• No results found

Gemeente van Christus,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Gemeente van Christus,"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Ik heb dorst

Deze preek is gehouden op zondagmorgen 7 maart in de Adventkerk in Amersfoort. Gelezen is Johannes 19:28-30. Gezongen is onder andere NLB 760 en geciteerd zijn NLB 566 en 941.

Gemeente van Christus,

Als Jezus aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst. In de eerdere kruiswoorden ging het over de mensen om Jezus heen. Het ging over de soldaten die hem kruisigen: vader vergeef het hun. Het ging over de misdadigers die met hem gekruisigd waren: heden zul je met mij in het paradijs zijn. Het ging over zijn moeder. Vrouw zie uw zoon. En tegen de leerling zei hij: zie uw moeder. Vandaag gaat het niet over anderen maar over Jezus zelf. Ik heb dorst. Het gaat niet over hoge en verheven geestelijke zaken. Het gaat niet over vergeving. Het gaat niet over het paradijs. Het gaat niet over de nieuwe familie die aan de voet het kruis wordt gevormd. Het gaat vanmorgen over dorst. Het gaat over een lichamelijke behoefte. We denken vanmorgen na over het feit dat wij mensen lichamelijke wezens zijn. Daar hebben we het niet vaak over in de kerk. Maar door het vijfde kruiswoord kunnen we er niet om heen. Als er geen lichaam was dan was er geen kruisiging en zonder lichaam was er ook geen sprake van dorst. Als Jezus aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst.

Het lichaam

Nu is het feit van ons lichaam een open deur. Ik hoef u er niet van te overtuigen dat u een lichaam heeft. Toch zijn we ons vaak van ons lichaam niet bewust. Veel handelingen met het lichaam doe ik terwijl ik met mijn gedachten elders ben.

Want hoe vaak voel je dat nu, de sensatie van het warme water van de douche op je huid? Waar ben ik met mijn gedachten als ik tanden poets? Het hangt er

misschien vanaf wat voor beroep je hebt. Maar als ik een dag achter de computer zit dan kan ik mijn lichaam helemaal vergeten. Ik ga zo op in het beeldscherm dat ik vergeet te lunchen. En als ik in mijn eentje lunch dan doe ik er altijd iets naast.

Ik lees de krant of kijk naar een talkshow van de avond ervoor. Wanneer zijn we ons eigenlijk wél bewust van ons lichaam? Je kunt niet om je lichaam heen als je lichamelijk werk hebt. Na een dag werken voel je je lichaam. Anderen voelen hun lichaam bij het sporten. Een goede maaltijd kan je ook even stilzetten. De sensatie van de smaken in je mond. En wat te denken van seksualiteit? Het zijn allemaal ervaringen die ons weer het lichaam in trekken. We zijn even geen hoofd op pootjes. We zijn even niet ons brein. Maar mensen die hun lichaam helemaal bewonen.

Ziekte

Nu staan deze positieve ervaringen veraf van onze Heer die hangt aan het kruis.

Bij hem is het de pijn die maakt dat hij niet om zijn lichaam heen kan. Pijn is als niets anders in staat om je te herinneren aan je lichaam. Als je oververmoeid bent, dan pas sta je stil bij de energie die je normaal gesproken had. Als je spierpijn hebt wordt je jezelf bewust van spieren waarvan je niet eens wist dat ze

(2)

2

bestonden. Ziekte maakt je bewust van je lichaam en van de kwetsbaarheid daarvan. Je bent geen robot. Je bent niet van ijzer gemaakt. God heeft ons

genomen uit het stof van de aarde. Hij heeft ons zijn adem in geblazen. Hij heeft ons broze bestaan gewild. We mogen mens zijn in alle kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid maakt liefde mogelijk. Ik kan me zonder kwetsbaarheid geen liefde voorstellen. Staal kan geen liefde bedrijven. Beton kan ons geen

geborgenheid geven. Maar de keerzijde is dat we kwetsbaar zijn. We zijn sterfelijk. We kunnen ziek worden. Je botten kunnen breken. Je kunt rillen en zweten van de koorts. Je kunt misselijk zijn van de hoofdpijn. De pijn kan zo hevig zijn dat er niets anders meer is. Je kunt aan niets anders meer denken. Je gaat samenvallen met je pijn. Als Jezus aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst.

Geweld

Dat doet mij dus denken aan de kwetsbaarheid die gegeven is met ons lichamelijk bestaan. En toch zijn we hiermee nog niet doorgedrongen tot de bodem van deze pijn. Want het kruis is geen ziekte die Jezus is overkomen. Zijn lichaam was vierentwintig uur geleden nog kerngezond. Het lichaam van onze Heer is

wrakhout geworden door zijn kruisiging. Er is geweld gepleegd op zijn lichaam.

Hij is geslagen. Hij is gegeseld en tenslotte aan het hout gehangen. Ons lichaam maakt ons niet alleen kwetsbaar voor ziekte maar ook voor elkaar. We kunnen elkaar geborgenheid geven, maar we kunnen elkaar ook ongelooflijk veel pijn doen. Ik denk aan de verschrikking van oorlogen. Wapens die het menselijk lichaam kapot maken. Ik denk aan de hel van huiselijk geweld. Ik denk aan de gruwel van verkrachtingen. Ons lichaam is geen buitenkant. Als er geen respect is voor het lichaam dan is er geen respect voor jou. Als ze aan je lichaam komen dan komen ze aan jouzelf. En dat is onze Heer dus overkomen. De spijkers hebben zijn handen en voeten doorboord. Het meest kostbare dat we als mensen hebben is kapot gemaakt alsof het vuilnis is. Als Jezus aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst.

Het laatste

Als ik dit kruiswoord tot me door laat dringen is het misschien wel het meest kwetsbare. In de eerste drie kruiswoorden had hij aandacht voor de mensen om hem heen. In de andere drie is hij gericht op zijn Vader in de hemel. Maar in het vijfde kruiswoord is Jezus mens onder de mensen. Ik heb dorst. Hij kan zichzelf niet helpen. Zo komen wij allemaal ter wereld. Een baby kan zichzelf niet helpen.

Een baby kan niet meer dan huilen en hopelijk is er dan een moeder die je te drinken geeft. En zo is het ook als we sterven. Ook in het sterven zijn we in onze dorst afhankelijk van mensen om ons heen. Ik heb in persoonlijke kring niet veel met ziekte en dood te maken gehad. Maar ik herinner me wel een nacht bij mijn opa in het ziekenhuis. Hij at toen al niet meer. Hij was niet meer bij bewustzijn.

We hielden zijn mond nat met een stokje met daarop een heel klein sponsje. We doopten het sponsje in water doopten om zijn mond niet uit te laten drogen.

Misschien heeft u vergelijkbare ervaringen. Ons leven begint en eindigt met dorst.

(3)

3

Ook als je niet meer taalt naar vast voedsel heb je nog last van een te droge mond.

Als Jezus aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst.

Zoon van God

Aan de voet van het kruis beseffen we de kwetsbaarheid die gegeven is met ons lichaam. En toch is dat niet de kern want aan het kruis zien we niet alleen ons menselijke zelf. Het schokkende aan het evangelie is dat we aan het kruis een gekruisigde God zien hangen. Dat wij mensen kwetsbaar zijn dat wisten we al maar hij daar hangt. Dat schokt ons meer dan we kunnen zeggen, want is dat niet aantrekkelijke van geloven in God. Dat er iets zo kostbaar, zo heilig en zo goed is, dat het kwaad er geen vat op heeft? God, zo denken wij, is in de hemel. Hoog verheven boven onze aardse zorgen. Geslachten gaan en geslachten komen maar hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid God. Op hem heeft corona geen vat. De kanker kan hem niet raken. Hij zal nooit verkracht worden. Maar wat zien we als we het kruis zien? We zien een gekruisigde God. Ik zeg ‘een’. Een gekruisigde God.

Dat klinkt nog alsof er andere goden zijn maar die zijn er niet. Dit is God, een andere is er niet. En als er al andere zijn dan worden die hier ontmaskerd. Het woord is mens geworden, zo is aan het begin van het evangelie van Johannes te lezen. In de zoon is God zelf onder ons. God toont zich kwetsbaar. Hij is kwetsbaar omdat hij liefheeft. Zoals er geen mensen zijn van staal zo is er ook God van staal.

Hij is geen onbewogen beweger. Hij is geen koude ijspegel. Hij is niet hard als een steen. Wij geloven in een God die dorst heeft. Hij kent ons bestaan van binnen uit tot op de bodem. Hij weet wat is het is om een lichaam te hebben dat het niet meer doet. Een lichaam dat hapert, een lichaam dat bloedt, een lichaam dat geen kracht meer heeft. In dat sterfelijke lichaam woont God. Als onze Heer aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst.

Voorgoed kwetsbaar

Het kruis maakt dat wij voorgoed met andere ogen naar God gaan kijken. Maar we kijken ook met andere ogen naar onszelf want als God zelf niet onkwetsbaar is dan zijn wij mensen dat al helemaal niet. Als hij al niet van staal is dan zijn wij al helemaal niet van staal gemaakt. Ziekte en pijn, honger en dorst zijn minder vreemd dan wij denken. Het is gegeven met ons lichamelijke bestaan. In onze cultuur lijkt dat soms ontkend te worden. Het jonge, gezonde en sterke lichaam is bij ons de norm. Wat niet voldoet aan die norm moet gerepareerd worden. Ziekte is een probleem dat opgelost moet worden. En als dat niet lukt sta je erbuiten. Je wordt eenzaam want gezonde mensen vinden het niet prettig om zieken

gezelschap te houden.

Onze tolerantie voor wat niet gezond en sterk is neemt af. Ongeboren levens met een handicap worden geaborteerd en je ziet het ook steeds minder op straat om je heen. Mensen die niet voldoen aan het ideaal. Hetzelfde gebeurd aan die andere grens van het leven. De fase waarin we onszelf niet meer kunnen helpen. De fase waarin er anderen nodig zijn om onze mond niet uit te laten drogen. Voor die fase schrikken we terug. Dat lijden noemen we onmenselijk. Het past niet bij ons beeld

(4)

4

van menszijn. En dat is te merken aan de taal. We spreken over kasplantjes en de allerkwetsbaarsten worden weggezet als dor hout.

Bij het kruis van onze Heer leren we iets anders. Zijn gekruisigd lichaam is het allerdierbaarste lichaam dat er is. Geen ander lichaam verdiend meer aandacht en zorg dan dit broze en gekwetste lichaam. Onder het kruis van onze heer mogen zieken ziek zijn. Slachtoffers mogen slachtoffer zijn. Gehandicapten zijn daar voluit mens. De veertigdagen tijd is een tijd om daarbij stil te staan. Met

Aswoensdag krijgen katholieken een askruisje op het voorhoofd getekend en de priester zegt: stof ben jij en tot stof zul jij weerkeren. Bij leren we wat het betekent op een mens te zijn op aarde. Als onze Heer aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst. Pijn en mens zijn horen bij elkaar. Mens zijn zonder pijn is een illusie. Leven zonder pijn bestaat niet.

Gemeenschap

Ik wil dat vanmorgen toch een keer benoemd hebben, maar dat is op zichzelf natuurlijk nog geen evangelie. Het wordt pas evangelie als we zien dat de Heer zelf midden in dat kwetsbare leven staat. Er is geen plek in het leven of de Heer is daar. De zoon van God heeft ons menselijk leven geleefd tot op de bodem. Hij is de naaste geworden van alle mensen die zichzelf niet meer kunnen helpen. Dat hij midden in de pijn is gaan staan dat betekent iets. Het betekent alles. We kunnen het lijden en de pijn niet verklaren. We willen het ook niet verklaren want we willen het niet klein maken. Maar als we bij het kruis staan weten we dat God er niet alleen boven staat. Hij is daar midden in. En dat hij daar midden in is, dat brengt licht midden in de duisternis. Een lied zegt het zo:

Midden in de dood zijn wij in het leven,

want een breekt het brood om met ons te leven

midden in de dood.

Jezus uit de dood opgestaan tot leven, wees voor ons het brood dat wij in u leven

midden in de dood.

Wees voor ons de wijn, dat wij van u drinken.

Wees voor ons de pijn dat wij in u zinken dat wij in u zijn.

(NLB 566)

(5)

5

Dat is mystieke taal. Misschien komt het iets dichter bij in de woorden van

Anselm Grun. Hij zegt het zo: pijn is een uitnodiging om je dieper te vereenzelvigen met Jezus. Dieper in het geheimenis van zijn bestaan door te dringen. En in de pijn de gemeenschap met hem te ervaren. In de pijn mogen wij ons één weten met de doodspijn van Christus. Tegelijkertijd is de pijn een herinnering dat je niet alleen deel hebt aan zijn lijden maar ook aan zijn opstanding. Want als je deelt in zijn sterven dan zal je ook delen in zijn opstanding (52).

En als laatste getuige citeer ik Christian Wiman die zelf leukemie heeft en alles weet van pijn. Hij heeft recht van spreken als hij schrijft. Christus is als een glasscherf in je darmen. Christus is God die ‘hier ben ik’ roept, niet alleen in wat je verheft en vervult en je optilt, maar in dat wat je schokt, beledigt, en je vernedert, in alles wat je niet God zou willen noemen (133). God staat niet boven menselijk lijden.

Hij is er niet aan voorbij of er immuun voor. Hij staat er middenin. Hij is intiem verbonden met onze smarten. Onze sensatie van verlatenheid. De verbijstering over onze ervaring van volslagen eenzaamheid en volslagen hulpeloosheid (149).

Als onze Heer aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst. Het kruis van onze Heer is een uitnodiging om in de lijden en pijn de gemeenschap met hem te ervaren.

Bidden met je lijf

Ik heb niet de illusie dat we in het uiterste van de pijn ons bewust zijn van die gemeenschap. Veel zieken vertellen me dat het niet meer lukt om te bidden. Je kunt je niet meer concentreren. De pijn is er te hevig voor. Je hoofd is te vol of juist te leeg. Je bent teveel samen gaan vallen met je lichaam. Het is dus lang niet altijd mogelijk je bewust te zijn van de gemeenschap met de Heer. Maar dat wil niet zeggen dat die gemeenschap er niet is. Want juist daar is hij. Juist zo hebben wij hem leren kennen. In de zone van de pijn. Noordmans heeft ooit gezegd dat de bedelaar aan de poort van de rijke gelooft heeft met zijn zweren. Ik denk dat het zieke lichaam op een vergelijkbare manier een gebed kan worden. Je bidt dan niet meer met woorden tegen je ziekte in. Je ziekte wordt zelf een gebed. Het lichaam dat hapert, het bloed dat je verliest, je droge mond, het is in zichzelf een roep, een schreeuw, een zucht zonder woorden tot hem die alle dingen nieuw maakt.

Tenslotte

Als Jezus aan het kruis hangt zegt hij: ik heb dorst. De zoon van God heeft ons lichaam en bloed aangenomen. Het lichaam dat we voeden en verzorgen. Het lichaam dat zit en staat en loopt en valt. Het lichaam dat ziek is en beter wordt of niet. Het lichaam dat sterk is en krachtig, maar ook het lichaam dat moe is. Het lichaam dat gestreeld wordt en gekust, maar ook het lichaam dat geslagen wordt en vernederd. Dat lichaam is het lichaam van onze Heer geworden. Wat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel het eigendom van Jezus Christus ben. Dat is niet iets wat je zomaar even zegt. Er spreekt helemaal niets vanzelf vanmorgen. Ik wil daarom afsluiten met een lied waarin iets hoorbaar wordt van de verbijstering over de weg die God met ons kan gaan.

(6)

6

Gij maakt mij steeds meer vreemdeling.

Ontvreemdt Ge mij dan, ding voor ding, al 't oude en vertrouwde?

O blinde schrik, mijn God, mag ik

niet eens mijzelf behouden?

Want ik zie voor mij kruis na kruis mijn weg langs en geen enkel huis waar ik nog rust zou vinden.

Kom ik zo echt bij U terecht,

ben ik wel uw beminde?

Spreek Gij dan in mijn hart en zeg, dat het zo goed is, dat die weg ook door uw Zoon gegaan is, en dat uw land

naar alle kant

niet ver bij mij vandaan is.

(NLB 941) Amen

In de preek zijn de volgende bronnen aangehaald:

Anselm Grün, Je mag vertrouwen houden, woorden van troost in tijden van ziekte, 2018 Christian Wiman, Mijn heldere afgrond, overpeinzingen van een moderne gelovige, 2016

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Wet moet de zondaar doden aan al zijn werken voor God, want indien de erfenis uit de (werken der) wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door

„Is er ruzie, hoort iemand niet bij de groep of wordt een kind gepest, dan maken we daar met- een werk van”, vertelt aNNe van basisschool De Buurt.. „Verbondenheid

Klinisch psychologe Sanne Kaelen heeft meegedraaid in de mobiele teams die Artsen zonder Grenzen (AzG) heeft uitgestuurd naar 135 woonzorgcentra, waarvan de meeste in Brussel, maar

Niet alleen in de eerste fase, maar zeker ook in de volgende fases wordt er meer aandacht besteed aan de mening en inbreng van de inwoners van onze gemeente.. De samenwerking met

2.3 De overhead van welzijnsorganisaties vergeleken met die van andere sectoren In de volgende grafiek presenteren wij het gemiddelde overheadpercentage voor elk van de door

‘Berenschot heeft een vergelijking gemaakt van de overheadskosten van onder andere sociaal werk, corporaties, gemeenten,.. jeugdzorg, RIBW’s, noem

Niet alleen de vrouwen in deze sectorgroep werken vaak deeltijds (62% ten opzichte van 49% gemiddeld), ook bij de mannen wordt veel meer dan gemiddeld in een deeltijds

Een andere mogelijkheid is dat zich in het beenmerg stamcellen van andere weefsels en organen bevinden die zich daar rustig houden omdat ze in een foute buurt wonen maar aan het