University of Groningen
Factors associated with the persistence of medically unexplained symptoms in later life
van Driel-de Jong, Dorine
DOI:
10.33612/diss.136429372
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date: 2020
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
van Driel-de Jong, D. (2020). Factors associated with the persistence of medically unexplained symptoms in later life. University of Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.136429372
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
APPENDICES
Illness Cognition Questionnaire-plus
(ICQ-plus)Not at all somewhat to a large completely extent 1 2 3 4 1.
I have learned to live with my illness*
2.
My illness prevents me from doing what I would really like to do*
3.
My illness has helped me realize what’
s important in life*
4.Despite my physical symptoms I do my utmost to continue
with activities in which I am involved.
5.
I am aware that others make decisions about my physical condition
6.
Extra rest reduces my symptoms
7.
I worry about how my physical symptoms will develop in the future
8.
I can cope effectively with my illness*
9.
Because of my illness, I miss the things I like to do most*
10.
My illness has thaught me to enjoy the moment more*
11.
Despite my physical symptoms I do my utmost to do those activities
in which I am involved 12.I am afraid that the doctor has missed something
13.
By avoiding pressure my physical problem is reduced
14.
I expect that my physical symptoms will get worse steadily
15.
I can accept my illness well*
16.
My illness limits me in everything that is important to me*
17.
My illness has made life more precious to me*
18.
Despite my physical symptoms I do my utmost to finish the activities
in which I am involved 19.I am afraid that I have a serious illness
20.
Distraction helps me to deal with my physical symptoms
21.
I expect that because of my medical state I will become dependent
22.
I can handle the problems related to my illness*
23.
I have learned a great deal from my illness*
24.
My illness frequently makes me feel helpless*
25.
Despite my physical symptoms, I prefer to do things myself
rather than ask for help.
26.
Because of my physical symptoms I see myself in a different way
.
27.I have learned to accept the limitations imposed by my illness*
28.
My illness makes me feel useless at times*
29.
Looking back, I can see that my illness has also brought
about some positive changes in my life*
30.
I think I can handle the problems related to my illness,
even if the illness gets worse*
31.
I believe that people around me understand my physical problem
32. It’s a relief to talk about my physical symptom
Appendix A
APPENDICES
Illness Cognition Questionnaire-plus
(ICQ-plus)Not at all somewhat to a large completely extent 1 2 3 4 1.
I have learned to live with my illness*
2.
My illness prevents me from doing what I would really like to do*
3.
My illness has helped me realize what’
s important in life*
4.Despite my physical symptoms I do my utmost to continue
with activities in which I am involved.
5.
I am aware that others make decisions about my physical condition
6.
Extra rest reduces my symptoms
7.
I worry about how my physical symptoms will develop in the future
8.
I can cope effectively with my illness*
9.
Because of my illness, I miss the things I like to do most*
10.
My illness has thaught me to enjoy the moment more*
11.
Despite my physical symptoms I do my utmost to do those activities
in which I am involved 12.I am afraid that the doctor has missed something
13.
By avoiding pressure my physical problem is reduced
14.
I expect that my physical symptoms will get worse steadily
15.
I can accept my illness well*
16.
My illness limits me in everything that is important to me*
17.
My illness has made life more precious to me*
18.
Despite my physical symptoms I do my utmost to finish the activities
in which I am involved 19.I am afraid that I have a serious illness
20.
Distraction helps me to deal with my physical symptoms
21.
I expect that because of my medical state I will become dependent
22.
I can handle the problems related to my illness*
23.
I have learned a great deal from my illness*
24.
My illness frequently makes me feel helpless*
25.
Despite my physical symptoms, I prefer to do things myself
rather than ask for help.
26.
Because of my physical symptoms I see myself in a different way
.
27.I have learned to accept the limitations imposed by my illness*
28.
My illness makes me feel useless at times*
29.
Looking back, I can see that my illness has also brought
about some positive changes in my life*
30.
I think I can handle the problems related to my illness,
even if the illness gets worse*
31.
I believe that people around me understand my physical problem
32. It’s a relief to talk about my physical symptom
APPENDICES
Scoring of the illness Cognitions Questionnaire
(ICQ- plus)
van Driel, D., Hanssen, D., Hilderink, P., Naarding, P., Lucassen, P., Rosmalen, J. & Oude Voshaar, R.C. (2016). Illness Cognitions in Later Life: Development and Validation of the Extended Illness Cognition Questionnaire (ICQ-Plus).
Psychological Assessment, 28, 9, 1119-1127.
* Part of the original Ilness Cognition Questionnaire
Evers, A.W., Kraaimaat, F.W., van Lankveld, W., Jongen, P.J.H., & Bijlsma, J.W.G. (2001). Beyond unfavorable thinking:
The Illness Cognition Questionnaire for chronic diseases. Journal of Consulting and
Clinical Psychology, 69, 1026-1036. Acceptance 1, 8, 15, 22, 27, 30, 31 Helplessness 2, 9, 16, 24, 28 Disease benefits 3, 10, 17, 23, 29 Perseverance 4, 11, 18, 25 Illness Anxiety 5, 12, 19, 26, 32 Avoidance 6, 13, 20 Catastrophizing 7, 14, 21
APPENDICES
Appendix B
Ziekte CognitieLijst-plusZiekteCognitieLijst-plus
(ZCL-plus) niet een beetje in sterke mate helemaal 1 2 3 4 1.Ik heb met mijn ziekte leren leven.*
2.
Mijn ziekte weerhoudt me ervan om te doen wat ik graag zou willen doen.*
3.
Mijn ziekte heeft me geholpen te realiseren wat belangrijk is in het leven.*
4.
Ondanks mijn ziekte span ik me tot het uiterste in om de activiteiten
waar ik mee bezig ben, te blijven doen.
5.
Ik vind dat anderen beslissen over mijn ziekte.
6.
Extra rust nemen leidt tot vermindering van de klachten.
7.
Ik maak me zorgen over hoe het met de ziekte in de toekomst gaat.
8.
Ik kan goed met mijn ziekte omgaan.*
9.
Door mijn ziekte mis ik de dingen die ik het liefst doe.*
10.
Mijn ziekte heeft me geleerd meer van het moment te genieten.*
11.
Ondanks mijn ziekte span ik me tot het uiterste in om de activiteiten
waar ik mee bezig ben, goed te doen.
12.
Ik ben bang dat de dokter iets over het hoofd ziet.
13.
Door drukte te ontlopen verminderen mijn klachten.
14.
Ik verwacht dat mijn ziekte zal verergeren.
15.
Ik kan mijn ziekte goed accepteren.*
16.
Mijn ziekte beperkt me in alle dingen die belangrijk voor me zijn.*
17.
Door mijn ziekte ben ik mijn leven meer gaan waarderen.*
18.
Ondanks mijn ziekte span ik me tot het uiterste in om de activiteiten
waar ik mee bezig ben, af te maken.
19.
Ik ben bang dat ik een ernstige ziekte onder de leden heb.
20.
Afleiding helpt mij om met mijn ziekte om te gaan.
21.
Ik verwacht dat ik door mijn ziekte afhankelijk wordt.
22.
Ik kan de problemen die de ziekte met zich meebrengt, aan.*
23.
Ik heb een heleboel geleerd van mijn ziekte.*
24.
Door mijn ziekte voel ik me vaak hulpeloos.*
25.
Ondanks mijn ziekte doe ik de dingen liever zelf dan dat ik hulp vraag.
26.
Door mijn ziekte kijk ik anders naar mijzelf.
27.
Ik heb de beperkingen van mijn ziekte leren aanvaarden.*
28.
Mijn ziekte geeft me soms het gevoel nutteloos te zijn.*
29.
Achteraf gezien hebben er door mijn ziekte ook positieve veranderingen
in mijn leven plaatsgevonden.*
30.
Ik denk dat ik de problemen van de ziekte aankan,
zelfs als ziekte erger wordt.*
31.
Ik vind dat anderen in mijn omgeving mijn ziekte begrijpen.
32.
Het lucht mij op om over mijn ziekte te praten.
APPENDICES
ZiekteCognitieLijst-plus
(ZCL-plus) niet een beetje in sterke mate helemaal 1 2 3 4 1.Ik heb met mijn ziekte leren leven.*
2.
Mijn ziekte weerhoudt me ervan om te doen wat ik graag zou willen doen.*
3.
Mijn ziekte heeft me geholpen te realiseren wat belangrijk is in het leven.*
4.
Ondanks mijn ziekte span ik me tot het uiterste in om de activiteiten
waar ik mee bezig ben, te blijven doen.
5.
Ik vind dat anderen beslissen over mijn ziekte.
6.
Extra rust nemen leidt tot vermindering van de klachten.
7.
Ik maak me zorgen over hoe het met de ziekte in de toekomst gaat.
8.
Ik kan goed met mijn ziekte omgaan.*
9.
Door mijn ziekte mis ik de dingen die ik het liefst doe.*
10.
Mijn ziekte heeft me geleerd meer van het moment te genieten.*
11.
Ondanks mijn ziekte span ik me tot het uiterste in om de activiteiten
waar ik mee bezig ben, goed te doen.
12.
Ik ben bang dat de dokter iets over het hoofd ziet.
13.
Door drukte te ontlopen verminderen mijn klachten.
14.
Ik verwacht dat mijn ziekte zal verergeren.
15.
Ik kan mijn ziekte goed accepteren.*
16.
Mijn ziekte beperkt me in alle dingen die belangrijk voor me zijn.*
17.
Door mijn ziekte ben ik mijn leven meer gaan waarderen.*
18.
Ondanks mijn ziekte span ik me tot het uiterste in om de activiteiten
waar ik mee bezig ben, af te maken.
19.
Ik ben bang dat ik een ernstige ziekte onder de leden heb.
20.
Afleiding helpt mij om met mijn ziekte om te gaan.
21.
Ik verwacht dat ik door mijn ziekte afhankelijk wordt.
22.
Ik kan de problemen die de ziekte met zich meebrengt, aan.*
23.
Ik heb een heleboel geleerd van mijn ziekte.*
24.
Door mijn ziekte voel ik me vaak hulpeloos.*
25.
Ondanks mijn ziekte doe ik de dingen liever zelf dan dat ik hulp vraag.
26.
Door mijn ziekte kijk ik anders naar mijzelf.
27.
Ik heb de beperkingen van mijn ziekte leren aanvaarden.*
28.
Mijn ziekte geeft me soms het gevoel nutteloos te zijn.*
29.
Achteraf gezien hebben er door mijn ziekte ook positieve veranderingen
in mijn leven plaatsgevonden.*
30.
Ik denk dat ik de problemen van de ziekte aankan,
zelfs als ziekte erger wordt.*
31.
Ik vind dat anderen in mijn omgeving mijn ziekte begrijpen.
32.
Het lucht mij op om over mijn ziekte te praten.
APPENDICES
Scoring van de ZiektecognitieLijst-plus
(ZCL-plus)
van Driel, D., Hanssen, D., Hilderink, P., Naarding, P., Lucassen, P., Rosmalen, J. & Oude Voshaar, R.C. (2016). Illness Cognitions in Later Life: Development and Validation of the Extended Illness Cognition Questionnaire (ICQ-Plus).
Psychological Assessment, 28, 9, 1119-1127.
* Items afkomstig uit de oorspronkelijke ZCL
Evers, A.W., Kraaimaat, F.W., van Lankveld, W., Jongen, P.J.H., & Bijlsma, J.W.G. (2001). Beyond unfavorable thinking:
The Illness Cognition Questionnaire for chronic diseases. Journal of Consulting and
Clinical Psychology, 69, 1026-1036. Acceptatie 1, 8, 15, 22, 27, 30, 31 Hulpeloosheid 2, 9, 16, 24, 28 Ziekte voordelen 3, 10, 17, 23, 29 Volharding 4, 11, 18, 25 Ziekte-angst 5, 12, 19, 26, 32 Vermijding 6, 13, 20 Catastroferen 7, 14, 21
NEDERLANDSE SAMENVATTING
Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) zijn ‘lichamelijke klachten die geruimere tijd (meer dan enkele weken) bestaan en waarvoor geen afdoende verklaring kan worden gevonden’. Hoewel de meeste SOLK vanzelf overgaan, blijven sommige klachten voortduren. Deze persisterende SOLK hebben grote invloed op het dagelijks functioneren en kwaliteit van leven van de betreffende persoon. Dit geldt zeker ook voor de ouderen van 60 jaar en ouder.
Professionals in de gezondheidszorg, waaronder artsen en psychologen, hebben vaak weinig interesse in de oudere patiënt met SOLK en vinden het doorgaans een moeilijke doelgroep. Dit heeft tot gevolg dat specifieke kennis over diagnostiek en behandeling van SOLK bij de oudere doelgroep ontbreekt.
Casusbeschrijving (deel 1)
John (pseudoniem) is een 79-jarige man die herhaaldelijk bij de huisarts en diverse specialisten (internist, longarts, orthopeed, arts van de pijnpoli) komt. Hij heeft een ‘naar’ gevoel in zijn rechterschouder; geen pijn maar gewoon ‘naar’. Verder klaagt hij over moeheid en ‘weinig lucht’. Hij is bekend met chronische luchtwegklachten (COPD) maar dat vindt hij minder erg dan het nare gevoel in zijn schouder. Met dat nare gevoel staat hij op en gaat hij naar bed. Hij hoopt telkens dat daar een oplossing voor komt. Hij wil er alles aan doen om het nare gevoel weg te krijgen. Elke dokter die iets voor hem zou kunnen betekenen, wil hij bezoeken. In zijn eigen woorden: ‘Dit is geen leven. Soms zou ik wel willen dat dit leven ophoudt en sta ik met al mijn pillen in de hand. Mijn liefste wens is dat u mij van dit nare gevoel in de schouder afhelpt’. Volgens John weet de huisarts langzamerhand ook niet meer wat hij kan doen. Door de aanhoudende klachten is John al lange tijd niet meer bij zijn kinderen op bezoek geweest. Hij blijft liever thuis. Zijn echtgenote en kinderen begrijpen het wel. Hij heeft immers weinig ‘lucht’ door de COPD. Daarom komt zijn kleindochter naar hem toe om samen in zijn huis haar verjaardag te vieren. John heeft vooral gedachten van hulpeloosheid. Door zijn ziekte mist hij de dingen die hij het liefste doet en hij heeft het gevoel nutteloos te zijn. Hij zit vooral op de stoel waar hij zijn schouder tegen de leuning aangedrukt houdt om het nare gevoel in zijn schouder weg te duwen. Hij komt tot niets. Zijn conditie gaat achteruit, hij heeft steeds meer zuurstof nodig. De huisarts besluit hem voor een korte revalidatie op te laten nemen omdat zijn COPD klachten verergerden.
De doelstelling van dit proefschrift is om meer kennis te verwerven over de factoren die samenhangen met het persisteren van SOLK, omdat dit aanknopingspunten kunnen zijn voor cognitief gedragstherapeutische behandeling (CGT) van SOLK bij ouderen.
Het onderzoek richtte zich op de volgende deelvragen: 1. Hoe brengen we SOLK bij ouderen in kaart? 2. Welke factoren zijn geassocieerd met het persisteren van SOLK bij ouderen? 3. Is internet-based Cognitieve Therapie (iCBT) geschikt voor de behandeling van ouderen met SOLK?
NEDERLANDSE SAMENVATTING
Hoe brengen we SOLK bij ouderen in kaart?
Om te screenen op de eventuele aanwezigheid van SOLK kan men gebruik maken van meetlijsten waarin het aantal symptomen worden geteld. Voor (jongere) volwassenen worden hiervoor de Patient Health Questionnaire (PHQ-15) en de somatisatie subschaal van de Symptom Checklist 90-item versie (SCL-90 SOM) aanbevolen. In hoofdstuk 2 beargumen-teerden we dat dit advies niet voor oudere volwassenen opgaat en dat het vaststellen van SOLK bij oudere volwassenen complexer is dan het optellen van de symptomen. Dit komt omdat somatische klachten die vaak voorkomen bij mensen met SOLK, bij ouderen vaak aanwezig zijn vanwege somatische comorbiditeit. Op twee manieren toonden we dit aan. Op de eerste plaats keken we aan de hand van empirische onderzoeksgegevens van twee studies in welke mate de PHQ-15 en de SCL-90 SOM schaal correleerden met enerzijds somatisatie en anderzijds de objectieve ziektelast. We benaderden het begrip somatisatie door het meten van ziekteangst en de aanwezigheid van somatoforme stoornis volgens de DSM-IV. We zagen dat de score op de PHQ-15 en op de SCL-90 SOM schaal slechts matig correleerde met de mate van ziekte-angst en de aanwezigheid van een somatoforme stoornis. Bovendien bleken beide vragenlijsten vrijwel even sterk te correleren met de maten voor de objectieve ziektelast. Met andere woorden een hoge score op de PHQ-15 of SCL-90 SOM kan wijzen op hoge mate van somatisatie, maar kan ook een uiting zijn van een hoge ziektelast. We conclu-deerden dat de PHQ-15 en de SCL 90 SOM daarmee minder geschikt zijn voor het meten van somatisatie bij ouderen.
Vervolgens bestudeerden we de literatuur en vonden we 46 vragenlijsten die we onderzochten op hun bruikbaarheid voor de oudere populatie met SOLK. De criteria waarop we de bruik-baarheid toetsten waren: 1. Aantal (niet) geschikte items voor ouderen, 2. Overlap met veel voorkomende geriatrische syndromen, 3. Aanwezigheid van normgegevens voor ouderen, 4. Gegevens over het schaalgebruik bij ouderen. Hoewel geen enkele schaal voldeed aan de eisen van geschiktheid brachten we het volgende advies brengen uit: 1. De PHQ-15 en de SCL-90 SOM schaal voor populatie studies, met name wanneer vergelijkend onderzoek in een brede bevolkingsgroep plaats vindt, 2. de Freiburg Complaint List en de somatisatie subschaal van de 53-item Brief Symptom Inventory (BSI-53) voor studies in de eerste lijn, en tenslotte de Schedule for Evaluating Persistent Symptoms (SEPS) en de Somatic Symptoms Experiences Questionnaire (SSEQ) voor het monitoren van de behandeling.
Welke factoren zijn geassocieerd met het persisteren van SOLK
bij ouderen?
Waarom knapt de ene oudere patiënt met SOLK op, en blijven de klachten bij de ander voortbestaan? Om hierop antwoord te vinden is het nodig om inzicht in de psychiatrische comorbiditeit bij SOLK te krijgen. In hoofdstuk 3 bestudeerden we in een patiënt-controle studie de psychiatrische comorbiditeit en het psychische lijden van 118 ouderen met onverklaarde- en 154 ouderen met verklaarde klachten. We stelden vast dat psychiatrische comorbiditeit en psychische lijden geassocieerd is met het wel- of niet verklaard zijn van de
NEDERLANDSE SAMENVATTING
klacht. Wanneer we echter corrigeren voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau zien we wat betreft psychiatrische comorbiditeit tussen patiënten met onverklaarde en verklaarde klachten geen verschil. Daarentegen vonden we wel verschillen als het gaat om het psychisch lijden. We zagen een hogere mate van psychisch lijden bij ouderen met onverklaarde klachten in vergelijking met leeftijdsgenoten met verklaarde klachten. Dit gold voor alle settingen in de gezondheidszorg. Deze bevinding vraagt ons extra alert te zijn op psychisch lijden bij ouderen met SOLK, ook wanneer er niet aan de criteria voor een psychiatrische aandoening volgens DSM 5 wordt voldaan.
In hoofdstuk 4 deden we verslag van factoren die volgens patiënten bijdragen aan SOLK. We verzamelden de gegevens van patiënten met SOLK in drie verschillende leeftijdsgroepen met behulp van semi–gestructureerde interviews. We stelden vast dat patiënten factoren noemden die overeenkwamen met de factoren die in een eerder onderzoek door professionals werden gerapporteerd. ‘Somatische fixatie’, ‘bovenmatig gebruik maken van zorgvoorzieningen’ en ‘moeilijk hulp kunnen vragen’ zijn een paar voorbeelden van de totaal 16 factoren die in een concept mapping studie werden gedefinieerd. Het feit dat patiënt en professional dezelfde factoren noemen zou mogelijk consensus over probleemkeuze en behandelplan kunnen bevorderen. Dit betekent echter nog niet dat patiënt en professional hetzelfde denken over de factoren die verantwoordelijk zijn voor de in stand houding van de klacht. Een gepersonaliseerd onderzoek naar de functie en betekenis van de klachten blijft dan ook noodzakelijk om de vicieuze cirkel van de in stand houdende factoren te doorbreken.
In hoofdstuk 4 stelden we verder vast dat er naast veel overeenkomsten in factoren tussen leeftijdsgroepen ook betekenisvolle verschillen waren. Oudere patiënten noemden in het semi-gestructureerde interview vaker ‘disfunctionele relaties met vrienden en familie’, en ‘problemen met professionals in de gezondheidszorg’. Ouderen rapporteerden daarentegen minder vaak ‘problemen met het vervullen van de rollen’, ‘hoge eisen stellen aan zichzelf’ en ‘moeilijkheden met het ervaren en interpreteren van emoties en fysieke processen’. Hoe kunnen we deze verschillen ten opzichte van jongvolwassenen verklaren? In de literatuur zijn er aanwijzingen dat oudere patiënten beter in staat zijn om lichamelijke symptomen en sensaties te interpreteren omdat zij meer gewend zijn aan het hebben van klachten. Daarbij komt nog dat met het toenemen van de leeftijd de houding ten aanzien van lichamelijke gezondheid positiever wordt. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat ouderen minder psychologische problemen noemen. Dat ouderen meer ‘sociale factoren’ noemen zou te maken kunnen hebben met de angst om afhankelijk te worden of met het verwerken van het verlies van familie en vrienden.
De manier waarop mensen denken over hun ziekte bepaalt het functioneren en de kwaliteit van leven. Niet-helpende ziektecognities dragen bij aan de persistentie van klachten. In hoofdstuk 5 deden we verslag van de ontwikkeling en de validatie van een uitgebreide ZiekteCognitieLijst (ZCL-plus). Dit is een uitbreiding van de oorspronkelijke ZiekteCognitieLijst, een lijst die op de theoretische constructen hulpeloosheid, acceptatie en ziekte-voordelen is gebaseerd. Het doel van ons onderzoek was om de bestaande lijst te valideren en waar nodig uit te breiden.
NEDERLANDSE SAMENVATTING
Dit deden we aan de hand van semi-gestructureerde interviews bij 21 ouderen met SOLK. Vervolgens hebben we de uitgebreide ZCL (ZCL-plus) voorgelegd aan 220 ouderen met zowel onverklaarde- als verklaarde klachten. Factoranalyse bevestigde de drie-factor structuur van de originele ZCL namelijk hulpeloosheid, acceptatie en ziekte-voordelen. Daarnaast ontstonden er vier additionele categorieën waaraan de expert groep de volgende namen gaven: volharding, ziekte-angst, vermijding en catastroferen. De resultaten lieten zien dat de ZCL-plus helpt om niet-helpende ziektecognities bij ouderen met zowel onverklaarde als verklaarde klachten op te sporen. Wanneer we beide groepen met elkaar vergeleken zagen we dat oudere patiënten met onverklaarde klachten lager scoorden op acceptatie en ziekte-voordelen en hoger op hulpeloosheid en ziekte-angst dan oudere patiënten met verklaarde klachten.
Vervolgens is de vraag wat er met deze cognities gebeurt wanneer de tijd verder voortschrijdt en de cognities niet worden bewerkt door bijvoorbeeld psychologische behandeling. Met andere woorden: hoe is het natuurlijk verloop van ziektecognities en welke factoren dragen bij aan verandering? In hoofdstuk 6 deden we verslag van een observationele studie bij 154 oudere patiënten met lichamelijke klachten. We stelden vast dat de meeste ziektecognities weinig veranderen over de tijd. Cognities met betrekking tot acceptatie en hulpeloosheid namen beiden naar verloop van tijd (minimaal) toe. Dit gold voor zowel de oudere patiënten met onverklaarde klachten als de oudere patiënt met verklaarde klachten. Vervolgens keken we naar de factoren die geassocieerd zijn met cognitieverandering en stelden vast dat zowel somatische factoren (somatische comorbiditeit en cognitief functioneren) als psychopathologie geassocieerd zijn met cognitieverandering. We concludeerden dat wanneer ziektecognities niet actief worden bewerkt, hierin vrijwel geen verandering zal optreden. De vraag die daarbij opdoemt is op welke wijze niet-helpende cognities bij ouderen met lichamelijke klachten (verklaard en onverklaard) kunnen worden bewerkt.
Is iCBT voor de behandeling van ouderen met SOLK geschikt?
Kan op internet gebaseerde cognitieve therapie (iCBT) behulpzaam zijn als het gaat om het bewerken van de factoren die geassocieerd zijn met de persistentie van SOLK? Kan de huidige generatie oudere patiënten profiteren van de voordelen die iCBT met zich meebrengt? In
hoofdstuk 7 stelden we vast dat de bruikbaarheid van iCBT samenhangt met de leeftijd. We
zagen dat hoe ouder de patiënt is, hoe meer problemen men ervaart met de operationele en navigatie vaardigheden die nodig zijn voor de uitvoer van een digitale behandeling. Vervolgens zoomden we in hoofdstuk 8 verder in op de vraag of iCBT een geschikt aanbod is voor oudere patiënten in de specialistische geestelijke gezondheidszorg (SGGZ). We merkten op dat deze groep als het gaat om acceptatie en het gebruik van iCBT meerdere problemen tegenkomt. We zagen dat oudere patiënten die geen gebruik willen maken van iCBT meerdere redenen hebben om hier van af te zien. Zij beschouwden zichzelf als onvoldoende computervaardig, waren niet gemotiveerd, of rapporteerden mentale of fysieke problemen die deelname in de weg stonden. De oudere patiënten die iCBT accepteerden lieten vervolgens een tekort aan digitale vaardigheden zien waardoor ze onvoldoende konden profiteren van het iCBT in de
NEDERLANDSE SAMENVATTING
huidige vorm. We veronderstelden dat de geschiktheid van iCBT vergroot zou kunnen wor-den door het trainen van de operationele vaardighewor-den en door de praktische bruikbaarheid van het iCBT programma te vergroten.
Conclusies
In hoofdstuk 9 zijn de verschillende bevindingen uit het proefschrift in een breder perspec-tief geplaatst en hebben we gekeken naar de verdere implicaties voor de dagelijkse praktijk, opleiding en toekomstig onderzoek. Onderstaande casusbeschrijving geeft een indruk van de wijze waarop de bevindingen uit het onderzoek een bijdrage leveren in de dagelijkse praktijk.
Casusbeschrijving (deel 2)
John keek samen met een psycholoog naar de factoren die ervoor zorgen dat hij zich zo ellendig voelt, die ervoor zorgen dat de problemen in het dagelijks leven blijven voort- bestaan, en die zijn levensgeluk in de weg staan. Deze zoektocht naar persisterende factoren
(hoofdstuk 4) liet zien dat John zich somber voelde, veel sliep en dat zijn lichamelijke
conditie steeds verder afnam. John had nog veel verdriet om het verlies van dierbaren. Hij trok zich terug uit het contact met zijn familieleden en vrienden. Hij was teleurgesteld in de huisarts en had het gevoel het zelf maar te moeten opknappen. De ZCL-plus
(hoofdstuk 5) werd op verzoek van de psycholoog ingevuld. John scoorde vooral hoog op
hulpeloosheid’ (bv. ‘door mijn ziekte mis ik de dingen die ik het liefste doe’), catastroferen (bv. ‘ik verwacht dat mijn ziekte zal verergeren’) en ‘vermijding’ (bv. ‘door drukte te ontlopen verminderen mijn klachten’). Op basis van deze zoektocht naar de persisterende factoren besloten John en de psycholoog in onderling overleg meerdere behandeldoelen te formuleren, waaronder bezoek brengen aan de kinderen en het herstellen van de relatie met de huisarts. John kreeg een iCBT programma aangeboden gericht op het bewerken van de persisterende factoren. Helaas kwam dit niet goed van de grond. Het was te ingewikkeld voor John (hoofdstuk 8) en het leverde hem angst en stress op. De behandeling die vervolgens plaatsvond bestond uit 10 sessies cognitieve gedragstherapie. Routine Outcome Meting (ROM) liet na 10 sessies een verbetering op depressie en kwaliteit van leven zien (hoofdstuk 3). John heeft inmiddels een goede relatie met zijn hulpverleners die allemaal hetzelfde behandelplan volgen. Hij is blij dat de relatie met zijn huisarts is hersteld. De huisarts bezoekt hem nu op vaste momenten en heeft een goed beeld van zijn klachten. Hoewel het nare gevoel in de schouder niet weg is, heeft dit nu minder invloed op zijn dagelijks leven.
De studies in dit proefschrift hebben eraan bijgedragen dat onze kennis over de verschil-lende factoren die geassocieerd zijn met de persistentie van SOLK bij oudere patiënten is vergroot. Zo stelden we vast dat de oudere patiënt met onverklaarde, deels verklaarde of ver-klaarde klachten veel overeenkomst vertoont met de jongere volwassene met SOLK. Daarnaast
NEDERLANDSE SAMENVATTING
zagen we echter ook betekenisvolle verschillen zoals in het gebruik van lijsten om somatisatie te meten, de nadruk op ‘sociale’ factoren en het verschil in toepasbaarheid van iCBT. We verwachten dat, wanneer we tijdens de intake en behandeling rekening houden met leeftijds-specifieke kenmerken, er geen reden zal zijn om ouderen uit te sluiten van behandeling. Ons onderzoek heeft handvaten gegeven voor de diagnostiek en de behandeling van SOLK bij ouderen. Dit geldt zowel voor oudere patiënten met onverklaarde, deels verklaarde en verklaarde klachten.
We hopen dat we met dit onderzoek de oudere patiënt met SOLK onder de aandacht hebben gebracht van de professionals in de geestelijke gezondheidszorg, de opleiding voor psychologen en het onderzoeksveld.
DANKWOORD
Vandaag, een bloedhete dag in de bijzondere zomer van 2020 rond ik mijn proefschrift met een dankwoord af. Dat ik niet precies weet wanneer ik werkelijk aan het proefschrift begon maar wel precies weet waar het eindigt, zegt alles over wie ik bij aanvang was en wie ik nu ben. Nooit eerder durfde ik er aan te denken dat ik het zou kunnen en durven, dat het zou passen in mijn leven. Tot het moment dat nieuwsgierigheid en persoonlijke groei het van de twijfel won. Met een tevreden blik kijk ik terug op mijn ontwikkeling in dit traject en dank ik iedereen die daar aan heeft bijgedragen.
Deelnemende patiënten
De patiënten die deelnamen aan de verschillende onderzoeken waarvan in dit proefschrift verslag wordt gedaan, wil ik hartelijk bedanken voor hun deelname. Als zij niet bereid waren geweest om hun gegevens en resultaten beschikbaar te stellen, was er geen proefschrift geweest. Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u in mij en mijn collega’s heeft gehad.
Promotor: Prof. Dr. Richard Oude Voshaar
Richard, we ontmoetten elkaar voor de eerste keer op Maria MacKenzie waar jij als psychiater in opleiding werd aangenomen. Vanaf het eerste ogenblik was duidelijk dat we een lot uit de loterij hadden. Ik zag jouw ontwikkeling en groeide er zelf een beetje in mee. Met trots kan ik dan ook zeggen dat ik jouw supervisor CGT was. Toen we besloten om de OPUS studie van de grond te tillen, voelde ik me vereerd dat jij mijn promotor wilde zijn. Ik ben je zeer dankbaar voor wat je voor mij hebt betekend. Vanuit het verre Groningen was je er altijd voor raad en daad. Ik hoop dat we elkaar niet uit het oog verliezen. Betekenisvolle contacten met waardevolle mensen zijn er voor altijd.
Promotor: Prof. Dr. Judith Rosmalen
Judith, we leerden elkaar kennen bij aanvang van dit promotietraject. Vanaf het begin voelde het vertrouwd. Misschien omdat we beiden onze roots in de Betuwe hebben? Je constructieve kritische noot, ‘het rode potlood’ zoals je het zelf noemde, staat symbool voor mijn ontwikkeling. In het begin vreesde ik de rode strepen, later leerde ik het te waarderen en heeft het mij verder gebracht. Ik voelde je waardering voor de combinatie van hard werken en een gezin draaiende houden. Dit heeft bijgedragen aan de goede balans in gezin en werk, waarvoor mijn hartelijke dank.
Copromotor: Dr. Peter Hilderink
Peter, van het begin tot het einde van het traject ben je betrokken geweest. Je steunde mij altijd door soms wat gas te geven, soms af te remmen, mij te ontzien wanneer het nodig was en zelf-vertrouwen te geven wanneer ik me te bescheiden opstelde. ‘Je moet ervan genieten’ en ‘houd je eigen regie’ zijn uitspraken die mij door de moeilijke momenten hebben heen geholpen. Ondanks dat onze praktijk SeniorBeter steeds drukker werd, gaf je mij de ruimte om de promotie tot een goed einde te kunnen brengen. Mede door jouw toedoen heb ik al die ballen in de lucht kunnen houden. Ik zou iedereen zo’n betrouwbare, fijne collega gunnen. Ik hoop dat we nog lang samen met zoveel plezier in onze praktijk kunnen werken.
DANKWOORD
Copromotor: Dr. Denise Hanssen
Denise, jij werd als tweede copromotor toegevoegd en daar was ik erg blij mee. Ik wist dat ik veel aan jouw bijdrage kon hebben. De eerste keer dat we elkaar troffen tijdens jouw solli-citatie in het kader van de OPUS studie, zag ik dat we talent in huis haalden. Je hebt mij met veel geduld en kennis geholpen met de analyses. Dat ik de statistiek steeds beter onder de knie kreeg, heb ik mede aan jou te danken. Ik ben heel blij dat we samen het SOLK onderwijs voor ouderen in het land vorm geven en ik verheug me op alles wat nog op ons pad komt.
Leden van de beoordelingscommissie
Prof. dr. A. Pot , Prof. dr A. Ranchor, en Prof. dr S. Visser, hartelijk dank voor het beoordelen en kritisch lezen van mijn proefschrift.
Co-auteurs
Ik wil alle co-auteurs bedanken voor de prettige samenwerking en de kritische, constructieve feedback die ik kreeg. Speciaal wil ik noemen Selma te Boekhorst, jouw werkzaamheden tijdens de GZ opleidingsstage bij SeniorBeter zijn waardevol geweest voor het onderzoek. Roos van de Vaart, bedankt voor je wijze raad en adviezen waarmee je mij door het programma van ‘Grip op Pijn’ hebt geleid. Patricia de Boer, fijn dat je bereid was om als tweede beoordelaar maar liefst 46 vragenlijsten te screenen. Een hele klus, zeker als je bedenkt dat je 10 keer liever de bergen in Oostenrijk beklimt.
Collega’ s
Carolien Benraad, het is zeker al 15 jaar geleden dat we samen werden uitgenodigd om iets te vertellen over SOLK. Ook Peter Hilderink sloot zich aan. We waren enthousiast en vatten het plan op om onderzoek te doen. Jouw inspirerende persoonlijkheid heeft ervoor gezorgd dat het van de grond kwam. Met een niet aflatende energie heb jij je ingezet, elke tegenslag overwon je. Ik kijk met grote bewondering naar jouw kracht. Het lukte om elkaar te versterken waardoor 1 plus 1, 3 werd.
Oud collega’s van ProPersona, Ellie en Luke, samen hebben we het draaiboek SOLK opgesteld en uitgevoerd. We sprongen met z’n 3-en in het diepe om de groepsbehandeling tot stand te brengen. Ik realiseer me dat dit niet altijd gemakkelijk was, super dat jullie ervoor wilden gaan. Liesbeth, Marjan en Claudia, mijn intervisie clubje, bedankt voor jullie kritische vragen en de gelegenheid om te oefenen. Van de toetsingsgroep kreeg ik de kans om het onderzoek voor het voetlicht te brengen, waarvoor mijn hartelijke dank.
Nathalie, Jessica, Lian en Suzanne bedankt voor jullie luisterend oor. Het was fijn om af en toe te sparren. Hopelijk blijven we dit doen en gaan we op z’n tijd een hapje eten en een wijntje drinken. Hanneke Meulbroek bedankt voor de textuele correcties en aanvullingen. Jouw inbreng heeft het proefschrift absoluut mooier gemaakt.
DANKWOORD
Vriendengroep de Draken
De Draken, vrienden van het eerste uur. Vanaf mijn 14-de jaar een heerlijke groep om mee uit te gaan en het leven te vieren. Vorig jaar stonden we stil bij 40 jaar vriendschap. We mogen wel zeggen in voor- en tegenspoed. Wat ben ik blij dat we zo’n lange mooie geschiedenis met elkaar delen en dat we er altijd voor elkaar zijn. Ik vind het geweldig dat jullie zijn afgereisd naar Groningen om vandaag bij mijn verdediging te zijn.
Familie
Arold, Marike, Carel, Anita, Lisette, Ton, Eric, Gera, Carin, Marcel, Theo en Connie. Wat een heerlijk gevoel dat jullie vandaag hier zijn om samen dit traject af te sluiten. Jullie zorgden ervoor dat er altijd voldoende afleiding was en dat ik met de voeten in de klei bleef staan. Tante Riet en ome Jan, fijn dat jullie zoveel betrokkenheid toonden en zo naar de dag van de verdediging toeleefden.
Mijn moeder
Ma, fijn dat je deze bijzondere dag bij mij kunt zijn. Samen zijn we in gedachten ook bij pa, die we op dit moment extra missen. Ik weet dat je trots bent en dat je dit gevoel het liefst met hem had willen delen.
Ik dank mijn ouders voor hun onvoorwaardelijke steun en liefde.
Het thuisfront:
Veel heb ik geleerd van jullie, mijn kinderen. Ik zag jullie uitgroeien tot sterke volwassenen die wat te vertellen hebben. Tijdens het promotietraject heb ik veel van jullie gevraagd. Veel heb ik van jullie gekregen. Ik vind het bijzonder dat jullie mij vandaag terzijde staan.
Harm, je hebt me vanaf het begin geholpen met de Engelse taal. Ik had het enorm getroffen
met een zoon die tweetalig onderwijs heeft gevolgd. En als ik ergens tegenop zag hielp je mij vooruit met de woorden ‘geen problemen maken, gewoon doen”. Ik heb van jou geleerd dat dit de beste manier is om onzekerheid geen kans te geven. Ik weet dat jij apetrots bent op mij en ik op jou.
Cas, jij hebt mij geholpen met statistiek omdat je als geen ander, op een helder manier de
moeilijkste dingen kunt uitleggen. Maar het meest heb ik geleerd van je wetenschappelijke attitude. Je zei: ‘je moet blij zijn dat je hypothese niet uitkomt, dat geeft je de kans om een nieuwe te genereren. Zo help je de wetenschap vooruit! Jij leerde mij te dealen met het krijgen van feedback. Je bent een ware wetenschapper in de dop.
Mark, in jouw woordenboek komt ‘kan niet’, niet voor. Met enorme wilskracht en een ijzeren
discipline laat jij de wereld zien dat je door hard werken ver kunt komen. Hierin ben jij een voorbeeld voor mij. En omdat we nu beiden werkzaam zijn in de ouderenzorg kunnen we onze interesses samen delen.
DANKWOORD
Richard, mijn dank aan jou is dubbel groot. Ten eerste omdat ik mij geen betere vormgever
had kunnen wensen. Creatief en precies, eigenschappen die ik niet heb. Bedankt voor al die keren dat er toch weer een wijziging in de tekst nodig was en jij zei dat het toch al was aangeleverd en jij er veel werk aan had gehad, en toch deed wat ik vroeg.
En last but not least, bedankt voor jouw steun.
‘Lief hebben is voor elkaar bestaan,
aan elkaar denken, dan is er ruimte om jezelf te zijn’.
Dat was de tekst op onze trouwkaart bijna 30 jaar geleden. De afgelopen jaren heb ik veel ruimte genomen en heb ik veel van jou gevraagd. Wat een geluk dat je mij de kans hebt gegeven om dit promotietraject tot een goed einde te brengen. Ik verheug me erop om vanaf nu weer meer samen op pad te gaan!
CURRICULUM VITAE
Dorine van Driel-de Jong is geboren op 3 april 1966 in Gendt. Zij behaalde in 1984 haar
eindexamen VWO aan het Canisius College te Nijmegen. Vervolgens studeerde zij psychologie, aan de Radboud Universiteit in Nijmegen waar zij afstudeerde (1990) in de richting van de psychogerontologie.
Tijdens de stage bleef haar liefde voor de patiëntenzorg niet onopgemerkt en werd ze gevraagd om al voor het af studeren te werken als psycholoog bij de afdeling ouderen van de Riagg Westelijke Mijnstreek in Sittard. Na de afronding van de psychologie studie (1990) was ze achtereenvolgens werkzaam bij de GGZ Noord-Oost Noord Brabant en GGZ Drenthe. Na de geboorte van haar eerste kind koos ze ervoor om dichter bij huis te werken en viel het oog op de nieuw op te richten sectie ouderenpsychiatrie in Nijmegen. Vanaf 1996 tot 2014 was ze daar werkzaam en vervulde ze de functies van GZ- psycholoog, cognitief gedragstherapeut, behandelcoördinator en programmaleider binnen Maria MacKenzie en de ambulante tak. Ook was ze 7 jaar voorzitter van de ethische commissie. In die periode werd het ‘moreel beraad’ binnen alle geledingen van ProPersona ingevoerd.
In 2007 was zij medeoprichter van Mentalis, een samenwerkingsverband met het Radboud-ziekenhuis waar ouderen met angst- depressie- en onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten, poliklinische behandeling kregen. In diezelfde periode volgde ze de opleiding tot klinisch psycholoog aan de Radboud Centrum Sociale Wetenschappen (RCSW) welke ze in 2012 afrondde.
Toe aan een nieuwe uitdaging richtte zij precies 10 jaar geleden samen met Peter Hilderink een praktijk op voor ouderen met psychische klachten (SeniorBeter) in de Gemeente Lingewaard en Nijmegen. Na een voorzichtig begin, nu een druk bezochte praktijk waar inmiddels meer dan 1100 patienten zijn onderzocht en behandeld en waarmee psychische zorg voor ouderen op de kaart is gezet.
Zij ontwikkelde zich als docent. Zo is zij 2 jaar werkzaam geweest aan de Radboud Universiteit waar zij hoorcolleges en praktijkvakken doceerde. Vanaf 2012 verzorgt zij, in de functie van CGT-supervisor, onderwijs aan GZ- en KP psychologen bij de RINO Amsterdam, RCSW Nijmegen en Care & Cure Development (CCD) Arnhem. Verder levert zij jaarlijks een bijdrage aan het onderwijsprogramma van klinisch geriaters (LOAG). Zij is namens CCD inhoudelijk verantwoordelijk voor incompany opleidingen voor psychologen, verpleegkundig specialisten en specialisten ouderengeneeskunde in het verpleeghuis. Vanaf 2012 is zij voorzitter van de toetsingsgroep voor verpleeghuispsychologen in de regio Arnhem.
Dorine is getrouwd met Richard van Driel, eigenaar van Drukwerk ABC. Zij zijn trotse ouders van drie zonen; Harm, master student ‘data-science and society’ aan de Tilburg University, Cas, master student ‘strategic management’ aan de Erasmus University Rotterdam en Mark, student ‘helpende zorg en welzijn’ aan het MBO in Nijmegen.
LIST OF PUBLICATIONS:
Factors contributing to the persistence of MUS in later life:
Benraad, C.E.M., Hilderink, P.H., van Driel, T.J.W., Disselhorst, L.G., Lubberink, B., van Wolferen, L., Olde Rikkert, M.G.M., & Oude Voshaar, R.C. (2013). Physical functioning in older people with somatoform disorders: a Pilot Study. Journal of the American Medical Directors
Association, 14, 1, 75.e9-13
Driel, D. van, Hilderink, P., de Bakker, S., Benraad, C., & Speckens, A. (2007). Cognitieve gedragstherapie bij ouderen met onverklaarde lichamelijke klachten: een verslag van de pilot-groep. Directieve Therapie, 27, 177-192.
Hanssen, D.J.C., van Driel, T.J.W., Hilderink, P. H., Benraad, C.E.M., Naarding, P., Olde Hartman, T.C., Lucassen, P.L.B.J., & Oude Voshaar, R.C. (2020). Psychiatric characteristics of older persons with medically unexplained symptoms; a comparison with older patients suffering from medically explained symptoms. European Psychiatry, 63, 1, 1-8.
Hilderink, P.H., Benraad, C.E.M., Driel van, T.J.W., & Olde Rikkert, M.G.M. (2008). On-verklaarde lichamelijke klachten bij ouderen: samenspel van lichamelijke, psychiatrische en psychologische factoren. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 152, 23, 1305-1309. Hilderink, P.H., Benraad, C.E.M., van Driel, D., Buitelaar, J.K., Speckens, A.E.M., Olde Rikkert, M.G.M., Oude Voshaar, R.C. (2009). Medically Unexplained Physical Symptoms in Elderly People: A Pilot Study of Psychiatric Geriatric Characteristics. American Journal of Geriatric
Psychiatry, 17, 12, 1085-1088.
van der Vaart, R., van Driel, D., Pronk, K., Paulussen, S., te Boekhorst, S., Rosmalen, J., & Evers, A. (2019). The role of age, education, and digital health literacy in usability of internet-based Cognitive Behavioural Therapy for chronic pain: mixed-methods study. JMIR Form. Res.,3, 4. Van Driel, T.J.W., Hanssen, D.J.C., Hilderink, P.H., Naarding, P.N., Lucassen, P,L., Rosmalen, J.G.M., & Oude Voshaar, R.C. (2016). Illness cognitions in later life; development and validation of the extended Illness Cognition Questionnaire (ICQ-plus). Psychological assessment, 28, 9, 1119-1127.
van Driel, T.J.W., Hanssen, D.J.C., Hilderink, P.H., Rosmalen, J.G.M., & Oude Voshaar, R.C. Illness cognitions in older patients with physical symptoms; natural course and determinants of change. Submitted.
van Driel, T. J. W., Hilderink, P. H., Hanssen, D.J.C., de Boer, P., Rosmalen, J.G.M., & Oude Voshaar, R.C. (2018). Assessment of somatization and medically unexplained symptoms in later life. Assessment, 25, 3, 374-393.
LIST OF PUBLICATIONS
van Driel, T.J.W., Hilderink, P.H., Tak, L.M., van Rood, Y.R., Hanssen, D.J.C., Oude Voshaar, R.C., & Rosmalen, J.G.M. Perpetuating factors of medically unexplained symptoms in specialized care: a comparison of three age groups and both sexes. Submitted.
van Driel, D., van der Vaart, R., te Boekhorst, S., Hilderink, P., Oude Voshaar, R., & Rosmalen, J. (2019). Feasibility of an internet-based Cognitive Behavioural Therapy for older treatment seeking patients.
Boek publicaties:
Benraad, C., & Driel, van, D. (2017). De ‘moeilijke patiënt’: onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten bij ouderen. In M. van Iersel, M. Smalbrugge, M. van de Pol, M. Petrovic, S. de Rooij & M. Olde Rikkert (Eds). Leerboek geriatrie; probleemgeoriënteerd werken met ouderen. Utrecht: de Tijdstroom.
De OPUS project groep o.l.v. van Driel, D. Omgaan met (onvoldoende verklaarde) Lichamelijke
klachten met behulp van Cognitieve Gedragstherapie. [Protocol cognitieve gedragstherapie
voor oudere volwassenen met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten; vrij verkrijgbaar via de auteurs].
Driel, D. van (2020). The Illness Cognition Questionnaire-plus (ICQ-plus). In J Fisher, Corcoran, K., & Springer, D.W. Measures for clinical practice and research: a sourcebook: volume
1: couples, families, and children. Oxford: University press.
Driel, D. van, & Oude Voshaar, R.C. (2017). Diagnostiek en behandeling bij ouderen. In J. Spaans, J. Rosmalen, Y. van Rood, H. van der Horst, & S. Visser (Eds). Handboek behandeling
van somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten, Houten: Lannoo Campus.
Hilderink, P.H., van Driel-de Jong, T.J.W. (2008). Onverklaarde lichamelijke klachten. In Clijsen et al. (Eds). Leerboek Psychiatrie voor Verpleegkundigen. Maarssen: Elsevier.
Hilderink, P.H., van Driel-de Jong, T.J.W., Garenfeld, W., & van Piere, M.A.G.B. (2012). Psychiatrie, somatische aandoeningen en somatoforme stoornissen. In: C. Blanken et al.
Psychiatrie voor SPH. Amsterdam: Reed Business.
Andere onderwerpen:
Van Niekerk, M.E.H., Groen. W., Vissers, C.W.M., van Driel-de Jong. D., Kan C.C., Oude Voshaar, R.C. (2012). Diagnosing autism spectrum disorders in elderly people. International
RESEARCH INSTITUTE SHARE
This thesis is published within the Research Institute SHARE (Science in Healthy Ageing and healthcaRE) of the University Medical Center Groningen / University of Groningen. Further information regarding the institute and its research can be obtained from our internet site: http://www.share.umcg.nl/
More recent theses can be found in the list below. (supervisors are between brackets)
2020
Politiek K
The challenge of hand eczema; pathogenesis, treatment, and burden of disease
(dr MLA Schuttelaar, prof PJ Coenraads)
Akhbari Ziegler S
Implementation of COPCA; a family centred early intervention programme in infant physiotherapy
(prof M Hadders-Algra, prof M Wirz, dr T Hielkema)
Brouwer SI
Motor milestones, physical activity, overweight and cardiometabolic risk; from birth to adolescence
(prof RP Stolk, dr E Corpeleijn)
Lu C (Congchao)
Physical activity and health in Dutch and Chinese children
(prof E Corpeleijn, prof R Stolk)
Oosterwijk A
From range of motion to function; loss of joint flexibility after burns: when is it a problem?
(prof CP van der Schans, dr LJ Mouton, dr MK Nieuwenhuis)
Veen MM van
Facial palsy; treatment, quality of life, and assessment
(prof PMN Werker, prof PU Dijkstra)
Mooij R
Improving quality of maternal and perinatal care in rural Tanzania
RESEARCH INSTITUTE SHARE
Bunt S
Frailty among older adults; exploring the social dimension
(prof CP van der Schans; prof BJM Steverink; dr JSM Hobbelen)
Mousavi SH
A step forward in running-related injuries
(prof J Zwerver, prof RL Diercks, dr JM Hijmans)
09.09.2020 PHR
Lip SV
The effects of preeclampsia on the maternal cardiovascular system; gene expression and its (epigenetic) regulation in experimental preeclamptic cardiovascular tissues and cells
(prof T Plösch, dr MM Faas, prof SA Scherjon)
Renting N
Clinical workplace learning today; how competency frameworks inform clinical workplace learning (and how they do not)
(prof ROB Gans, prof ADC Jaarsma, prof JCC Borlefs)
Rietkerk W
Tailoring care for older adults; understanding older adults goals and preferences
(prof SU Zuidema, prof JPJ Slaets, prof DL Gerritsen)
Aalst RTA van
An economic assessment of high-dose influenza vaccine
(prof MJ Postma, prof JC Wilschut)
Kuiper D
Implementation of the self-management of well-being interventions; determinants and effects
(prof R Sanderman, prof SA Reijneveld, prof BJM Steverink, dr MM Goedendorp)
Zwertbroek EF
Hypertension in pregnancy; timing of delivery and early screening
(prof CM Bilardo, prof SA Scherjon, dr MTM Faassen, dr H Groen)
Boer P de
Cost-effectiveness of vaccination strategies to protect older adults: focus on herpes zoster and influenza
RESEARCH INSTITUTE SHARE
Buijs-Spanjers KR
Improving delirium education: the role of experiential learning in a serious game
(prof SEJA de Rooij, prof ADC Jaarsma)
Karsten MDA
Women’s lifestyle and sexual function; The effects of a preconception intervention in women with obesity
(prof A Hoek, prof TJ Roseboom, dr H Groen)
Koops JC
Understanding nonmarital childbearing. The role of socio-economic background and ethnicity in Europe and North-America.
(prof AC Liefbroer, prof AMH Gauthier)
Wasir R
Moving forward to achieve universal health coverage in Indonesia: progress and challenges
(prof E Buskens, prof MJ Postma, dr W Goetsch)