorbidity: Self-efficacy and the two faces of social support. European Journal of Ageing, 8, 3-12. doi:10.1007/s10433-011-0176-6

Waugh, A., Kiemle, G., & Slade, P. (2018). What aspects of post-traumatic growth are experienced by bereaved parents? A systematic review. European Journal of Psychotraumatology, 9. https://doi.org/10.1080/20008198.

2018.1506230

Yamamoto, K., Davis, O.L., Jr., Dylak, S., Whittaker, J., Marsh, C., & Van der Westhuizen, P.C. (1996). Across six nations: Stressful events in the lives of children. Child Psychiatry Human Development. 26, 139-150. https://doi.

org/10.1007/BF02353355

Summary

Growth after loss of a partner: A quantitative study in young widows

Loss of a partner is a major disruptive life event, especially when it occurs early in life and unexpectedly. This pa- per presents findings from a cross-sectional study in young widows on the relationship between personal growth and well-being. The study investigated which forms of social support were associated with personal growth. 153 young widows participated via private online forums. Personal growth was measured with the Posttraumatic Growth Inventory-Short Form (Cann et al, 2010), well-being with the Mental Health Continuum-Short Form (Keyes, 2002), Everyday support and support regarding problems was measured with the Social Support List-Interactions -12 (Van Eijk, Kempen, & Van Sonderen, 1994). Satisfaction with social support, receiving too little or too much social sup- port was measured with the Social Support List Discrepancies (Van Sonderen, 1991). Results showed that personal growth was positively associated with well-being. Everyday support was, independently of other forms of social sup- port, positively associated with personal growth. Conversely, there was a negative association between social support regarding problems and personal growth. Everyday support, such as visits from friends/family, showing interest, as well as being satisfied with the social support received can contribute to personal growth. However, social support for problems may jeopardize feelings of control over one’s own life, which may restrain personal growth and well-being.

The paper concludes with study limitations, and recommendations for further research and clinical implications.

Personalia

MSc. Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven is afgestudeerd als levenslooppsycholoog aan de Open Universiteit (Heerlen) en werkzaam als psycholoog, specialistische GGZ, te Zwolle. Sinds vijf jaar is zij zelf jonge weduwe.

E-mail: info@annemarie-levensloop.nl

(14)

Anne-Marie Beelaerts van Emmichoven, Sanne Peeters, Jennifer Reijnders, Mayke Janssens, Nele Jacobs Dr. Sanne Peeters, universitair docent levenslooppsychologie aan de Open Universiteit.

Dr. Jennifer Reijnders, universitair docent levenslooppsychologie aan de Open Universiteit.

Dr. Mayke Janssens, universitair docent levenslooppsychologie aan de Open Universiteit.

Prof. dr. Nele Jacobs is hoogleraar levenslooppsychologie aan de Open Universiteit.

Verantwoording

Geen strijdige belangen meegedeeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Taking the results of the quantitative research performed into account, the research question can be answered: entrepreneurial role models do not have a significantly larger

Dit onderzoek tracht meer inzicht te verwerven over hoe volwassen hartrevalidanten sociale steun waarnemen en welke relaties er liggen tussen sociale steun en andere

Onze aanname aan het begin van deze notitie was dat het inzetten van mentoren en maatjes kan leiden tot versterking van vier beschermende factoren voor de ontwikkeling van

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

De training Triple S is ontwikkeld door SO&amp;T en beoogt beroepskrachten in het jeugdveld te ondersteunen op drie vlakken: bij a) het stimuleren van de eigen kracht

Door na te denken over sociale steun en sociale cohesie werk je aan de uitbouw van een krachtig en inclusief netwerk rondom gezinnen waarin ouders, professionals en buurt

Een reden voor het resultaat dat jongeren niet meer sociaal eenzaam zijn dan ouderen is dat in het huidige onderzoek positieve sociale steun positief met sociale eenzaamheid