1 zondag 23 augustus 2020
84 Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer Psalm 84
1. Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer,
het huis waar Gij uw naam en eer
hebt laten wonen bij de mensen.
Hoe brand ik van verlangen om te komen in uw heiligdom.
Wat zou mijn hart nog liever wensen dan dat het juichend U ontmoet die leven zijt en leven doet.
2. Het heil dat uw altaar omgeeft
beschermt en koestert al wat leeft.
De mus, de zwaluw vindt een woning.
Haar jongen zijn in veiligheid.
Mij is een schuilplaats toebereid in het paleis van U, mijn koning.
Heil hen die toeven aan uw hof en steeds zich wijden aan uw lof.
3. Welzalig die uit uw kracht leeft, die naar uw tempel zich begeeft,
zijn hart wijst hem de rechte wegen.
Zij trekken op van overal en, gaat het door het dorre dal,
dan valt op hen een milde regen.
Ja, in het hart van de woestijn ontspringt een heldere fontein.
2
304 Zing van de Vader die in den beginne
1. Zing van de Vader die in den beginne de mensen schiep, de dieren en de dingen:
hemel en aarde wil zijn naam bezingen:
houd Hem in ere!
2. Zing van de Zoon, het licht voor onze ogen, bron van geluk voor wie Hem wil geloven:
luister naar Hem het woord van alzo hoge:
houd Hem in ere!
3. Zing van de Geest, de adem van het leven, duurzame kracht die mensen wordt gegeven.
Waar wij ook gaan, wij hebben niets te vrezen:
houd Hem in ere!
138 U loof ik, Heer, met hart en ziel Psalm 138
1. U loof ik, Heer, met hart en ziel,
in eerbied kniel / ik voor U neder.
Ja, in de tegenwoordigheid
der goden wijd / ik U mijn beden.
Naar ’t heiligdom waar Gij vertoeft hef ik het hoofd, / ik zal U prijzen.
Gij zult, o Here, wijd en zijd uw heerlijkheid / en trouw bewijzen.
3
2. Ten dage dat ik riep hebt Gij gehoord naar mij / en kracht gegeven.
Als ik welhaast ten offer viel,
hebt Gij mijn ziel / weer doen herleven.
Al wat op aarde macht bezit, eenmaal aanbidt / het U, o Here!
Als Gij hun ’t woord van uw verbond met eigen mond / hebt willen leren.
3. Dan zingen zij, in God verblijd, aan Hem gewijd, / van ’s Heren wegen.
Groot is des Heren heerlijkheid,
zijn majesteit / ten top gestegen.
Hij slaat, ofschoon oneindig hoog, op hen het oog / die nederig knielen.
Maar ziet van ver met gramschap aan de eigenwaan / van trotse zielen.
4. Als ik, omringd door tegenspoed,
bezwijken moet, / schenkt Gij mij leven.
Wanneer mijn vijands toorn ontbrandt,
uw rechterhand / zal redding geven.
De Heer is zo getrouw als sterk, Hij zal zijn werk / voor mij voleinden.
Verlaat niet wat uw hand begon, o levensbron, / wil bijstand zenden.
4
835 Jezus, ga ons voor
1. Jezus, ga ons voor
deze wereld door,
en U volgend op uw schreden gaan wij moedig met U mede.
Leid ons aan uw hand naar het vaderland.
2. Valt de weg ons lang,
zijn wij klein en bang, sterk ons, Heer, om zonder klagen achter U ons kruis te dragen.
Waar Gij voor ons trad, is het rechte pad.
3. Krimpt ons angstig hart
onder eigen smart, moet het met de ander lijden, Jezus, geef ons kracht tot beide.
Wees Gij zelf het licht dat ons troost en richt.
4. In de woestenij,
Heer, blijf ons nabij met uw troost en met uw zegen
tot aan ’t eind van onze wegen.
Leid ons op uw tijd in uw heerlijkheid.
5
941 Waarom moest ik uw stem verstaan
1. Waarom moest ik uw stem verstaan?
Waarom, Heer, moet ik tot U gaan zo ongewende paden?
Waarom bracht Gij die onrust mij in ’t bloed is dat genade?
2. Gij maakt mij steeds meer vreemdeling.
Ontvreemdt Ge mij dan, ding voor ding,
al ’t oude en vertrouwde?
O blinde schrik, - mijn God, mag ik niet eens mijzelf behouden?
3. Want ik zie voor mij kruis na kruis mijn weg langs en geen enkel huis
waar ik nog rust zou vinden.
Kom ik zo echt bij U terecht, ben ik wel uw beminde?
4. Spreek Gij dan in mijn hart en zeg, dat het zo goed is, dat die weg ook door uw Zoon gegaan is,
en dat uw land naar alle kant
niet ver bij mij vandaan is.
6
841 Wat zijn de goede vruchten Van vlees en geest
1. Wat zijn de goede vruchten,
die groeien aan de Geest?
De liefde en de vreugde, de vrede allermeest,
geduld om te verdragen
en goedertierenheid, geloof om veel te vragen,
te vragen honderd-uit;
2. geloof om veel te geven, te geven honderd-in, wij zullen leren leven van de verwondering:
dit leven, deze aarde,
de adem in en uit, het is van Gods genade en zijn lankmoedigheid.
3. En wie zijn ziel niet prijsgeeft
maar vasthoudt tot het eind,
wie zijn bestaan niet kruisigt - hoezeer hij levend schijnt,
hij gaat voorgoed verloren, het leven dat hij koos
is tevergeefs geboren en eindigt vruchteloos.
7
4. Maar wie zich door de hemel
laat helpen uit de droom,
die vindt de boom des levens, de messiaanse boom
en als hij zich laat enten hier in dit aardse dal, dan rijpt hij in de lente tot hij vruchtdragen zal.